Brief regering : Analyse monitor stapeling eigen bijdragen
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 1248
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 mei 2024
In het Coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» 2021–20251 is gevraagd de stapeling van eigen bijdragen in de zorg te monitoren en tegen te
gaan. Om dit doel te bereiken is een monitor stapeling eigen bijdragen in de Zorgverzekeringswet
(Zvw), de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Wet langdurige
zorg (Wlz) opgezet. Zoals aangegeven in mijn brief van 28 september jl.2 heeft het CBS de monitor op 21 september 2023 op haar website gepubliceerd. Daarnaast
zijn zowel op de websites Monitor Langdurige Zorg (MLZ)3 als op de Staat van Volksgezondheid en Zorg4 specifieke pagina’s ingericht over de stapeling van eigen bijdragen.
In deze brief presenteer ik de resultaten van mijn analyse van de monitor. In de monitor
zijn eigen bijdragen (incl. het verplicht eigen risico) meegenomen die verzekerden
moeten betalen voor verzekerde zorg uit de Zvw en Wlz, en/of voor ondersteuning vanuit
de Wmo 2015. De belangrijkste resultaten van de analyse zijn in kernpunten:
• Ongeveer een derde van de bevolking betaalt géén eigen bijdragen voor zorg. Dit aandeel
is constant gebleven in de onderzochte periode.
• Ongeveer twee derde van de bevolking heeft te maken met eigen bijdragen in de zorg.
Zij betalen gemiddeld € 39 per maand aan eigen bijdragen. Dit bedrag is constant gebleven
de afgelopen jaren. Dat komt doordat van iedereen met eigen bijdragen de meerderheid
(76% in 2021) alleen uitgaven had onder het eigen risico in de Zvw en het gemiddelde
betaalde eigen risico gelijk is gebleven door het bevriezen van het verplicht eigen
risico.
• Het gemiddelde bedrag dat personen met meerdere eigen bijdragen per maand betalen
aan eigen bijdragen is gedaald van € 117 per maand in 2016 tot € 84 in 2021. Er heeft
de afgelopen jaren wel een verschuiving plaatsgevonden: het aantal personen met meerdere
soorten eigen bijdragen is licht gestegen.
• De daling van de gemiddelde eigen bijdrage voor personen met meerdere eigen bijdragen
komt mede door de beleidsmaatregelen van het huidige demissionaire kabinet en vorige
kabinet. Deze maatregelen betreffen het maximeren van de eigen bijdragen voor extramurale
geneesmiddelen in 2019, de invoering van het abonnementstarief in de Wmo 2015 in 2019
en de in 2018 en 2019 doorgevoerde maatregelen om het inkomen en vermogen minder zwaar
mee te tellen voor de eigen bijdragen in de Wlz en beschermd wonen in de Wmo 2015.
• Bij mensen met lage inkomens is er doorgaans vaker sprake van een eigen bijdrage voor
de Wlz en specifiek de eigen bijdrage voor zorg met verblijf. Door het hogere gebruik
van Wlz (met verblijf) onder lagere inkomensklassen is de gemiddelde eigen bijdrage
per maand voor personen in de lagere inkomensklassen hoger dan in de hogere inkomensklassen.
De verklaring hiervoor is dat de eigen bijdrage voor zorg met verblijf hoger is dan
andere eigen bijdragen, omdat cliënten geen bijkomende kosten meer hebben voor wonen
en voeding.
• Vanuit macro-perspectief geeft de monitor een positief beeld van de eigen bijdragen
in de zorg voor de burger, omdat de gemiddelde hoogte van (de stapeling van) eigen
bijdragen is verminderd, terwijl tegelijkertijd de totale zorguitgaven zijn gestegen.
Deze ontwikkeling blijft zichtbaar als er in de monitor wordt ingezoomd op bepaalde
achtergrondkenmerken, zoals leeftijd, geslacht en inkomen.
Toezeggingen
In mijn brief van 28 september jongstleden heb ik toegezegd uw Kamer in het eerste
kwartaal van 2024 een inhoudelijke reactie op de monitor te geven. Deze toezegging
kom ik, mede namens de Minister voor Medische Zorg en de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, met deze brief na. Daarnaast kom ik de toezegging na over jonge
gezinnen en eigen bijdragen zoals genoemd in mijn brief van 14 juni 2023.5
Leeswijzer
In het vervolg van deze brief geef ik eerst een toelichting op de achtergrond van
de eigen bijdragen in Nederland en hoe onze eigen bijdragen zich verhouden tot eigen
bijdragen in andere westerse landen. Daarna leg ik kort uit welke informatie de monitor
bevat. Vervolgens ga ik in op de analyse van de monitor, waarna ik de resultaten in
breder perspectief toelicht. Ik richt me ook op de stapeling van eigen bijdragen bij
specifieke groepen personen. Daarna volgt een korte toelichting op het feit dat de
eigen bijdragen voor hulpmiddelen (Zvw) niet in deze monitor zijn meegenomen, omdat
de gegevens daarvoor niet beschikbaar zijn. Vervolgens volgt de uitwerking van de
toezegging over jonge gezinnen. Ik sluit deze brief af met een toelichting op het
vervolg van de monitor.
1. Achtergrond eigen bijdragen
Voorafgaand aan de analyse van de monitor schets ik graag beknopt de achtergrond van
eigen bijdragen in de zorg.
Doelen van eigen bijdragen in de zorg
Over het algemeen hebben eigen bijdragen in de zorg het doel om bij te dragen aan
de betaalbaarheid, de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg. Verschillende
eigen bijdragen kunnen daarbij verschillende en meerdere doelen nastreven. Een van
de doelen van de eigen bijdragen betreft medefinanciering: een relatief beperkt gedeelte
van de totale zorguitgaven wordt bij de zorggebruiker gelegd, wat bijdraagt aan het
draagvlak voor de hoge mate van inkomens- en risicosolidariteit in ons stelsel.
Een ander doel van eigen bijdragen is het creëren van kostenbewustzijn en het remmen
van onnodige zorgvraag. Een van de doelen van het eigen risico is bijvoorbeeld om
mensen ertoe aan te zetten na te denken of een beoogde behandeling op dat moment passend
en nodig is, met als streven dat hiermee onnodig zorggebruik wordt geremd. Dit vermindert
vervolgens de druk op de nominale premies, waardoor de zorg toegankelijker blijft
Er kan ook sprake zijn van een besparingsmotief. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting
in de eigen bijdragen Wlz, waarbij de eigen bijdragen voor zorg met verblijf hoger
zijn omdat cliënten zelf geen bijkomende kosten meer hebben voor wonen of voeding.
Zie box 1 voor meer toelichting over de eigen bijdragen Wlz.
Ten slotte kan een eigen bijdrage gevraagd worden als iemand kiest voor een specifieke
variant van zorg. Dit speelt onder andere bij eigen bijdrage voor niet-preferente
extramurale geneesmiddelen.
Box 1: Eigen bijdragen in de Wlz
De eigen bijdragen in de Wlz zijn inkomens- en vermogensafhankelijk en zijn bovendien
afhankelijk van de leveringsvorm van de zorg. Voor zorg met verblijf betaalt de cliënt
in principe de hoge eigen bijdrage, tenzij het een uitzonderingssituatie betreft,
bijvoorbeeld als er sprake is van een thuiswonende partner. In het geval van een uitzonderingssituatie
betaalt men de lage eigen bijdrage. Voor zorg zonder verblijf is tevens de lage eigen
bijdrage van toepassing, maar is de uiteindelijke hoogte van de eigen bijdrage, naast
inkomen en vermogen, afhankelijk van de leveringsvorm (vpt, mpt of pgb). De eigen
bijdragen voor beschermd wonen in de Wmo 2015 kennen exact dezelfde systematiek als
de eigen bijdragen voor verblijf in de Wlz.
De hoge eigen bijdrage voor zorg met verblijf is de hoogste eigen bijdrage binnen
de Wlz. Dit komt omdat de hoge eigen bijdrage een sterk besparingsmotief kent: in
deze situatie ontvangt de cliënt een integraal zorgpakket, waarbij verblijf en voeding
onderdeel uitmaken van het zorgpakket. De cliënt heeft dus zelf geen bijkomende kosten
meer voor wonen of voeding.
Uit de monitor over stapeling van eigen bijdragen blijkt dat de eigen bijdragen Wlz
in vergelijking met de andere soorten eigen bijdragen de kleinste cliëntengroep kennen
(0,3 mln mensen in 2021, gelijk aan 3% van de personen die een eigen bijdrage betalen).
Tegelijkertijd kent de Wlz de hoogste eigen bijdragen, waardoor – als er sprake is
van Wlz-zorg – de gemiddelde eigen bijdrage per maand sterk omhoog gaat. In onderstaande
figuur wordt de gewogen6 gemiddelde eigen bijdrage per maand getoond voor iedereen met meerdere eigen bijdragen
(«Totaal»). Daarnaast wordt de gemiddelde eigen bijdrage ook apart getoond voor personen
met Wlz en personen zonder Wlz. Hieruit wordt duidelijk dat de gemiddelde eigen bijdrage
voor personen met Wlz-zorg hoger ligt dan voor personen zonder Wlz-zorg en dat dit
komt door de eigen bijdrage Wlz. Tegenover de hoge eigen bijdrage staat voor de cliënt
(in het geval van zorg met verblijf) wel een besparing op de kosten voor wonen en
voeding.
Figuur 1: Gewogen gemiddelde EB per maand voor personen met meerdere eigen bijdragen
(2021)
Eigen betalingen in internationaal perspectief
De eigen betalingen in Nederland zijn relatief laag in vergelijking met andere landen.
In figuur 2 is te zien dat de gemiddelde eigen betalingen in Nederland substantieel
lager liggen dan de EU- en OESO-gemiddelden.7 In 2021 werd circa 9% van de totale uitgaven aan gezondheidszorg in Nederland gefinancierd
door middel van eigen betalingen. De gemiddelden voor de EU- en OESO-landen liggen
voor dat jaar een stuk hoger op 15% en 19% respectievelijk. Ook is uit het figuur
af te leiden dat het aandeel eigen betalingen van de totale uitgaven aan gezondheidszorg
in de periode 2015–2021 (in Nederland) is gedaald.
Figuur 2: Ontwikkeling aandeel eigen betalingen van totale zorguitgaven1
1 Bronnen: Eurostat; OECD Stat
2. De monitor
Inhoud van de monitor
In de monitor zijn eigen bijdragen meegenomen die verzekerden moeten betalen uit hoofde
van de tot het basispakket behorende verzekerde zorg uit hoofde van de Zorgverzekeringswet
(Zvw), alsmede voor zorg in het kader van de Wet Langdurige Zorg (Wlz) en/of voor
ondersteuning vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het gaat
om de volgende eigen bijdragen:
• verplicht eigen risico Zvw;
• eigen bijdragen in de Zvw voor extramurale farmacie, ziekenvervoer, kraamzorg en mondzorg;
• eigen bijdragen in de Wlz;
• eigen bijdragen voor beschermd wonen en voor overige maatwerkvoorzieningen8 in de Wmo 2015.
Andere uitgaven die mensen maken voor zorg, zoals bijvoorbeeld de nominale premie
voor de basisverzekering, zorgkosten buiten het basispakket – zoals voor ongecontracteerde
zorg of de premie voor een aanvullende verzekering – of andere eventuele bijkomende
uitgaven die voortvloeien uit een zorg- of ondersteuningsbehoefte, zijn niet meegenomen
in de monitor. De reden daarvan is dat naarmate er meer kosten of uitgaven worden
betrokken in de monitor deze verwaterd raakt. Verzekerde zorg is een redelijk vastomlijnd
begrip dat niet afhankelijk is van het uitgavenpatroon van de individuele verzekerde.9 Daarnaast is er niet voor alle uitgaven aan zorg die mensen kunnen hebben registerdata
beschikbaar.
De monitor geeft inzicht in de gemiddelde hoogte van (de stapeling van) eigen bijdragen
en hoeveel verzekerden c.q. cliënten en huishoudens te maken hebben met (een stapeling
van) eigen bijdragen over de verschillende zorgdomeinen heen. Op dit moment bevat
de monitor informatie over de jaren 2015 t/m 2021.10 In de monitor kunnen er uitsplitsingen gemaakt worden naar achtergrondkenmerken als
leeftijd, geslacht, huishoudsamenstelling en huishoudinkomen. Deze uitsplitsingen
worden ook gemaakt in onderstaande analyse. In de analyse van de stapeling van eigen
bijdragen voor verschillende inkomensgroepen wordt alleen gekeken naar personen die
tot een- of meerpersoonshuishoudens behoren. Personen die tot een institutioneel huishouden
behoren worden weggelaten uit deze analyses. Hier is voor gekozen, omdat het bruto
huishoudinkomen van deze personen mogelijk een overschatting betreft.11
In de monitor worden de eigen bijdragen als gemiddelden binnen een specifieke groep getoond. Gegeven de omvangrijke scope van de monitor
en de waarborgen op het gebied van privacy en betrouwbaarheid van registerdata12, is ervoor gekozen alleen de gemiddelde eigen bijdrage binnen een groep weer te geven
en bijvoorbeeld niet de spreiding om zo te voorkomen dat er vooral heel veel ontbrekende
data zouden ontstaan. Daardoor is het niet bekend hoe de eigen bijdragen binnen een
groep verdeeld zijn. Als een eigen bijdrage bijvoorbeeld in een groep gemiddeld daalt, dan hoeft dat niet te betekenen dat die daling zich bij iedereen in de groep
voordoet. De monitor geeft dan ook een beeld van de stapeling van eigen bijdrage vanuit
een macro-perspectief. Onder de paragraaf «Meerwaarde van de monitor» ga ik hier verder
op in.
Definitie stapeling
In deze analyse wordt stapeling gezien als de totale hoogte van de eigen bijdragen
over eenzelfde termijn (i.c. per maand). Als een individu bijvoorbeeld verplicht eigen
risico in de Zvw én een eigen bijdrage voor de Wmo 2015 in dezelfde maand moet betalen,
dan wordt het bedrag van het verplicht eigen risico Zvw opgeteld bij de betaalde eigen
bijdrage in de Wmo 2015.
Naast de totale hoogte van de eigen bijdragen kijken we in deze analyse ook naar hoeveel
en welke soorten eigen bijdragen personen hebben, om een beter beeld te krijgen van
de (ontwikkeling van) eigen bijdragen in de zorg.
Analyse van de monitor
In de analyse is door VWS op basis van openbare gegevens uit de monitor onderzocht
in hoeverre er de afgelopen jaren sprake is geweest van een stapeling van eigen bijdragen.
De analyse is enerzijds voor de hele Nederlandse bevolking uitgevoerd. Anderzijds
is er ook onderscheid gemaakt naar leeftijd, geslacht, huishoudsamenstelling en het
inkomen van het huishouden.
Bovendien is daarbij zowel naar de totale eigen bijdrage gekeken als het bedrag per
domein (Zvw, Wlz of Wmo 2015).
In de monitor kan er verder onderscheid gemaakt worden tussen persoonsniveau en huishoudniveau.
Omdat beide invalshoeken over het algemeen zeer vergelijkbare resultaten opleveren,
worden in deze brief alleen de resultaten van de analyse op persoonsniveau getoond.
Verder is ervoor gekozen om, indien een vergelijking tussen twee jaren wordt gemaakt
voor de Wmo 2015 of Wlz, dit te doen voor de jaren 2016 en 2021. Het jaar 2015 laat
namelijk mogelijk een vertekend beeld zien door de (effecten van de) hervorming van
de langdurige zorg in 2015.
Ten slotte wordt er in de resultaten van de analyse onderscheid gemaakt naar personen
zonder eigen bijdrage, personen met één soort eigen bijdrage en personen met meerdere
soorten eigen bijdragen. Iemand wordt in de analyse voor deze brief tot deze laatste
groep gerekend wanneer hij bijvoorbeeld eigen risico en een eigen bijdrage in de Zvw
betaalt. Andere combinaties zijn ook mogelijk.13
Meerwaarde van de monitor
De monitor is een belangrijk instrument om de betaalbaarheid van zorg voor de zorggebruiker
in den brede nog beter in kaart te brengen. De monitor geeft een bijna volledig overzicht
van alle wettelijk verplichte eigen bijdragen voor verzekerde zorg of ondersteuning
voor de gehele Nederlandse bevolking14 voor de periode van 2015 tot en met 2021. Daarmee geeft de monitor voor de eerste
keer een nagenoeg compleet beeld van de gemiddelde te betalen eigen bijdragen en de
ontwikkeling van de stapeling ervan.
De monitor geeft een beeld vanuit macroperspectief. Dat wil zeggen dat binnen de monitor
niet kan worden ingezoomd op achtergrondkenmerken anders dan die reeds zijn opgenomen
in de monitor. Hierdoor kan er niet voor hele specifieke groepen worden gekeken hoe
de (stapeling van) eigen bijdragen er voor hen uitziet. Het kan wel mogelijk zijn
om specifieke groepen nader te bestuderen door aanvullend onderzoek. Later in deze
brief ga ik bijvoorbeeld in op de situatie van «jonge gezinnen». Dit zijn huishoudens
met kinderen waarbij één van de ouders zorg ontvangt in een zorginstelling en waar
ik de financiële impact van eigen bijdragen voor deze groep ben nagegaan. In hoofdstuk
8 bespreek ik welke andere onderzoeken naar betaalbaarheid van de zorg voor de zorggebruiker
gaande zijn of binnenkort gestart worden.
3. Resultaten van de analyse van de monitor
3.1 Ontwikkeling aantal personen met één of meerdere eigen bijdragen en gemiddelde
eigen bijdrage per maand.
Figuur 3: Ontwikkeling aandeel personen met meerdere eigen bijdragen en hoogte gemiddelde
eigen bijdrage per maand
Figuur 3 toont de ontwikkeling van het aandeel personen van de Nederlandse bevolking
met meerdere eigen bijdragen en de ontwikkeling van de totale gemiddelde eigen bijdrage
per maand voor deze personen. Het gaat hierbij om personen die minstens twee soorten
eigen bijdragen betalen, bijvoorbeeld eigen risico in de Zvw én een eigen bijdrage
in de Wmo 2015. In het figuur is te zien dat de afgelopen jaren het aandeel personen
met meerdere eigen bijdragen is toegenomen van 10% in 2016 tot 14% in 2021. Deze ontwikkeling
kan door verschillende factoren worden verklaard, zoals bijvoorbeeld het toenemen
van de zorgvraag vanwege de vergrijzende samenleving. Tegelijkertijd is de totale
gemiddelde eigen bijdrage per maand van deze groep gedaald van € 117 in 2016 tot gemiddeld
€ 84 in 2021. Ik duid het voorgaande als positief, omdat weliswaar het aantal mensen
dat een eigen bijdrage betaalt licht is gestegen, maar de gemiddelde te betalen totale
eigen bijdrage wel sterk is afgenomen. Dit kan door verschillende factoren worden
verklaard, zoals bijvoorbeeld het toenemen van de zorgvraag vanwege de vergrijzende
samenleving. De ontwikkelingen blijven zichtbaar als er in de monitor wordt ingezoomd
op bepaalde achtergrondkenmerken, zoals leeftijd, geslacht en inkomen.
Figuur 4: Verdeling personen met en zonder eigen bijdragen
Figuur 3 laat de ontwikkeling over de afgelopen jaren zien voor personen die meerdere
eigen bijdragen betalen. Figuur 4 heeft betrekking op de hele bevolking. In dit figuur is te zien dat het aandeel personen zonder eigen bijdragen
de afgelopen jaren stabiel is gebleven op ongeveer 35%. Daarnaast is het aandeel personen
met één soort eigen bijdrage de afgelopen jaren afgenomen van 55% in 2016 tot 51%
in 2021, terwijl het aandeel personen met meerdere eigen bijdragen is toegenomen van
10% in 2016 naar 14% in 2021. Er heeft dus een relatieve verschuiving plaatsgevonden
van één naar meerdere soorten eigen bijdragen. Dit komt met name doordat personen
vaker verplicht eigen risico én een eigen bijdrage in de Zvw betalen. Zoals ook bij
figuur 3 vermeld, kan deze ontwikkeling door verschillende factoren worden verklaard,
zoals bijvoorbeeld het toenemen van de zorgvraag vanwege de vergrijzende samenleving.
Figuur 5: Verdeling van personen met eigen bijdragen (2021)
Figuur 5 laat voor 2021 zien welke soorten eigen bijdragen personen hebben en hoe
vaak dat voorkomt. Een groot deel van de bevolking (76% in 2021) betaalt alleen het
verplicht eigen risico Zvw. In totaal heeft 21% van de bevolking in 2021 uitgaven
voor zowel het verplicht eigen risico als andere eigen bijdragen. Hiervan betreft
15% een combinatie van het verplicht eigen risico Zvw en eigen bijdragen Zvw. 3% van
de personen hebben één of meerdere eigen bijdragen Zvw, Wmo 2015, of Wlz betalen en
maken geen kosten onder het verplicht eigen risico Zvw.
Tabel 1: Aantal personen (in mln) met eigen bijdrage
2016
2017
2021
ER Zvw
10,9
11,1
EB Zvw1
1,6
2,2
EB Wmo2
0,4
0,5
EB Wlz
0,3
0,3
Totaal aantal personen met eigen bijdrage3
11,1
11,4
Totale bevolking
17,1
17,2
17,6
X Noot
1
Er blijkt een onderschatting te zitten in de eigen bijdragen voor kraamzorg in de
jaren 2015 en 2016. Daarom wordt voor de eigen bijdragen Zvw een vergelijking getoond
tussen de jaren 2017 en 2021. De onderschatting wordt naar verwachting begin mei aangepast
in de monitor.
X Noot
2
Bij de combinatie van een eigen bijdrage Wmo exclusief verblijf en opvang en een eigen
bijdrage voor de Wlz of beschermd wonen in de Wmo 2015 is er sprake van anti-cumulatie.
In aantal personen kan er dus sprake zijn van overlap van eigen bijdragen, maar de
eigen bijdrage Wmo exclusief verblijf en opvang is in die gevallen gelijk aan € 0.
X Noot
3
De som van de aantallen personen per soort eigen bijdrage telt niet op tot het totaal,
omdat personen meer dan één eigen bijdrage tegelijkertijd kunnen hebben.
Tabel 1 toont per soort eigen bijdrage en in totaal het aantal personen dat uitgaven
heeft voor die specifieke eigen bijdrage. Net als in figuur 4, blijkt hieruit dat
zowel het totaal aantal personen dat een eigen bijdrage betaalt als het aantal personen
per soort eigen bijdrage, niet sterk is gestegen dan wel gelijk is gebleven over de
afgelopen jaren. Wel is het aantal personen dat een eigen bijdrage in de Zvw betaalt
toegenomen van 1,6 miljoen mensen in 2017 naar 2,2 miljoen mensen in 2021. Deze stijging
komt naar verwachting door een hogere zorgvraag vanwege vergrijzing. Daarnaast is
er een stijging van het aantal personen met een eigen bijdrage voor geneesmiddelen
te zien. De stijging komt naar verwachting ook doordat er nieuwe geneesmiddelen op
de markt komen.
Ook blijkt uit deze tabel dat verreweg de meeste mensen uitgaven hebben vanwege het
eigen risico in de Zvw. Ongeveer vier vijfde van deze mensen betaalt enkel eigen risico
en geen andere eigen bijdragen in de Zvw, Wmo 2015 of Wlz. Mensen die wel een eigen
bijdrage in de Zvw, Wmo 2015 en/of Wlz hebben, hebben daarentegen wel in veruit de
meeste gevallen te maken met stapeling van eigen bijdragen. Dit resultaat is volgens
verwachting: mensen met een eigen bijdrage Zvw, Wmo 2015 of Wlz hebben een zorgvraag
die waarschijnlijk ook uitgaven onder het verplicht eigen risico Zvw met zich meebrengt.
Tabel 2: Ontwikkeling gemiddelde eigen bijdrage per maand
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
ER Zvw
€ 22
€ 23
€ 23
€ 23
€ 23
€ 23
€ 23
EB Zvw1
€ 7
€ 7
€ 5
€ 5
€ 5
EB Wmo
€ 54
€ 55
€ 50
€ 50
€ 30
€ 31
€ 22
w.v. ondersteuning thuis (totaal exclusief verblijf en opvang)
€ 45
€ 42
€ 36
€ 35
€ 15
€ 18
€ 18
w.v. verblijf en opvang
€ 305
€ 355
€ 352
€ 342
€ 342
€ 326
€ 183
EB Wlz
€ 651
€ 577
€ 564
€ 534
€ 526
€ 516
€ 519
Gewogen gemiddelde
€ 39
€ 39
€ 39
€ 39
€ 38
€ 38
€ 39
X Noot
1
Er blijkt een onderschatting te zitten in de eigen bijdragen voor kraamzorg in de
jaren 2015 en 2016. Daarom wordt voor de eigen bijdragen Zvw een vergelijking getoond
tussen de jaren 2017 en 2021. De onderschatting wordt naar verwachting begin mei aangepast
in de monitor.
Tabel 2 geeft de gewogen gemiddelde eigen bijdrage weer per stelselwet en eveneens
voor het totaal. Om de totale gewogen gemiddelde eigen bijdrage te bepalen, wordt
rekening gehouden met hoe vaak een bepaalde eigen bijdrage voorkomt.15 Een persoon betaalde in 2021 gemiddeld € 39 per maand aan eigen bijdragen in de zorg.
Dit bedrag is de afgelopen jaren stabiel gebleven, omdat de meeste mensen alleen uitgaven
voor het eigen risico hebben en het eigen risico al jarenlang is bevroren op € 385
per jaar: in de tabel is te zien dat het gemiddelde uitgaven aan het eigen risico
tussen 2016 en 2021 met € 23 per maand constant is gebleven.
De gemiddelde eigen bijdragen Zvw, Wmo 2015 en Wlz zijn gedaald in de afgelopen jaren.
De gemiddelde eigen bijdrage in de Zvw bedraagt € 5 in 2021 en is gedaald ten opzichte
van voorgaande jaren. Deze daling wordt in 2019 verklaard door de maximering van de
bijbetalingen voor extramurale geneesmiddelen op € 250 per jaar. Bij de eigen bijdragen
Wmo is aanvullend onderscheid gemaakt tussen de gemiddelde eigen bijdrage voor ondersteuning
thuis, waar sinds 2019 het abonnementstarief op van toepassing is, en de gemiddelde
eigen bijdragen voor verblijf en opvang. Door invoering van het abonnementstarief
is de gemiddelde eigen bijdrage in de Wmo 2015 flink gedaald.16
De eigen bijdrage Wlz is de hoogste eigen bijdrage per maand en bedraagt gemiddeld
€ 519 per maand in 2021. Dit komt voort uit het feit dat het grootste17 aandeel van de Wlz-cliënten zorg met verblijf ontvangen. De eigen bijdragen voor
zorg met verblijf zijn doorgaans een stuk hoger dan andere eigen bijdragen, omdat
deze cliënten zelf geen woonlasten, waaronder energie, betalen en tevens eten en drinken
vanuit de zorgaanbieder ontvangen. Daarnaast zijn de eigen bijdragen Wlz (als ook
de eigen bijdragen voor beschermd wonen in de Wmo 2015) inkomens- en vermogensafhankelijk.
De gemiddelde eigen bijdrage Wlz is de afgelopen jaren ook gedaald: van gemiddeld
€ 577 in 2016 naar € 519 in 2021. Dit heeft twee oorzaken: de afgelopen jaren heeft
er een relatieve verschuiving plaatsgevonden in het aantal cliënten dat zorg met verblijf
heeft (waar in beginsel de hoge eigen bijdrage op van toepassing is), naar meer cliënten
die zorg zonder verblijf hebben (waar de lage eigen bijdrage op van toepassing is).
Daarnaast is de gemiddelde lage eigen bijdrage de afgelopen jaren gedaald. Dit is
met name het geval in 2018 toen het marginaal tarief is verlaagd van 12,5% naar 10%,
waardoor inkomen minder zwaar is gaan meetellen in de berekening van de eigen bijdragen
Wlz. In 2019 is tevens de vermogensinkomensbijtelling (VIB) gehalveerd (van 8% naar
4%) waardoor ook vermogen minder zwaar is gaan meetellen in de eigen bijdragen Wlz.
Figuur 6: Gemiddelde eigen bijdrage per maand van personen met één eigen bijdrage
en personen met meerdere eigen bijdragen
De totale gemiddelde eigen bijdrage van € 39 voor iedereen met één of meerdere eigen
bijdragen per maand uit tabel 2 kan ook apart kan worden berekend voor personen met
één eigen bijdrage en personen met meerdere eigen bijdragen. Zoals verwacht betalen
mensen met één soort eigen bijdrage gemiddeld minder dan mensen met meerdere soorten
eigen bijdragen. In figuur 6 is te zien dat mensen met één soort eigen bijdrage gemiddeld
€ 27 per maand betalen in 2021, terwijl mensen met meerdere soorten eigen bijdragen
gemiddeld € 84 per maand betalen in dat jaar.
3.2 Ontwikkelingen met verdieping naar leeftijd, geslacht, huishoudsamenstelling en
inkomen
Leeftijd
In de monitor is het mogelijk om onderscheid te maken naar 2 leeftijdscategorieën:
Jonger dan AOW-leeftijd en AOW-leeftijd of ouder. Net zoals de hoofdanalyse, is voor beide leeftijdscategorieën zichtbaar dat de afgelopen
jaren:
• Het aandeel personen zonder eigen bijdragen gelijk is gebleven.
• Het aandeel personen met één eigen bijdrage is afgenomen.
• Het aandeel personen met meerdere eigen bijdragen is toegenomen.
Hieruit blijkt dus wederom dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden van één naar
meerdere eigen bijdragen. Verder blijkt dat personen in de categorie AOW-leeftijd of ouder vaker één of meerdere eigen bijdragen hebben dan personen in de categorie Jonger dan AOW-leeftijd. De verklaring hiervoor is dat AOW-gerechtigden in het algemeen meer zorg afnemen.
Figuur 7: Gemiddelde eigen bijdrage per maand van personen met één eigen bijdrage
en personen met meerdere eigen bijdragen met onderscheid naar leeftijd
In figuur 7 wordt net als in figuur 6 onderscheid gemaakt naar de gemiddelde eigen
bijdrage per maand voor personen met één eigen bijdrage en personen met meerdere eigen
bijdragen. Aanvullend wordt het verschil tussen wel en niet-AOW-gerechtigden in beeld
gebracht. De gemiddelde eigen bijdrage in de situatie van één eigen bijdrage is relatief
constant (lichte stijging bij AOW-gerechtigden). Voor beide leeftijdsgroepen is de
gemiddelde eigen bijdrage per maand in de situatie van meerdere eigen bijdragen afgenomen.
AOW-gerechtigden betalen in 2021 gemiddeld € 44 per maand meer aan eigen bijdragen
dan niet-AOW-gerechtigden. Dit heeft als oorzaak dat ouderen doorgaans meer zorg nodig
hebben en daardoor vaker geconfronteerd worden met één of meerdere eigen bijdragen.
Geslacht
Bij het onderscheid naar geslacht blijven de hierboven beschreven trends zichtbaar.
Vrouwen betalen over het algemeen gemiddeld € 6 per maand meer aan eigen bijdragen
dan mannen (in 2021). Dit wordt verklaard doordat (gegeven dat er sprake is van een
eigen bijdrage) vrouwen relatief vaker alleenstaand zijn en relatief vaker de hoge
eigen bijdrage in de Wlz betalen.
Huishoudtype
De hierboven genoemde trends doen zich ook voor als er onderscheid gemaakt wordt naar
eenpersoonshuishoudens en meerpersoonshuishoudens. Personen in een eenpersoonshuishouden
hebben verder over het algemeen vaker één of meerdere eigen bijdragen dan personen
in een meerpersoonshuishouden. Dat komt omdat mensen in een meerpersoonshuishouden
doorgaans jonger zijn en minder zorg nodig hebben. Ook bij een- en meerpersoonshuishoudens
is de afgelopen jaren de gemiddelde eigen bijdrage voor personen met meerdere eigen
bijdragen gedaald. Personen in een eenpersoonshuishouden betalen gemiddeld € 11 per
maand meer aan eigen bijdragen dan personen in een meerpersoonshuishouden (in 2021).
De hierboven beschreven trends wijken af voor personen die tot een institutioneel
huishouden behoren. Personen die tot een institutioneel huishouden behoren betreffen
personen die in een verpleeghuis verblijven, maar ook personen die verblijven in kindertehuizen,
gezinsvervangende tehuizen, revalidatiecentra en penitentiaire inrichtingen. De aandelen
personen met en zonder eigen bijdragen zijn constant gebleven de afgelopen jaren,
maar binnen de groep met eigen bijdragen lijkt er een relatieve verschuiving op te
zijn getreden van het hebben van meerdere eigen bijdragen naar één eigen bijdrage.
Vanwege de heterogeniteit van deze groep is deze ontwikkeling niet goed te verklaren.
Een deel van de mogelijke verklaring is dat per 2020 een deel van de bewoners van
Wlz-zorginstellingen zonder behandeling hun mobiliteitshulpmiddelen niet langer uit
de Wmo krijgt, maar vanuit de Wlz.18
Inkomen
Zoals aangegeven in hoofdstuk 3 wordt in dit deel van de analyse alleen gekeken naar
personen die tot een- of meerpersoonshuishoudens behoren. Personen die tot een institutioneel
huishouden behoren, worden dus niet meegenomen, omdat hun bruto huishoudinkomen mogelijk
een overschatting betreft.
Figuur 8: Verdeling personen met en zonder eigen bijdragen met onderscheid naar inkomen
(excl. personen in institutionele huishoudens, 2021)
In de monitor is het mogelijk om onderscheid te maken naar zeven inkomensklassen op
basis van bruto huishoudinkomen. Figuur 8 toont dat personen in de hogere inkomensklassen
relatief vaak geen eigen bijdrage betalen (39% van de personen met een bruto huishoudinkomen
tussen € 75.000 en € 100.000 en 42% van personen met een bruto huishoudinkomen boven
de € 100.000).
Verder hebben personen in de lagere inkomensklassen over het algemeen vaker één of
meerdere eigen bijdragen. Het aandeel personen zonder eigen bijdragen is daarnaast relatief hoog (31%) voor personen met een bruto huishoudinkomen
lager dan € 20.000 vergeleken met de andere lagere inkomensklassen (20% voor personen
met een bruto huishoudinkomen tussen € 20.000 en € 30.000). Dit komt mede doordat
de monitor gegevens bevat van de gehele Nederlandse bevolking en studenten daarmee
ook worden meegenomen in de monitor. Studenten kenmerken zich over het algemeen door
lage inkomens en een goede gezondheid.
Figuur 9: Aandelen inkomensgroepen voor totale bevolking en per soort eigen bijdrage
(2021)
Uit figuur 9 blijkt dat personen met een eigen bijdrage voor de Wmo 2015 of Wlz doorgaans
een lager bruto huishoudinkomen hebben dan personen met andere eigen bijdragen. Zij
maken niet alleen vaker gebruik van Wlz-zorg (of beschermd wonen in de Wmo 2015),
maar gegeven dat ze Wlz-zorg krijgen, maken ze ook relatief vaker gebruik van zorg
met verblijf. Aangezien de eigen bijdragen Wlz (en Wmo 2015 in het kader van beschermd
wonen) hoger zijn dan bijvoorbeeld het maximaal eigen risico per maand in de Zvw,
resulteert het relatief hoge gebruik van Wlz (met verblijf) en beschermd wonen in
de Wmo 2015, in een hogere gemiddelde eigen bijdrage bij lagere inkomens. Dit is zichtbaar
in figuur 10. Personen met een huishoudinkomen tussen de € 20.000 en € 30.000 betalen
gemiddeld € 38 per maand in 2021, terwijl personen met een huishoudinkomen van meer
dan € 100.000 gemiddeld € 23 per maand betalen.
Dat deze relatief hoge gemiddelde eigen bijdrage wordt veroorzaakt door de relatief
hogere zorgvraag van lage inkomensklassen bij Wlz-zorg, wordt duidelijk in figuur
11. In figuur 11A wordt het aandeel personen en de gemiddelde eigen bijdrage getoond
voor iedereen met uitgaven voor het eigen risico en/of eigen bijdragen Zvw. Zowel
het aandeel personen met deze uitgaven als de gemiddelde eigen bijdrage liggen hoger
in de lagere inkomensklassen, maar het absolute verschil is klein (de gemiddelde eigen
bijdrage is € 28 per maand bij inkomens tussen € 20.000 en € 30.000 en € 21 per maand
bij inkomens van meer dan € 100.000). In de rechtergrafiek wordt hetzelfde uitgebeeld,
maar dan enkel voor de eigen bijdragen Wlz. In deze rechtergrafiek is te zien dat
het gebruik van Wlz-zorg in de lage inkomensklassen hoger is, maar ook dat de gemiddelde
eigen bijdrage – gegeven dat iemand Wlz-zorg gebruikt – oploopt met de stijging van
het inkomen. Dit komt door de inkomensafhankelijke vormgeving van de eigen bijdragen
in de Wlz (zie ook box 1). De laagste inkomensklasse vormt hierop de uitzondering,
maar uit de monitor blijkt dat in deze inkomensklasse, zoals eerder toegelicht, het
gebruik van zorg met verblijf hoger ligt dan in de andere inkomensklassen.
Figuur 10: Aandeel personen en gemiddelde eigen bijdrage p.m. naar inkomen (excl.
personen in een institutioneel huishouden, 2021)
Figuur 11A: Aandeel personen en gemiddelde eigen bijdragen p.m. naar inkomen (excl.
personen in een institutioneel huishouden, 2021)
Figuur 11B: Aandeel personen en gemiddelde eigen bijdragen p.m. naar inkomen (excl.
personen in een institutioneel huishouden, 2021)
Als wordt gekeken naar de ontwikkeling over de afgelopen jaren komt dat overeen met
het beeld dat te zien is bij de gehele bevolking en de uitsplitsingen naar andere
kenmerken:
• Het aandeel personen zonder eigen bijdragen is bij nagenoeg alle inkomensklassen constant
gebleven of afgenomen.
• Het aandeel personen met één eigen bijdrage is bij nagenoeg alle inkomensgroepen afgenomen.
• Het aandeel personen met meerdere eigen bijdrage is bij nagenoeg alle inkomensgroepen
toegenomen.
Zoals eerder toegelicht, wijken de ontwikkelingen bij de laagste inkomensklasse (met
een bruto huishoudinkomen van minder dan € 20.000) soms af ten opzichte van de andere
inkomensklassen. In de laagste inkomensklasse is het aandeel personen zonder eigen
bijdragen toegenomen, het aandeel personen met één eigen bijdrage afgenomen en het
aandeel personen met meerdere eigen bijdragen constant gebleven. De ontwikkelingen
in deze inkomensgroep kunnen lastig vergeleken worden met de ontwikkelingen in andere
inkomensgroepen. Enerzijds maakt deze groep relatief meer gebruik van Wlz-zorg, terwijl
de groep anderzijds ook bestaat uit personen met een laag inkomen en over het algemeen
een goede gezondheid (bijv. studenten). De gezondheid van de personen in deze inkomensklasse
dus erg heterogeen, waardoor het niet mogelijk is duidelijke conclusies voor deze
inkomensgroep te trekken.
5. Conclusies en reactie monitor
De monitor is een belangrijke stap in het in kaart brengen van de betaalbaarheid van
zorg voor de individuele zorggebruiker. De monitor geeft een bijna volledig overzicht
van alle wettelijk verplichte eigen bijdragen voor verzekerde zorg of ondersteuning
voor de gehele Nederlandse bevolking19 voor de periode van 2015 tot en met 2021. Alleen het inzicht in de eigen bijdragen
aan hulpmiddelen ontbreekt nog in dit stadium. Daarmee geeft de monitor voor de eerste
keer een nagenoeg compleet beeld van de gemiddelde te betalen eigen bijdragen en de
ontwikkeling van de stapeling ervan over de jaren 2016 tot en met 2021.
De opdracht uit het coalitieakkoord was om de stapeling van eigen bijdragen te gaan
monitoren en de stapeling ook tegen te gaan. Met deze monitor en de analyse daarvan
is naar mijn oordeel uitvoering gegeven aan het eerste onderdeel daarvan20. Daarnaast ben ik ook van mening dat ook het tweede onderdeel – het tegengaan van
stapeling van eigen bijdragen – is uitgevoerd. De monitor heeft namelijk laten zien
dat, mede dankzij het beleid van het huidige en het vorige kabinet, het bedrag dat
mensen kwijt zijn bij een combinatie van meerdere soorten eigen bijdragen is gedaald
de afgelopen jaren. Dit beeld blijft bestaan als er onderscheid gemaakt wordt naar
verschillende achtergrondkenmerken.
Zoals bekend gemaakt bij de Voorjaarsnota 202321 is er momenteel een wetsvoorstel in voorbereiding voor de afschaffing van het abonnementstarief
en de herinvoering van een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage in de
Wmo 2015 (zie toelichting in box 2). Voorafgaand aan 2019, het jaar van invoering
van het abonnementstarief, was voor de betreffende Wmo-maatwerkvoorzieningen ook al
een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage van kracht. Hoewel invoering
van het abonnementstarief heeft bijgedragen aan een daling van de (stapeling van)
eigen bijdragen, blijven de conclusies uit de analyse van deze monitor gelden, ook
als het effect van het abonnementstarief niet wordt meegenomen. Zoals hieronder in
box 2 ook wordt toegelicht, neemt dat niet weg dat voor een deel van de cliënten de
(stapeling van) eigen bijdrage(n) weer zal toenemen door herinvoering van een inkomens-
en vermogensafhankelijke eigen bijdrage.
Kortom, vanuit een macro-perspectief geeft de monitor een positief beeld van de stapeling
van eigen bijdragen: de mate van stapeling van eigen bijdragen is gemiddeld afgenomen.
Dat neemt niet weg dat er specifieke groepen (of individuen) kunnen zijn waarbij dit
beeld afwijkt. In hoofdstuk 8 ga ik verder in op vervolgstappen met betrekking tot
het in kaart brengen van de betaalbaarheid van de zorg.
Box 2: Herinvoering inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage Wmo 2015
Op dit moment is voor een groot aantal voorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015 (Wmo 2015) het zogenaamde abonnementstarief van toepassing. Dit
is een vaste eigen bijdrage van € 20,60 per maand (2024) die voor elke Wmo-cliënt
hetzelfde is, ongeacht inkomen, vermogen of het aantal uren benodigde ondersteuning.
Invoering van het abonnementstarief was onderdeel van het pakket aan maatregelen van
het vorige kabinet om de stapeling van eigen bijdragen te verlagen.
Echter, de invoering van het abonnementstarief betekende dat gemeenten beperkt werden
in de mate waarin zij burgers konden stimuleren tot kostenbewustzijn en tot het op
andere wijze voorzien in hun ondersteuningsbehoefte. Als gevolg daarvan is het beroep
op de Wmo 2015 voor met name huishoudelijke hulp de afgelopen jaren sterk gestegen.
Deze «aanzuigende werking» heeft geleid tot hogere kosten voor gemeenten waardoor
de beschikbaarheid van maatschappelijke ondersteuning onder druk is komen te staan.
Met het oog op het voorgaande, wordt momenteel een wetsvoorstel voorbereid om met
ingang van 1 januari 2026 het abonnementstarief af te schaffen en de inkomens- en
vermogensafhankelijke eigen bijdrage te herintroduceren.
Het is onvermijdelijk dat met herinvoering van een inkomens- en vermogensafhankelijke
eigen bijdrage in de Wmo 2015 de gemiddelde hoogte van eigen bijdragen per maand voor
een deel van de cliënten weer omhoog zal gaan. Het huidige kabinet acht deze keuze
noodzakelijk met het oog op de beschikbaarheid van ondersteuning voor mensen die daarvoor
op de Wmo 2015 zijn aangewezen. Wel wordt in het wetsvoorstel beoogd bepaalde parameters
gelijk te stellen aan dezelfde parameters in de Wlz (en beschermd wonen in de Wmo
2015), die de afgelopen jaren gunstiger zijn ingericht met het oog op het tegengaan
van de stapeling van eigen bijdragen. Voorbeelden hiervan zijn het marginaal tarief
en de vermogensinkomensbijtelling, die bepalen in welke mate inkomen en vermogen meetellen
in de berekening van de eigen bijdragen. Beoogd wordt om voor de meeste huishoudens
de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage geleidelijk op te laten lopen
vanaf een bijdrageplichtig inkomen van 120% van het sociaal minimum, waardoor mensen
met lage inkomens een eigen bijdrage blijven betalen die gelijk is aan het abonnementstarief.22 Daarnaast blijven de huidige bepalingen omtrent anticumulatie met andere eigen bijdragen
in de Wmo 2015 en Wlz van kracht en behouden gemeenten – net als nu bij het abonnementstarief
– de mogelijkheid om, in het kader van minimabeleid, een inkomensgrens te bepalen
waar beneden cliënten geen inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage verschuldigd
zijn.
6. Hulpmiddelen
Het rapport van het Nivel «Eigen betalingen voor hulpmiddelgebruikers» is uw Kamer
met een beleidsreactie aangeboden bij brief van 21 september 2021.23 Dankzij dit onderzoek kan er een globaal beeld geschetst worden van hetgeen in deze
monitor ontbreekt wanneer het over de stapeling van eigen bijdragen gaat. Een beknopte
samenvatting van de kernpunten van dit onderzoek:
• In het vragenlijstonderzoek van Nivel onder 4.923 respondenten gebruikte ruim drie
vijfde van de respondenten hulpmiddelen.
• 38% van de gebruikers van hulpmiddelen gaven aan dat ze een eigen bijdrage hebben
betaald voor hun hulpmiddel(en) in 2020.
• De mediaan van alle eigen betalingen voor hulpmiddelen die eenmalig voorkomen, zoals
een pruik of hulpmiddelen wat betreft incontinentie en/of stoma-materiaal, bedraagt
€ 250 per jaar (ongeveer € 21 per maand). De mediaan van alle eigen betalingen voor
hulpmiddelen die jaarlijks voorkomen, zoals orthopedische of aangepaste schoenen,
bedraagt € 127 per jaar (ruim € 10 per maand).
• Volgens Nivel betaalde in 2020 61% van de gebruikers van hulpmiddelen een eigen bijdrage
voor hulpmiddelen én een eigen bijdrage voor andere zorg.
Het onderzoek van Nivel betreft een dwarsdoorsnede over het jaar 2020 en zegt daarmee
helaas niets over de ontwikkeling van eigen betalingen voor hulpmiddelen over de afgelopen
jaren. Het onderzoek is ook gebaseerd op een relatief kleine groep gebruikers van
hulpmiddelen, waarbij het zeer wel mogelijk is dat deze groep respondenten onvoldoende
representatief is voor alle gebruikers van hulpmiddelen. Het blijft dus belangrijk
deze in beeld te brengen. Ik ben op dit moment in overleg met de zorgverzekeraars
om te bezien of ook de eigen bijdragen voor hulpmiddelen opgenomen kunnen worden in
de monitor en er uiteindelijk een compleet beeld gegeven kan worden van de omvang
van de eigen bijdragen voor verzekerde zorg.
7. Jonge gezinnen
In de brief van 23 december 202224 van mijn ambtsvoorganger is de toezegging gedaan dat er onderzoek gedaan zou worden
naar de specifieke situatie van gezinnen met jonge kinderen waarbij één van de ouders
zorg met verblijf vanuit de Wlz ontvangt. Het vraagstuk is daar in welke mate de eigen
bijdrage, die afhankelijk is van het verzamelinkomen en vermogen, invloed heeft op
het besteedbaar inkomen en of dit nog redelijk wordt geacht. Voor de definitie van
«jong gezin» ga ik uit van de situatie waarbij één (of beide) ouders een Wlz- indicatie
voor zorg met verblijf heeft (of hebben) en waarbij het jongste kind niet ouder is
dan 21 jaar.25
Door middel van een analyse van CBS-microdata is gekeken voor de jaren 2017 t/m 2020
hoe groot de doelgroep is en welk aandeel de eigen bijdrage Wlz beslaat van het belastbaar
en besteedbaar inkomen van deze doelgroep. In de analyse is het niet mogelijk gebleken
om de gehele groep in beeld te brengen. Tabel 3 laat zien dat de doelgroep minstens
uit circa 400 huishoudens op jaarbasis bestaat. Deze 400 huishoudens betreffen huishoudens
waarbij de volwassene die Wlz-zorg in een instelling ontvangt op hetzelfde adres staat
geregistreerd als de andere gezinsleden gedurende (een gedeelte van) de geanalyseerde
tijdsperiode. Deze groep woont dus wel in een zorginstelling, maar staan nog op het
oorspronkelijke huisadres ingeschreven. Er is aanvullend gekeken hoe groot de groep
is die gedurende de geanalyseerde tijdsperiode achtereenvolgens op het oorspronkelijke
huisadres en vervolgens op het adres van de instelling staat ingeschreven. Dit betreft
in totaal over de jaren 2018 t/m 2020 52 individuen. De huishoudens waarbij de volwassene
met Wlz-zorg in een instelling reeds vóór 2017 staat ingeschreven op het adres van
de zorginstelling konden niet als zodanig gekoppeld worden aan de andere gezinsleden26 en ontbreken daarom in de analyse. Echter, gegeven de gemiddelde leeftijd van kinderen
in de doelgroep van 12 à 13 jaar en de cumulatieve instroom in de periode 2018 t/m
2020 waarbij personen die Wlz-zorg vanuit een instelling ontvangen ook zijn geregistreerd
op het adres van de zorginstelling, is de inschatting dat de totale doelgroep (incl.
individuen die reeds vóór 2017 op het adres van de zorginstelling stonden ingeschreven)
circa 550 huishoudens betreft.
Over de periode 2017 t/m 2019 is de gemiddelde eigen bijdrage Wlz per jaar toegenomen.
Daar staat een hogere stijging van het belastbaar en besteedbaar inkomen tegenover.
Als de eigen bijdrage wordt uitgedrukt als percentage van het belastbaar inkomen,
dan bedraagt de eigen bijdrage voor de mediaan 6,8% in de periode 2017 t/m 2019. In
relatie tot het besteedbaar inkomen bedraagt dit percentage 7,2%. Dit is conform verwachting,
gezien het marginale tarief van 10% in de eigen bijdragen Wlz dat ook door andere
Wlz-cliënten met een lage eigen bijdrage wordt betaald. Een marginaal tarief van 10%
betekent dat de eigen bijdrage per jaar gelijk is aan 10% van de som van het verzamelinkomen
en de vermogensinkomensbijtelling.
Vanwege de relatief kleine doelgroep is het voor mij vanwege privacy maar ook het
ontbreken van registerdata over andere onderwerpen helaas niet mogelijk gebleken om
de analyse nog verder uit te breiden.
Tabel 3: Beschrijvende statistieken «jonge gezinnen»1
2
2017
2018
2019
Aantal huishoudens waarbij volwassene met Wlz-zorg in een instelling niet reeds vóór
2017 staat ingeschreven op het adres van de zorginstelling
424
393
398
Gemiddelde leeftijd volwassene met Wlz-zorg in een instelling
45,7
46,0
46,7
Gemiddelde aantal kinderen per huishouden
1,9
1,8
1,8
Gemiddelde leeftijd kinderen
12,2
12,4
12,9
Gemiddelde EB Wlz per jaar
€ 3.283
€ 3.425
€ 3.522
Gemiddelde belastbaar inkomen
€ 42.100
€ 45.900
€ 49.200
Gemiddelde besteedbaar inkomen
€ 36.800
€ 39.900
€ 40.700
Mediaan percentage eigen bijdrage Wlz van belastbaar inkomen
6,6%
7,0%
6,9%
Mediaan percentage eigen bijdrage Wlz van besteedbaar inkomen
7,3%
7,1%
7,3%
X Noot
1
Vanwege coronajaar 2020 worden alleen de statistieken voor de jaren 2017 t/m 2019
in de tabel getoond. Wel is aanvullend gekeken hoeveel huishoudens in 2020 tot de
doelgroep behoren en op het adres van het gezin staan ingeschreven. Dit betreft 367
huishoudens in 2020.
X Noot
2
In de inkomens(gerelateerde)-statistieken in tabel 3 zijn alleen huishoudens waarbij
de volwassene met Wlz-zorg in een instelling nog op het oorspronkelijke huisadres
staat ingeschreven, meegenomen. Het inkomen van huishoudens waarbij de volwassene
met Wlz-zorg in een instelling gedurende de periode 2018 t/m 2020 is geregistreerd
op het adres van de zorginstelling bevat namelijk een onderschatting, omdat het inkomen
van de volwassene met Wlz-zorg in een instelling in het eerste jaar nadat de registratie
is aangepast niet langer bij het inkomen van de overige gezinsleden wordt geteld.
Het CAK heeft een aantal mogelijkheden om ten aanzien van schrijnende gevallen uit
hoofde van wet- en regelgeving en hierop gebaseerd beleid, hieraan tegemoet te komen.
Ik noem in dit verband als eerste de peiljaarverlegging. De peiljaarverlegging houdt
in dat het CAK op aanvraag van de verzekerde het bijdrageplichtig inkomen voorlopig
vast kan stellen op grond van het inkomen en het vermogen van het lopende jaar in plaats van op basis van het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar
waarin de verzekerde zijn recht op zorg tot gelding brengt. Deze peiljaarverlegging
kan toegekend worden indien redelijkerwijs te verwachten is dat het bijdrageplichtig
inkomen in het lopende jaar ten minste € 3.105,80 lager zal zijn dan het bijdrageplichtig
inkomen uit het jaar T-2. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid van een vrijstelling
van de lage eigen bijdrage en geven ook de Beleidsregels CAK termijnen eigen bijdrage
Wlz en Wmo 201527 ruimte voor aanpassing zoals opgenomen in deze beleidsregels.
Het CAK heeft desgevraagd aangegeven dat er vanaf de periode 2015-heden over de Wlz
bij het team Klachten, Bezwaren & Beroep met betrekking tot de Wlz en specifiek deze
groep bij hen één zaak bekend was waar de problematiek rond het niet kunnen betalen
van eigen bijdrage heeft gespeeld. Deze zaak is toen op eigen
initiatief van de cliënt opgelost waardoor in deze situatie er geen lage eigen bijdrage
meer verschuldigd was maar er een hoge eigen bijdrage van desalniettemin € 0,00 kon
worden opgelegd.
Hoewel ik het zou betreuren indien de kosten voor deze doelgroep tot hoge druk op
het besteedbaar inkomen zou leiden, kan ik uit de beschikbare informatie niet afleiden
dat dat op dit moment het geval is.
De toezegging beschouw ik hiermee als afgedaan.
8. Vervolg
De monitor is mijns inziens een van de puzzelstukjes om de betaalbaarheid van zorg
van de individuele zorggebruiker in kaart te brengen. Uit de monitor blijkt dat de
stapeling van eigen bijdragen vanuit een macro-perspectief zich de afgelopen jaren
positief ontwikkeld heeft. Dit macro-perspectief neemt niet weg dat er specifieke
groepen (of individuen) kunnen zijn waarbij dit beeld afwijkt. Alhoewel dit niet uit
de monitor af te leiden is, kunnen er specifieke groepen zijn waarvoor de eigen bijdragen
één van de factoren is die mede tot zorgmijding of financiële problemen kunnen leiden
zoals het versterken van schulden. Dit kunnen bijvoorbeeld huishoudens zijn waarvoor
de eigen bijdrage een grote impact heeft omdat ze niet veel te besteden hebben. Ook
voor chronisch zieken en gehandicapten kunnen de eigen bijdragen een belemmering voor
de toegang tot zorg zijn.
Zoals ik aan het begin van deze brief al heb aangegeven, ben ik mij er ook van bewust
dat de monitor geen overzicht geeft over álle eigen kosten aan zorg- en ondersteuning,
zoals de premie, de aanvullende verzekering of uitgaven aan zelfzorgmiddelen en mondzorg.
Daarom is het belangrijk dat er naast de monitor ook naar de specifieke groepen gekeken
wordt en dat daarbij naar de kosten van zorg in brede zin gekeken wordt. Zulk onderzoek
is reeds in gang gezet:
• Zo is er bijvoorbeeld binnen het interdepartementale programma Vereenvoudiging inkomensondersteuning
voor mensen (VIM) aandacht voor de samenhang tussen inkomensondersteuning en zorg(gerelateerde)
kosten. Op 8 december jl. ontving uw Kamer van de Minister van VWS en andere bewindspersonen
daarover een brief.28 In deze brief werd toegezegd Uw Kamer eind 2024 te informeren over de scenario’s
voor vereenvoudiging.
• Vanuit de aanpak Doe onbeperkt mee van het Ministerie van VWS, wat als doel heeft drempels voor mensen met een beperking
weg te nemen zodat zij meer en naar eigen wens en vermogen kunnen meedoen aan de samenleving,
worden door het Nibud voorbeeldbegrotingen uitgewerkt die specifiek inzicht geven
in de uitgaven van verschillende typen huishoudens met een beperking. De analyses
en conclusies uit de monitor zijn gebaseerd op een macro-perspectief. Het Nibud-onderzoek
kan vanuit een micro-perspectief inzicht in stapeling van eigen bijdragen geven. Zodra
de uitkomst van het Nibud-onderzoek bekend is, zal ik deze met u delen en indien mogelijk
een verband leggen met de monitor stapeling eigen bijdragen.
• Daarnaast is er het Project vermindering mijding van mondzorg om financiële redenen.29 In deze brief is aangegeven dat op basis van de uitgewerkte oplossingsrichtingen
de Projectgroep verder werkt aan een gewogen advies dat voor de zomer van 2024 aan
uw Kamer zal worden toegestuurd.
De monitor zal ondersteunend voor deze trajecten kunnen werken en in samenspraak met
de trekkers van deze trajecten zelfs mogelijk verder kunnen worden ontwikkeld en uitgebreid.
Elk traject draagt bij om vanuit verschillende invalshoeken de betaalbaarheid van
zorg voor de zorggebruiker in beeld te brengen waarbij het ene onderzoek de diepte
ingaat voor een specifieke groep en het andere onderzoek juist voor de hele bevolking
de betaalbaarheid in kaart brengt.
Ook ben ik mij ervan bewust dat de inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wmo 2015, indien
het bij de Tweede Kamer in te dienen wetsvoorstel tot wet wordt verheven, voor sommige
inkomensgroepen een stapeling in euro’s van de eigen bijdragen kan opleveren.
De monitor over stapeling van eigen bijdragen wordt structureel doorgezet en doorontwikkeld
en wordt ieder jaar aangevuld met nieuwe gegevens. Daarnaast zal in samenspraak met
het CBS worden gekeken of er mogelijk nog verbeteringen mogelijk zijn (met het oog
op de inkomensbepaling van institutionele huishoudens) of dat er wellicht aanvullende
variabelen zijn die toegevoegd kunnen worden aan de monitor. Zo zouden er uit de bovengenoemde
trajecten zoals het programma VIM mogelijk verzoeken kunnen komen voor aanvulling
van de monitor. Uiteraard zal ik dergelijke verzoeken positief beschouwen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.