Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de Geannoteerde agenda informele bijeenkomst van milieuministers 11 en 12 juli 2024 te Boedapest, Hongarije (Kamerstuk 21501-08-952)
2024D27128 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat over de geannoteerde agenda van de informele Milieuraad van 11 en 12 juli
2024 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 952)
De fungerend voorzitter van de commissie,
Postma
Adjunct-griffier van de commissie,
Wiendels
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
GroenLinks-PvdA-fractie
VVD-fractie
NSC-fractie
D66-fractie
BBB-fractie
Inleiding
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
geannoteerde agenda voor de informele Milieuraad op 11 en 12 juli 2024. Hierover hebben
deze leden meerdere vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Milieuraad van 11 en 12 juli 2024. Zij hebben hierover nog enkele aanvullende vragen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda en hebben daarover nog een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de informele Milieuraad van 11 en 12 juli. Hierover hebben deze leden
nog enkele vragen.
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de informele Milieuraad van 11 en 12 juli en hebben hierover nog enkele
vragen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van geannoteerde
agenda van de informele Milieuraad, en hebben hierover op dit moment geen vragen of
opmerkingen.
GroenLinks-PvdA-fractie
Europese inzet richting de VN-Klimaatonderhandelingen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben nog enkele vragen over de bespreking
van de Europese inzet richting de Klimaatconferentie (COP29) in het najaar van dit
jaar. Deze leden lezen het volgende in de geannoteerde agenda: «Verder is op COP28
de balans opgemaakt wat betreft de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs. In deze
Global Stocktake (GST) en de zogenaamde «UAE Consensus» is afgesproken om het aandeel
hernieuwbare energie wereldwijd te verdrievoudigen, om energie-efficiëntie te verdubbelen,
en om weg te bewegen van fossiele brandstoffen in energiesystemen.» Tijdens de vooronderhandelingen
in Bonn in juni dit jaar zijn verdere gesprekken in verschillende onderhandelingsonderwerpen,
waaronder National Adaptation Plans, een Gender Action Plan en een Mitigation Work
Progamme om deze uitkomst te implementeren, op niets uitgelopen. Wat wordt de Nederlandse
en Europese strategie in het doorbreken van de huidige impasse in de onderhandelingen?
Bereidt de Minister zich voor op een concreet aanbod (concreet bedrag in US-dollar)
om ontwikkelingslanden financieel te gaan ondersteunen om daarmee de impasse te doorbreken?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen dat de huidige impasse mede wordt
veroorzaakt, doordat rijke landen, waaronder de EU, nog niet bereid zijn te onderhandelen
over de omvang van de publieke kern van het nieuwe klimaatfinancieringsdoel. Arabische
en Afrikaanse delegaties hebben aangegeven dat er een jaarlijks bedrag van 1,1 miljard dollar
tot 1,3 miljard dollar vanaf 2025 nodig is, en roepen rijke landen op om met een concreet
voorstel te komen en zo de dialoog voort te zetten. Wat is de inzet van de Minister
in de EU voor het formuleren van een dergelijk voorstel voor het nieuwe klimaatfinancieringsbedrag?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen ten aanzien van klimaatfinanciering
en schuldenproblematiek dat de Minister een belangrijke rol ziet voor internationale
financiële instellingen en andere vormen van publieke en private financiering van
klimaatactie. Toch wordt het grootste deel van klimaatfinanciering in de vorm van
leningen gegeven, vaak niet eens onder voordelige voorwaarden, wat de schuldenproblematiek
alleen maar verergert en daarmee contraproductief is. Hoe voorziet de Minister te
voorkomen dat ontwikkelingslanden verder in de schulden worden geduwd bij het genereren
van financiële middelen bij inmenging van private financiering en binnen de verantwoordelijkheid
van international financial institutions (IFI's)?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat met name voor adaptatie
en klimaatschade ook financiering in de vorm van giften nodig is. Hoe gaat de Minister
zich ervoor inzetten dat er voldoende financiering in de vorm van giften voor met
name adaptatie en klimaatschade in het doel New Collective Quantified Goal on Climate Finance (NCQG) komt te staan? In hoeverre zal de EU volgens de Minister in detail met een
actieplan komen dat uitstippelt hoe meer klimaatfinanciering wereldwijd naar lokale
gemeenschappen stroomt en direct voor hen toegankelijk wordt? Wordt er aandacht besteed
aan hoe klimaat-kwetsbare groepen zoals vrouwen en inheemse gemeenschappen meer zeggenschap
krijgen over waar internationale klimaatfinanciering terechtkomt? Schetst de NCQG
hoe lokale klimaatfinancieringsinitiatieven de komende jaren kunnen worden opgeschaald?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen ook dat de inzet van de EU en de Minister
is dat dat het nieuwe doel er anders uitziet dan het huidige puur kwantitatieve doel.
«Het is van belang dat financiering van klimaatactie wordt gezien als mondiaal doel,
waarbij ontwikkelde landen het voortouw nemen en er ook een rol is voor opkomende,
geïndustrialiseerde economieën.» Het oproepen voor een mondiaal doel op dergelijke
manier beschadigt het vertrouwen van ontwikkelingslanden door ogenschijnlijk de verantwoordelijkheid
van rijke geïndustrialiseerde landen weg te halen, die hun eerdere beloftes op klimaatfinanciering
structureel niet zijn nagekomen, op 2022 na. Hoe denkt de Minister dit vertrouwen
te herstellen om daadwerkelijk een akkoord te kunnen verwezenlijken dat een «belangrijke
factor [zal] zijn in de realisatie van ambitieuze klimaatplannen wereldwijd.»?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over klimaatadaptatie
en de Internationale Klimaatstrategie (IKS). In de geannoteerde agenda onderstreept
de Minister de urgentie van klimaatadaptatie en linkt deze aan de uitvoering van het
UAE Framework (voor adaptatie) en de Nederlandse bijdrage hieraan via de IKS. Tegelijkertijd
wordt in de op 8 mei jl. verstuurde voortgangsbrief (Kamerstuk ..., nr. ..) over de
strategie het volgende vastgesteld: «Zoals aangegeven in de BHOS-begroting 2024 zijn
door ombuigingen binnen het ODA-budget de doelstellingen in de Internationale Klimaatstrategie
om in 2030 minimaal vier miljoen extra mensen minder kwetsbaar te maken voor klimaatverandering
en zeven miljoen mensen extra toegang geven tot veilige en klimaatbestendige drinkwater-
sanitaire voorzieningen niet langer haalbaar.» Het lijkt erop dat deze uitspraken
elkaar tegenspreken. Kan de Minister toelichten hoe de planning en uitvoering van
adaptatie uit de IKS, die niet meer haalbaar zijn verklaard, in lijn kunnen zijn met
bijdragen aan de implementatie van de doelen uit het UAE Framework?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben tot slot nog enkele vragen over het
Europese doel voor 2040 en de UAE Consensus. Volgens de geannoteerde agenda zal de
nieuwe Nationally Determined Contribution (NDC) voor 2035 voortvloeien uit het Europese
doel voor 2040, waarover momenteel wordt gesproken en dat via de Europese klimaatwet
wettelijk bindend wordt voor de EU. Tegelijkertijd stelt het European Scientific Advisory
Board on Climate Change (ESABCC) het volgende: «the EU must strive for net emissions
reductions of 90–95% by 2040, relative to 1990 levels. These reductions are essential
for mitigating climate risks and achieving a sustainable future». Waarom zet Nederland
niet in op het doel dat volgens de ESABCC het eerlijke aandeel is dat Europa moet
bijdragen? Welke landen moeten volgens de Minister het gat wel gaan dichten? Geeft
de Minister met deze lagere inzet dan wat de wetenschap aangeeft, het Parijsdoel op?
Waterweerbaarheid
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn positief over de erkenning dat klimaatverandering
leidt tot veel grotere waterrisico’s voor onder andere Nederland. Wát er moet gebeuren,
zegt de Minister niet. Het onderwerp vanuit Nederlands perspectief staat uiteraard
wel regelmatig op de agenda, maar biedt ook geen inzicht of oplossingen voor de Europese
dimensie. De recente overstromingen in Duitsland en in 2021 ook in Limburg laten zien
dat onvoorspelbare stortbuien, maar ook periodes met langdurige regenval, tot grote
overlast en schade kunnen leiden. Vergeleken met Duitsland viel de schade in Nederland
de laatste keren erg mee. Dat lag onder andere aan de betere hoogwaterbescherming.
Deze leden wijzen erop dat het niet alleen een kwestie is van hogere dijken hier,
maar ook van lagere dijken dáár. Wij hebben het hier droog gehouden, juist omdat in
Duitsland rivieren buiten hun oevers traden en zo veel water pas later en geleidelijker
Nederland bereikte. Goed voor Nederland, maar met grote schade in Duitsland tot gevolg.
Deze leden wijzen erop dat Duitsland voornemens is om in het kader van de klimaatadaptatie
zijn hoogwaterbescherming nu op te hogen naar Nederlands voorbeeld en zo zijn eigen
steden en dorpen beter te beschermen. Het gevolg hiervan is vermoedelijk wel een veel
lager waterbergend vermogen van Duitsland, en dus een groter overstromingsrisico in
Nederland. Klopt het dat daarmee onze eigen hoogwaterbeschermingsplannen alweer achterhaald
zijn? Is hier overleg over in Europees of bilateraal verband? Moet er niet voor elke
grote grensoverschrijdende rivier een inclusief plan komen waarin de risico’s van
hoog en laag water voor de scheepvaart, omgeving, natuur en landbouw worden bepaald?
Immers alles wat boven of benedenstrooms gebeurt, heeft gevolgen voor boven én beneden.
Dijken en uiterwaarden, stuwen en vaargeulen, bruggen en sluizen, industrie en landbouwlozingen,
koelwater, grindwinning; alles heeft invloed op elkaar en dus ook op wat in andere
landen kan. Deze leden zouden graag zien dat er een Europese variant komt van «water
en bodem sturend», die richtlijnen opstelt en belangen afweegt die grensoverschrijdende
effecten hebben. Is de Minister bereid dit te bepleiten en hier initiatieven toe te
nemen?
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie zijn blij om te zien dat circulaire economie als kans
voor het versterken van het EU-concurrentievermogen op de agenda staat. Meer stimulans
voor bedrijven om te verduurzamen en te innoveren draagt bij aan zoveel mogelijk strategische
autonomie als antwoord op de schaarste van grondstoffen. Welke elementen zullen wat
de Minister betreft deel uitmaken van een derde «circulaire economie»-actieplan, waarvoor
zij wil pleiten bij de Europese Commissie?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Nederlandse zomers droger zullen worden
en de winters natter. Omdat de gevolgen van de klimaatverandering steeds zichtbaarder
worden, zijn klimaatadaptatie en het vergroten van de weerbaarheid tegen klimaatrisico’s
wat deze leden betreft van groot belang. Vanwege het door het KNMI voorspelde kantelpunt,
waarbij veranderingen ineens sneller gaan als de gemiddelde temperatuurstijging boven
een bepaalde drempelwaarde komt, is het goed om zo goed mogelijk voorbereid te zijn
op en hulpverlening paraat te hebben bij extreme weersomstandigheden. Onderlinge bijstand
tussen de EU-landen op het gebied van kennis en operationele inzet bij bijvoorbeeld
overstromingen en natuurbranden kan hierbij van grote meerwaarde zijn. Hoe verloopt
momenteel de samenwerking binnen RescEU en welke rol speelt de Minister hierin? Kan
de Minister bijvoorbeeld gebruik maken van kennis, kunde en materieel van andere,
meer zuidelijke landen, als het gaat om de preventie en de bestrijding van natuurbranden?
En in welke mate is de interoperabiliteit gewaarborgd?
De leden van de VVD-fractie lezen wat betreft de Europese inzet richting de COP29
dat er op de COP29 naar verwachting veel aandacht zal zijn voor een nieuw langetermijndoel
voor internationale klimaatfinanciering. Deze leden lezen dat de EU en de Minister
erop willen inzetten dat het nieuwe doel er anders uit komt te zien dan het huidige
puur kwantitatieve doel. Wat betekent dit precies? Hoe zou de Minister het doel idealiter
willen vormgeven? Als het doel primair gericht moet zijn op de ondersteuning van de
meest kwetsbare landen bij de implementatie van hun nationale klimaatplannen, wat
vraagt dit dan van Nederland? Hoe ziet het krachtenveld er binnen de EU uit? En hoe
staat het met de uitvoering van het Glasgow Climate Pact? Wordt hier al door alle
landen gehoor aan gegeven? Deze leden zijn in ieder geval blij om te lezen dat de
OESO recent heeft bevestigd dat het doel van 100 miljard dollar in 2022 is gehaald.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er op de COP29 ook wordt gesproken over handel
in koolstofkredieten. Deze leden zien hier kansen in, maar zijn het met de Minister
eens dat hiervoor robuuste kwaliteitscriteria moeten worden opgesteld, zodat de gerealiseerde
koofstofverwijdering daadwerkelijk bijdraagt aan het behalen van de klimaatdoelen.
Aan welke criteria denkt de Minister? Wat vinden andere lidstaten hiervan? Hoe gaat
er gecontroleerd worden of de handel voldoet aan dergelijke criteria?
NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie vragen of al duidelijk is wanneer de mededeling over «water
resilience» zal worden gepubliceerd en of Nederland daarop gaat aandringen bij de
informele Milieuraad. In het schriftelijk overleg over het BNC-fiche klimaatadaptatie
gaf de Minister aan de inzet van klimaatadaptatie in het Meerjarig Financieel Kader
(MFK) over te laten aan het nieuwe kabinet. Hoe ziet de(nieuwe) Minister de inzet
in het MFK ten gunste van klimaatadaptatie?
De leden van de NSC-fractie zijn verheugd te zien dat het «one out all out»-principe
in de Kaderrichtlijn Water vervangen lijkt te worden door een beoordelingsmethodiek
die een algemener beeld geeft over de stand van het oppervlaktewater. Deze leden vragen
hoe de Minister dit onderhandelingsresultaat beoordeelt en of hij dit als een werkbare
oplossing voor Nederland ziet. Ook zijn deze leden benieuwd naar de nieuwe doelen
die al voor na 2027 gesteld zullen worden. Kan de Minister inzicht geven wanneer hij
verwacht dat daar meer over bekend zal worden?
De leden van de NSC-fractie hebben meegekregen dat de Natuurherstelverordening bij
de Milieuraad van 17 juni jl. is aangenomen en constateren dat deze nu geïmplementeerd
dient te worden. Kan de Minister aangeven hoe hij het proces voor de totstandkoming
van het natuurherstelplan de komende twee jaar voor zich ziet? Welke rol ziet de Minister
daarin voor relevante partners zoals lagere overheden en de agrarische sector? Hoe
zal de Kamer worden betrokken bij de totstandkoming van het natuurherstelplan? En
hoe is de Minister van plan rekening te houden met de recent aangenomen motie-Van
Campen(Kamerstuk 21 501-32, nr. 1657)?
Tot slot hebben de leden van de NSC-fractie nog een enkele vraag over de Europese
inzet richting de VN-klimaatonderhandelingen (COP29). Deze leden lezen dat Nederland
eind februari 2025 zijn nieuwe NDC voor 2035 in dient te dienen. Hoe staat het met
de voorbereiding op de NDC-2035 in Nederland? Kan de Minister aangeven of, en zo ja
hoe, de Minister van plan is de Kamer hierbij te betrekken?
D66-fractie
De leden van de D66-fractie constateren dat eerder dit jaar het Europees Parlement
heeft ingestemd met het voorstel voor recht op reparatie. Dit is een mooie stap richting
een circulaire en duurzame toekomst. Klopt het dat met dit voorstel niet is geregeld
dat producenten verplicht worden om onderdelen te leveren aan niet professionele reparateurs
(zoals bijvoorbeeld repaircafe’s)? Is de Minister het met deze leden eens dat ook
repaircafe’s de mogelijkheid zouden moeten hebben om reserveonderdelen te bestellen
om produceten te kunnen repareren? Zo ja, op welke manier gaat de Minister zich hier
in Europa hard voor maken?
De leden van de D66-fractie constateren dat eerder dit jaar de Europese Raad ook een
deal bereikte over nieuwe regels op het gebied van greenwashing (Green Claims). Hoe
kijkt de Minister naar het voorstel vanuit de Europese Raad? Welke gevolgen gaat dit
hebben voor de Nederlandse aanpak van greenwashing en de wet- en regelgeving daaromtrent?
De leden van de D66-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de Minister in zal
zetten op het opstellen van een derde actieplan voor circulaire economie. Daarnaast
lezen deze leden dat de focus van het nieuwe Hongaarse voorzitterschap zal liggen
bij concurrentievermogen en economische kansen voor de EU op circulair gebied. Is
de Minister het met deze leden eens dat import van goedkoop plastic (en andere materialen
en grondstoffen) het voortbestaan van circulaire industrie in Europa bemoeilijkt?
Welke stappen gaat de Minister in Europees verband zetten om circulaire bedrijven
die het nu moeilijk hebben te ondersteunen? Welke concrete voorstellen gaat hij doen
voor een derde actieplan circulaire economie? Is de Minister bereid om op Europees
niveau te pleiten voor een Europese circulaire industriepolitiek of een Europese recyclestrategie?
Is de Minister bereid om op Europees niveau te pleiten voor eerlijke prijzen voor
diverse grondstoffen zowel voor grondstoffen van binnen de EU als van daarbuiten,
zodat gerecyclede grondstoffen een eerlijke kans maken tegenover virgin grondstoffen? Zo ja, op welke manier gaat de Minister daar concreet aandacht voor
vragen?
De leden van de D66-fractie constateren dat de geannoteerde agenda vaag blijft over
de inzet op het gebied van klimaat en water. Kan de Minister concreet aangeven wat
zijn inbreng zal zijn namens Nederland op het gebied van waterweerbaarheid en COP29?
BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie lezen dat er voor een derde «circulaire economie»-actieplan
gepleit gaat worden door de Minister. Welke concrete maatregelen zijn worden daarbij
voorgesteld en hoe bindend is dit?
De leden van de BBB-fractie vragen op wat voor manieren de investeringsbereidheid
versneld kan worden zonder dat dit het investeringsvermogen/vestigingsklimaat van
Nederland schaadt.
De leden van de BBB-fractie constateren dat er een groot tekort is aan financiële
middelen op Europese schaal om alle doelstellingen van de groene transitie te behalen.
Deze leden vragen of daarover wordt gesproken en of de conclusies van het onderzoek
««road to net zero»« van het Instituut Rousseau kloppen. Is het überhaupt mogelijk
om de tekorten te bekostigen vanuit Nederland en de andere lidstaten?
De leden van de BBB-fractie vragen hoeveel geld er in dit fonds moet komen, wanneer
het fonds geopend wordt en of dit fonds Nederland kan helpen in de uitdagingen die
het heeft om te adapteren ten aanzien van klimaatverandering op het gebied van water(infrastructuur)
en landbouw.
De leden van de BBB-fractie constateren dat het aandeel hernieuwbare energie verdriedubbelen
een enorme impact zal hebben op het vermogen van Nederland om netcongestie op te lossen.
Deze leden vragen of de Nederlandse netcongestieproblematiek en de moeilijkheden die
dit Nederland oplevert, voldoende bekend zijn en overgedragen kunnen worden door Europese
onderhandelaars. Welke rol krijgt de Nederlandse netcongestieproblematiek in de onderhandelingen?
Welke impact kan dit hebben op mogelijke uitkomsten?
De leden van de BBB-fractie vragen hoeveel de Nederlandse bijdrage voor het NCQG ongeveer
zal worden en of dit te bekostigen is bovenop de nationale en Europese doelstellingen
die behaald dienen te worden.
De leden van de BBB-fractie hebben zorgen over de internationale samenwerking op het
gebied van water en dan met name de waterkwaliteit. Nederland is een delta en daarmee
ligt het risico om het afvalputje van Europa te zijn op de loer. Nederland is dus
erg afhankelijk van de internationale samenwerking. Weliswaar wordt er veel samengewerkt
in internationale riviercommissies, maar, zoals de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur
(Rli) ook aangeeft: dit heeft nog niet geleid tot bindende afspraken. Deze leden willen
daarom graag weten wat de inzet van de Minister op dit onderwerp is en welke rol de
Europese Commissie hierin kan spelen. Zolang er enkel vrijblijvende afspraken gemaakt
worden, loopt Nederland het risico op te draaien voor problemen die in het buitenland
ontstaan. Deelt de Minister deze mening en wat is de visie van de Minister hierop?
De leden van de BBB-fractie vragen de Minister om een appreciatie van het akkoord
dat in de Raad is gesloten op 19 juni 2024 omtrent de Kaderrichtlijn Water, de Grondwaterrichtlijn
en de Richtlijn prioritaire stoffen. In het bijzonder vragen deze leden naar de voortgang
rondom het schrappen van het principe «one out all out».
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
N. Wiendels, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.