Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Fiche: Mededeling beheersing van klimaatrisico’s (Kamerstuk 22112-3930)
2024D19416 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat over het fiche: Mededeling beheersing van klimaatrisico’s (Kamerstuk
22 112, nr. 3930),
De fungerend voorzitter van de commissie,
Postma
Adjunct-griffier van de commissie,
Wiendels
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
NSC-fractie
BBB-fractie
Partij voor de Dieren-fractie
Inleiding
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over de Mededeling
beheersing van klimaatrisico’s (hierna: het fiche) van de Europese Commissie (EC).
Deze leden onderschrijven het belang van klimaatadaptatie en achten een brede inzet
op verschillende beleidsterreinen daarbij essentieel. Naar aanleiding van het fiche
hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende fiche en hebben
hierover nog enkele vragen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het fiche en
hebben hierover nog enkele vragen.
NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Staatssecretaris positief tegenover de mededeling
staat en daarbij ook wijst op een sterke samenhang met bestaand regeringsbeleid. Kan
de Staatssecretaris nader uitleggen waar het Nederlandse beleid schuurt met de inzet
van de voorliggende mededeling? Zijn er daarnaast onderwerpen waarop zij specifieke
risico’s identificeert? En welke extra inzet verwacht de Staatssecretaris te moeten
doen naar aanleiding van deze mededeling?
De leden van de NSC-fractie hebben met instemming gelezen dat de Staatssecretaris
aangeeft dat zij «het van belang [acht] dat nationale methoden en maatregelen, zoals
de stresstesten en nationale klimaatscenario’s, ook in de toekomst kunnen worden gebruikt.»
Deze leden vinden het goed dat zij opkomt voor het kunnen hanteren van landelijke
werkwijzen. Deze leden hechten er in die context aan te benadrukken dat in de Nederlandse
klimaatadaptatie-opgave voor waterschappen een essentiële rol weggelegd is. Dit is
de manier waarop Nederland werkt en volgens deze leden is het ook van groot belang
om op deze manier te blijven werken. Deze leden verzoeken de Staatssecretaris om in
haar inzet op deze mededeling de rol van de waterschappen in Nederland te benadrukken
en aan te geven dat het voor Nederland belangrijk is dat waterschappen deze rol blijvend
kunnen vervullen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat «Nederland wil voorkomen dat in de visserijonderhandelingen
met andere kuststaten in de Atlantische wateren, het wijzigen van distributie-patronen
van vissoorten door opwarmend water als argument wordt gebruikt om verdeelsleutels
tussen de betreffende kuststaten ter discussie te stellen.» Kan de Staatssecretaris
nader uitleggen waarom zij dit standpunt inneemt? Hoe staan de Nederlandse vissers
hier in? Gaat het hierbij ook om het quotum van Noordzeevis, of alleen over Atlantische
quota? Worden er ook quota afgesproken voor vissoorten die niet commercieel gevangen
worden, maar nog geen quota hebben zoals de sepia?
De leden van de NSC-fractie hebben ook enkele vragen over de Nederlandse inzet op
klimaatadaptatiegebied in bredere zin. Klimaatverandering is onvoorspelbaar en desalniettemin
moet er op geanticipeerd worden. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris omgaat
met minder waarschijnlijke scenario’s. Wordt er bijvoorbeeld ook rekening gehouden
met de optie dat het in Nederland juist heel koud gaat worden als de Golfstroom uitvalt?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Staatssecretaris in deze context nog niet
vooruit wil lopen op het Meerjarig Financieel Kader 2028–2035 (MFK), ook al is klimaatadaptatie
een langdurig proces en zal het veel kosten met zich meebrengen. Deze leden roepen
in herinnering dat de onderhandelingen over het nieuwe MFK al medio 2025 starten.
Kan de Staatssecretaris toch aangeven of, wat en op welke manier ze dit onderwerp
in wil brengen in de onderhandelingen over het MFK?
De leden van de NSC-fractie merken op dat de EC in haar mededeling enkele nieuwe richtsnoeren
aankondigt. Eén over de ontwikkeling van veerkrachtige landschappen en een tweede
over «nature-based solutions». Ook geeft de EC aan dat zij voornemens is het richtsnoer
over Trans-European Transport Network (TEN-T) aan te passen. Deze leden merken op
dat zij «nature-based solutions» een mooie manier vinden om klimaatadaptatie aan te
gaan. Kan de Staatssecretaris aangeven wat zij van deze richtsnoeren verwacht en daarbij
ook aangeven of zij verwacht of dit tot extra Nederlandse inspanning zal leiden? Kan
de Staatssecretaris hierbij ook aangeven hoe deze richtsnoeren zich verhouden tot
de European Green Deal?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Staatssecretaris schrijft dat haar grondhouding
ten aanzien van de subsidiariteit positief is en dat zij concludeert dat voorgenomen
optreden op EU-niveau gerechtvaardigd is. Deze leden vragen zich af in hoeverre de
EC met deze mededeling stappen zet op terreinen waarop zij tot nu toe niet actief
was. Kan de Staatssecretaris toelichten op welke onderdelen dit fiche ingaat waar
de Europese Unie nog niet eerder actief was en daarbij ook per onderwerp aangeven
waarom de Staatssecretaris denkt dat Europese inzet gepast is? En, indien er geen
sprake is van nieuwe Europese inzet, kan de Staatssecretaris aangeven waarom zij alsnog
een subsidiariteitsoordeel uitspreekt?
BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie lezen dat de EC de EU-instellingen oproept om na te gaan
of de verdeling in verantwoordelijkheden tussen de EU en de lidstaten voor klimaatrisico’s
in EU-wetgeving duidelijk is belegd. Deze leden vragen zich af wanneer duidelijk zal
worden of deze verdeling in balans is volgens de EC en of de Staatssecretaris bereid
is om Nederland als lidstaat te behoeden voor extra regeldruk, als blijkt dat de EC
de verantwoordelijkheid meer bij lidstaten zal gaan leggen.
De leden van de BBB-fractie lezen dat de klimaatrisico’s dienen te worden meegenomen
in het beleid voor ruimtelijke ordening en bij planning en onderhoud van kritieke
infrastructuur. Deze leden vragen zich af hoe zwaar deze klimaatrisico’s gewogen zullen
worden en in hoeverre dit het onderhoud van kritieke infrastructuur zal beïnvloeden.
De leden van de BBB-fractie lezen dat de EC een studie over de aanpassing in de landbouw
zal uitvoeren. Deze leden lezen tevens dat wij als lidstaat al veel lopende projecten
hebben om voedselproductie toekomstbestendig te maken (AP KAL, NPLG en verschillende
aanpakken). Deze leden zijn benieuwd naar in hoeverre de Staatssecretaris denkt dat
verdere aanpassingen vanuit de EC nodig zijn op het gebied van landbouw.
Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen benadrukken dat voor het beperken
van klimaatrisico’s het in eerste instantie belangrijk is om de omvang van de klimaatcrisis
te beperken door mitigerende maatregelen te nemen. Deze leden vinden het goed om te
lezen dat de Staatssecretaris dit ook onderschrijft. Echter, wat deze leden betreft
heeft de Staatssecretaris nog vele stappen te zetten om daadwerkelijk tot ambitieus
mitigatiebeleid te komen. Gezien de verwachting dat het Nederlandse emissiereductiedoel
voor 2030 alleen nog binnen bereik is als werkelijk alles meezit, vragen deze leden
zich af welke additionele maatregelen de Staatssecretaris van plan is te nemen als
blijkt dat de gerealiseerde reductie deze hoge verwachtingen niet haalt?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de EC klimaatbestendigheid
zal meenemen als criterium bij EU-uitgaven en lidstaten verzoekt hetzelfde te doen.
Deze leden vragen zich af of Nederland dit al doet met betrekking tot Europese en
nationale uitgaven. Zo ja, heeft dit voornemen van de EC nog effect op hoe Nederland
dit nu aanpakt? Zo nee, waarom doet Nederland dit nog niet en is de Staatssecretaris
het ermee eens dat Nederland dit wél zou moeten doen, ongeacht of dit vanuit Europa
wordt opgelegd?
Wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft moeten landen een eerlijke
bijdrage betalen aan mondiale klimaatfinanciering ten behoeve van de transitie, adaptatie
en herstel van schade als gevolg van de klimaatcrisis. Deze leden lezen in het fiche
dat de Staatssecretaris solidair is met lidstaten die te maken hebben met noodsituaties.
Hiervoor bestaat op EU-niveau onder meer de Solidariteits- en Noodhulpreserve. Maar
de Staatssecretaris wil niet vooruitlopen op de onderhandelingen voor het volgende
MFK (2028–2035). Waarom wil de Staatssecretaris hier niet op vooruitlopen? Deze leden
willen de Staatssecretaris erop wijzen dat klimaatadaptatie een langdurig proces is
en veel kosten met zich mee zal brengen. Duidelijkheid over adequate financiering
is daarom cruciaal. Deelt de Staatssecretaris deze visie? Wat wordt de inzet van de
Staatssecretaris voor het volgende MFK? En wat is het krachtenveld omtrent de nieuwe
MFK? Hoe staat de Staatssecretaris daarnaast tegenover het invoeren van een schade-
en herstelheffing voor fossiele bedrijven?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat het Intergovernmental Panel
on Climate Change (IPCC) het koolstofbudget in 2020 heeft bepaald op 400.000 Mton
CO2-equivalenten (CO2-eq.) om 67 procent zekerheid te geven om binnen de 1,5 graad opwarming te blijven.
Rekening houdend met historische emissies en draagkracht (full fair share) van elk
land zou Nederland in 2030 netto negatieve emissies moeten realiseren. Uitgaande van
emissies per persoon (aandeel in de wereldbevolking) zou Nederland in 2030 tot 94
procent reductie ten opzichte van 1990 moeten komen. Vanuit het aandeel in de huidige
mondiale uitstoot zou Nederland een reductie van 64 procent moeten behalen in 2030,
en richting 100 procent in 2037. Met het huidige klimaatbeleid van Nederland en de
EU zal geen van deze drie scenario’s worden gehaald. Door de uitstoot boven haar «fair
share» levert Nederland dus in alle gevallen een onrechtvaardige bijdrage aan additionele
klimaatschade in andere landen. In hoeverre wordt er bij de beheersing van klimaatrisico’s
ook rekening gehouden met de klimaatrisico’s buiten de EU die worden toegebracht als
gevolg van het handelen van landen binnen de EU? Hoe verhoudt zich dit tot de uitspraak
dat de Staatssecretaris klimaatrechtvaardigheid als prioriteit stelt?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen over de verwachting dat het Bruto
Binnenlands Procent (BBP) van de EU tegen het einde van de eeuw ongeveer zeven procent
zou dalen door extremere weersomstandigheden. Deze leden vragen zich af of de Staatssecretaris
kennis heeft genomen van het recent verschenen onderzoek, waaruit blijkt dat de impact
van klimaatopwarming significant groter is dan eerder gedacht en dat zelfs één graad
opwarming al leidt tot een verlaging van 12 procent van het BBP? Zij vragen zich af
hoe de mitigatiestrategie van de Staatssecretaris hierdoor wordt beïnvloed.
In het fiche lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de EC bij beoordeling
van de effecten van beleid het laagste aanvaardbare klimaatreferentiescenario (het
tussenscenario voor emissies van het IPCC) wil gebruiken, n alleen bij stresstesten
en voor het vergelijken van aanpassingsopties zal de EC ongunstigere scenario’s gebruiken.
In hoeverre worden deze scenario’s aangepast naar aanleiding van voortschrijdend inzicht
over de mate waarmee de aarde opwarmt? Er zijn veel recente voorbeelden van onderzoek
waaruit blijkt dat de opwarming van de aarde nog sneller gaat, zoals bijvoorbeeld
door gerenommeerd klimaatwetenschapper Hansen, die verwacht dat de gemiddelde temperatuur
zal stijgen met 0,27 graden per tien jaar, waardoor we al in 2030 boven de 1,5 graad
opwarming zitten en in 2050 boven de 2 graden opwarming. Welke aanpassingen worden
door de Staatssecretaris gedaan aan het klimaatbeleid op basis van deze onderzoeken?
Daarnaast zien de leden van de Partij voor de Dieren-fractie in het fiche dat de EC
toekomstbestendige, op de natuur-gebaseerde, oplossingen wil stimuleren. De Staatssecretaris
geeft aan dit te onderschrijven en dit al in een aantal nationale programma’s te hebben
toegepast. Deze leden zijn ook groot voorstander van op de natuur gebaseerde oplossingen.
Is de Staatssecretaris van mening dat er genoeg wordt gedaan om op de natuur gebaseerde
oplossingen in Nederland te stimuleren? Welke mogelijkheden ziet zij om het beleid
hieromtrent te intensiveren? Wordt altijd eerst gekeken of er een op de natuur gebaseerde
oplossing mogelijk is, voordat er naar andere oplossingen wordt gekeken? Zo nee, waarom
niet en is de Staatssecretaris bereid om dit voortaan wel te doen? Welke input zal
de Staatssecretaris op dit punt leveren in Europa, gezien de EC samen met lidstaten
richtsnoeren wil opstellen voor de ontwikkeling van veerkrachtige landschappen die
de gevolgen van klimaatverandering kunnen opvangen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat internationale wetenschappers
van het IPPC en Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten
(IPBES) aan overheden adviseerden om eerder de klimaatcrisis én natuurcrisis te erkennen
en in samenhang op te lossen. Ze lieten zien dat de crises niet afzonderlijk kunnen
worden opgelost. Dat betekent dat maatregelen om de klimaatcrisis aan te pakken, ook
moeten bijdragen aan het oplossen van de natuurcrisis. Deze leden lezen dat de Staatssecretaris
graag had gezien dat in het EC meer aandacht zou zijn voor het bepalen van de effectiviteit
van adaptatiebeleid, als ook voor de wisselwerking en samenhang met andere beleidsopgaven
zoals biodiversiteit. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om dit beter te
waarborgen? Welke stappen worden daar nu verder in genomen? Gaat de Staatssecretaris
er in Europa voor pleiten dat deze samenhang alsnog in het voorstel wordt aangebracht?
Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet? Hoe groot acht de Staatssecretaris de kans dat
deze samenhang alsnog in het voorstel wordt opgenomen? IPCC en IPBES wijzen ook op
de belangrijke rol hierin van de transitie van minder dierlijke naar meer plantaardige
eiwitten voor menselijke consumptie, omdat de veehouderij niet alleen meer broeikassen
uitstoot, maar ook vele malen meer grond in beslag neemt wat de natuurcrisis verergert.
Hier is ook internationaal wetenschappelijk consensus over. Is de Staatssecretaris
bereid om aandacht te vragen in Europa voor de voordelen van een meer plantaardig
(biologisch) voedselsysteem om de klimaat- en natuurcrisis in samenhang op te lossen?
De leden van de Partij van de Dieren-fractie merken op dat deze week het Planbureau
voor de Leefomgeving (PBL) een nieuw rapport heeft gepubliceerd, waarmee de belangrijkste
klimaatrisico’s voor Nederland in beeld worden gebracht. Uit dit rapport blijkt dat
vooral waterschaarste dreigt, waar ook het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM) voor waarschuwt. De Staatssecretaris reageerde op dit rapport door te
verwijzen naar de herziening van de Nationale Klimaat-adaptatiestrategie en de Deltabeslissingen,
beiden voorzien voor 2026. Deze leden willen graag weten wat de Staatssecretaris nú
gaat doen naar aanleiding van dit PBL-rapport. Het PBL geeft namelijk aan dat, om
verslechtering door toename in klimaatverandering te voorkomen, het aan te raden is
adaptatiebeleid te versnellen en keuzes en uitvoering naar voren te halen. Wat is
de reactie van de Staatssecretaris hierop? Ook zijn deze leden benieuwd naar wat de
status is van het nationaal plan van aanpak drinkwaterbesparing. Wanneer wordt dit
naar de Kamer gestuurd?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de EC een studie over aanpassing
in de landbouw zal uitvoeren, die eind 2025 moet zijn afgerond. Welke aanpassingen
worden er precies onderzocht? Wordt in dit onderzoek gekeken naar de gevolgen van
een forse krimp van het aantal dieren dat we in Europa fokken, gebruiken en doden?
Zo nee, waarom niet en is de Staatssecretaris bereid om dit dan alsnog in te brengen?
Zo ja, welke krimpscenario’s worden er precies onderzocht? Deze leden vragen zich
af of de Staatssecretaris kennis heeft genomen van het recent uitgevoerde ontwerpend
onderzoek «Nederland Veganland». Deze leden vragen zich af in hoeverre de transitie
naar een meer plantaardig dieet expliciet wordt meegenomen in de studie die wordt
uitgevoerd naar aanpassingen in de landbouw. Zij vragen zich ook af of dit onderzoek
zal worden meegenomen in de Nota Ruimte aangezien het een oplossing kan bieden voor
veel van het ruimtegebrek in Nederland.
Ook lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat in het Gemeenschappelijk
Visserijbeleid klimaateffecten worden opgenomen. Nederland wil hierbij voorkomen dat
in de visserijonderhandelingen met andere kuststaten in de Atlantische wateren, het
wijzigen van distributiepatronen van vissoorten door opwarmend water als argument
wordt gebruikt om verdeelsleutels tussen de betreffende kuststaten ter discussie te
stellen. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat het beschermen van vissoorten en ecosystemen
centraal staat bij deze inzet, en niet het beschermen van de Nederlandse visserijbelangen?
Deelt de Staatssecretaris het inzicht dat klimaateffecten een negatieve impact zullen
hebben op verschillende vispopulaties en dat overige drukfactoren bij kwetsbare populaties
zo veel mogelijk moeten worden weggenomen? Is de Staatssecretaris bereid dit aspect
nadrukkelijk naar voren te brengen bij de onderhandelingen?
Tot slot lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de Staatssecretaris,
naar eigen zeggen, toewerkt naar een bredere integrale benadering waarbij rekening
wordt gehouden met zowel klimaatverandering, verlies aan biodiversiteit en vervuiling,
om voorbereid te zijn op de toekomstige gezondheidsrisico’s die klimaatverandering
met zich meebrengen. Met betrekking tot vervuiling: hoe duidt de Staatssecretaris
in dit kader dan het beleid van haar eigen ministerie? is de Staatssecretaris bereid
om toe te werken naar een toekomst waarin bedrijven niet langer milieuvreemde stoffen
in het water mogen lozen of naar de lucht mogen uitstoten, gezien het feit dat haar
ministerie vergunningen voor het lozen van schadelijke stoffen in water en naar de
lucht mogelijk maakt? Is de Staatssecretaris bereid om als eerste stap in ieder geval
geen nieuwe lozingsvergunningen af te geven?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
N. Wiendels, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.