Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 550 VII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
36 550
XIII
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
(XIII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
36 550
VI
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI)
voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 6
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 4 juni 2024
De vaste commissie voor Digitale Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van
dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 17 mei 2024 voorgelegd aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, van Economische Zaken en Klimaat en van Justitie en Veiligheid
en de aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief
van 31 mei 2024 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kathmann
Adjunct-griffier van de commissie, Muller
Vragen inzake wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met
de Voorjaarsnota)
1
Vraag:
Waarom wordt een deel van de dekking voor de microchipssector (€ 22 miljoen) gezocht
in de doorbouwgarantie (€ 175 miljoen), terwijl nog niet zeker is of het resterende
bedrag van € 153 miljoen voldoende is voor een effectieve alternatieve invulling van
het instrument? Wat wordt in dit verband bedoeld met «technisch afgeboekt»?
Antwoord:
Er is politiek besloten om ook vanuit de betrokken departementen bij te dragen aan
de verschillende investeringen in het ondernemingsklimaat voor de microchipsector
– waaronder op het gebied van woningbouw. Er wordt € 22 mln. binnen het budget doorbouwgarantie
gereserveerd ten behoeve van investeringen in het ondernemingsklimaat microchipsector
in de regio Eindhoven. Voor de herleidbaarheid worden deze middelen afgeboekt en zichtbaar
gemaakt binnen de regeling «vestigingsklimaat». Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd
over het verder uit te werken scenario voor de doorbouwgarantie.
2
Vraag:
Welk deel van de verhoging van de uitgavenbudgetten voor het tariefgefinancierde deel
van Doc-Direkt, OBF en RIS gaat naar digitale voorzieningen of innovaties en wat is
daar de reden voor?
Antwoord:
Bij OBF is € 5,2 mln. opgenomen ten behoeve van digitale voorzieningen (voor beheer
en onderhoud van het financieel systeemlandschap), voor RIS gaat het om € 0,3 mln.
en bij Doc-Direkt betreft het € 11,2 mln. aan digitale voorzieningen (modulaire dienstverlening,
implementatiekosten en ICT-kosten ten behoeve van de bedrijfsvoering).
3
Vraag:
Wat is de precieze reden van de verlaging van het budget met ongeveer 10 miljoen euro
voor artikel 6 Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving voor 2024 en verder?
In hoeverre speelt (verwachte) onderuitputting hierbij een rol?
Antwoord:
In de voorgaande jaren zijn de uitgaven op artikel 6 Overheidsdienstverlening en Informatiesamenleving
lager uitgevallen dan begroot. Dit kent diverse oorzaken die nader zijn toegelicht
in de jaarlijkse Slotwetten. Gezien de Rijksbrede financiële opgaven heeft het demissionaire
kabinet bij de eerste suppletoire begroting 2024 besloten om de begroting structureel
met € 9,5 mln. naar beneden bij te stellen.
4
Vraag:
Welk deel van het budget voor opdrachten voor de overheidsdienstverlening en voor
de informatiesamenleving in artikel 6.2 wordt besteed aan andere overheidsorganisaties,
zoals gemeentes en loketten, en welk deel van het budget gaat naar externe partijen?
Antwoord:
Naast middelen die beschikbaar worden gesteld voor externe partijen via inkoopopdrachten
(naar verwachting € 6 mln.) zijn er in 2024 ook middelen begroot die gedurende het
jaar gerealloceerd worden naar andere instrumenten, zoals subsidies aan externe partijen
en bijdragen aan andere overheidsorganisaties.
5
Vraag:
Wat zijn de gevolgen van het verlaagde budget op de post Overheidsdienstverlening,
informatiebeleid en informatiesamenleving (6.2) voor het realiseren van de beleidsdoelen?
Antwoord:
Bestaande digitale voorzieningen blijven functioneren. De mogelijke gevolgen van het
verlaagde budget zullen zich uiten in aangepaste prioriteiten bij nieuwe beleidsontwikkelingen.
6
Vraag:
Is op de posten Digitale dienstverlening en ICTU rekening gehouden met het toegankelijk
maken van overheidswebsites en diensten, zoals verplicht door de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn?
Zijn de middelen daarvoor toereikend?
Antwoord:
Binnen de subartikelen 6.2 en 6.7 zijn breder middelen gereserveerd voor de Digitale
Toegankelijkheid dan alleen op de posten Digitale dienstverlening en ICTU, waaronder
op de posten ondersteuning aan overheden en het inrichten van de toezichtsfunctie.
Het tekort op de arbeidsmarkt aan ICT-specialisten vormt echter een reëel risico met
betrekking tot digitale toegankelijkheid en het aantal overheidswebsites en apps die
nog niet voldoen aan de Web Content Accessibility Guidelines (WCAG) richtlijnen. Aandacht
hiervoor is nodig zodat overheidsorganisaties kunnen voldoen aan de wettelijke verplichting
tot digitale toegankelijkheid.
7
Vraag:
Welk deel van het gealloceerde budget van circa 51 miljoen euro in artikel 6.8 voor
het vernieuwingsbudget van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) wordt besteed
aan de Europese Digitale Identiteit (EDI)?
Antwoord:
Voor het programma EDI-stelsel NL, inclusief bureau Large Scale Pilots, is in 2024
€ 15,3 mln. begroot, zie ook het Programmeringsplan Generieke Digitale Infrastructuur
2024 op pgdi.nl.
8
Vraag:
Kunt u de forse toename op de post Generieke Digitale Infrastructuur (6.8) in 2029
nader toelichten?
Antwoord:
Er is geen sprake van een forse toename van het budget in 2029 ten opzichte van voorgaande
jaren. In begrotingsjaar 2024 is het jaar 2029 toegevoegd aan het meerjarenoverzicht
van de begroting. De middelen voor 2029 zijn via de extrapolatie in de 1e suppletoire
begroting toegevoegd. Dit wordt technisch weergegeven als een «mutatie» in 2029. Dit
geldt voor de gehele BZK-begroting.
Beschikbare budget voor GDI per jaar
*1.000 euro
2024
2025
2026
2027
2028
2029
6.8 GDI
337.071
351.032
352.073
352.098
351.701
351.986
9
Vraag:
Kunt u de verdeling van middelen op de post Logius verder toelichten? Waarom wordt
er in 2029 een grote verhoging van het budget verwacht?
Antwoord:
De middelen in 2024 op de post Logius zijn voor beheer & exploitatie van producten
en diensten van de Digitale Overheid ad € 226 mln. (onder andere DigiD, MijnOverheid
en Diginetwerk). Bij eerste suppletoire begroting is van deze post € 32,5 mln. gealloceerd
naar het vernieuwingsbudget Logius (onder andere Inrichten Stelsel Toegang, Doorontwikkeling
MijnOverheid, Herbouw Digipoort en het Federatief Berichten Stelsel). Tot slot is
op deze post circa € 5 mln. gereserveerd voor de Herbouw Officiële Publicaties en
de Herbouw Basiswettenbestand.
Er is geen sprake van een forse toename van het budget in 2029 ten opzichte van voorgaande
jaren, zie ook het antwoord op vraag 8.
10
Vraag:
Welk aandeel van het eigen personeel en welk aandeel van extern ingehuurden bedraagt
ICT’ers? Wat is de gewenste verhouding tussen intern- en extern ingehuurde ICT-krachten?
Antwoord:
In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) 2023 komt terug dat de kosten voor
intern ICT-personeel van het Rijk volgens de nieuwe berekenmethode € 1,23 mld. zijn.
Dit bedraagt 10% van de totale interne personeelskosten (€ 12,6 mld). In 2023 was
de ICT-inhuur 44% van de totale inhuur.
De totale uitgaven aan externe inhuur inclusief ICT inhuur mogen niet meer dan 10%
van de totale personele uitgaven betreffen (de zogenaamde Roemernorm n.a.v. de motie
Roemer). In het geval de norm wordt overschreden, is het uitgangspunt «leg uit» (comply-or-explain).
De ministeries leggen verantwoording af in hun departementale jaarverslag. Er is geen
specifieke norm voor de verhouding tussen interne medewerkers en extern ingehuurde
ICT krachten.
In het kader van ICT inhuur heeft ABD Topconsult een advies geschreven «Grip op ICT
inhuur». In dit rapport worden aanbevelingen gedaan om de externe inhuur van ICT’ers
terug te dringen. Het rapport wordt meegestuurd met de aanstaande verzamelbrief digitalisering
ten behoeve van aanbieding aan de Tweede Kamer.
11
Vraag:
Welk deel van het extra vrijgemaakt budget voor materiële uitgaven aan ICT, wat in
artikel 11.1 wordt verhoogd van circa 1,3 miljoen euro naar circa 18,3 miljoen euro,
wordt ingezet voor de genoemde verklaringen van Doc-Direkt, OBF en RIS, en waarvoor
wordt dit extra budget ingezet?
Antwoord:
Doc-Direkt heeft € 11,2 mln. aan ICT-uitgaven gebudgetteerd. Dit bestaat uit uitgaven
voor de modulaire dienstverlening, projectkosten (zoals implementatiekosten) welke
1 op 1 worden doorbelast aan afnemers, ICT-kosten ten behoeve van de bedrijfsvoering
en innovatiekosten. Voor OBF (€ 5,2 mln.) betreft het vooral de uitgaven die gemaakt
worden voor het beheer en onderhoud van het financieel systeem. Voor RIS gaat het
om € 0,3 mln.
Vragen inzake wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
12
Vraag:
Kunt u de negatieve mutaties voor het Digital Trust Center, Cybersecurity, ICT-beleid
en CSIRT-DSP toelichten (tabel 5)?
Antwoord:
De negatieve mutaties betreffen mutaties die bijdrages van andere overheidsdiensten
aan het werk van DTC, CSIRT en Cybersecurity mogelijk maken. Voor DTC betreft het
overboekingen naar RVO voor de subsidieregelingen «Cyberweerbaarheid» en «Mijn cyberweerbare
zaak» en een overboeking van de ICT kosten van DTC aan DICTU. Bij CSIRT-DSP gaat het
ook om ICT-kosten aan DICTU. Voor Cybersecurity betreft dit een overboeking naar RVO
voor de financiering van het publiek-private samenwerkingsplatform dcypher (programmabureau
cybersecurity) en een bijdrage van 100.000 euro van BZK voor het Centrum Informatiebeveiliging
en Privacybescherming (CIP). Het samenwerkingsplatform dcypher faciliteert de verbinding
tussen overheid, bedrijven en kennisinstellingen en is verantwoordelijk voor de agendering
en programmering van cybersecurity kennis- en innovatie projecten en werkprogramma's
(zie: Nederlandse Cybersecuritystrategie 2022–2028, Pijler ll). Verder gaat het voor
ICT-beleid om een bijdrage aan Logius voor het project «KVK deponeren Groot» en een
bijdrage aan TNO voor het Centre of Excellence – Data Sharing and Cloud. Voor de goede
orde, deze laatste bijdrages moeten los worden gezien van de mutaties/bijdrages voor
het DTC, het CSIRT en cybersecurity zoals hiervoor genoemd.
13
Vraag:
Wat valt er onder de post «ICT-beleid» (tabel 5)?
Antwoord:
Onder de post «ICT-beleid» valt het instrument «Kennis en Innovatie ICT» waarmee primair
initiatieven worden gefinancierd om:
1) de samenwerking tussen ondernemers, wetenschap en overheid op het gebied van digitale
innovatie te stimuleren bijvoorbeeld rond AI, cloud, en 6G (o.a. via de Topsector
ICT en Nederlandse AI-Coalitie)
2) de tekorten op de arbeidsmarkt aan digitaal geschoolden aan te pakken en digitale
vaardigheden te versterken (o.a. via de HCA ICT en de Smart Maker Academy).
14
Vraag:
Wat zijn de gevolgen van de opgelopen vertraging van de IPCEI Cloudinfrastructuur
en services?
Antwoord:
Door de lange notificatieprocedure bij de Europese Commissie konden de beschikkingen
niet eerder worden afgegeven dan eind 2023. De Nederlandse projecten zijn inmiddels
allemaal gestart, dus de opgelopen vertraging heeft geen inhoudelijke gevolgen gehad
voor de Nederlandse deelname aan de IPCEI CIS. Wel is het zo dat enkele projectonderdelen
door de uitgestelde startdatum pas later afgerond worden dan initiaal geraamd was.
15
Vraag:
Welk deel van de posten MKB-innovatiestimulering Topsectoren en Topsectoren overig
is bestemd voor de sector ICT?
Antwoord:
Allereerst wil ik benadrukken dat de hoeveelheid subsidie uit de gehele de Mkb-innovatiestimulering
Regio en Topsectoren (MIT-regeling) die naar de sector ICT gaat afhankelijk is van
de kwaliteit van de aanvragen uit de sector zelf en hoe succesvol deze zijn in hun
subsidieaanvraag voor een van de instrumenten van de MIT. Het succes van de subsidieaanvraag
hangt af van het beschikbare budget. Bij sommige instrumenten is er sprake van loting
voordat subsidie wordt toegekend. Door deze factoren kan het dat aanvragen, ondanks
dat ze van voldoende kwaliteit zijn, geen subsidie toegekend krijgen.
In 2022 is er 16,3 miljoen euro naar ICT projecten gegaan via de MIT-regeling, wat
neerkomt op 27 procent van de totale toegekende gelden uit de MIT-regeling in dat
jaar (60,8 miljoen euro). Dit zijn toegekende subsidiegelden die zowel door het Rijk
als door de regio’s gefinancierd worden. Dit betreffen subsidiegelden die zijn toegekend
aan ICT-projecten vanuit de vijf instrumenten van de MIT: R&D-samenwerkingsprojecten
(R&D-S) die een speciale AI-module heeft, haalbaarheidsstudies (HBH), MIT-kennisvouchers,
Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI)-netwerkbijeenkomsten en TKI-innovatiemakelaars.
Binnen drie instrumenten is er sprake van een vastgesteld budgetplafond voor de topsector
ICT vanaf 2024. De instrumenten TKI-innovatiemakelaars en TKI-netwerkactiviteiten
hebben een gecombineerd budgetplafond van 200.000 euro voor de topsector ICT. Het
instrument R&D-S heeft een vastgesteld budgetplafond van 3.550.000 euro voor AI-projecten
voor de topsector ICT.
Buiten de budgetplafonds van de genoemde instrumenten kunnen er nog steeds subsidiegelden
aan de sector ICT toegekend worden vanuit de MIT via MIT-haalbaarheidsprojecten, MIT-kennisvouchers
en de reguliere R&D-S.
Onder de bijdragen aan (inter)nationale organisaties onder Topsectoren overig (o.a.
bijdrage aan NWO en bijdragen aan o.a. Wetus in de context van Strategisch Belangrijke
Onderzoeksprogramma’s (SBO)) zijn geen specifieke posten bestemd voor de sector ICT.
16
Vraag:
Hoe verklaart u de minder dan verwachte aanvragen op het Deep Tech Fund in 2023? Hoe
wordt onderuitputting voortaan voorkomen?
Antwoord:
In de loop van 2023 heeft het Deep Tech Fund (DTF) het investeringsteam verder uitgebouwd.
Hoewel er veel vraag was vanuit de markt, zijn er wegens initieel tekort aan capaciteit
bij het team minder aanvragen behandeld. Voor 2024 zal er naar verwachting meer worden
gecommitteerd dan op het moment begroot. Bij Miljoenennota worden de ramingen van
het Toekomstfonds herzien in samenwerking met het Ministerie van Financiën. Hierbij
wordt onderzocht of het budget van DTF uit latere jaren naar voren gehaald kan worden.
Over het algemeen geldt dat de daadwerkelijke kapitaalsopname van Invest-NL uit het
Toekomstfonds niet gelijk loopt met de gecommitteerde bedragen. Bij een transactie
committeren investeerders zich namelijk voor een bepaald bedrag, dat dan niet altijd
meteen wordt uitgekeerd. Tussen het moment van committeren en het werkelijk uitkeren
van de bedragen kan maanden tot zelfs een jaar zitten. Invest-NL neemt alleen bedragen
op uit het DTF zodra het overgaat tot daadwerkelijke uitkeringen aan bedrijven.
Het DTF is een zogenaamd multi-stage fonds. Dat betekent dat het DTF relatief vroeg
instapt en meerdere rondes mee kan financieren. Een gevolg daarvan is dat het initiële
commitment in alle gevallen wordt vervolgd door een tweede, en soms een derde commitment.
Dat kan over een periode van meerdere jaren zijn, waarbij de latere rondes vaak grotere
bedragen vragen, tot ruim 30 miljoen euro. Het DTF houdt rekening met deze toekomstige
vervolgrondes. Het DTF zal naar verwachting binnen 2 tot 3 jaar uit-geïnvesteerd zijn.
17
Vraag:
Hoeveel geld uit het Nationaal Programma Groningen gaat naar het ontwikkelen van digitale
economische activiteit in de Provincie?
Antwoord:
Uit het Nationaal Programma Groningen wordt momenteel om en nabij 2 miljoen euro besteed
aan drie projecten die zich richten op het ontwikkelen van digitale economische activiteiten.
Dit betreft de Digitale Top Groningen, de Digitale Academie en het Digitaal Centrum
Oost-Groningen. Mogelijk kunnen in de toekomst meer projecten volgen die zich richten
op digitalisering.
18
Vraag:
Welk aandeel van het eigen personeel en welk aandeel van extern ingehuurden bedraagt
ICT’ers? Wat is de gewenste verhouding tussen intern- en extern ingehuurde ICT-krachten?
Antwoord:
Zie ook het antwoord op vraag 10. In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR)
2023 komt terug dat de kosten voor intern ICT-personeel volgens de nieuwe berekenmethode
1.233 miljard euro zijn. Dit bedraagt 10% van de totale interne personeelskosten (12.609
miljard euro). In 2023 was de ICT-inhuur 44% van de totale inhuur.
De totale uitgaven aan externe inhuur inclusief ICT inhuur mogen niet meer dan 10%
van de totale personele uitgaven betreffen (de zogenaamde Roemernorm n.a.v. de motie
Roemer). Deze uitgavennorm voor externe inhuur is richtinggevend, waarbij achteraf
door de desbetreffende Minister wordt verklaard waarom de norm al of niet is gerealiseerd.
In het geval dat de norm wordt overschreden, is het uitgangspunt «leg uit» (comply-or-explain).
De ministeries zijn verantwoordelijk voor het voldoen aan de norm. Zij leggen verantwoording
af in hun departementale jaarverslagen. Er is geen specifieke norm voor de verhouding
tussen interne medewerkers en extern ingehuurde ICT krachten.
In het kader van ICT inhuur heeft ABD Topconsult voor het Rijk een advies geschreven
«Grip op ICT inhuur». In dit rapport worden aanbevelingen gedaan om de externe inhuur
van ICT’ers terug te dringen. Dit rapport wordt meegestuurd als bijlage met de laatste
verzamelbrief ten behoeve van aanbieding aan de Tweede Kamer.
19
Vraag:
Hoe verklaart u de negatieve mutaties de komende jaren op de materiële uitgaven ICT?
Antwoord:
De negatieve mutaties betreffen boekingen (mutaties) van centraal materieel ICT geld
naar decentrale ICT projecten bij diverse diensten van EZK.
Vragen inzake wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en
Veiligheid (VI) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
20
Vraag:
Welk budget is er bij het ministerie gereserveerd voor de implementatie van de NIS2-richtlijn?
Waar zijn deze gereserveerde middelen te vinden?
Antwoord:
De beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid heeft u
separaat ontvangen.
21
Vraag:
Kunt u uitleggen waarom de € 18 miljoen voor verbeteringen aan het Basis Informatie
Systeem (BIS) pas in 2025 wordt uitgegeven? Hoe wordt dit verbeterplan ingevuld?
Antwoord:
De beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid heeft u
separaat ontvangen.
22
Vraag:
Welk aandeel van het eigen personeel en welk aandeel van extern ingehuurden bedraagt
ICT’ers? Wat is de gewenste verhouding tussen intern- en extern ingehuurde ICT-krachten
(art. 34.1)?
Antwoord:
De beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid heeft u
separaat ontvangen.
23
Vraag:
Kunt u de kostenpost ICT nader invullen (art. 34.1)?
Antwoord:
De beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid heeft u
separaat ontvangen.
24
Vraag:
Is het verhoogde budget voor het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) in 2029 gevolg
van de samenvoeging met het Digital Trust Center (DTC)? Zo niet, waarom is het budget
in dit jaar verhoogd met € 45 miljoen?
Antwoord:
De beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid heeft u
separaat ontvangen.
25
Vraag:
Welk aandeel van het eigen personeel en welk aandeel van extern ingehuurden bedraagt
ICT’ers? Wat is de gewenste verhouding tussen intern- en extern ingehuurde ICT-krachten
(art. 91.1)?
Antwoord:
De beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid heeft u
separaat ontvangen.
26
Vraag:
Kunt u de kostenpost ICT nader invullen (art. 91.1)?
Antwoord:
De beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid heeft u
separaat ontvangen.
27
Vraag:
Wat zijn de verwachte extra lasten de komende jaren door onderhoud of noodzakelijke
hervormingen van het apparaat ICT? Welke extra lasten loopt de Dienst Justitiële Inrichtingen
(DJI) op door verouderde ICT (tabel 12)?
Antwoord:
De beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid heeft u
separaat ontvangen.
Overkoepelende vragen die betrekking hebben op de drie bovenstaande begrotingsstaten
28
Vraag:
Kunt u inzichtelijk maken welk aandeel van het applicatielandschap van de rijksoverheid
geleverd wordt door Microsoft, Amazon en Google? Is het duidelijk hoeveel het Rijk
jaarlijks betaalt aan deze techleveranciers?
Antwoord:
Het applicatielandschap van de rijksoverheid is decentraal geregeld, wordt ondersteund
door verschillende IT-dienstverleners en gecontracteerde partijen maken op hun beurt
weer gebruik van derde partijen. Op het Rijks ICT-dashboard wordt per grote IT-activiteit
wel aangegeven welke primaire partij betrokken is.
29
Vraag:
Kunt u inzichtelijk maken welk aandeel van het applicatielandschap van de rijksoverheid
afkomstig is van Nederlandse leveranciers? Is het duidelijk hoeveel het Rijk jaarlijks
betaalt aan nationale leveranciers?
Antwoord:
De nationaliteit van leveranciers wordt niet vermeld op het Rijks ICT-dashboard. Wel
wordt in het inkoopproces vanuit veiligheidsbelang gekeken naar de leverancier en
het land waarin de voornaamste IT-activiteiten verricht worden.
30
Vraag:
Hoe grootschalig is het gebruik van cloudopslag en -diensten bij de rijksoverheid?
Wat is hierbij de verdeling van IaaS (Infrastructure-as-a-service), PaaS (Platform-as-a-service)
en SaaS (Software-as-a-service) diensten? Hoe wordt dit gemonitord?
Antwoord:
De verdeling van de typen dienstverlening (IaaS, PaaS, SaaS) wordt niet gemonitord.
Op dit moment wordt door de Auditdienst Rijk en door de Algemene Rekenkamer onderzoek
gedaan naar het gebruik van cloud bij het Rijk. De resultaten van deze onderzoeken
worden met uw Kamer gedeeld zodra deze beschikbaar zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.C. Kathmann, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken -
Mede ondertekenaar
S.R. Muller, adjunct-griffier
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.