Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 551 Regels over onafhankelijke bijstand en individuele oordeelsvorming bij discriminatie en tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling en enige andere wetten in verband met de invoering van regels inzake gelijke behandeling in Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet bescherming tegen discriminatie op de BES)
Nr. 6
VERSLAG
Vastgesteld 5 juli 2024
Inhoudsopgave
blz.
I.
ALGEMEEN DEEL
1
1.
Inleiding
3
2.
Hoofdlijnen en reikwijdte van het wetsvoorstel
4
3.
Verhouding tot hoger recht
5
4.
Gevolgen en regeldruk
5
5.
Uitvoering
8
6.
Effectuering en toezicht
9
7.
Advies en (internet)consultatie
10
II.
ARTIKELSGEWIJS
10
I. ALGEMEEN DEEL
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
het voorliggend wetsvoorstel tot bescherming tegen discriminatie op Bonaire, Sint
Eustatius en Saba (hierna: de BES). Deze leden delen de mening van de regering dat
naast de Grondwet alle gelijke behandelingswetgeving ook op de BES-eilanden moeten
gaan gelden. Voor de terughoudendheid die er bij de staatkundige hervorming ten aanzien
van de implementatie van Nederlandse wetgeving nog gold, zijn naar de mening van deze
leden nu geen redenen meer. Zij zijn dan ook verheugd dat die wetgeving ook op de
BES moet gaan gelden. Niet alleen omdat er geen redenen meer zijn om dat niet te doen,
maar vooral omdat ook op de BES, net zoals in het Europese deel van het Koninkrijk,
nog veel gedaan moet worden om ongelijke behandeling tegen te gaan. De verkenning
over discriminatie op de BES die in januari 2023 naar de Kamer is gestuurd geeft aan
dat discriminatie ook op de BES in vele vormen voorkomt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie stellen dat wetgeving die ongelijk gedrag
of discriminatie tegengaat daarom noodzakelijk is. Echter, zo menen deze leden, is
wetgeving alleen daarvoor niet genoeg. In het kader van dit wetsvoorstel hebben zij
daarom vragen ten aanzien van hoe de gelijke behandelingswetten in de praktijk moeten
gaan werken. Naar zij aannemen gaat deze wetgeving een handvat bieden om in de praktijk
discriminatie tegen te gaan. Is deze aanname juist? En worden ook per sector plannen
opgesteld die ertoe moeten leiden dat de discriminatie daar aantoonbaar af gaat nemen?
Daarbij denken deze leden onder andere, maar niet limitatief aan, de arbeidsmarkt,
de zorg, het onderwijs, de toegankelijkheid van gebouwen. Zo ja, op welke termijn
en door wie worden die plannen gemaakt? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wet bescherming
tegen discriminatie op de BES. Deze leden vinden dat iedereen veilig en vrij zichzelf
moet kunnen zijn, ongeacht waar in Nederland iemand zich bevindt. Daarmee is het goed
dat concrete discriminatiewetgeving ook geldig wordt op Bonaire, Sint Eustachius en
Saba, dat er een voorziening komt voor ondersteuning bij discriminatievragen en dat
het College voor de Rechten van de Mens (hierna: CvdRM) kan oordelen. Zij hebben nog
wel enkele kritische vragen, met name over het nog ontbreken van de toegezegde nulmeting
en de nog onvoldoende in kaart gebrachte gevolgen van het geldig verklaren van de
Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (hierna: Wgbh/cz).
Kan de regering de Kamer de nulmeting tegelijkertijd met de nota naar aanleiding van
het verslag doen toekomen?
De leden van de VVD-fractie willen de regering vragen in te gaan op de samenhang tussen
voorliggend wetsvoorstel en andere lopende wetsvoorstellen rondom discriminatie, zoals
bijvoorbeeld de Wet seksuele gerichtheid. Wordt in andere wetsvoorstellen reeds geborgd
dat deze ook geldig zijn op de BES? Zo nee, is het wenselijk om dit te doen?
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
wijziging Wet bescherming tegen discriminatie op de BES. Deze leden ondersteunen de
initiatieven die worden genomen om discriminatie op de eilanden te verminderen en
de toegankelijkheid voor mensen die dat nodig hebben te verbeteren. Het is goed dat
na aandringen van het CvdRM en de bestuurscolleges van Bonaire, Saba en Sint Eustatius
de regering nu actie onderneemt om te voorzien in de behoefte op de eilanden en het
verbeteren van de rechtsbescherming van de inwoners. Het is belangrijk dat artikel
1 van de Grondwet wordt uitgevoerd in alle delen van het Koninkrijk. Zij hebben nog
een aantal vragen betreffende dit wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wet bescherming
tegen discriminatie op de BES en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben de Wet bescherming tegen discriminatie op de BES
gelezen. Deze leden zijn positief gestemd over deze wet maar hebben nog een aantal
vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden
vinden het belangrijk dat ook in de openbare lichamen de bescherming van gelijke behandeling
voldoende is gewaarborgd, maar zij vinden het ook van wezenlijk belang dat sprake
is van een evenwichtige afweging van grondrechten. Vanuit dat laatste belang zijn
zij niet enthousiast over het onverkort toepassen van de gelijke behandelingswetgeving
op de openbare lichamen.
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie schrikken van de constatering dat discriminatie op de
eilanden veel voorkomt, bijvoorbeeld ook onder lhbtiq+-ers en dat er een cultuur van
«don’t ask, don’t tell» hangt. Deze leden vragen in hoeverre het voorliggende wetsvoorstel
gaat bijdragen aan het tegengaan van de verschillende vormen van discriminatie en
of extra stappen in bijvoorbeeld het onderwijs noodzakelijk zijn. In het onderwijs
leren kinderen immers ook normen en waarden die zij verder in hun leven meenemen.
De leden van de NSC-fractie zien in het wetsvoorstel terug dat het een doel van de
regering is om zoveel mogelijk gelijkebehandelingswetgeving te harmoniseren tussen
Europees Nederland en Caribisch Nederland. De memorie van toelichting geeft aan dat
maatwerk op de eilanden mogelijk is. Deze leden constateren dat maatwerk van uiterst
belang is. De eilanden zijn verschillend van Europees Nederland, zowel op schaalgrootte,
cultureel vlak en de omgeving. Daarnaast bestaan er op de benoemde terreinen ook grote
onderlinge verschillen. Kan de regering toelichten hoe maatwerk wordt toegepast? Kan
de regering daarnaast ook garanderen dat het bieden van maatwerk te allen tijde het
uitgangspunt zal zijn voor het integreren van wetgeving op de eilanden?
De leden van de D66-fractie stellen het op prijs dat de regering in het kader van
«comply or explain» de verschillende gelijkebehandelingswetten van kracht in het Europese
deel van Nederland nu ook op de BES in gaan voeren. Hoewel deze leden liever hadden
gezien dat deze invoering al enkele jaren geleden had plaatsgevonden, juichen zij
deze stap toe. Wel vragen zij de regering waarom het toch nog zo lang heeft moeten
duren om dit wetsvoorstel tot stand te laten komen. Kan de regering daarnaast toelichten
of de wettelijke bescherming tegen discriminatie op de BES hiermee op hetzelfde niveau
komt als in Europees Nederland, of zijn hier nog aanvullende stappen voor nodig? Tot
slot vragen zij op welke manier de regering de Eilandsraden kan ondersteunen bij deze
aanvullende stappen.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe het mogelijk is dat de regering besloten heeft
om de gelijke behandelingswetgeving onverkort toe te passen op de openbare lichamen,
terwijl blijkt dat nog geen overzicht aanwezig was van de stand van zaken ten aanzien
van alle verschillende wetten. Kan de regering toezeggen dat een gedetailleerd overzicht
aan de Kamer wordt voorgelegd van de stand van zaken van alle wettelijke verplichtingen
alvorens de wetsbehandeling te vervolgen?
De leden van de SGP-fractie vragen eveneens welke rol discussies over het concordantiebeginsel
spelen bij de keuze van de regering om minder legislatieve terughoudendheid te betrachten.
Deze leden constateren dat de regering er duidelijk voor kiest om de Nederlandse wetgeving
model te stellen voor de openbare lichamen. Zij wijzen er echter op dat er ook aanleiding
kan zijn om duidelijker te onderscheiden tussen de Europees-Nederlandse rechtssfeer
en de Caribische rechtssfeer en dat het zoeken van aansluiting bij de Caribische rechtssfeer
voor de openbare lichamen meer voor de hand kan liggen (Tijdschrift voor Familie-
en Jeugdrecht, M. Gielen, 2023/49, «De rol van het concordantiebeginsel in het Caribische
familierecht. Een kritische beschouwing met enkele aanbevelingen»). Welke overwegingen
hebben de regering geleid om in het wetsvoorstel een Nederlandse aanpak van gelijke
behandeling voor te schrijven in plaats van maatwerk met het oog op de specifieke
situatie op de eilanden?
2. Hoofdlijnen en reikwijdte van het wetsvoorstel
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen dat er niet voor een eigen BES-wet
is gekozen om de bestaande gelijke behandelingswetten op de eilanden in te voeren,
maar dat er, «om redenen van duidelijkheid en eenvormigheid, toekomstbestendigheid
en het voorkomen van «ruis» bij toepassing» gekozen is voor het van toepassing verklaren
van de bestaande wetten. Deze leden zijn het daarmee eens. Toch lezen zij dat in de
uitvoering van deze wetten er wel verschillen worden gemaakt. Zo is er niet gekozen
om de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen van toepassing te verklaren
en krijgen de openbare lichamen, in tegenstelling tot Nederlandse gemeenten, daarom
niet de verantwoordelijkheid voor het inrichten van een voorziening voor bijstand
bij discriminatie. Waarom zijn de openbare lichamen voorstander van meer onafhankelijke
positionering als het gaat om het inrichten van een voorziening voor bijstand bij
discriminatie? Zij begrijpen dat het Juridisch Loket BES die voorziening wordt. Nu
biedt dat loket juridische advisering in den brede en is niet gespecialiseerd in handhaving
van antidiscriminatie wetgeving. Hoe wordt gewaarborgd dat het Juridisch Loket BES
de specifieke antidiscriminatievoorziening kan gaan worden? Wat is de stand van zaken
met betrekking tot de inrichting van de antidiscriminatievoorziening als onderdeel
van het Juridisch Loket BES?
De leden van de VVD-fractie kunnen zich vinden in de overwegingen van de regering
om op basis van «comply» de regelgeving zoveel mogelijk geldig te laten zijn op de
BES. Deze leden constateren echter dat wel voor een andere invulling van de antidiscriminatievoorziening
is gekozen. Is de effectiviteit, doeltreffendheid en doelmatigheid van deze voorziening
daarmee nog te vergelijken met tegenhangers in Europees Nederland, zo vragen zij de
regering.
De leden van de NSC-fractie constateren dat de regering ervoor heeft gekozen om al
bestaande wetgeving volledig integraal te laten overnemen op Bonaire, Saba en Sint
Eustatius. Deze leden begrijpen de keuze van de regering. Kan de regering nader toelichten
waarom voor deze optie is gekozen in plaats van het opstellen van aparte wetten voor
de eilanden? Als er wordt teruggegrepen naar het bieden van maatwerk voor de eilanden
zou het kunnen zijn dat het integraal overnemen van wetgeving, gemaakt voor Europees
Nederland, voor problemen kan zorgen. Hoe garandeert de regering dat met het overnemen
van deze wetgeving maatwerk nog steeds mogelijk is? In de memorie van toelichting
staat verder dat het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap reeds
moet worden geratificeerd op Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Deze leden hechten er
waarde aan, net zoals de Raad van State dat doet, dat dit VN-verdrag ook gaat gelden
op de eilanden van Caribisch Nederland. Een toelichting over de status en de voortgang
van dit verdrag ontbreekt echter in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting.
Kan de regering de huidige status van ratificatie van het VN-verdrag toelichten? Kan
de regering aangeven welke stappen nog benodigd zijn en wat het tijdspad is voor de
ratificatie van dit VN-verdrag?
De leden van de D66-fractie merken op dat het wetsvoorstel, dat verschillende wetten
wijzigt, primair normen voor burgers, bedrijven en organisaties bevat. De overheid
valt slechts onder de reikwijdte van dit wetsvoorstel als zij zich als private partner
gedraagt, bijvoorbeeld als werkgever. Deze leden vragen waarom overheidshandelen in
het algemeen niet is opgenomen onder de reikwijdte van dit voorstel. Deelt de regering
de mening dat de overheid zich ook (al dan niet onbewust) schuldig kan maken aan discriminatie
– zoals bijvoorbeeld het gebruik van discriminerende risicoprofielen bij de belastingdienst
en DUO – en dat bescherming hiertegen evenzeer belangrijk is? Als dit eenzijdig overheidshandelen
niet in deze wet wordt opgenomen, op welke manier gaat het kabinet dan, samen met
de Eilandsraden, bewerkstelligen dat inwoners van de BES zich ook tegen deze vorm
van discriminatie kunnen beschermen?
De leden van de D66-fractie hebben er begrip voor dat de inrichting van een voorziening
voor onafhankelijke bijstand bij discriminatie op de BES een andere vorm krijgt dan
in Europees Nederland. Wel vragen deze leden de regering welke lessen zij trekt uit
de soms moeizame totstandkoming van antidiscriminatievoorzieningen in Europees Nederland
en welke mogelijkheden zij zien om het proces op de BES zo goed mogelijk in te vullen.
3. Verhouding tot hoger recht
De leden van de NSC-fractie lezen in het wetsvoorstel terug dat met de implementatie
van de gelijkebehandelingswetgeving enkele EU-richtlijnen gaan gelden in Caribisch
Nederland. Voor sommige gevallen is vrijwillige overname van deze EU-richtlijnen mogelijk.
Het advies van de Raad van State constateert dat er geen toelichting wordt gegeven
over de reikwijdte en de gevolgen van toepassing. Kan de regering reflecteren op de
uitspraken van de Raad van State? Weet de regering welke gevolgen van de toepassing
van EU-richtlijnen op de eilanden kunnen worden verwacht? Kan de regering aangeven
of er risico’s, bijvoorbeeld op het terrein van maatwerk, kleven aan het overnemen
van EU-richtlijnen op Caribisch Nederland?
De leden van de D66-fractie zijn voorstander van het zoveel mogelijk laten doorwerken
van Europese regelgeving op het Caribische deel van ons Koninkrijk. Deze leden steunen
dan ook dat middels het voorliggende wetsvoorstel verschillende Europese richtlijnen
van kracht zullen worden op de BES. Kan de regering aangeven of alle Europese regelgeving
met betrekking tot het tegengaan van discriminatie hiermee zal gelden op de BES en
zo niet, welke stappen de regering zal zetten om dit wel te realiseren?
De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering er niet voor kiest om de uitwerking
van wetgeving inzake gelijke behandeling te laten samenvallen met de ratificatie van
het internationaal verdrag inzake personen met een handicap. Deze leden vragen of
het voor de praktijk niet beter is om dit gelijktijdig te laten gebeuren, mede gezien
het feit dat ratificatie inmiddels in voorbereiding is.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het volgens de regering in de rede ligt dat
bij interpretatie van de gelijke behandelingswetgeving voor de openbare lichamen aansluiting
wordt gezocht bij de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU. Deze leden
vragen een onderbouwing van deze vermeende vanzelfsprekendheid, gelet op het in de
toelichting beschreven belang om rekening te houden met de lokale omstandigheden.
Waarom stelt de regering niet primair centraal dat voor de openbare lichamen maximaal
de juridische ruimte wordt benut om maatwerk te bieden, zonder dat op voorhand de
Europese regelgeving als beperkende richtingwijzer mee te geven?
4. Gevolgen en regeldruk
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het wetsvoorstel ook de Wgbh/cz
voor de BES van toepassing wordt verklaard. In hoeverre zorgt het onderhavige wetsvoorstel
voor de uitvoering van het VN-verdrag Handicap? Zijn er aspecten uit dat verdrag die
niet voor de BES uitgevoerd gaan worden en zo ja, welke zijn dat dan? Wordt bij de
uitvoering van het VN-verdrag gebruik gemaakt van de «Handreiking wetgeving en het
VN-verdrag» van het CvdRM? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat de voorzieningen op de
eilanden voor mensen met een handicap of chronische ziekte op de eilanden sterk verbeterd
moeten worden. Nu kent de Wgbh/cz behalve discriminatieverboden ook geboden voor bedrijven
en overheden ten aanzien van het verbeteren van de toegankelijkheid. Het wetsvoorstel
gaat betekenen dat ook voor de BES gaat gelden dat bedrijven en overheden moeten gaan
zorgen dat hun gebouwen fysiek toegankelijk worden, dat de toegankelijkheid van voorzieningen
voor personen met een zintuigelijke beperking en personen met een verstandelijke beperking
verbeterd moet worden, en tenslotte dat ook individuele verzoeken voor aanpassingen
van een persoon voor wie de toegankelijkheid anders wordt belemmerd door bedrijven
en overheden moeten worden beoordeeld en gehonoreerd. Dergelijke aanpassingen hoeven
niet worden toegepast als dat «een onevenredige belasting» voor bedrijf of overheid
vormt. Een rol bij de beoordeling van die belasting spelen onder andere de kosten
en de uitvoerbaarheid van de gevraagde voorziening. Echter, zo lezen deze leden, kan
er op voorhand geen inschatting worden gemaakt van welke kosten de invoering van de
Wgbh/cz met zich mee gaat brengen. Bovendien begrijpen deze leden dat bij de omstandigheid
dat een werkgever geen financiële tegemoetkoming van de overheid ontvangt, kan worden
meegewogen of een gevraagde voorziening een onevenredig belastend is. Deze leden willen
voorkomen dat de Wgbh/cz voor de BES een dode letter wordt. Daarom willen zij weten
hoe en wie zorgt voor de financiering van de benodigde voorzieningen. Als immers werkgevers
op grond van het feit dat zij geen financiële tegemoetkoming van de overheid krijgen
een voorziening kunnen weigeren, zal de wet maar in beperkte mate kunnen zorgen voor
verbetering van de toegankelijkheid in de praktijk. En kunnen ook overheden zelf wijzen
op een gebrek aan financiële middelen om af te kunnen zien van een toegankelijkheidsvoorziening?
Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Deelt de regering de mening van deze leden dat
er voldoende financiering moet zijn voor overheden, bedrijven en andere organisaties
om te kunnen zorgen voor de verbetering van de toegankelijkheid? Zo ja, is die financiering
afdoende en waar blijkt dat uit? Zo nee, hoe gaat de regering zorgen dat de financiering
afdoende wordt?
De regering voorziet dat individuele verzoeken om doeltreffende aanpassingen aan te
brengen naar verwachting niet tot hoge kosten van invoering zullen leiden. Dat baseert
de regering op het uitgangspunt dat – kortweg – eenvoudige toepassingen goedkoop zullen
zijn en gevraagde dure toepassingen als snel door het CvdRM of de rechter als te duur
en onevenredig belastend zullen worden aangemerkt. Betekent dit dat in de praktijk
alleen individuele verzoeken voor aanpassingen van eenvoudige aard gehonoreerd zullen
gaan worden? Zo ja, wat betekent dat dan voor de toegankelijkheid? Zo nee, hoe moeten
de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie het dan wel begrijpen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat naar de mening van de regering gesteld
kan worden «dat op de BES sprake is van een ingezette beweging naar meer toegankelijkheid
in het publieke en private domein» en dat er «door de drie openbare lichamen stappen
[worden] gezet om algemene toegankelijkheid te bewerkstelligen». Deze leden beseffen
dat als het om toegankelijkheid gaat er voor de BES-eilanden, nog meer dan voor het
Europese deel van het Koninkrijk, uitdagingen liggen. Zij hebben er dan ook begrip
voor dat «het wetsvoorstel de ruimte [biedt] om geleidelijkheid te betrachten». Dat
neemt naar de mening van deze leden niet weg dat er vooruitgang moet worden geboekt.
Hoe moeten deze leden het tijdspad inschatten voor dat de toegankelijkheid op de eilanden
op een substantieel hoger niveau is gebracht en vergelijkbaar wordt met de toegankelijkheid
op het Europese deel van het Koninkrijk? En welke financiële middelen zijn of komen
daar beschikbaar? Waarom stelt de regering dat «op basis van de reikwijdte van de
Wgbh/cz extra bekostiging van de openbare lichamen niet voorzien» is?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat er voor inwerkingtreding van het
wetsvoorstel een extern uit te voeren impactanalyse wordt gedaan. Daarbij moeten de
extra kosten van de invoering van deze wet worden gekwantificeerd. Deze leden begrijpen
ook dat het mogelijk is dat mede op basis van deze impactanalyse de regering kan gaan
kiezen voor een «gefaseerde inwerkingtreding» van de wet. Zou dit kunnen betekenen
dat een aantal wetten of verplichtingen dan niet meteen voor de BES gaan gelden? Zo
ja, hoe verhoudt zich dat tot de mening van de regering dat het wetsvoorstel de ruimte
biedt om geleidelijkheid te betrachten? Zo nee, waaruit kan een gefaseerde inwerkingtreding
dan wel bestaan? Deze leden menen dat de uitkomst van die impactanalyse van belang
is om zo tijdig mogelijk bij de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel te
kunnen betrekken. Op welke termijn is de uitkomst van deze analyse te verwachten?
En waarom is deze analyse niet eerder gemaakt en pas op verzoek van Bonaire ingang
gezet?
Tevens begrijpen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat er een extern uit te
voeren nulmeting komt inzake de ervaren discriminatie. Betreft dit discriminatie in
alle geledingen van de samenleving? Voorts menen deze leden dat niet alleen de uitgangspositie
in de zin van een nulmeting van belang is, maar meer nog dat de invoering van antidiscriminatiewetten
ertoe zal leiden dat de discriminatie op de eilanden afneemt. Dat moet blijken uit
de evaluatie die vijf jaar na de inwerkingtreding wordt gemaakt. Daaruit moet de doeltreffendheid
en de effecten van deze wet in de praktijk blijken. Naar deze leden aannemen wordt
daarbij ook in kaart gebracht hoe per sector, zoals het onderwijs, de zorg of de arbeidsmarkt,
het effect van deze wet is. Is deze aanname correct? Hoe wordt in de tussentijd tot
aan de evaluatie de voortgang gemonitord en desnoods bijgestuurd? Deelt de regering
de mening dat de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme daarin een belangrijke
rol kan spelen? Zo ja, hoe wordt die rol gewaarborgd? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie willen benadrukken dat zij het belangrijk vinden dat toegankelijkheidsmaatregelen
zoveel mogelijk op de BES worden ingevoerd. Deze leden maken zich wel zorgen over
het ontbreken van een kwantitatieve kostenberekening voor invoering van de Wgbh/cz
en zijn van mening dat de regering daartoe een betere poging zou kunnen doen. De voorliggende
wetgeving is immers eerder ook in het Europees deel van Nederland ingevoerd. Welke
conclusies zijn daaruit getrokken en hoe verhoudt zich dit tot de implementatie van
deze regels op de BES?
De leden van de VVD-fractie constateren met de Raad van State dat «lokale omstandigheden»
bij de beoordeling van onevenredige belasting momenteel nog niet opgenomen is in het
Besluit algemene toegankelijkheid. Zij lezen dat de regering stelt dat de opsomming
in artikel 7 niet limitatief is, maar willen de regering vragen te reflecteren op
de wenselijkheid van het expliciet opnemen van «lokale omstandigheden» in het besluit.
De leden van de NSC-fractie zien in het wetsvoorstel terug wat de mogelijke gevolgen
van de toepassing van wetgeving zijn en welke vormen van regeldruk het met zich mee
brengt. Wel valt deze leden op, alsmede de Raad van State, dat de memorie van toelichting
zich slechts beperkt tot de uitwerking van de Wgbh/cz. Dit is ook een aandachtspunt
in het advies van de Raad van State. Deze leden sluiten zich aan bij het advies en
de vraag van de Raad van State. Kan de regering aangeven wat de gevolgen en regeldruk
zijn van alle andere wetten die integraal worden overgenomen op Bonaire, Saba en Sint
Eustatius? Het is van groot belang dat integrale wetsovername op een gedegen manier
wordt geanalyseerd, zodat de eventuele risico’s en gevolgen bekend zijn. Zo komen
er achteraf geen konijnen uit de hoge hoed tevoorschijn. In de memorie van toelichting
is er verder aandacht voor de huidige progressie en omstandigheden op de eilanden.
Zo heeft het openbaar lichaam Bonaire aangegeven dat in het geval van algemene toegankelijkheid
het hebben van stoeptegels op publieke locaties al een grote luxe kan zijn. Is de
regering bekend met dit soort lokale omstandigheden op alle eilanden? Heeft de regering
er rekening mee gehouden dat lokale omstandigheden kunnen zorgen voor verschillende
implementatie van gelijkebehandelingswetgeving op de eilanden?
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van goede voorlichting over
de rechten en plichten die voortkomen uit deze wetswijziging. Deze leden vragen de
regering of zij uitgebreider in kan gaan op de wijze waarop deze voorlichting vormgegeven
zal worden.
De leden van de D66-fractie waarderen de uitgebreide uitleg omtrent de uitvoering
van de Wgbh/cz. Zij vragen of de regering bereid is ook voor de andere wetten die
in dit voorstel worden gewijzigd een vergelijkbare analyse te maken.
De leden van de SGP-fractie vragen een toelichting op de opmerking dat het wetsvoorstel
ruimte biedt om geleidelijkheid te betrachten. Deze leden vragen of de regering hiermee
bedoelt te zeggen dat sprake zal zijn van een geleidelijke inwerkingtreding van verschillende
onderdelen van de wetgeving. Zo ja, kan de regering het beoogde tijdpad schetsen?
Zo nee, hoe kan sprake zijn van geleidelijkheid in naleving van de wet indien wettelijke
bepalingen reeds in werking zijn getreden? Deze leden constateren dat ook in hoofdstuk
zeven gesproken wordt van een gefaseerd traject, maar dat, in tegenstelling tot wat
de toelichting suggereert, in hoofdstuk zes geen duidelijke uitwerking van deze fasering
wordt gegeven.
De leden van de SGP-fractie vragen bovendien of de regering kan bevestigen dat de
uitzonderingen op het stelsel van gelijke behandeling, bijvoorbeeld op grond van het
Besluit gelijke behandeling, ook onverkort van toepassing zullen zijn op de openbare
lichamen. Op welke wijze waarborgt de regering dat bij de verdere uitwerking van gelijke
behandeling voortdurend recht gedaan wordt aan het belang van andere grondrechten,
zoals de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting, en de specifieke
context die daaromtrent aanwezig is op de eilanden? Deze leden vragen of de regering
kan bevestigen dat de cultureel-maatschappelijke normen in Europees Nederland niet
vanzelfsprekend ook van toepassing zijn bij uitwerking van deze wetgeving in de openbare
lichamen, maar dat recht gedaan wordt aan de voorkeuren en opvattingen van de lokale
gemeenschappen.
5. Uitvoering
De leden van de VVD-fractie verbazen zich erover dat dit hoofdstuk geen verdere specificering
bevat van de kosten gemoeid met dit wetsvoorstel. Kan de regering verder toelichten
wat de extra uitgaven bedragen voor de taakuitbreiding van het CvdRM, het financieren
van de voorziening, de implementatie van de nieuwe wetgeving voor de openbare lichamen
en voor bedrijven?
De leden van de D66-fractie lezen de verwachting dat de invoering van deze wetten
katalyserend zal werken voor gelijke behandeling van verschillende groepen en de acceptatie
van diversiteit. Op welke termijn worden deze effecten verwacht en wat kan de regering
in de uitvoering van deze wetten, samen met de Eilandsraden, doen om deze effecten
te vergroten, zo vragen deze leden. Is de regering daarnaast bereid om deze effecten
jaarlijks te monitoren en aanvullende maatregelen voor te stellen als de praktijk
achter blijkt te lopen op de verwachting?
De leden van de SP-fractie hebben net als Centraal Dialoog nog enige zorgen over de
gewenste aanpassingen om gebouwen en voorzieningen geschikt te maken voor mindervaliden.
Dit kan de nodige kosten met zich meebrengen waarover weinig wordt gesproken in deze
wet. De regering geeft aan dat dit wordt besproken in de hoofdstukken 4.1, 4.2 en
4.3 van de memorie van toelichting, maar deze leden lezen dit vooral als een omschrijving
van de voorwaarden zonder een duidelijke visie op de kosten. Kan de regering nader
ingaan op de geschatte kosten van het geschikt maken van de voorzieningen voor mindervaliden?
Heeft de regering het idee dat hier voldoende middelen voor zijn gereserveerd in deze
wet? Is de regering bereid hier eventueel meer middelen voor beschikbaar te stellen
zodat dit op korte termijn kan worden bewerkstelligd?
De leden van de SP-fractie hebben ook, net als het Bestuurscollege van het openbaar
lichaam Bonaire, enige zorgen over de kosteninschatting voor de uitvoering van dit
wetsvoorstel. Om de uitvoeringsrisico’s en de financiële dekking nader in kaart te
brengen, wordt gepleit voor uitvoering van een impactanalyse. Deze leden vragen zich
af waarom een impactanalyse niet wordt gezien als een goed idee om zeker te weten
dat de kosten goed worden ingeschat. Kan de regering aangeven of er momenteel risico’s
zitten aan de inschatting van de kosten en of hier nog een bepaalde marge in zit?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering het toepassen van de gelijke behandelingswetgeving
als noodzakelijk ziet vanwege het principiële argument dat op de BES-eilanden dezelfde
grondrechten moeten gelden. Deze leden vragen een nadere toelichting. Zij wijzen erop
dat dat blijkens de toelichting artikel 1 van de Grondwet al onverkort geldt op deze
eilanden. Kan de regering bevestigen dat een uiteenlopende uitwerking van artikel
1 Grondwet in Europees en Caribisch Nederland op zich legitiem is en blijft en dat
dit niet betekent dat daarmee grondrechten minder zouden gelden op de Caribische eilanden?
Deze leden vragen of de regering het wetsvoorstel juist ook heeft aangegrepen om te
verkennen of de situatie en ervaring op de Cariben van nut kan zijn voor het verder
ontwikkelen van de Nederlandse wetgeving.
6. Effectuering en toezicht
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van het scheiden van de «backoffice»
en «frontoffice» gezien de schaal van de voorzieningen op de BES. Zij vragen of de
regering nog onafgedekte risico’s ziet met het oog op gegevensuitwisseling tussen
Europees Nederland en de BES-eilanden, conform de analyse van het CPB BES. Wordt met
verankering van maatregelen in AMvB de geschetste problematiek ondervangen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het volgens de Rijksvertegenwoordiger wenselijk
is dat uitspraken van het CvdRM een meer bindend karakter hebben. Hoe verhoudt zich
dit tot de taakomschrijving van het CvdRM in Europees Nederland? Klopt het dat de
regering nu geen stappen onderneemt om het CvdRM meer bindende uitspraken te laten
doen?
De leden van de D66-fractie lezen dat er wordt ingezet op structurele, laagdrempelige
voorzieningen voor onafhankelijke bijstand op elk van de BES-eilanden. Waarom is ervoor
gekozen om slechts een «front office» te realiseren op de BES en de «backoffice» voornamelijk
in Europees Nederland in te richten, zo vragen deze leden. Zij vragen welke nadelen
de regering zien van een backoffice met zo’n grote fysieke afstand die ook nog eens
opereert in een andere tijdzone en welke oplossingen zij hiervoor zien.
De leden van de SP-fractie zouden het goed vinden als er flink wordt geïnvesteerd
in voorlichting en informatie waarin iedereen op de hoogte wordt gesteld van de gevolgen
bij aanname van deze wet. Deze leden lezen dat de voorlichting nu vooral wordt ingezet
bij de antidiscriminatievoorziening die wordt gekoppeld aan het Juridisch Loket. Zou
het niet meer in de rede liggen om dit te verbreden, bijvoorbeeld ook in het onderwijs
of op andere publieke plekken? Dit aangezien deze wet ook een maatschappelijke impact
heeft en niet enkel een juridische impact. Is de regering bereid hier extra middelen
voor beschikbaar te stellen?
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre de recente misstanden bij het CvdRM
gevolgen kunnen hebben voor de status van dit College in internationale gremia.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering waarborgt dat het CvdRM in de behandeling
van zaken uit het Caribisch gebied voldoende kennis en bewustzijn heeft van de situatie
in de openbare lichamen. Blijkens de toelichting onderkent de regering dat grote verschillen
in omstandigheden, verhoudingen en cultuur kunnen bestaan tussen Europees Nederland
en de openbare lichamen. Deze leden vinden het belangrijk dat voldoende recht wordt
gedaan aan de eigenheid van de openbare lichamen. Waarom heeft de regering geen waarborgen
opgenomen die er bijvoorbeeld in voorzien dat bij zaken over openbare lichamen een
inwoner uit de openbare lichamen zitting heeft?
7. Advies en (internet)consultatie
De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een huidige stand van zaken omtrent het
opzetten van het de antidiscriminatievoorziening en het Juridisch Loket. Is dit op
tijd gereed bij implementatie van deze wet? Zo nee, waardoor komt dat?
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over het nog ontbreken van een nulmeting
inzake ervaren discriminatie en vooral over het nog ontbreken van onderzoek naar de
financiële, organisatorische en administratieve gevolgen van de invoering van wetgeving.
Kan de regering reflecteren op de wenselijkheid van het opstellen en indienen van
deze wetgeving voordat een dergelijke analyse gemaakt is? Wanneer wordt dit wel aan
het parlement toegezonden? Deelt de regering de mening dat het daarmee lastig is om
een onderbouw oordeel te vellen over de voorliggende wet?
Het Bestuurscollege van het openbare lichaam Bonaire geeft aan te verwachten dat de
kosten voor de uitvoering en naleving hoger uit zullen vallen dan wordt ingeschat.
Toch geeft de regering aan geen impactanalyse uit te laten voeren. De leden van de
D66-fractie vragen zich af of de regering naar aanleiding hiervan toch bereid is om
per eiland een impactanalyse uit te laten voeren, ook in het kader van de verschillen
tussen de drie eilanden.
II. ARTIKELSGEWIJS
Artikel I Voorziening voor onafhankelijke bijstand bij discriminatie
De leden van de VVD-fractie vragen de regering om voorbeelden te geven van mogelijke
eisen over de inrichting van de voorziening en uitvoering van taken die opgenomen
zouden kunnen worden in een AMvB. Deze leden begrijpen de zoektocht tussen nabijheid
en professionele afstand, maar vragen in hoeverre deze afstand altijd mogelijk is
op vooral de kleinere eilanden Sint Eustatius en Saba. Ligt het daarnaast in de verwachting
dat de voorziening zal aansluiten bij discriminatie.nl?
Artikel X Evaluatie
De leden van de D66-fractie lezen dat de wet binnen vijf jaar na inwerkingtreding
geëvalueerd zal worden. Deze leden vragen de regering of is overwogen om een jaarlijks
evaluatiemoment in te voeren zodat eventueel tussentijds verbeteringen doorgevoerd
kunnen worden en zo ja, waarom hier niet voor is gekozen.
De fungerend voorzitter van de commissie, P. de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Easton
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Tegen |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Tegen |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.