Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 550 XVII Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 31 mei 2024
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met
het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te
brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 17 mei 2024 voorgelegd aan de Minister van voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 31 mei 2024 zijn ze door de Minister van
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Thijssen
Adjunct-griffier van de commissie, Prenger
1
Kunt u uitleggen waarom er een verhoging van € 213 miljoen nodig is voor de begroting
van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor 2024?
Antwoord
De verhoging bestaat grotendeels uit EUR 148 miljoen generale middelen in 2024 die
worden toegevoegd aan de begroting voor BHOS voor niet-militaire steun aan Oekraïne.
Daarnaast is het ODA-budget gestegen vanwege een hoger dan eerder verwacht BNI in
2024, conform gebruikelijke systematiek.
2
Welke specifieke nieuwe omstandigheden rechtvaardigen deze verhoging?
Antwoord
Op 24 februari 2024 was het twee jaar geleden dat Rusland de grootschalige invasie
van Oekraïne startte. Oekraïne heeft in deze fase van de strijd de steun harder nodig
dan ooit om overeind te kunnen blijven. In internationaal verband ondersteunt het
kabinet Oekraïne op militair gebied, draagt het kabinet bij aan begrotingssteun, humanitaire
ondersteuning en biedt het hulp bij de acute wederopbouw en herstelwerkzaamheden.
Deze niet-militaire steun zorgt ervoor dat Oekraïne economisch en maatschappelijk
overeind blijft en dat de overheid blijft functioneren. Zonder aanhoudende, tijdige
en voldoende financiële steun en hulp bij herstel van kritieke infrastructuur kan
Oekraïne de strijd niet volhouden, bestaat risico van een economische vrije val en
is het functioneren van de overheid in het geding. De totale hulp voor 2024 en 2025
– bilateraal en via de EU – ligt in de orde van grootte van het voorgaande jaar.
Daarnaast is het ODA-budget gekoppeld aan de ontwikkeling van het BNI. Het hoger dan
verwachte BNI in de nieuwe ramingen door het CPB leidt daarom ook tot een stijging
van het ODA-budget. Dit is de gebruikelijke systematiek, die bij een daling van het
geraamde BNI tot een bijbehorende verlaging had geleid.
3
Kunt u uitleggen hoe de verhoogde uitgaven binnen de ontwikkelingssamenwerking zullen
leiden tot concrete en meetbare resultaten, of bestaat er een risico dat deze middelen
worden besteed aan inefficiënte projecten zonder significante resultaten? Wat zijn
de mogelijke risico's?
Antwoord
De extra uitgaven concentreren zich op steun aan Oekraïne, humanitaire hulp, wederopbouw,
het opbouwen van weerbaarheid tegen klimaatverandering en het versterken van de Nederlandse
handelspositie. Vanuit de additionele middelen die zijn toegevoegd aan de BHOS-begroting
wordt zorgvuldig meegewogen welke modaliteiten het meest efficiënt zijn en hoe effectief
de steun bijdraagt aan de urgente noden in onder meer Oekraïne en Gaza. Uitvoeringspartners
leggen via reguliere rapportages verantwoording af over bereikte resultaten waarop
indien nodig bijsturing volgt.
Oekraïne heeft Rusland weerstand kunnen bieden mede dankzij de grootschalige gecoördineerde
internationale hulp, zowel op militair als niet-militair vlak. De Oekraïense economie
is gestabiliseerd na de eerste grote impact van de oorlog (krimp van meer dan 40%)
mede door een grootschalig IMF-programma met daaraan gekoppelde additionele internationale
begrotingssteun en kritieke herstel inspanningen. Concrete resultaten van onder meer
Nederland zijn steun aan de energievoorziening van Oekraïne die ondanks de grootschalige
Russische aanvallen tot dusver heeft kunnen functioneren. Miljoenen Oekraïners hebben
humanitaire hulp ontvangen en hulp gekregen bij herstel van basisvoorzieningen als
water, voedsel en onderdak.
Voor de andere uitgaven zijn concrete resultaten het verbeteren van onze handelsrelatie
met Japan, het snel kunnen inspringen op acute noden zoals in 2023 in onder meer Gaza
en Soedan, het ondersteunen van de inzet voor de VN-gezant voor wederopbouw voor Gaza
en de Resilience & Sustainability Trust helpt lage-inkomenslanden en kwetsbare middeninkomenslanden weerbaarheid op te bouwen
tegen externe schokken als klimaatverandering.
Mogelijke risico’s op fraude en corruptie worden vooraf goed ingeschat. Bij kanaalkeuzes
wordt zorgvuldig gekeken naar waarborgen t.a.v. deze risico’s en worden mitigerende
maatregelen genomen. Het overgrote deel van de Nederlandse niet-militaire steun aan
Oekraïne loopt via multilaterale organisaties, die werken via beproefde structuren
en ervaring in het tegengaan van frauderisico’s. Daarnaast is het belangrijk dat de
Oekraïense overheid snel optreedt tegen misstanden en waar nodig structurele hervormingsmaatregelen
neemt. Nederland ondersteunt dit bijvoorbeeld in het kader van het EU-toetredingstraject
en het vierjarig IMF-hervormingsprogramma.
4
In welke mate draagt deze suppletoire begroting bij aan directe Nederlandse belangen,
zoals economische voordelen of het verbeteren van handelsbetrekkingen, of behelst
deze voornamelijk steun aan externe partijen zonder direct voordeel voor Nederland?
Antwoord
Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking dragen bij aan het Nederlands belang.
Onze handels- en economische belangen worden gediend door goede relaties met lage-
en middeninkomenslanden. We investeren in die landen ook in duurzame ontwikkeling
op thema’s waarin Nederland unieke expertise in heeft zoals water, voedselzekerheid
en private sector ontwikkeling. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen plukken
daar de vruchten van.1
Ontwikkelingssamenwerking draagt daarnaast bij aan stabiliteit en veiligheid en het
aanpakken van grondoorzaken van armoede, terreur, irreguliere migratie en klimaat.
Daarom investeert Nederland ook extra in het Resilience and Sustainability Trust (RST) van het IMF; dat ertoe dient om lage- en middeninkomenslanden weerbaarder te
maken tegen klimaatverandering en armoede tegen te gaan in.
In deze suppletoire begroting zijn ook extra uitgaven voorzien voor deelname aan de
Osaka Expo. Concreet betekent dit het versterken van de handelspositie van Nederland
in Japan en de Oost-Aziatische regio. Japan is de vierde wereldeconomie en de 2025
Expo in Osaka biedt kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven onder andere de agri-
en horticultuur, life sciences & health, innovatieve technologieën en de energietransitie.
5
Kunt u een specifiek overzicht geven van de toename van de verschillende kostenposten
voor de eerstejaars opvang van asielzoekers uit DAC-landen?
Antwoord
In bijlage 1 vindt u een uitsplitsing van de kosten die aan ODA worden toegerekend
voor de eerstejaars opvang van asielzoekers uit DAC-landen. De eerste tabel biedt
een vergelijking tussen de asielraming uit 2023 en de raming uit 2024, inclusief de
prijsstijging. De prijs van opvang wordt elke twee jaar herijkt op basis van indexatiecijfers.
De tweede tabel laat een gedetailleerd overzicht zien van de meerjarige geraamde totale
uitgaven aan de asieltoerekening. De prijs wordt t/m 2029 gelijk verondersteld. Daarnaast
wordt de tegenvaller in 2026 verklaard doordat de raming uit 2023 nu voor het eerst
in dit jaar wordt verwerkt. Vorig jaar is de raming van 2025 rechtstreeks doorgetrokken
in verband met onzekerheden in de raming.
6
Kunt u een overzicht geven van het aantallen eerstejaars asielzoekers per DAC-land?
Antwoord
Gemiddelde bezetting uit DAC landen was in 20231 als volgt:
Gemiddelde
Syrische
21.437
Turkse
3.750
Jemenitische
3.618
Eritrese
3.115
Somalische
2.729
Iraanse
2.119
Iraakse
1.996
Afghaanse
1.925
Nigeriaanse
1.695
Pakistaanse
1.157
X Noot
1
De gemiddelde COA bezetting van de top 10 nationaliteiten over 2023 (het gemiddelde
over twaalf maanden met peildatum 31 december 2023). De cijfers zijn aangeleverd door
het Ministerie van JenV uit interne systemen.
7
Kunt u een overzicht geven van de specifieke oorzaken per DAC-land die de toename
van eerstejaars asielzoekers kunnen verklaren?
Antwoord
Wereldwijd zijn er een groot aantal push- en pull factoren voor mensen om hun land
te verlaten, zoals conflicten, klimaatverandering, zoektocht naar werk of de vrees
voor vervolging.
De belangrijkste oorzaak voor de migratie uit de eerste vier landen is conflict. Voorbeelden
van redenen om te vluchten uit een land waar conflict heerst, zijn honger, geweld,
vervolging, of bijvoorbeeld dat dat mensen niet gerekruteerd willen worden om te vechten.
Per land van herkomst en op groeps- of individueel niveau bestaan er diverse oorzaken,
die niet altijd direct een op een leiden tot een hoge asielinstroom in Europa en Nederland.
8
Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van de totale kosten die gemoeid zijn met
de opvang van eerstejaars asielzoekers uit DAC-landen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 5.
9
Hoeveel van deze kosten worden gedekt door herallocatie binnen het bestaande budget,
en hoeveel zijn extra uitgaven?
Antwoord
Onderstaande tabel laat de ontwikkeling van de asieltoerekening zien tussen Begroting
2024 en Voorjaarsnota 2024:
in EUR mln.
2024
2025
2026
Asieltoerekening Begroting «24
1.340
1.736
1.742
Verwerking MPP 2024-I
– 20
135
695
Asieltoerekening na VJN «24
1.320
1.871
2.436
De tweede regel in de tabel laat zien welk deel van de geraamde uitgaven nog niet
in de begroting verwerkt was. Het betreft de extra uitgaven in 2025 en 2026. Deze
uitgaven zijn gedeeltelijk opgevangen binnen de buffer op verdeelartikel 5.4. Nadat
deze buffer volledig ingezet is en na een beperkte kasschuif van 2025 naar 2026, resteert
er een tegenvaller van EUR 288 miljoen in 2026. Deze tegenvaller is als ombuiging
op de programmabudgetten op de BHOS-begroting verwerkt.
10
Zijn er ook Palestijnse vluchtelingen opgenomen in 2024?
Antwoord
Voor het jaar 2024 zijn op dit moment nog geen cijfers beschikbaar. Voor 2023 zijn
er 112 Palestijnse vluchtelingen bij het COA opgevangen.
11
Kunt u toelichten wat het totaalbedrag is dat van de BHOS-begroting naar de J&V-begroting
wordt overgeboekt in de periode 2023 tot en met 2026 voor eerstejaarsopvang asielzoekers?
Antwoord
in EUR mln.
2023
2024
2025
2026
Totaal
Asieltoerekening na VJN «24
1.160
1.282
1.833
2.398
6.673
Deze tabel laat zien wat de geraamde asieltoerekening uit het ODA-budget is voor wat
betreft de uitgaven door JenV in de periode 2023–2026. Hier bovenop wordt via OCW
vanuit het ODA-budget jaarlijks ongeveer EUR 38 miljoen bijgedragen aan het onderwijs
voor eerstejaars asielzoekers.
12
Wat is de totale omvang van de tegenvaller die in deze eerste suppletoire begroting
wordt verwerkt als gevolg van de bijdrage aan de eerstejaarsopvang asielzoekers?
Antwoord
Zie de tabel hieronder.
in EUR mln.
2024
2025
2026
Totaal
Asieltegenvaller VJN «24 voor ODA
– 20
135
695
810
13
Kan voor het lopende jaar en voor de afgelopen vijf jaar per jaar worden aangegeven
hoeveel geld, in getallen en in percentages, van het budget voor Official Development Assistance (ODA) naar eerstejaarsopvang van asielzoekers in Nederland is gegaan? Kan tevens
ook worden aangegeven hoeveel procent van de kosten van eerstejaarsopvang, en hoeveel
procent van de totale asielkosten, in deze jaren uit het ODA-budget kwamen?
Antwoord
In deze tabel ziet u wat de totale asieltoerekening was in de periode 2019–2024, inclusief
het aandeel van het ODA-budget. Bedragen tot en met 2023 betreft realisatie, over
2024 betreft het een raming. Ongeveer 84% van de eerstejaars COA-opvang wordt toegerekend
aan het ODA-budget.
2019
2020
2021
2022
2023
20241
ODA-budget
4.741
4.751
4.497
6.129
6.892
7.008
Asiel-toerekening
441
493
345
899
1.160
1.320
Percentage van totaal ODA
9%
10%
8%
15%
17%
19%
Totaal budget COA
638
759
477
1.577
2.579
3.885
Percentage van COA uit ODA
69%
65%
72%
57%
45%
34%
X Noot
1
Volgens de laatste raming (MPP 2024-I).
14
Kunt u toelichten op basis van welke systematiek de ombuiging van € 288 miljoen is
verdeeld over de vijf beleidsartikelen?
Antwoord
In deze Eerste suppletoire begroting is de ombuiging van EUR 288 miljoen op artikelniveau
verwerkt op de onderdelen «nog te verdelen».
De intensiveringen die door het huidige demissionaire kabinet zijn gedaan in het Coalitieakkoord
en de BHOS-nota zijn eerst rekenkundig uitgezonderd van de budgetten. Vervolgens is
de ombuiging evenredig verdeeld over de (oorspronkelijke) budgetten. Dit is conform
de systematiek die ook is toegepast bij de verwerking van de ombuiging van cumulatief
EUR 3,5 miljard vanwege asieltegenvallers in de begroting voor 2024. Dit leidt tot
de volgende verdeling op artikelniveau.
Artikelen
Ombuiging 2026 (bedragen x € 1.000)
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen
– 38.085
2. Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en klimaat
– 74.267
3. Sociale vooruitgang
– 72.389
4. Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling
– 76.601
5. Multilaterale samenwerking en overige inzet
– 26.335
Totaal
– 287.677
Over de precieze verdeling op detailniveau van de ombuiging van EUR 288 miljoen in
2026 zal ik u bij de begroting 2025 informeren.
15
Kunt u met een meerjarige overzichtstabel zichtbaar maken hoe de ombuigingen van € 3,5 miljard
en € 288 miljoen in de meerjarige begrotingen zijn verwerkt en welke projecten en
programma’s minder middelen krijgen toebedeeld? Zo niet, kunt u deze overzichtstabel
dan bij de begroting voor 2025 in de toelichting opnemen?
Antwoord
Voor een meerjarig, gedetailleerd overzicht van de ombuiging van EUR 3,5 miljard zoals
deze verwerkt is in de begroting 2024 verwijs ik u graag naar bijlage 1 van de beantwoording
van feitelijke vragen over deze begroting (Kamerstuk 36 410 XVII, nr. 12). Over de precieze verdeling van de ombuiging van EUR 288 miljoen in 2026 zal ik
u bij de begroting 2025 informeren.
16
Hoe verhoudt de ombuiging van € 288 miljoen in de eerste suppletoire begroting 2024
zich tot de ombuiging van € 3,5 miljard die in de eerste suppletoire begroting van
2023 werd aangekondigd?
Antwoord
Als gevolg van een hogere bezetting in het COA steeg de asieltoerekening in 2023,
wat leidde tot een ombuiging op de BHOS-begroting van EUR 3,5 miljard in de periode
2023–2026. De nieuwe ramingen in de MPP 2024-I leiden tot een nieuwe ombuiging op
de BHOS-begroting, die deels gedempt is door inzet van de buffer op verdeelartikel 5.4
en een kasschuif van 2025 naar 2026. Een ombuiging van EUR 288 miljoen in 2026 resteert.
Zie ook het antwoord bij vraag 17.
17
Betekent de € 288 miljoen aan ombuigingen in 2026 dat er € 441 miljoen uit artikel 5.4
is gehaald? Kan er een precieze berekening worden gegeven hoe de toerekening van eerstejaarsopvang
asielzoekers van € 695 miljoen is opgebouwd wat uiteindelijk leidt tot de € 288 miljoen
ombuigingen in 2026? Kan eenzelfde berekening worden gegeven voor 2025 en 2024?
Antwoord
In de beantwoording van vraag 5 en vraag 8 staat een precieze uitsplitsing van de
totale asieltoerekening. In de tabel hieronder staat een overzicht van de dekking
van de tegenvaller als gevolg van de nieuwe asielramingen (MPP 2024-I).
in EUR mln.
2024
2025
2026
Mutatie asieltoerekening agv MPP 2024-I
– 20
135
695
Inzet buffer 5.4
0
– 135
– 4071
Restant (te bezuinigen)
– 288
X Noot
1
Hiervan is ongeveer EUR 114 miljoen met een kasschuif uit de buffer van 2025 ingezet.
18
Kunt u toelichten wat het betekent dat de budgetten voor Oekraïne en voor wederopbouw
in o.a. Gaza beleidsmatig zijn gereserveerd? Vervallen deze budgetten wanneer ze niet
in 2024 tot uitkering komen?
Antwoord
Beleidsmatig gereserveerd betekent dat deze middelen voor de genoemde doelen zijn
gereserveerd op de BHOS-begroting met het doel dat deze budgetten in 2024 tot uitgave
komen. In het algemeen geldt dat de generaal verkregen budgetten voor Oekraïne die
niet tot uitputting komen, niet elders mogen worden ingezet en dus vervallen.
Mochten de middelen die gereserveerd zijn voor wederopbouw Gaza, die niet generaal
beschikbaar zijn gesteld maar uit de eigen begroting komen, niet tot besteding komen
in 2024, dan zullen deze alternatief worden ingezet. In dat geval zal ik u hierover
informeren in de Tweede suppletoire begroting 2024.
19
Waarom is de prijs bij het COA van eerstejaars asielzoekers uit DAC-landen hoger geworden?
Is er al zicht op de ontwikkeling van de prijs in de komende jaren? Zo ja, kan daar
een overzicht van worden gegeven?
Antwoord
Conform de geldende systematiek worden de kostprijzen iedere twee jaar aangepast en
in het tussenliggende jaar geïndexeerd. In 2024 zijn op basis van deze afspraak de
kostprijzen aangepast. Hierdoor zijn de kostprijzen gestegen met 12,1% voor de reguliere
COA opvang. Voor de AMV-ers zijn de prijzen gestegen met 10,3%.Voor 2025 zal de prijs
worden aangepast via reguliere indexatie.
20
Is het uitgangspunt om contracten niet open te breken gelukt?
Antwoord
Het uitgangspunt om geen contracten op te breken is gelukt, hoewel er in enkele gevallen
na de oorspronkelijke verdeling van de ombuigingen wel bijsturing nodig was. Zie bijvoorbeeld
de toelichting bij artikelonderdeel 3.3 van deze eerste suppletoire begroting. In
een enkel ander geval was een schuif tussen instrumenten nodig om het openbreken van
contracten te voorkomen, zie bijvoorbeeld de beantwoording bij vraag 39.
21
Welke VN-organisaties worden uit het Central Emergency Response Fund (CERF) gefinancierd? Behoort de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) daartoe, wat misschien indirecte financiering zou betekenen?
Antwoord
Het Central Emergency Response Fund (CERF) staat open voor VN-organisaties en de International Organisation for Migration
(IOM). In 2024 is tot nu toe humanitair werk gesteund van WFP, UNICEF, UNHCR, IOM,
WHO, FAO, UNFPA, UNDP, UNOPS, en UN Women2.
22
Hoeveel bedragen de additionele bouwkosten voor de Osaka Expo?
Antwoord
De additionele bouwkosten bedragen € 4 miljoen.
23
Heeft Nederland bij haar steun aan de CERF enige voorwaarden voor financiering gesteld?
Zo ja, welke?
Antwoord
De essentie van het VN-noodhulpfonds (Central Emergency Response Fund (CERF)) is dat de Secretaris Generaal hiermee snel, flexibel en betrouwbaar noodhulpverlening
mogelijk kan maken voor slachtoffers van natuurrampen en conflicten waar ook ter wereld.
Fondsen kunnen al de eerste dagen volgend op een ramp vrij worden gemaakt voor het
werk van VN-organisaties en hun partners. Die snelheid en flexibiliteit is nodig om
partners in staat te stellen direct te reageren daar waar de nood het hoogst is, zoals
bij de watersnood in Libië en aardbeving in Turkije. Nederland ziet er daarbij op
toe dat organisaties de middelen effectief en efficiënt inzetten, onder andere door
vertegenwoordiging in de Advisory Group.
24
Kan voor het Resilience and Sustainability Trust fonds, waar € 34 miljoen (intensivering, dekking bufferartikel 5.4) voor beschikbaar
wordt gesteld, worden aangegeven of de middelen uit dit IMF-fonds voornamelijk het
karakter van een lening of een gift hebben? Kan tevens worden aangegeven wat de voorwaarden
zijn waaronder landen aanspraak kunnen doen op het Resilience and Sustainability Trust fonds en hoe de inclusie van lokale maatschappelijke organisaties hierin is geborgd?
Antwoord
De Resilience and Sustainability Trust (RST) ondersteunt kwetsbare landen bij het implementeren van hervormingen op het
gebied van o.a. mitigatie- en adaptatiebeleid, het integreren van klimaatrisico’s
in begrotingsbeleid en het vergroenen van de financiële sector. De bijdrage van € 34 miljoen
– in de vorm van een gift – van de BHOS-begroting aan de reserverekening van de RST
is gekoppeld aan een Nederlandse bijdrage – in de vorm van een lening – van maximaal
SDR 1,7 miljard (EUR 2,1 miljard) aan de RST. Hierover bent u eerder geïnformeerd
(Kamerstukken II, 2023/24, 26 234, nr. 289). Met deze bijdrage aan de RST wordt ook gehoor gegeven aan de toezegging aan Kamerlid
Hirsch (Kamerstukken II, 2023/2024, 36 410 XVII, nr. 25). De reserverekening voorziet in een eerste liquide buffer om risico’s op uitstaande
leningen te dekken. Daarnaast kunnen middelen van de RST-reserverekening – indien
nodig – ook worden ingezet als rentesubsidie. Op deze manier draagt de reserverekening
bij aan het concessioneel maken van RST-leningen: zo worden de gehanteerde rentetarieven
van de RST aangepast aan het inkomensniveau van het land en hebben ze een looptijd
van maximaal 20 jaar, met een aflossingsvrijeperiode van 10,5 jaar.
Driekwart van de landen die lid zijn van het IMF komt in aanmerking voor RST-financiering,
inclusief de leden met lage inkomens, de meeste middeninkomenslanden en alle small developing states. Landen die in aanmerking komen dienen aan drie voorwaarden te voldoen: ze dienen
ambitieuze klimaathervormingen na te streven, in het bezit te zijn van houdbare schulden
en landen dienen ten tijde van de aanvraag reeds geëngageerd te zijn met het IMF middels
een ondersteunend programma. Voor de totstandkoming van de RST-hervormingen werkt
het IMF nauw samen met de autoriteiten en andere multilaterale ontwikkelingsbanken.
Door hervormingsagenda’s aan te laten sluiten op nationale ontwikkelingsprogramma’s
en andere nationale strategieën, zorgt het IMF dat hervormingen zoveel als mogelijk
gestoeld zijn op binnenlandse prioriteiten en een brede, nationale consensus.
In lijn met het verzoek van de Kamer om geïnformeerd te worden over de tussentijdse
evaluatie van de RST (Kamerstukken II, 2023/24, 26 234, nr. 289), zal de Minister van Financiën binnenkort middels een Kamerbrief de Commissie Financiën
hier verder over informeren.
25
Wat is de reden van de teruggave van het bedrag van € 12 miljoen van de Europese Investeringsbank
in 2024?
Antwoord
Het betreft onbestede middelen uit een fonds voor ACP landen (Afrika, Caribisch gebied
en Stille Oceaan) waar Nederland in het verleden aan heeft bijgedragen. Nederland
ontvangt daarom een teruggave van EUR 12 miljoen van de EIB. Aangezien het om ODA-ontvangsten
gaat, komt dit bedrag ten goede aan artikel 5.4.
26
Kan een toelichting worden gegeven op de bestemming van de € 30.270.000 aan extra
middelen voor de Financiële sector ontwikkeling in artikel 1.3?
Antwoord
De extra middelen voor financiële sector ontwikkeling zijn gebruikt voor een programma
van FMO dat met behulp van technische assistentie veelbelovende initiatieven gereed
maakt om in te investeren in ontwikkelingslanden (pijplijn-ontwikkeling). Doel van
deze initiatieven is om de financiële inclusie van het micro-, midden- en kleinbedrijf
te bevorderen.
Tevens ondersteunt dit programma bij het ontwikkelen van ecosystemen zodat de randvoorwaarden
voor succesvolle investeringen in de desbetreffende landen worden gecreëerd.
27
Hoeveel van de verhoogde uitgaven onder Artikel 1 (toename van € 36,7 miljoen in verplichtingen)
is specifiek toegewezen aan projecten die directe handelsvoordelen voor Nederlandse
bedrijven opleveren?
Antwoord
De toename van het verplichtingenbudget is met name bestemd voor programma’s bij ambassades,
gericht op versterking van de lokale private sector. Ook is EUR 10 miljoen extra verplichtingenbudget
toegekend aan de Oekraïne Partnerschapsfaciliteit. Deze faciliteit ondersteunt o.a.
Nederlandse bedrijven die willen werken aan herstel en wederopbouw in Oekraïne.
28
Kunt u voorbeelden geven van de nieuwe programma's bij ambassades onder Artikel 1
en uitleggen hoe deze de Nederlandse export en investeringsposities versterken?
Antwoord
De nieuwe programma’s bij ambassades richten zich op het versterken van het ondernemingsklimaat
voor lokale en Nederlandse bedrijven, o.a. door het inzetten van Nederlandse kennis
en innovaties. De nieuwe fase van het TRAIDE programma in Ethiopië zal zich richten
op het vergroten van Nederlandse investeringen in en handel met Ethiopië, bijvoorbeeld
door het uitvoeren van sectorale quick scans, het faciliteren van ontmoetingen van
producenten, investeerders en vertegenwoordigers van de overheid over o.a. nieuwe
EU regelgeving, en het organiseren van «hackatons» en handelsmissies. De nieuwe activiteit
«Business Competititiveness and Investement Attractiveness Index» in Kenia beoogt
om in samenwerking met overheidsinstanties, ondernemersorganisaties, ngo’s en kennisinstitutes
een meetindex en implementatiestrategie te ontwikkelen voor het verminderen van de
tijd en kosten om een bedrijf te starten, het opzetten van platforms voor publieke
dialoog en het adviseren op lokale investeringswetten en -regelgeving.
29
Waar komt de mutatie á € –24 miljoen vandaan op de post «bijdrage aan (inter-)nationale
organisaties»?
Antwoord
Dit betreft een saldering van alle mutaties binnen de post «bijdrage aan (inter-)nationale
organisaties. De mutatie komt voort uit de verlaging van het budget voor Infrastructuurontwikkeling
(zie vraag 30).
30
Kan een toelichting worden gegeven op de vermindering van € 26.634.000 op Infrastructuurontwikkeling
in artikel 1.3?
Antwoord
Verplichtingen die voor de ontwikkeling van infrastructuur worden aangegaan in het
kader van het DRIVE-programma zullen in de komende jaren tot kasuitgaven leiden. Infrastructuurprojecten
kennen een lange doorlooptijd. Aangezien het DRIVE-programma op basis van de vernieuwde
beleidsregels nog in opbouw is, worden voor 2024 minder kasuitgaven begroot dan eerder
voorzien.
31
Hoeveel kost dat toezicht op de IMVO-wetgeving (CSDDD-richtijn) naar verwachting?
Welke taken liggen er voor de nationale overheid die vooral geld kosten?
Antwoord
De voorlopige inschatting van de kosten van het toezicht op de implementatiewet Corporate
Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) is EUR 3,9 miljoen per jaar vanaf 2027.
In de jaren vóór 2027 zijn er aanloopkosten voor voorbereidende werkzaamheden door
de toezichthouder, naar verwachting EUR 0,4 miljoen in 2024, EUR 0,6 miljoen in 2025
en EUR 2,8 miljoen in 2026. Deze voorlopige inschatting is gebaseerd op (i) de kosten
voor het toezicht op vergelijkbare wetgeving in andere landen en (ii) informatie uit
gesprekken met de Autoriteit Consument en Markt, de beoogd toezichthouder op de implementatiewet
CSDDD.
De taken van de toezichthouder zullen onder meer bestaan uit het opstellen van een
toezichtstrategie, het doen van interventies, het onderzoeken van en besluiten over
binnengekomen meldingen en het uitvoeren van markstudies. Daarnaast zal de toezichthouder
best practices ontwikkelen, gericht op de voorbereiding en ondersteuning van bedrijven.
Tot slot zal de toezichthouder contacten onderhouden met andere Nederlandse toezichthouders,
nationale toezichthouders in andere lidstaten, de Europese Commissie en andere relevante
stakeholders.
De ACM zal in een nog op te stellen uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets (UHT) van
de implementatiewet de uitvoeringslasten nader uitwerken.
32
Wat voor programma’s bij de ambassades helpen om de implementatie van de CSDDD-richtlijn
te bevorderen?
Antwoord
Het postennetwerk wordt op verschillende manieren ondersteund in hun rol bij de implementatie
van de CSDDD-richtlijn. Zo zijn er IMVO-postenrichtlijnen, een e-learning, workshops
en hand-outs beschikbaar, is er een eerste werkgroep in de Golfregio opgezet voor
de uitwisseling van IMVO-specifieke kennis en kan het IMVO-steunpunt ingeschakeld
worden voor de beantwoording van vragen vanuit het bedrijfsleven over IMVO-wetgeving.
Ook maakt de toepassing van IMVO in de regio onderdeel uit van de economische werkplannen
van ambassades die deze verplicht moeten opstellen.
Daarnaast is het postennetwerk gebaat bij OS-programma’s die door het Ministerie van
Buitenlandse Zaken gefinancierd worden in het kader van flankerend beleid bij IMVO.
Deze programma’s helpen in dialoog met productielanden voor meer engagement en voorbereiding
op aankomende IMVO wet- en regelgeving, waaronder de CSDDD. Partnerorganisaties als
IDH, Solidaridad, de vakbonden, Fair Wear en RVO, vormen voor posten een belangrijke
informatiebron om de lokale context te duiden, én ondersteunen het Nederlandse bedrijfsleven
en hun toeleveranciers in productielanden bij het verduurzamen van hun productieproces
om zo te helpen voldoen aan Europese IMVO-wetgeving.
33
Wanneer worden de bezuinigingen op artikelniveau voor 2025 en 2026 verder ingevuld?
Waarom wordt er in deze eerste suppletoire begroting geen nadere invulling gegeven
over de aangekondigde bezuinigingen op artikelniveau van de begroting 2024?
Antwoord
Over de precieze verdeling van de ombuiging van EUR 288 miljoen in 2026 zal ik u bij
de begroting 2025 informeren.
Voor een meerjarig, gedetailleerd overzicht van de ombuiging zoals deze verwerkt is
in de begroting 2024 verwijs ik u graag naar bijlage 1 van de beantwoording van feitelijke
vragen over deze begroting (Kamerstuk 36 410 XVII, nr. 12).
34
Kan worden aangegeven waar de aangekondigde bezuiniging van de begroting 2024 van
€ 20 miljoen op artikel 1 neerslaat?
Antwoord
De mutatie van EUR 20 miljoen betreft een verschuiving binnen artikel 1.3 en is per
saldo geen bezuiniging. Het gaat om kasbudget dat gereserveerd was voor bijdragen
in het kader van infrastructuurontwikkeling (nl. de DRIVE en D2B-programma’s) en nu
wordt verschoven naar subsidies voor financiële sector ontwikkeling. Dit heeft echter
geen effect op de totale bedragen die voor DRIVE en D2B zijn gecommitteerd.
35
Kunt u de rationale verduidelijken achter de aanzienlijke verhoging van € 524,5 miljoen
in verplichtingen voor 2024 onder Artikel 2? Welke specifieke nieuwe projecten of
uitdagingen worden hiermee aangepakt?
Antwoord
Het verplichtingenbudget in 2024 neemt toe met EUR 524,5 miljoen. De grootste voorgenomen
verplichting, het Food Systems Resilience Program met de Wereldbank voor Oost en Zuidelijk
Afrika, betreft een verplichting van EUR 173 miljoen (2024–2030). Om in 2024 een vervolg
te geven aan de 10 jaar Nederlandse inzet om beschikbaarheid van goede kwaliteit zaaigoed
in Afrika te verbeteren, is een verplichting opgenomen van EUR 100 miljoen (2024–2034).
Daarnaast is er EUR 10,5 miljoen verplichtingenbudget overgeheveld vanuit 1.3 naar
2.3 voor het National Initiatives for Sustainable & Climate Smart Oil Palm Smallholders
(NISCOPS) programma van IDH. Bovendien is het verplichtingenbudget verhoogd in het
kader van de bijdrage aan het International Fund for Agricultural Development (IFAD)
voor EUR 128 miljoen en voor EUR 34 miljoen om het doorlenen van trekkingsrechten
aan het Resilience and Sustainability Trust (RST) van het IMF mogelijk te maken. Tot
slot wijzigt het verplichtingenbudget door diverse lokale projecten voor EUR 79 miljoen.
36
Kunt u toelichten waarom er € 31 miljoen extra wordt uitgegeven aan klimaatinitiatieven
gezien de onzekerheid over de efficiëntie van deze uitgaven en de twijfelachtige invloed
ervan op de milieu- en klimaatdoelstellingen van Nederland?
Antwoord
De extra uitgaven betreffen een overheveling van EUR 34 miljoen van artikel 5 naar
artikel 2 voor de bijdrage aan het Resilience and Sustainability Trust (RST) van het
IMF die gesaldeerd met kleinere mutaties uitkomt op EUR 31 miljoen. Voor een toelichting
op RST zie vraag 24.
37
Kunt u een toelichting geven op de afname van € 30.000.000 aan middelen voor het Dutch
Fund for Climate and Development in artikel 2.3?
Antwoord
Deze EUR 30 miljoen was voorzien voor een nieuw klimaatfonds als vervolg op het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) in 2024. Uitstel van de oprichting van dit vervolg is de reden voor de afname.
38
Kan nadere informatie worden gedeeld met de Kamer over de opzet van het Food Systems Resilience Program met de Wereldbank voor Oost en Zuidelijk Afrika en eveneens over het programma dat
een vervolg geeft aan de tien jaar Nederlandse inzet om beschikbaarheid van goede
kwaliteit zaaigoed in Afrika te verbeteren?
Antwoord
Het Food Systems Resilience Program (FSRP) van de Wereldbank voor Oost en Zuidelijk
Afrika ondersteunt landen en regionale organisaties in hun streven naar het vergroten
van de klimaatbestendigheid en duurzame productiviteit van voedselsystemen. Hoofddoelstellingen
binnen dit programma zijn (a) beter kunnen reageren op verslechterende voedselzekerheidssituaties,
(b) versterken van duurzame landbouwproductiecapaciteit, (c) ondersteunen van duurzaam
gebruik van natuurlijke hulpbronnen, (d) marktontwikkeling en vergroten van toegevoegde
waarde van primaire productie, en (e) meer aandacht voor weerbaarheid van voedselsystemen
in nationale en regionale beleidsvorming.
Begin mei is besloten, in overleg met de Wereldbank, om de voorziene Nederlandse bijdrage
aan FSRP voor Oost en Zuidelijk Afrika nog niet te effectueren omdat er op dit moment
onvoldoende zekerheid is met betrekking tot langjarige beschikbaarheid van voldoende
Nederlandse fondsen.
Met betrekking tot het voorziene programma dat een vervolg geeft aan de tien jaar
Nederlandse inzet om beschikbaarheid van goede kwaliteit zaaigoed in Afrika te verbeteren
zijn er verkennende gesprekken gevoerd met ambassades en meerdere organisaties, waaronder
SEEDNL, de Afrikaanse Unie en het Forum for Agricultural Research in Africa (FARA).
Een besluit over opzet en Nederlandse bijdrage is nog niet genomen vanwege de onzekere
budgettaire situatie.
39
Wat zijn de ontwikkelingen op SRGR gebied als er € 9 miljoen minder naar internationale
organisaties gaat en € 9 miljoen meer naar subsidies?
Antwoord
De verschuiving is niet ingegeven door een wijziging in het beleid maar is technisch
noodzakelijk om aan reeds aangegane verplichtingen te kunnen voldoen.
40
Kan worden aangegeven waar de aangekondigde bezuiniging van de begroting 2024 van
€ 62 miljoen op artikel 2 neerslaat? Kan tevens worden aangegeven, of anders een inschatting
worden gegeven van, hoeveel mensen voorzien kunnen worden van toegenomen landbouwproductiviteit,
schoon en veilig drinkwater en/of klimaatweerbaarheidsmaatregelen als de ombuiging
op artikel 2 a € 62 miljoen ongedaan gemaakt wordt? Kan hiervan een indicatie gegeven
worden op basis van terugdraaien van € 62, € 31 en € 16 miljoen?
Antwoord
De onderverdeling van de ombuiging op artikel 2 van EUR 62 miljoen die is verwerkt
in de begroting 2024 is als volgt:
Voedselzekerheid EUR – 26,3 miljoen
Water EUR – 14,9 miljoen
Klimaat EUR – 20,5 miljoen
Op voedselzekerheid zal in 2.024 EUR 26,3 miljoen worden bezuinigd. Zonder deze bezuiniging
kunnen, indicatief en gebaseerd op de gemiddelde kosten per direct bereikte begunstigde,
circa 1 miljoen meer boeren en 2 miljoen meer ondervoede kinderen worden bereikt met
activiteiten om hun productiviteit en inkomen, respectievelijk hun voedselsituatie
te verbeteren.
Op water zal in 2.024 EUR 14,9 miljoen worden bezuinigd. Zonder deze bezuiniging is
de inschatting, gebaseerd op resultaten van verschillende programma’s, dat er circa
400.000 meer mensen worden bereikt met toegang tot schoon drinkwater en sanitatie
en circa 225.000 meer mensen voordeel hebben van maatregelen op het gebied van verbeterd
waterbeheer.
Zoals toegelicht in de oorspronkelijke begroting 2024 heeft Nederland in het licht
van de asieltegenvaller (voor 2024 voor klimaat EUR 20,5 miljoen) bij de middelaanvulling
van het Groene Klimaat Fonds (GCF) een bijdrage toegezegd die ten opzichte van andere
landen relatief beperkt is. Door deze keuze worden circa 1,5 miljoen minder mensen
bereikt met klimaatweerbaarheidsmaatregelen.
Voor het ongedaan maken van de helft of een kwart van de bezuinigingen geldt een evenredige
afname van genoemde indicatieve aantallen.
41
Welke specifieke resultaten verwacht u te bereiken met de toename van € 642 miljoen
in uitgaven onder Artikel 3 en hoe worden deze resultaten gemeten?
Antwoord
In 2024 is een toename van EUR 21,7 mln gemeld en deze is grotendeels het gevolg van
het bijsturen op het uitgavenbudget van het VMM subsidiekader Power of voices. Een
toename van EUR 642 mln op artikel 3 is niet opgenomen in de 1e suppletoire begroting. Aangezien het hier dus niet gaat om een toename van het Power
of Voicesbudget maar uitsluitend om een verschuiving van de uitgaven in de tijd heeft
dit geen invloed op de gebruikelijk wijze van resultaatmeting.
42
Hoe draagt de verhoogde financiering voor sociale vooruitgang bij aan de stabilisatie
van regio's van waaruit migratie naar Europa plaatsvindt?
Antwoord
Uit studies en evaluaties blijkt dat investeringen in rurale ontwikkeling, gezondheidszorg
en basisonderwijs ook in fragiele contexten kunnen leiden tot meer voedselzekerheid,
verbetering van de gezondheid van moeders en kinderen en een toename van het aantal
jongens en meisjes dat basisonderwijs volgt. In deze contexten zijn met name kleine,
lokaal geleide projecten die zich richten op concrete dienstverlening (zoals een medische
post voor moeder en kindzorg) effectief. Uit de IOB-Evaluatie over de inzet in fragiele
staten (Inconvenient Realities, 2023) blijkt ook dat investeringen de sociale cohesie en veerkracht op lokaal niveau kunnen
versterken. Het is wel belangrijk dat Nederland ook in fragiele staten verbinding
zoekt met de nationale overheid en andere relevante partners.
43
Hoeveel worden de landenprogramma’s in Benin, Oeganda en Burundi verhoogd in 2024?
Antwoord
Het verplichtingenbudget in de landenprogramma’s van Benin, Oeganda en Burundi wordt
als volgt verhoogd:
Benin: EUR 36.500.00
Oeganda: EUR 16.800.000
Burundi: EUR 5.225.000
De ophoging van deze verplichtingenbudgetten heeft geen gevolgen voor het kasbudget
op artikel 3 omdat het daar meerjarig binnen past.
44
Kan worden aangegeven wat de gevolgen zijn van de mutaties op artikel 3.1 en 3.3 in
het jaar 2026 met betrekking tot de in de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
2024 opgenomen reserveringen binnen artikel 3.1, 3.2 en 3.3 voor het nieuwe beleidskader
voor Versterking Maatschappelijk Middenveld?
Antwoord
Over de precieze verdeling van de totale ombuiging van EUR 288 miljoen in 2026 zal
ik u bij de begroting 2025 informeren.
45
Wanneer verwacht u de aangekondigde Hoofdlijnenbrief over het nieuwe beleidskader
voor Versterking Maatschappelijk Middenveld naar de Tweede Kamer sturen?
Antwoord
Besluitvorming over de hoofdlijnen van een nieuw beleidskader Versterking Maatschappelijk
Middenveld laat ik aan een volgend kabinet.
46
Wat is de verwachte impact van de ODA-ombuigingen in 2024 op het behalen van Duurzame
Ontwikkelingsdoel (SDG) 5 en op internationale afspraken die Nederland heeft gedaan
ten aanzien van de inzet om SDG 5 te behalen, en wat zijn de mogelijkheden om deze
impact te mitigeren?
Antwoord
De ODA ombuigingen hebben tot gevolg dat er minder fondsen beschikbaar zijn die direct
of indirect ten goede komen aan het behalen van de SDG 5 doelen, te weten vrouwenrechten
en gendergelijkheid, inclusief de bestrijding van geweld tegen vrouwen.
De impact van deze ombuiging zou via verdere gendermainstreaming ten dele gemitigeerd
kunnen worden.
47
Hoe definieert het kabinet «veilige abortus»?
Antwoord
De Nederlandse internationale inzet op het terrein van veilige abortus gaat uit van
de door de WHO gestelde definities en richtlijnen3. Dit betekent toegang tot goede informatie en tot zorg door iemand met de vereiste
vaardigheden en in overeenstemming met de WHO-richtlijnen. Het is belangrijk dat veilige
abortus onderdeel is van een breed pakket aan SRGR diensten, zoals toegang tot informatie
over seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en toegang tot anticonceptie.
Onveilige abortus is wereldwijd een van de belangrijkste oorzaken van moedersterfte.
48
Kan worden aangegeven waar de aangekondigde bezuiniging van de begroting 2024 van
€ 59 miljoen op artikel 3 neerslaat?
Antwoord
De ombuigingen slaan vooral neer op het budget voor Mondiale gezondheid en SRGR (artikel 3.1).
Hierbij geldt dat de ombuigingen niet neer slaan op lopende programmering en activiteiten.
Ze hebben betrekking op de mogelijkheid tot intensiveringen en het aangaan van nieuwe
verplichtingen in het kader van de mondiale gezondheidsstrategie. Het budget voor
mondiale gezondheid en SRGR in 2024 blijft gelijk ten opzichte van 2023, toen er wel
is geïntensiveerd. Doordat de ombuigingen in de loop van 2023 minder hoog waren dan
voorzien, en een aantal geplande betalingen voor 2024 konden worden teruggeschoven
naar 2023, is in het komende jaar ruimte gecreëerd om invulling te kunnen blijven
geven aan de implementatie van de mondiale gezondheidsstrategie
Ook slaan de ombuigingen neer op het programma voor versterking van het maatschappelijk
middenveld (artikel 3.3).
Voor een meerjarig, gedetailleerd overzicht van de ombuiging zoals deze verwerkt is
in de begroting 2024 verwijs ik u graag naar bijlage 1 van de beantwoording van feitelijke
vragen over deze begroting (Kamerstuk 36 410 XVII, nr. 12).
49
Gezien de verhoging van de uitgaven met € 531,5 miljoen onder Artikel 4, kunt u uitleggen
welke nieuwe veiligheidsdreigingen of kansen deze extra middelen noodzakelijk maken?
Antwoord
De verhoging met € 531,5 miljoen betreft niet de uitgavenbegroting 2024 maar de verplichtingenbegroting
2024. De verplichtingenbegroting 2024 komt met deze verhoging op ongeveer hetzelfde
niveau als de uitgavenbegroting 2024.
De verhoging van het verplichtingenbudget betreft geen extra uitgaven.
Zoals in de toelichting is aangegeven betreft de verhoging een correctie vanwege onderbesteding
van het verplichtingenbudget in 2023 en het verlagen van verplichtingenbegrotingen
in de toekomst.
In 2024 wordt het verplichtingenbudget onder artikel 4 aangewend voor met name het
PROSPECTS programma waarmee vluchtelingen in de regio worden opgevangen, beschermd
(incl. WASH) en perspectief geboden via scholing en werk. Tevens worden subsidies
toegekend op subsidiebeleidskaders die reeds in 2023 zijn gepubliceerd. Dit betreft
activiteiten ter versterking van de Humanitaire Sector, opvang in de regio en migratie,
veiligheid voor mensen en gemeenschappen en op het gebied van vredesopbouw en conflictbemiddeling.
50
Wat zijn de verwachte concrete resultaten van deze verhoogde uitgaven in termen van
verbeterde vrede en veiligheid in de betrokken regio's?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 49.
51
Welke organisaties maken vooral aanspraak op de subsidies voor opvang in de regio
onder 4.2?
Antwoord
Met name niet-gouvernementele organisatie (NGO`s) maken aanspraak op de subsidies
voor opvang in de regio op artikel 4.2. Het betreft NGO`s die de toegang voor vluchtelingen
en gastgemeenschappen tot onderwijs, bescherming en werkgelegenheid in de Hoorn van
Afrika en MENA regio bevorderen, en die de capaciteit versterken van lokale organisaties
die opkomen voor de belangen van deze doelgroep.
52
Kunt u toelichten uit welke mutaties de toename van de verplichtingen, die samenhangen
met de genoemde tenders, op artikel 4 is opgebouwd voor 2024?
Antwoord
Op artikel 4 worden in 2024 subsidies toegekend op basis van de volgende, in 2023
gepubliceerde subsidiebeleidskaders:
Versterking van de Humanitaire Sector 2024–2027, subsidieplafond € 60 miljoen (dwz
15 mln per jaar)
Migration and Displacement 2023–2028, subsidieplafond € 57 miljoen
Contributing to Peaceful and Safe Societies 2024–2031, subsidieplafond € 200 miljoen
(dwz 25 mln per jaar)
De verplichtingenmutatie betreft met name Migration and Displacement, omdat verwacht
was dat de toekenningen eind 2023 verricht konden worden, dit is echter begin 2024
gerealiseerd. Hierdoor is er een andere verdeling per jaar.
53
Waaruit bestaat het juridisch verplichte percentage? Welke verschillende redenen zijn
er dat uitgaven verplicht worden?
Antwoord
Alle uitgaven op artikel 4 worden voorafgaand verplicht. Op artikel 4 zijn met name
bijdragen en subsidies verplicht en in mindere mate opdrachten. De verplichting wordt
vastgelegd in de financiële administratie op het moment dat deze wordt aangegaan.
Dit is bij een bijdrage in het algemeen bij het ondertekenen van een arrangement en
bij subsidies bij het toekennen van de subsidie aan een aanvrager middels een beschikking.
Bij een opdracht bij het ondertekenen van de opdrachtbrief.
Er staan ruim 200 verplichtingen op artikel 4 geregistreerd met een betaalverplichting
in 2024. De grootste (> € 10 miljoen):
Dutch Relief Alliance
79.597.942
WFP Contribution
60.000.000
CERF Contribution
55.000.000
ICRC Core contribution
55.000.000
UNICEF Prospects partnership phase II
41.477.202
Country based Pooled Funds
36.000.000
UNHCR Core Contribution
35.000.000
Nederlandse Rode Kruis
34.029.969
COMPASS – Phase 2
25.000.000
UNRWA Core contribution
19.000.000
UNICEF Global Humanitarian Thematic Fund
17.000.000
Strategic Partnership VNG International
14.028.750
Iom – Strengthen Resilience of Afghans in PAK
13.485.507
DSH COMPASS MigrationPartnershipFunding
12.997.153
54
Kan worden aangegeven waar de aangekondigde bezuiniging van de begroting 2024 van
€ 30 miljoen op artikel 4 neerslaat?
Antwoord
Voor een meerjarig, gedetailleerd overzicht van de ombuiging zoals deze verwerkt is
in de begroting 2024 verwijs ik u graag naar bijlage 1 van de beantwoording van feitelijke
vragen over deze begroting (Kamerstuk 36 410 XVII, nr. 12). De ombuiging op artikel 4 van EUR 30,1 miljoen in 2024 slaat neer op opvang in
de regio (EUR 12,7 miljoen) en veiligheid en rechtsorde (EUR 17,4 miljoen).
55
Kan worden aangegeven waarop de in totaal € 77 miljoen bezuiniging op artikel 4 in
de eerste suppletoire begroting 2024 vanaf 2026 op neerslaat, en specifiek of dit
ook artikel 4.1 (humanitaire hulp) raakt?
Antwoord
Over de precieze verdeling van de ombuiging van EUR 288 miljoen in 2026 zal ik u bij
de begroting 2025 informeren.
56
Kunt u specifiek toelichten waarom er een toename is van € 1.118.080 miljoen in verplichtingen
onder Artikel 5 en hoe deze bijdraagt aan Nederlandse belangen?
Antwoord
De toename van verplichtingen onder artikel 5 is voornamelijk het gevolg van de volgende
mutaties:
– EUR 915 miljoen t.b.v. garantiekapitaal van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AfDB)
– EUR 15 miljoen t.b.v. de 14e middelenaanvulling van het Aziatisch Ontwikkelingsfonds ADF van de Aziatische Ontwikkelingsbank
(ADB)
– EUR 15 miljoen t.b.v. kapitaalverhoging van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank
(IDB)
– EUR 62 miljoen t.b.v. het Special Program for Ukraine and Moldova (SPUR) van de International Development Association IDA van de Wereldbank.
De verhoging van het garantiekapitaal van de AfDB betreft een garantie waarvoor geen
kasuitgave hoeft worden ingeboekt. Zie verder het antwoord op vraag 58.
De verhoging van de verplichting aan de ADB betreft de Nederlandse bijdrage aan de
14e middelenaanvulling van het ADF waarmee vooral wordt geïnvesteerd in klimaatadaptatie
en, onder strikte voorwaarden, Afghanistan.
De verhoging van de verplichting aan de IDB betreft de Nederlandse inleg voor de kapitaalverhoging
van het private-sectoronderdeel van de bank, IDB Invest.
De verhoging van de verplichting aan de Wereldbank betreft de Nederlandse bijdrage
aan het Special Program for Ukraine and Moldova (SPUR) van de International Development Association IDA, dat gericht is op ondersteuning van Oekraïense overheid bij het leveren van
basisdiensten, het herstellen van kritieke infrastructuur en het implementeren van
hervormingen
Bovenstaande garantie en bijdragen stellen de desbetreffende multilaterale ontwikkelingsbanken
in staat een veelvoud aan financiering in de vorm van al dan niet concessionele leningen
aan ontwikkelingslanden te genereren. Deze banken dragen zo essentieel bij aan de
financiering van de ontwikkeling van deze landen, bijvoorbeeld door het verbeteren
van het ondernemingsklimaat, het investeren in infrastructuur en het bedrijfsleven
en hervormingen op het gebied van goed bestuur en wet- en regelgeving.
Het op peil houden van het Nederlandse aandeel in deze banken is belangrijk voor Nederlandse
zeggenschap over prioritaire thema’s waarin deze banken investeren en toegang van
het Nederlandse bedrijven tot aanbestedingen die via deze banken worden uitgezet.
57
Hoe verzekert u dat de gelden besteed aan multilaterale samenwerking doeltreffend
zijn en de bijdrage van Nederland zichtbaar en invloedrijk is?
Antwoord
Nederlandse hulp is effectiever als deze plaatsvindt in een breder internationaal
kader. Het mondiale ontwikkelingssysteem van de VN en de internationale financiële
instellingen is onmisbaar voor het realiseren van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen
(SDG’s). Het systeem zorgt voor een hefboomwerking: in de regel doet Nederland bijdragen
samen met andere donoren, waardoor meer financiering vrijkomt dan als Nederland de
enige donor zou zijn. Ook beschikken VN- en IFI-organisaties over veel expertise,
goede ingangen bij overheden van ontvangende landen en kunnen zij opereren in regio’s
waar toegang lastig kan zijn. Nederland draagt zorg voor een efficiënt en doeltreffende
besteding van de Nederlandse gelden door actief en constructief kritisch toezicht
te houden op het multilateraal systeem via de relevante beheersstructuren. Doordat
Nederland een gedeelte van de financiële bijdrage meerjarig, flexibel en ongeoormerkt
levert, heeft Nederland een invloedrijke positie in de aansturing van het multilaterale
stelsel als geheel. Onafhankelijke evaluaties en inspecties worden uitgevoerd door
o.m. Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) en bijvoorbeeld het
Multilateral Organisation Performance Assessment Network (MOPAN)4. Onderzoeken worden met de Kamer gedeeld middels bijvoorbeeld de scorekaarten van
de multilaterale instellingen die de Kamer jaarlijks toegaan.
Nederland is zondermeer zichtbaar als grote donor bij de multilaterale instellingen
en de landen waar de programma’s worden uitgevoerd. Daarnaast is met de multilaterale
instellingen via onder meer de Grand Bargain5 en het Funding Compact6 verdere versterking afgesproken van zichtbaarheid voor donoren en effectiviteit van
de besteding. In de jaarlijkse Resultaten Rapportage7 die met uw Kamer wordt gedeeld zijn tevens voorbeelden te vinden van hoe de Nederlandse
bijdrage zichtbaar en invloedrijk is.
Zie verder ook het antwoord op vraag 56.
58
Kunt u een toelichting geven op de ophoging van de garantie aan de African Development
Bank?
Antwoord
De verhoging van het Nederlandse garantiekapitaal bij de African Development Bank (AfDB) van maximaal EUR 915 miljoen dient om een afwaardering van de AAA-kredietstatus
van de AfDB te voorkomen. De AAA-kredietstatus stelt de AfDB in staat om goedkoop
financiering aan te trekken op de kapitaalmarkt en aantrekkelijk geprijsde leningen
aan de Afrikaanse lidstaten van de AfDB te verstrekken ten behoeve van hun economische
ontwikkeling. Een afwaardering van de kredietstatus van de AfDB leidt tot verminderde
leencapaciteit en hogere rentes. De aandeelhouders van de AfDB hebben daarom unaniem
besloten dat een verhoging van het garantiekapitaal noodzakelijk is om dit te voorkomen.
Alle aandeelhouders is gevraagd om naar rato hun garantiekapitaal te verhogen. De
verhoging van het garantiekapitaal betreft een garantie waarvoor geen kasuitgave is
voorzien, omdat alleen in een zeer uitzonderlijke situatie, zoals het faillissement
van de AfDB, leidt tot een dergelijke uitgave. Met deze verhoging houdt Nederland
zijn aandeel in de AfDB op peil.
Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de Kamerbrief Aanbieding Toetsingskader
Risicoregelingen Afrikaanse Ontwikkelingsbank (BZDOC-1207584652-43) en het Toetsingskader
Risicoregelingen Afrikaanse Ontwikkelingsbank.
59
Kunt u een update geven over de nog te verdelen instrumenten binnen artikel 5.2? Hoe
wordt de ombuiging verwerkt?
Antwoord
De nog te verdelen middelen van EUR 20 miljoen in 2024 zijn bestemd voor de wederopbouw
in o.a. Gaza, conform de toezegging aan Kamerlid Hirsch tijdens de behandeling van
de BHOS-begroting 2024. Bij besteding van deze reservering wordt bepaald waar in de
begroting dit budget nodig is en zal dit waar nodig naar de betreffende artikelen
worden overgeheveld.
Over de precieze verdeling van de ombuiging van EUR 288 miljoen in 2026 zal ik u bij
de begroting 2025 informeren.
60
Zit in tabel 12 de geplande ombuiging in de begroting 2024 verwerkt?
Antwoord
De ombuiging zoals vermeld in de begroting 2024 is reeds verwerkt in de cijfers en
daarmee ook in tabel 12.
61
Wat wordt er bedoeld met «de toerekening voor eerstejaarsopvang van asielzoekers uit
DAC-landen valt in 2024 naar verwachting lager uit»? Hoe verhoudt dit zich tot de
sterk gestegen kosten voor eerstejaarsopvang asielzoekers in 2024?
Antwoord
Bij de Eerste Suppletoire Begroting BHOS 2024 is ook de afrekening van de asieltoerekening
aan ODA over 2023 verwerkt. Deze viel EUR 63,9 miljoen lager uit dan eerder verwacht
door een lagere bezetting in 2023 dan eerder verwacht. In 2024 leidt een hogere prijs
en een hogere instroom AMV’ers tot een tegenvaller van EUR 43,6 miljoen. Per saldo
valt de totale ODA-toerekening in 2024 dus EUR 20,3 miljoen lager uit.
62
Kan in een overzicht voor de volgende artikelen, per artikel, precies worden aangegeven
wat beleidsmatig is gereserveerd?
Waarvoor wordt € 6 miljoen op artikel 1.1 beleidsmatig gereserveerd?
Waarvoor wordt € 15 miljoen op artikel 1.3 beleidsmatig gereserveerd?
Waarvoor wordt € 70 miljoen op artikel 3.1 beleidsmatig gereserveerd?
Waarvoor wordt € 41 miljoen op artikel 3.4 beleidsmatig gereserveerd?
Waarvoor wordt € 35 miljoen op artikel 4.1 beleidsmatig gereserveerd?
Waarvoor wordt € 20 miljoen op artikel 5.1 beleidsmatig gereserveerd?
Waarvoor wordt € 13 miljoen op artikel 5.2 beleidsmatig gereserveerd?
Antwoord
Artikel 1: Het beleidsmatig gereserveerde bedrag op artikel 1.1 is bestemd voor activiteiten
van Hivos en ILO in het kader van bestrijding kinderarbeid en bevordering van IMVO,
waaronder subsidieregeling bij RVO voor sectorale samenwerking.
Het beleidsmatig gereserveerde bedrag op artikel 1.3 is bestemd voor activiteiten
die bijdragen aan het combinatie-beleid en aan de vergroening van het handelsinstrumentarium.
Artikel 3: Het beleidsmatig gereserveerde bedrag op artikel 3.1 is bestemd voor activiteiten
die bijdragen aan de mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid.
Deze worden onder andere uitgevoerd door organisaties als UNFPA (supplies), WHO (Human
Reproduction Program) en UNICEF (End Child Marriage).
Het gereserveerde bedrag op art 3.4 is bestemd voor het bevorderen van toegang tot
beroeps- en hoger onderwijs. Dit gebeurt door middel van het verstrekken van beurzen
en het opzetten van het programma voor beroeps- en hoger onderwijs.
Artikel 4: Het beleidsmatig gereserveerde bedrag op artikel 4.1 is bestemd voor humanitaire
hulpverlening bij acute crises in 2024.
Op artikel 5.1 is 20 miljoen beleidsmatig gereserveerd voor de post speciale multilaterale
activiteiten, voor het assistent deskundigenprogramma, voor technische assistentie
en voor het Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) van het IMF.
Op artikel 5.2 is EUR 13 miljoen beleidsmatig gereserveerd voor o.a. algemene kleine
ODA-activiteiten in ontwikkelingslanden, internationaal cultuurbeleid en het Sport
en OS programma.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
M. Prenger, adjunct-griffier