Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024 (o.a. Kamerstuk 21501-02-2887)
2024D16780 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken hebben enkele fracties de behoefte vragen
en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister van Buitenlandse Zaken
d.d. 19 april 2024 inzake geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken
d.d. 29 en 30 april 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2887) en d.d. 2 april 2024 inzake Verslag van de Raad Algemene Zaken d.d. 19 maart 2024
(Kamerstuk 21 501-02, nr. 2865).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie,
Hoedemaker
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
• Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
II Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024. Zij hebben hierover nog enkele
vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie maken zich zorgen over de positie van het kabinet ten
aanzien van het Europese Unie (EU)-perspectief van de potentiële kandidaat-lidstaten
en de uitspraak dat deze landen horen bij de «Europese familie». Wordt met deze stellingname
juist niet vooruitgelopen op de benodigde hervormingen die doorgevoerd moeten worden
alvorens een lidstaat toe kan treden tot de EU? De aan het woord zijnde leden vragen
tevens of deze stellingname recht doet aan het proces tot ratificatie van een eventuele
toetreding van een kandidaat-lidstaat dat in de nationale parlementen dient plaats
te vinden.
De voornoemde leden vragen opheldering over de onderkenning van het kabinet dat toekomstige
uitbreiding van de EU geopolitiek relevant is en zouden graag een uitgebreide onderbouwing
zien van deze appreciatie.
De leden van de PVV-fractie steunen de vraag om verduidelijking van het kabinet over
wat de Europese Commissie beoogt met het tegen het licht houden van subsidiariteit
en proportionaliteit en vragen zich af of de Minister de mening deelt dat er niet
getornd mag worden aan deze toetsstenen voor EU-beleid.
Tenslotte vragen deze leden zich af of het belang van draagvlak in de samenleving
voor uitbreiding van de EU, wat de Minister onderschrijft, ook zou kunnen betekenen
dat een gebrek aan draagvlak in de samenleving voor toetreding gevolgen heeft voor
de kansen van toetreding voor een kandidaat-lidstaat.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024.
Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Raad stil zal staan bij de versterking
van de rechtsstaat in het kader van het uitbreidingsproces en dat het kabinet kandidaat-lidstaten
wil steunen op hun pad richting de EU. Is de Minister van mening dat kandidaat-lidstaten
op dit moment voldoende gesteund worden in het werken aan het functioneren van de
rechtsstaat en het respecteren van grondrechten? De Minister noemt een aantal aspecten
waarop de EU zich zal moeten richten in het voorbereidende werk. Welke instrumenten
kunnen nog bijdragen aan het ondersteunen van de kandidaat-lidstaten op deze aspecten?
Oekraïne staat ook nog voor een aantal uitdagingen wat betreft hervormingen, met name
als het gaat over corruptie. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie moedigen het
kabinet aan om Oekraïne hierin specifiek te ondersteunen. Ziet de Minister hier kansen
toe? Op welke manier wil de Minister hieraan bijdragen?
Georgië kreeg in december 2023 de status van kandidaat-lidstaat, mits het land de
nodige stappen onderneemt die de Commissie aanbeveelt. Hierin worden bijvoorbeeld
de rechtsstaat en vrijheid van meningsuiting genoemd. Vorige week heeft het Georgische
parlement bij een eerste lezing ingestemd met het voorstel voor een «foreign agents
law». Wat de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie betreft druist deze regelrecht tegen
de Europese waarden in. Wat zijn de consequenties van het aannemen van deze wet voor
het toetredingsproces van Georgië? Deelt de Minister de mening dat deze wet indruist
tegen de waarden van de EU? De gelijkenis met een wet die eerder in Rusland is ingevoerd
in 2012 is groot. Die wet heeft grote gevolgen gehad voor media en het maatschappelijk
middenveld in Rusland. Op welke manier gaat de Minister in Europees verband het maatschappelijk
middenveld in Georgië ondersteunen? Welke consequenties voor de media en vrijheid
van meningsuiting verwacht de Minister? Heeft de Minister zich al uitgesproken tegen
deze wet?
De Minister noemt in de geannoteerde agenda de EU-doelstellingen op het terrein van
klimaat, energie en milieu in relatie tot EU-uitbreiding. De voornoemde leden onderschrijven
het belang van deze doelstellingen en zijn van mening dat, om af te sturen op zo min
mogelijk verstoring van het behalen van deze doelen door uitbreiding, zoals het kabinet
in de geannoteerde agenda beschrijft, het in eerste instantie noodzakelijk is om als
EU zelf ambitieus te zijn op deze doelstellingen en ze een prioriteit te maken. Het
verbaast deze leden daarom dat de klimaat- en milieudoelen niet op de nieuwe concept-strategische
agenda staan. Wat betreft energie staan er een aantal belangrijke punten opgenomen,
maar klimaat en milieudoelstellingen missen nadrukkelijk. Het afzwakken van de Europese
Green Deal nu en in de toekomst is zeer schadelijk voor de EU en Nederland, aangezien
deze juist kansen biedt als nieuwe groeistrategie van Europa. Het niet opnemen van
deze doelen zorgt voor versnippering in Europa wat betreft klimaat-en milieustandaarden.
Deelt de Minister de mening dat het opnemen van deze doelen noodzakelijk is voor geharmoniseerd
beleid op klimaat en milieu? Gaat de Minister zich inzetten om deze doelen alsnog
op de strategische agenda te krijgen? Kan de Minister toezeggen dat Nederland niet
akkoord gaat met een strategische agenda waarin klimaatambities, milieustandaarden
en klimaatrechtvaardigheid als kernprioriteiten ontbreken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Informele Raad Algemene zaken van 29 en 30 april 2024. Deze leden hebben daarbij nog
enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er tijdens een informeel
ontbijt stil zal worden gestaan bij rechtsstaathervormingen in het uitbreidingsproces.
Deze leden zijn vergenoegd met het feit dat de rechtsstaat, conform de geldende uitbreidingsmethodologie,
voor het kabinet centraal blijft staan, evenals het steunen van hervormingen bij kandidaat-lidstaten.
Deelt de Minister de mening dat het een verkeerd signaal is dat een lidstaat als Georgië
een paar maanden na het verkrijgen van kandidaat-lidstatus mogelijk een anti-rechtsstatelijke
wet invoert? Wat zegt dit volgens het kabinet over de inzet van de Georgische regering
en hoe dient hier volgens de Minister mee om te worden gegaan door Nederland en de
Europese Commissie? Wat is de algemene inzet van Nederland met betrekking tot kandidaat-lidstaten
die, als ze eenmaal een voetje binnen de deur hebben, een beweging inzetten die indruist
tegen onze waarden van rechtsstatelijkheid? Hoe moet de Europese Commissie volgens
de Minister omgaan met kandidaat-lidstaten die blijven hangen in bepaalde fases van
het uitbreidingsproces en zelfs rechtsstatelijk erop achteruitgaan, zoals bijvoorbeeld
ook Servië?
De aan het woord zijnde leden lezen daarnaast in de geannoteerde agenda dat het Belgisch
voorzitterschap een discussiestuk zal delen over het EU-rechtsstaatinstrumentarium.
Deze leden benadrukken het belang van het toezien op de naleving van de waarden van
de EU en zijn het eens met de inzet van het kabinet om eventuele terugval bij lidstaten
te voorkomen. In dat licht zouden deze leden de Minister willen vragen naar hervormingen
van één van de EU-rechtsstaatinstrumenten, de artikel 7-procedure. Deze leden zien
namelijk het belang in van het kunnen inzetten van een onder lidstaten breed gedragen
artikel 7-procedure, als een ander lidstaat overduidelijk een anti-rechtstatelijke
beweging maakt. Deelt de Minister de mening dat, gezien de beweging in Slowakije in
navolging op een eerdere beweging in Hongarije, de slagkracht van een artikel 7-procedure
in het geding kan komen, aangezien de procedures tot het starten van deze procedure
rigide kunnen zijn als meerdere landen deze beweging gaan maken? Is de Minister daarom
voornemens om met andere lidstaten te bezien of het starten van een artikel 7-procedure
aan hervorming toe is en kan daarbij bezien worden of eenparigheid van stemmen gesupprimeerd
dient te worden om zo toekomstige patstellingen te voorkomen?
In dit licht vragen de voornoemde leden zicht af of de Minister de mening deelt dat
rechtsstatelijkheid en het bevorderen daarvan, direct raken aan de Europese kernwaarden
van veiligheid, vrijheid en het bevorderen van welvaart? Wat is daarom de inzet van
Nederland tijdens deze informele Raad Algemene Zaken op het punt van de ontwikkelingen
in zowel kandidaat-lidstaten als Georgië, alsmede ook huidige lidstaten als Slowakije,
waar een antirechtstatelijke beweging tractie lijkt te krijgen, en deze landen daarmee
wellicht de deur openzetten voor Russische inmengingen? Deelt de Minister de mening
van de leden van de VVD-fractie dat er alles aan gelegen is om de Europese kernwaarden
van veiligheid, vrijheid en welvaart te waarborgen en buitenlandse inmenging, zoals
door agressor Poetin, tegen te gaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024. Deze leden hebben
enkele vragen en opmerkingen over de inzet van de Minister gedurende deze informele
Raad Algemene Zaken.
De aan het woord zijnde leden zien een noodzakelijk belang in Europese samenwerking,
door de spanningen die op dit moment in de wereld de boventoon voeren. Alleen gezamenlijk
kan de EU een tegenwicht bieden tegen de agressie van grootmachten als Rusland. Tevens
is de bescherming van de economische belangen een groot goed, met het oog op het economisch
patriotisme van de Verenigde Staten en de Chinese drang om marktposities te verwerven.
Maar dit moet volgens deze leden wel met behoud van nationale soevereiniteit gebeuren,
en ter voorkoming van een Europese transferunie.
De voornoemde leden zijn bezorgd om de conclusies van de Europese Rekenkamer over
de ontwikkeling ten aanzien van het conditionaliteitsmechanisme, nadat de effectiviteit
ter discussie is komen te staan door het vrijgeven van 10 miljard euro aan lidstaat
Hongarije in december 2023. Hoe ziet de Minister de gebrekkige effectiviteit van de
conditionaliteitsverordening?
De leden van de NSC-fractie kunnen zich niet verenigen met de oproep van de Europese
Commissie om de unanimiteitsbesluitvorming voor EU-uitbreiding (en eventuele andere
terreinen) te wijzigen naar een gekwalificeerde meerderheid (QMV) in de Raad. De leden
zien eenparigheid van stemmen als een van de belangrijkste pijlers binnen de EU. In
de appreciatie geeft het kabinet aan – op dit moment – geen voorstander te zijn voor
QMV-besluitvorming in de Raad op belastingen en onderdelen van sociaal beleid. Kan
de Minister aangeven waarom dit standpunt niet het gehele EU-buitenlandbeleid behelst?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie nemen kennis van de geannoteerde agenda van de informele
Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen.
Deze leden delen de mening van het Nederlandse kabinet dat kandidaat-lidstaten eerst
werk moeten verzetten, willen ze later toetreden tot de EU. Zij voegen hieraan toe
dat EU-uitbreiding geen doel op zich moet zijn voor Nederland. Deelt de Minister deze
mening?
De Minister noemt een set van keiharde criteria waaraan kandidaat-lidstaten moeten
voldoen. Dit zijn technische overwegingen. Hiernaast is er ook de politieke werkelijkheid
of Nederlandse burgers zitten te wachten op nieuwe lidstaten bij de EU, met alle gevolgen
die gepaard gaan met EU-uitbreiding: toename van arbeidsmigratie en druk op de Nederlandse
huizenmarkt, dumping van goedkope producten, braindrain in nieuwe lidstaten, en verdere
druk op Nederland om extra bij te dragen aan een nog duurder Meerjarig Financieel
Kader (MFK) en minder cohesie- en landbouwfondsen voor Nederland. Gelet op de geannoteerde
agenda over social dumping en braindrain, vragen de aan het woord zijnde leden zich
af in hoeverre bovenstaande negatieve gevolgen van EU-uitbreiding werkelijk bijdragen
aan een eventueel akkoord van Nederland op EU-uitbreiding?
De Minister «erkent dat de huidige uitbreidingsmethodologie ruimte biedt voor een
dynamischer proces, waarbij hervormingsresultaten kunnen leiden tot versnelling in
het toetredingsproces». Kan de Minister verder toelichting geven wat zij hiermee bedoelt?
Betekent een «dynamischer proces» en «versnelling in het toetredingsproces» dat Nederland
wil dat Oekraïne versneld toetreedt tot de EU? Of andere kandidaat-lidstaten?
De leden van de BBB-fractie vragen graag aandacht van de Minister voor de motie van
de leden Tuinman (BBB) en Van Campen (VVD) over geen onderhandelingsgesprekken openen
indien Bosnië en Herzegovina niet voldoet aan de in december 2023 opgestelde acht
criteria (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2055). Gelet op het gegeven dat er door de Minister ruimte geboden wordt voor versnelling
in het toetredingsproces, hoe wordt de motie Tuinman-Van Campen uitgevoerd die juist
toeziet op strikt beleid op toetredingen?
De Minister schrijft in de geannoteerde agenda: «toetreding van nieuwe lidstaten tot
de EU betekent ook uitbreiding van de interne markt en een grotere afzetmarkt voor
intra-Europese handel en grotere EU-marktmacht mondiaal, wat gunstig kan zijn voor
de geopolitieke positie van de EU als economische speler. Mogelijke economische groei
kan uiteindelijk bijdragen aan meer koopkracht in toegetreden lidstaten.»
Heeft de Minister ook oog voor de negatieve effecten van toetreding zoals braindrain
en vergrijzing in toegetreden lidstaten, zoals bij eerdere kandidaat-lidstaten gebeurde?1 De Minister is positief dat de Europese Commissie aandacht geeft aan negatieve effecten,
zoals social dumping of braindrain, maar de Minister noch de Commissie geeft enige
vorm van beleid om dit negatieve effect ook mogelijk tegen te gaan. Aandacht hebben
voor iets, helpt braindrain niet verdwijnen. Het lijkt er volgens deze leden op dat
de Minister enkel de positieve effecten van EU-uitbreiding belicht. Klopt deze analyse?
Zo nee, wat voor beleid geeft de Minister mee aan de Europese Commissie om braindrain
effectief, betaalbaar en aantoonbaar tegen te gaan en heeft de Minister ook onderzoeken
die aantonen dat braindrain met Europees beleid ook tegen kan worden gegaan?
De leden van de BBB-fractie zijn ontstemd dat «het kabinet voorstander [is] van een
overstap naar QMV op deelgebieden van het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid
(sancties, mensenrechtenverklaringen in internationale fora en civiele missies),»
zoals is te lezen in de geannoteerde agenda. Buitenlandbeleid is een nationale aangelegenheid
van de lidstaten. Ons «vetorecht» geeft Nederland kracht binnen de Raad. Kan de Minister
momenten noemen waarin Nederland zijn vetorecht binnen de Raad succesvol heeft ingezet?
Zo nee, waarom doet Nederland dit te weinig? En heeft de Minister het idee dat voor
een overstap naar QMV (opgeven van vetorecht) politiek en democratisch draagvlak is?
Zo ja, welk draagvlak? Zo nee, waarom wordt er zonder draagvlak zulk ingrijpend Europees
beleid gevoerd?
De voornoemde leden zijn tevreden dat Nederland niet «te ver» meegaat in de financiële
veranderingen die de Commissie voorstelt op de begroting van de EU. Het roept de vraag
op: waarom zet Nederland zijn financiële positie niet sterker in om juist een verdragswijziging
aan te moedigen om voor Nederland opt-outs binnen andere beleidsterreinen te bedingen?
Gelet ook op de motie van de leden Heinen en Grinwis (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1927), over niet instemmen met nieuwe structurele Europese fondsen gefinancierd door nieuwe
gezamenlijke schulduitgiften en meer nationale garanties, hoe wordt deze kritische
houding ten opzichte van gezamenlijke leningen voldoende neergezet in de Nederlandse
appreciatie richting de begroting van de EU? Zou een expliciete uitspraak van Nederland
tegen gezamenlijke leningen binnen deze appreciatie geen goede toevoeging zijn die
recht doet aan de eerder ingediende motie van de leden Heinen en Grinwis?
Tijdens het werkbezoek van de Tweede Kamercommissies voor Buitenlandse Zaken en Europese
Zaken aan Oekraïne viel het één van de leden van de BBB-fractie op dat het verwachtingspatroon
van Oekraïne is om binnen afzienbare tijd (binnen twee jaar) lid van de EU te kunnen
worden. Ook viel het één van deze leden op dat Oekraïne verwacht dat lidmaatschap
van de EU en NAVO parallel aan elkaar lopen. Heeft de Minister hetzelfde idee wat
betreft de signalen die ontvangen worden vanuit (de regering van) Zelensky, en deelt
de Minister de mening dat dit verwachtingspatroon (binnen twee jaar lid worden én
NAVO/EU-lidmaatschap onlosmakelijk verbinden met elkaar), niet gestoeld is op realisme?
Hoe kunnen wij Oekraïne een realistisch verwachtingspatroon bieden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024 en de appreciatie van de Commissiemededeling
«pre-toetredingshervormingen en -beleidsevaluaties» en hebben daarover nog enkele
vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie in zijn mededeling op
een aantal deelgebieden voorstelt om over te stappen op besluitvorming op basis van
QMV in plaats van unanimiteit. Deze leden vragen of de Minister een algemene appreciatie
wil geven van de beweging naar meer besluitvorming op basis van QMV. Deze leden constateren
dat het kabinet hier op sommige onderdelen wel voorstander van is, maar op andere
onderdelen niet. De aan het woord zijnde leden vragen of de Minister een overzicht
wil geven bij welke onderwerpen zij hier wel voor is en bij welke niet en wat bij
elk onderwerp de afwegingen zijn.
De voornoemde leden lezen dat de Minister geïnteresseerd is in strategische partnerschappen
met kandidaat-lidstaten, bijvoorbeeld op het gebied van grondstoffen. Deze leden vragen
of de Minister wil toelichten hoe zij deze samenwerking voor zich ziet en om welke
kandidaat-lidstaten en welke grondstoffen het bijvoorbeeld gaat. Deze leden vragen
in dit kader ook naar strategische partnerschappen op het gebied van de defensie-industrie.
Zij vragen of dit volgens de Minister ook onderdeel kan zijn van geleidelijke toetreding
en zo ja, hoe het kabinet hier in Europees verband vorm aan geeft.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister voorstander is van het moderniseren
van het cohesiebeleid en dat de Europese Commissie heeft voorgesteld om het cohesiebeleid
meer vorm te geven op basis van conditionaliteit. Deze leden signaleren een bredere
beweging in Europa waarin budget wordt gekoppeld aan prestaties. Deze leden vragen
of het kabinet deze beweging herkent en hebben hierover de volgende vragen. Wat zijn
de gevolgen van deze beweging voor de machtsverhouding tussen de lidstaten en de Europese
Commissie? Wat zijn de specifieke gevolgen voor Nederland? Wat zijn de voor- en nadelen
van meer conditionaliteit met betrekking tot EU-budgetten? In hoeverre leidt meer
conditionaliteit tot meer regeldruk in de vorm van rapportages en audits van lidstaten
over de prestaties? Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de Kamer voldoende zeggenschap
houdt over afspraken over condities aan EU-budgetten en wat is daar volgens het kabinet
voor nodig?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben de stukken ten behoeve van de informele Raad Algemene
Zaken van 29 en 30 april met belangstelling gelezen en hebben daarover enkele vragen
en opmerkingen.
Nederland benadrukt het onmiddellijk humanitair staakt-het-vuren. Wat is het humanitair
staakt-het-vuren dat een ander staakt het vuren niet is, zo vragen de leden van de
SGP-fractie. En hoe wil de Minister voorkomen dat een eventueel staakt-het-vuren een
adempauze en herbewapening voor Hamas betekent?
De aan het woord zijnde leden vragen zich af hoe reëel het EU-lidmaatschapsperspectief
voor Turkije is, en hoe dit functioneert als drijfveer voor hervormingen?
De voornoemde leden vragen wat de Minister voor gevolgen voor draagvlak verwacht indien
er in het GBVB per gekwalificeerde meerderheid wordt besloten?
De leden van de SGP-fractie vragen zich bovendien af of de Minister ergens ziet dat
handelingsvermogen en legitimiteit van de EU tegen elkaar worden afgewogen?
Tenslotte vragen de aan het woord zijnde leden of er een verdragsbepaling is die gedeeltelijke
QMV-besluitvorming op een terrein toestaat? Is er een voorziening dat dit echt afgebakend
kan blijven, of is dat nu alles of niets?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie nemen kennis van de geannoteerde agenda van de informele
Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de Volt-fractie lezen dat tijdens de informele Raad Algemene zal worden
gesproken over de rol van de rechtsstaat in het uitbreidingsproces, het instrumentarium
van de EU in het licht van uitbreiding en de toekomst van Europa. Deze leden lezen
ook dat de versterking van de rechtsstaat, in overeenstemming met de huidige uitbreidingsmethodologie,
een belangrijk onderdeel blijft van het uitbreidingsproces voor Nederland. Hierbij
aansluitend lezen deze leden dat Nederland kandidaat-lidstaten blijft ondersteunen
bij het implementeren van nodige hervormingen. Aan welke hervormingen wordt er gedacht?
Waar ziet Nederland kansen voor verdere versterking van steun? Op welke manier ondersteunt
Nederland de hervormingen? Ziet de Minister mogelijkheden tot uitbreiding of versterking?
Welke resultaten zijn er tot nu toe geboekt?
De aan het woord zijnde leden lezen dat ook het EU-rechtsstaatinstrumentarium in de
context van uitbreiding op de agenda van de informele Raad Algemene Zaken staat. Deze
leden lezen dat waarborging en bescherming van de rechtsstaat en grondrechten fundamenteel
is voor een sterke en legitieme EU. Zij onderschrijven dit volledig. Voldoet het EU-rechtstaatinstrumentarium
aan de behoeften van kandidaat-lidstaten? Op welke manier kan het CERV-programma gebruikt
worden voor kandidaat-lidstaten?
De voornoemde leden lezen dat tijdens de voorbereiding van de Europese Raad van 21
en 22 maart jongstleden, Nederland verklaarde dat zij Oekraïne zal blijven ondersteunen
zo lang nodig is. Zo was Nederland een van de vele lidstaten die een uitgebreid veertiende
sanctiepakket steunde, waaronder sectorale maatregelen en maatregelen tegen omzeiling
van sancties vielen. Wat voor maatregelen tegen omzeiling van sancties betreft het
veertiende sanctiepakket? Welke maatregelen liggen er momenteel om de Russische schaduwvloot
aan banden te leggen? Kan de Minister aangeven hoe Nederland sanctiepakketten monitort
en er toezicht op houdt? Hoe wordt voorkomen dat LNG uit Rusland de EU binnenkomt?
Zal dit ook worden betrokken in het veertiende sanctiepakket?
Verder stond het Midden-Oosten op de agenda van de voorbereiding van de Europese Raad
van 21 en 22 maart. Hierbij heeft Nederland opgeroepen tot het komen tot nieuwe conclusies
over het conflict tussen Israël en Hamas en de situatie in Gaza en de Westelijke Jordaanoever.
Welke conclusies kunnen er momenteel getrokken worden met betrekking tot het conflict
tussen Israël en Hamas en de situatie in Gaza en de Westelijke Jordaanoever? Ook onderstreepte
Nederland het belang van een onmiddellijk humanitair staakt-het-vuren, wat uiteindelijk
moet leiden tot een duurzame staking van de gewelddadigheden. Wat is momenteel de
status van de onderhandelingen tussen Israël en Hamas? Wordt er op korte termijn een
staakt-het-vuren verwacht? De leden van de Volt-fractie lezen ook dat een grootschalig
grondoffensief in Rafah voorkomen moet worden. Hoe kijkt de Minister naar de herhaaldelijke
luchtaanvallen op Rafah, die meerdere mensen, voornamelijk kinderen, het leven heeft
gekost? Wanneer spreekt de Minister van een grootschalig grondoffensief? Wat is de
eerste reactie van de Minister over het rapport van Colonna over UNRWA?
II Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
E. Hoedemaker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.