Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over het Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2023 (Kamerstuk 36560-XVII-1)
2024D26900 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben
de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over onder meer het Jaarverslag
en Slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2023 (Kamerstuk 36 560 XVII, nr. 1).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Thijssen
De griffier van de commissie,
Meijers
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de rapporteurs
II. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng PVV-fractie
Inbreng GroenLinks-PvdA-fractie
Inbreng VVD-fractie
III. Antwoord / Reactie van de Minister
IV. Volledige agenda
I. Vragen en opmerkingen vanuit de rapporteurs
De rapporteurs Ram (PVV) en Hirsch (GroenLinks-PvdA) zijn aangesteld door de commissie
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en gemandateerd om bij de behandeling
van de Verantwoordingsstukken 2023 namens de commissie een inbreng te leveren. Hier
volgen de bevindingen van de rapporteurs namens de gehele commissie, inclusief een
aantal vragen aan de Minister.
Revolverende fondsen en langjarige verplichtingen
De rapporteurs vinden dat zowel de revolverende fondsen als de langjarige verplichtingen
belangrijke instrumenten zijn binnen het beleid van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Het is essentieel dat er heldere en gedetailleerde informatie wordt verstrekt aan
de Kamer om de effectiviteit en transparantie van deze financiële instrumenten te
waarborgen.
Revolverende Fondsen
De revolverende fondsen, die gericht zijn op de ontwikkeling van de private sector
in ontwikkelingslanden, worden steeds vaker gebruikt als alternatief voor traditionele
subsidies. Deze fondsen, beheerd door onder andere de Nederlandse Financieringsmaatschappij
voor Ontwikkelingslanden (FMO) en door anderen, bieden leningen die na terugbetaling
opnieuw kunnen worden ingezet. Ondanks de voordelen van deze aanpak heeft de Algemene
Rekenkamer in 2019 geconstateerd dat de informatievoorziening over deze fondsen aan
de Kamer onvoldoende was.
Tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
2024 (36 410 XVII) is door de Minister toegezegd de Kamer bij de memorie van toelichting bij de volgende
begroting (begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2025) door middel
van factsheets te informeren over revolverende fondsen, onder meer over de omvang,
looptijd en informatie over wie de fondsen beheren en uitvoeren. Ook is toegezegd
door de Minister dat de Tweede Kamer vóór de eerstvolgende begroting een uitgewerkt
voorstel over de precieze inhoud van de factsheets ontvangt. Verder is toegezegd de
Kamer te informeren over evaluaties van langlopende revolverende fondsen.
De rapporteurs bedanken de Minister voor het toesturen van de brief (Kamerstuk 31 865, nr. 256) en het voorstel van de factsheet wat aan de hand van het voorgestelde format van
de Rekenkamer is vormgegeven. De rapporteurs vinden het een goed voorstel om dit format
te gebruiken in de memorie van toelichting van 2025.
De rapporteurs bedanken de Minister voor het toesturen van de midterm-evaluatie van
het Dutch Fund for Climate and Development.1
De rapporteurs vragen de Minister:
1. Om duidelijkheid te verschaffen over wanneer en op welke manier er besloten wordt
tot verlenging en instandhouding van een revolverend fonds en verzoeken de Minister
dit beslismoment ook op te nemen in het format.
2. Op welke wijze de Kamer bij het prolongeren en wijzigen van een fonds betrokken wordt.
3. Om duidelijkheid te verschaffen wanneer en op welke manier er besloten wordt tot een
extra bijdrage aan een revolverend fonds.
4. Om duidelijkheid te verschaffen over de hoogte van kosten die gemoeid zijn met het
beheer en de uitvoering van deze fondsen.
5. Aan te geven hoe de beëindiging van fondsen wordt beheerd en hoe de voortgang na afloop
van de vastgestelde doorlooptijd wordt gewaarborgd.
6. Aan te geven wanneer de andere twee onderdelen van de eerdere toezegging, het opnemen
van de factsheets en het toesturen van de evaluaties, aan de commissie worden voorgelegd.
Langjarige Verplichtingen
Hier volgen de bevindingen van de rapporteurs over de langjarige verplichtingen. De
langjarige verplichtingen binnen de BHOS-begroting zijn significant, met een totale
waarde die kan oplopen tot drie keer de omvang van de jaarlijkse begroting. Deze verplichtingen
omvatten juridische, bestuurlijke en beleidsmatige reserveringen die de financiële
ruimte in de begroting bepalen. Het is cruciaal dat de Kamer inzicht heeft in de omvang
en verdeling van deze verplichtingen.
De rapporteurs vragen de Minister om:
1. Het verschil toe te lichten tussen juridisch verplicht, bestuurlijk verplicht en beleidsmatig
gereserveerd zoals opgenomen in de tabel met meerjarige verplichtingen.
2. Aan te geven tot welk jaar juridische verplichtingen zijn opgenomen in de meerjarige
begroting met de stand van de eerste suppletoire begroting 2024.
Indicatoren, evaluaties en het resultatenportaal
De rapporteurs hebben de volgende bevindingen over de indicatoren, evaluaties en het
resultatenportaal. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken werkt, sinds het verzoek
van deze commissie, al sinds 2015 aan het inzichtelijk maken van haar resultaten.
De rapporteurs waarderen de inzet van de Minister om de Kamer met indicatoren te informeren
over de resultaten van beleid. Tegelijkertijd constateren de rapporteurs, na verschillende
gesprekken met experts van het ministerie zelf, vertegenwoordigers van de Rekenkamer,
het CBS en de IOB, dat de resultatenmeting aandacht behoeft; indicatoren geven een
kwantitatieve indicatie van de resultaten, maar vertellen niet het hele verhaal. Samenhang
tussen verschillende vormen van rapporteren over de resultaten van beleid is gewenst
– niet alleen met het oog op meten van de effectiviteit, maar ook vanuit het belang
van «leren van resultaten».
De rapporteurs stellen vijf verbetervoorstellen aan de Minister voor:
A. Vereenvoudig met ingang van de begroting 2026 het indicatorentraject, o.a. door een
andere inrichting. Breng daarbij samenhang aan tussen de indicatoren en de Strategische
Evaluatie Agenda en de Monitor Brede Welvaart, met aandacht voor het borgen en leren
van lessen uit resultaten.
B. Neem daarin mee of, en zo ja hoe, het online resultatenportaal van het ministerie
een bijdrage kan leveren aan informatie over resultaten aan de Kamer.
C. Vraag bij het verbeteren van het indicatorentraject advies aan van de Algemene Rekenkamer,
de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) en de directie Internationaal Onderzoek
en Beleidsevaluatie (IOB).
D. Leg de voorstellen voor verbeteringen regelmatig voor aan de Kamer, en verzoek de
commissie om met de inzet van rapporteurs betrokken te blijven bij het ontwikkeltraject.
E. Diep in de jaarlijkse Verantwoordingsstukken – te beginnen met de stukken over 2025
– één beleidsthema uit, waarbij indicatoren en evaluaties een beeld geven van resultaten
en geleerde lessen.
De rapporteurs vragen de Minister:
1. Kan de Minister nog voor het reces een eerste reactie geven op deze voorstellen?
2. Kan de Minister tijdig voor de eerste procedurevergadering na het reces aangeven wat
haar plan van aanpak wordt?
Door deze vragen te stellen, willen de rapporteurs een bijdrage leveren aan de transparantie
en verantwoording van het financiële beheer binnen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
zodat de Kamer haar controlerende taak effectief kan uitoefenen. De rapporteurs willen
de Minister bedanken voor haar medewerking.
II. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vinden dat het huidige beleid ten aanzien van buitenlandse
handel en ontwikkelingssamenwerking herzien moet worden, met een sterke nadruk op
het bevorderen van handel en het afbouwen van ontwikkelingssamenwerking. De prioriteit
moet liggen bij het versterken van de Nederlandse economie en het waarborgen van de
soevereiniteit van Nederland. Het huidige beleid lijkt te veel gericht op het verlenen
van financiële steun aan andere landen zonder duidelijke en meetbare voordelen voor
Nederland zelf.
De rapportages van het jaar 2023 laten zien dat er aanzienlijke bedragen worden uitgegeven
aan programma's en initiatieven in het buitenland. Zo blijkt uit de cijfers dat Nederland
in 2023 bijna 900 miljoen euro heeft besteed aan voedselzekerheid, water en klimaatprogramma's
in ontwikkelingslanden. Hoewel het belang van voedselzekerheid en toekomstbestendige
ontwikkeling wordt erkend, vragen de leden van de PVV-fractie aan de Minister in hoeverre
deze uitgaven bijdragen aan de welvaart van Nederland. De resultaten van deze programma's
zijn vaak moeilijk te meten en de directe voordelen voor Nederland zijn niet altijd
duidelijk.
Daarnaast wordt uit de rapportages duidelijk dat er veel geld wordt geïnvesteerd in
klimaatgerelateerde projecten. De leden van de PVV-fractie zijn zeer kritisch over
deze uitgaven, gezien het feit dat Nederland zelf te maken heeft met economische uitdagingen
en dat er vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de effectiviteit van deze klimaatmaatregelen
in ontwikkelingslanden. Het is belangrijk dat de Minister duidelijk maakt hoe deze
uitgaven bijdragen aan de Nederlandse economie en welke meetbare resultaten er tot
nu toe zijn geboekt.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister waarom er nog steeds hoge bedragen
worden uitgegeven aan ontwikkelingssamenwerking zonder dat er duidelijke en meetbare
voordelen voor Nederland zijn. Waarom wordt er niet meer geïnvesteerd in directe handelsbevordering
en ondersteuning van Nederlandse bedrijven? Hoe verantwoordt de Minister de hoge uitgaven
in 2023 aan ontwikkelingssamenwerking in het licht van de economische uitdagingen
binnen Nederland?
Ook willen de leden van de PVV-fractie weten welke concrete stappen de Minister gaat
nemen om de Nederlandse soevereiniteit te waarborgen bij het aangaan van internationale
verdragen en samenwerkingsverbanden. Hoe wordt ervoor gezorgd dat de belangen van
Nederland en de Nederlandse burgers altijd voorop staan in deze onderhandelingen?
Met betrekking tot beleidsartikel 1 in het jaarverslag inzake Duurzame economische
ontwikkeling, handel en investeringen, hebben de leden van de PVV-fractie de volgende
specifieke vragen. Wat zijn de aantoonbare resultaten van de investeringen in duurzaam
handels- en investeringssysteem inclusief Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO)
in termen van versterking van het Nederlandse verdienvermogen? Hoe heeft het ministerie
de effectiviteit van de financiële ondersteuning aan Nederlandse en lokale midden-
en kleinbedrijven geëvalueerd, en welke concrete economische voordelen heeft dit opgeleverd
voor Nederland?
De leden van de PVV-fractie vragen ook naar de voortgang op het gebied van voedselzekerheid
onder beleidsartikel 2. Welke specifieke meetbare resultaten zijn er behaald met de
investeringen in voedselzekerheid in ontwikkelingslanden, en hoe dragen deze resultaten
bij aan de Nederlandse economische belangen? Hoe worden de kosten en baten van deze
programma's geëvalueerd om te zorgen dat het Nederlandse belastinggeld effectief wordt
besteed?
Ten aanzien van beleidsartikel 3 inzake Sociale vooruitgang, willen de leden van de
PVV-fractie het volgen weten. Hoe worden de uitgaven aan mondiale gezondheid en seksuele
en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) geëvalueerd, en welke concrete resultaten
zijn er behaald in 2023? Wat zijn de economische voordelen voor Nederland van deze
investeringen, en hoe wordt gemeten dat deze bijdragen aan de Nederlandse belangen?
Voor beleidsartikel 4 inzake Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling, vragen de
leden van de PVV-fractie het volgende. Welke resultaten zijn er behaald met de migratiesamenwerking,
en hoe dragen deze resultaten bij aan het verminderen van irreguliere migratie naar
Nederland?
Hoe wordt de effectiviteit van de programma's voor veiligheid en rechtsorde geëvalueerd,
en welke concrete verbeteringen zijn er gemeten in de betrokken regio's?
Ten slotte, met betrekking tot beleidsartikel 5 inzake Multilaterale samenwerking
en overige inzet, vragen de leden van de PVV-fractie het volgende. Hoe draagt de Nederlandse
inzet in multilaterale samenwerkingsverbanden bij aan het versterken van de Nederlandse
positie en het waarborgen van de nationale soevereiniteit? Welke concrete resultaten
zijn er geboekt met de financiële bijdragen aan multilaterale organisaties, en hoe
worden deze resultaten geëvalueerd op hun effectiviteit en bijdrage aan Nederlandse
belangen?
De leden van de PVV-fractie vinden dat het kabinet duidelijker moet zijn in de keuze
tussen multilaterale en bilaterale instrumenten bij het ondersteunen van internationale
projecten. Het is bijvoorbeeld onduidelijk waarom het kabinet ervoor kiest om de African Development Bank te steunen met 915 miljard extra garantieruimte, terwijl het onduidelijk blijft hoe
Invest International verder kan groeien. Er zijn duidelijke raakvlakken tussen deze
twee instellingen, en uit stukken van de Minister van Financiën blijkt dat een flink
deel van het vraagstuk van verdere balansgroei kan worden opgelost met wat extra garantieruimte.
De leden van de PVV-fractie vinden dat dit geld beter bilateraal kan worden ingezet.
Naar aanleiding van het Toetsingskader Risicoregelingen Afrikaanse Ontwikkelingsbank
hebben de leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister waarom de keuze wordt gemaakt
om multilaterale instrumenten zoals de African Development Bank te steunen met extra garantieruimte, in plaats van deze middelen bilateraal in te
zetten. Wat is de afweging hierachter, en hoe wordt ervoor gezorgd dat dergelijke
investeringen bijdragen aan het Nederlandse belang?
Naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie Invest International vinden de leden
van de PVV-fractie dat het kabinet meer aandacht moet besteden aan hoe Invest International
kan bijdragen aan het toekomstig Nederlands verdienvermogen en strategische autonomie.
Invest International speelt een grote rol in het ondersteunen van projecten die economisch
voordelig zijn voor Nederland en de strategische positie van ons land versterken.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister hoe Invest International bijdraagt
aan projecten die het toekomstig Nederlands verdienvermogen en de strategische autonomie
versterken. Kan de Minister concrete voorbeelden geven van projecten waarbij Invest
International een significante rol heeft gespeeld in het bevorderen van de Nederlandse
economische belangen en het versterken van de strategische autonomie van Nederland?
Inbreng leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de stukken van de Jaarverantwoording 2023. Zij hebben hier een aantal reflecties en
vragen bij.
Nederland is naar de meeste maatstaven geen klein land: we zijn een handelsland met
een grote impact op de wereld. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie geloven in
een wereld waarin wij hiermee een positieve impact maken. Helaas zien deze leden dat
Nederlandse handel op dit moment over de ruggen van anderen in de wereld gaat. In
de SDG Spillover Index staat Nederland op plaats 162 van 166 – dat betekent dat slechts
vier landen een negatievere voetafdruk op andere landen hebben dan Nederland. Graag
de reactie van de Minister hierop. Hoe komt het dat we zoveel slechter scoren op deze
index dan andere soortgelijke handelsnaties? Waar zitten voor Nederland de grootste
verbeterpunten?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben in dit kader met belangstelling kennisgenomen
van de jaarrapportage beleidscoherentie. Het is goed dat het kabinet zich inzet om
de positieve impact van Nederland op andere landen te vergroten en negatieve impact
te voorkomen, en goed dat wordt gerapporteerd over de voortgang hierop. Toch vragen
de leden zich af hoe het kan dat de SDG Spillover Index een minder rooskleurig beeld
schetst dan de eigen rapportage, en of het kabinet kan leren van de methodologie van
de Spillover Index bij het rapporteren over coherentie van beleid.
Een belangrijk instrument in dit kader, waar de Kamer ooit om heeft gevraagd met de
motie Dijkgraaf/Karabulut (Kamerstuk 34 725 XVII, nr. 10), is de verplichte kwaliteitseis effecten op ontwikkelingslanden (ook wel «de SDG-toets»
genoemd), waarmee de Rijksoverheid ál haar relevante beleid, wet- en regelgeving verplicht
moet toetsen aan de effecten op landen in het mondiale zuiden. Maatschappelijke organisatie
Building Change constateert na analyse van relevante wetsvoorstellen in het afgelopen
jaar dat de toets nog steeds niet naar behoren wordt uitgevoerd. In het commissiedebat
beleidscoherentie in juli vorig jaar beloofde de Minister hierover verbetering. Kan
zij aangeven of er in het afgelopen jaar iets verbeterd is en, zo ja, wat? Kan zij
hierbij ook ingaan op de gesprekken die zij conform de motie Thijssen (Kamerstuk 36 180, nr. 88) hierover heeft gevoerd met andere bewindspersonen? Uit de jaarrapportage blijkt
dat die gesprekken hebben plaatsgevonden, maar de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
zouden ook graag weten wat daar besproken is, welke wetsvoorstellen bijvoorbeeld,
en hoe de gesprekken hebben geleid tot een betere toepassing van de toets op verschillende
ministeries.
Ook het tegengaan van belastingontwijking is een belangrijk doel in het kader van
beleidscoherentie. De VN klimaatonderhandelingen in Bonn begin juni lieten weer zien
dat internationale klimaatfinanciering voor landen in het mondiale zuiden cruciaal
is voor de wereldwijde aanpak van klimaatverandering. Eerlijkere belastingen zouden
vele miljarden vrij kunnen maken voor de hoognodige klimaatfinanciering. In hoeverre
bespreekt de Minister met het Ministerie van Financiën de mogelijkheden om met eerlijkere
belastingen de nodige klimaatfinanciering op te brengen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn teleurgesteld dat het jaarverslag noemt
dat slechts 41% (p. 29) van de grote bedrijven de OESO richtlijnen of UNGP’s onderschrijven,
waarvan 25% bedrijven expliciet, terwijl de doelstelling was dat dit nu 90% had moeten
zijn. Zeker aangezien de Minister in antwoord op feitelijke vragen de verwachting
heeft uitgesproken dat álle Nederlandse bedrijven gepaste zorgvuldigheid toepassen
in lijn met de richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor
Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO-richtlijnen) en UN Guiding Principles.
In antwoord op feitelijke vragen geeft de Minister aan dat zij het niet doelmatig
vindt om te blijven streven naar de 90%-doelstelling, vanwege de nieuwe wetgeving
op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). Tegelijkertijd
schrijft zij dat bedrijven juist hebben aangegeven de aanstaande IMVO-wetgeving af
te wachten voordat ze de richtlijnen in hun bedrijfsvoering gaan implementeren. Kan
de Minister daarom toelichten waarom het niet als doelmatig wordt gezien, juist als
bedrijven aangeven dat ze aan de slag willen met de richtlijnen nu er wetgeving is?
Uit het jaarverslag blijkt dat er afgelopen jaar meer geld in de begroting voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking is vrijgemaakt voor humanitaire hulp. Helaas is
dat hard nodig. Miljoenen mensen wereldwijd zijn in nood. In Soedan dreigt mogelijk
de grootste hongersnood in decennia, volgens een recent gepubliceerde analyse van
het Clingendael Instituut, terwijl toegang wordt belemmerd. In Gaza is de bevolking
uitgehongerd terwijl voedselhulp wordt tegengehouden. Deelt de Minister de analyse
van de VN Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen dat partijen in conflicten «de basisregels
van het oorlogsrecht niet meer respecteren»? Welke mogelijkheden ziet de Minister
om druk uit te oefenen op de partijen in Soedan, Gaza en andere conflictgebieden om
internationaal humanitair recht te respecteren? Wat doet de Minister in internationaal
verband om toegang tot deze conflictgebieden voor hulpdiensten en fact finding missions te verbeteren?
Ondanks de groeiende noden was het tekort aan donaties nog nooit zo groot als vorig
jaar. Slechts iets meer dan een derde van het bedrag dat vorig jaar nodig was om hulp
te bieden, werd gefinancierd. Deelt de Minister de zorgen dat er wereldwijd minder
budget beschikbaar is voor humanitaire hulp? Hoe beziet de Minister in dit licht het
feit dat ook de EU de bijdrage aan humanitaire hulp naar beneden schroeft in het meerjarig
financieel kader? Hoe zet de Minister zich ervoor in om Europese en andere partnerlanden
te overtuigen hun bijdrage aan humanitaire hulp op peil te brengen?
Het is goed dat ook in 2023 het Nederlandse kabinet heeft ingezet op langjarige, ongeoormerkte
en zo veel mogelijk lokale financiering. Immers, het komt de relevantie en de langetermijneffecten
van de hulp ten goede wanneer lokale spelers meer invloed uit kunnen oefenen. Wat
kan Nederland daarom nog meer doen om lokaal gestuurde hulp te bevorderen, waarbij
niet alleen wordt gekeken naar geldstromen maar ook naar de invloed van lokale spelers?
Hoe kan Nederland ook partners zoals VN-organisaties en staten aanmoedigen om dit
te doen?
Bovenop alle humanitaire crises heeft de wereld ook te maken met een groeiende schuldencrisis.
Een aanzienlijk deel van de Nederlandse ontwikkelingshulp, blijkens de Jaarverantwoording,
loopt via financiële instellingen die via leningen ontwikkelingslanden steunen bij
bijvoorbeeld klimaatweerbaarheidsmaatregelen. Is de Minister het ermee eens dat klimaatfinanciering
in de vorm van leningen contraproductief is wanneer dit landen verder in de schulden
duwt? Hoe zorgt de Minister ervoor dat het risico op een schuldencrisis meegenomen
wordt door deze instanties in de afwegingen rondom het verstrekken van een lening?
De Wereldbank heeft de strategische keuze gemaakt om meer in te zetten op private finance, maar private financiering heeft ook grote schuldenrisico’s. Hoe wordt dat in afwegingen
hieromtrent meegenomen?
In een recent interview in het Financieel Dagblad zegt directeur Bert Bruning van
Atradius DSB dat Exportkredietverzekeringen (EKV’s) kunnen leiden tot meer schulden
voor overheden en vorderingen op overheden. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
maken zich zorgen over deze redenering, juist omdat er een schuldencrisis dreigt.
Hoe wordt het risico op een schuldencrisis meegewogen bij het verstrekken van EKV’s?
Tot slot een meer algemene vraag over de stukken van de Jaarverantwoording 2023. Kan
de Minister een eerste efficiëntie-slag maken op het gebied van resultaatverantwoording
in de komende begroting, om in het jaarverslag dat daarop volgt een verdieping op
één of twee prioriteiten in de verantwoording aan te brengen met behulp van evaluaties,
in overleg met de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB), de
Algemene Rekenkamer en Tweede Kamer? Kan zij daarbij zorgen dat coherentiethema’s
expliciet aan bod komen?
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Jaarverslag
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2023, d.d. 15 mei 2024, de Slotwet
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2023 d.d. 15 mei 2024, het Verantwoordingsonderzoek
Algemene Rekenkamer Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2023 d.d. 15 mei
2024 en de Tussentijdse Evaluatie van Invest International, d.d. 20 februari 2024.
De leden van de VVD-fractie hebben veel van de vragen die ze hadden reeds in de feitelijke
vragenronde gesteld en bedanken de Minister en haar ambtenaren voor de zorgvuldige
beantwoording hiervan. Dit maakt dat zij over het Jaarverslag geen aanvullende vragen
hebben en slechts een enkele vraag over het verantwoordingsonderzoek en de tussentijdse
evaluatie van Invest International.
Verantwoordingsonderzoek Algemene Rekenkamer
De leden van de VVD-fractie lezen in het verantwoordingsonderzoek van de Algemene
Rekenkamer dat er voor het vierde jaar op rij geen onvolkomenheden zijn geconstateerd
in de financiële verantwoordingsinformatie en dat het Jaarverslag 2023 van Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking op totaalniveau voldoet aan de daaraan te stellen
eisen, zoals opgenomen in de Comptabiliteitswet 2016 en de Rijksbegrotingsvoorschriften.
Zij zijn hierover verheugd en complimenteren de Minister voor haar inzet en de behaalde
resultaten over 2023.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister BHOS-voorschotten voor meerjarige
activiteiten administratief afboekte op basis van tussentijdse voortgangsinformatie
van de contractpartij/subsidieontvanger in plaats van aan het einde van de activiteit,
waarbij de verstrekte voorschotten definitief worden afgerekend, en dat dit heeft
geleid tot een lagere stand van de openstaande voorschotten. De Minister heeft echter
aangegeven dat dit samenhangt met een omschakeling naar een nieuwe werkwijze. De leden
van de VVD-fractie lezen in de beantwoording van de feitelijke vragen door de Algemene
Rekenkamer dat in 2024 nog aandacht nodig zal zijn om ervoor te zorgen dat de omschakeling
naar de nieuwe werkwijze in de organisatie uniform en soepel verloopt. Kan de Minister
dit verder concretiseren? Welke processtappen zijn er precies nodig om ervoor te zorgen
dat de nieuwe werkwijze succesvol geïmplementeerd kan worden? Wat kan de Minister
daarnaast doen om teveel fragmentatie van activiteiten te voorkomen?
Tussentijdse evaluatie Invest International
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de tussentijdse evaluatie van
Invest International. Zij zijn van mening dat het voor het Nederlandse bedrijfsleven
van belang is om handel te stimuleren via organisaties als Invest International. Zij
lezen in de evaluatie dat de resultaten grotendeels positief zijn en dat van het kernkapitaal
inmiddels € 485 miljoen van de begrote € 833 miljoen aan investeringen gecommitteerd
en deels ook uitbetaald is. Voorts lezen zij dat dit tempo hoger ligt dan bij oprichting
was voorzien door een sterkere marktvraag vanuit het Nederlandse bedrijfsleven en
de terugtrekkende beweging van commerciële banken. Invest International heeft aangegeven
extra financiering nodig te hebben om aan de marktvraag te kunnen blijven voldoen.
De Minister heeft in het debat naar aanleiding van de wijziging van de begroting die
samenhangt met de Voorjaarsnota op 19 juni jl. reeds aangegeven dat zij met de Minister
van Financiën in gesprek is om te kijken hoe het kernkapitaal van Invest International
uitgebreid kan worden. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister welke mogelijkheden
zij hiervoor ziet en op welke termijn zij denkt dat het kernkapitaal van Invest International
kan worden uitgebreid. Daarnaast vragen zij de Minister hoe zij de samenhang van Invest
International met organisaties als FMO en de RVO ziet. Ook zouden de leden van de
VVD-fractie graag willen weten hoeveel kapitaal van Invest International er via het
kernkapitaal en regelingen uitstaat bij kleinere bedrijven, zoals MKB-bedrijven, wat
de winstgevendheid nu is en wat de impact is op de voor Invest International relevante
SDG’s als de toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie?
Overig
De leden van de VVD-fractie hebben nog een vraag over de toezegging gedaan door de
voormalig Minister tijdens de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
op 31 januari jl., om te onderzoeken wat de mogelijke risico’s maar ook kansen zijn
van het verplichten van 50% eigen bijdrage voor subsidie ontvangende organisaties
en de Kamer daarover te informeren.2 Is het nog mogelijk om deze brief nog voor het zomerreces naar de Kamer te sturen?
III. Antwoord / Reactie van de Minister
IV. Volledige agenda
Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2023. 36 560 XVII, nr. 1 – Brief regering d.d. 15-05-2024 Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher.
Beantwoording vragen commissie over het Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
2023. 36 560 XVII, nr. 6 – Brief regering d.d. 04-06-2024 Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher.
Slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2023. 36 560 XVII – Begroting d.d. 15-05-2024 Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher.
Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden. 36 560 XVII, nr. 8 – Brief regering d.d. 04-06-2024 Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher.
Aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2023 bij Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking. 36 560 XVII, nr. 2 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 15-05-2024, president van de Algemene Rekenkamer,
P.J. Duisenberg.
Beantwoording vragen commissie, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport
Resultaten verantwoordingsonderzoek 2023 bij Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. 36 560 XVII, nr. 5 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 04-06-2024, president van de Algemene Rekenkamer,
P.J. Duisenberg.
Beantwoording vragen commissie over Aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek
2023 bij Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
36 560 XVII, nr. 7 – Brief regering d.d. 05-06-2024 Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher.
Decemberbrief BHOS-begroting 2023.
36 410 XVII, nr. 9 – Brief regering d.d. 18-12-2023 Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
G.E.W. van Leeuwen.
Tussentijdse evaluatie Invest International. 35 529, nr. 24 – Brief regering d.d. 20-02-2024 Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
G.E.W. van Leeuwen.
Beleidsreactie op IOB-evaluatie Nederlandse steun aan opvang van vluchtelingen in
de Syrië regio (2016–202 . 36 410 XVII, nr. 53 – Brief regering d.d. 11-03-2024 Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
G.E.W. van Leeuwen.
Toezegging uitvoering SRGR beleid en geboortebeperking. 33 625, nr. 352 – Brief regering d.d. 08-04-2024. Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
G.E.W. van Leeuwen.
Toetsingskader Risicoregelingen Afrikaanse Ontwikkelingsbank. 29 237, nr. 204 – Brief regering d.d. 23-04-2024 Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher.
Rapportage economische missies en bezoeken in 2023 en andere beleidsontwikkelingen
op terrein internationalisering Nederlands bedrijfsleven. 36 410 XVII, nr. 55 – Brief regering d.d. 07-05-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher.
Jaarrapportage actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling april 2023 – maart 2024. 36 180, nr. 98 – Brief regering d.d. 15-05-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher.
Publicatie OESO rapport Towards Demystifying «Trade Dependencies». 36 180, nr. 100 – Brief regering d.d. 22-05-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher – Publicatie OESO rapport Towards Demystifying «Trade Dependencies».
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.