Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen van 19 april 2024 (Kamerstuk 21501-30-601)
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 602
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 april 2024
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 8 april
2024 over de geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen van 19 april
2024 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 601).
De vragen en opmerkingen zijn op 11 april 2024 aan de Minister van Economische Zaken
en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 18 april 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Stoffer
De griffier van de commissie, Nava
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie delen de ambitie van de Europese Unie om onze
economie volledig circulair te laten draaien in 2050: schone energie en natuurlijke
grondstoffen blijven zoveel mogelijk in kringloop. Een belangrijk onderdeel van de
circulaire economie is dat elektronische apparaten zo worden ontworpen dat de mogelijkheden
van reparatie en hergebruik optimaal zijn. Deelt de Minister deze mening van deze
leden? De levensduur van elektrische apparaten is vaak kort en vervangen is de norm.
Veel producten worden zo gemaakt dat het voor de consument niet mogelijk is om het
zelf te repareren en zodoende dienen ze een nieuw apparaat te kopen. Als bijvoorbeeld
de batterij kapot is, kan die niet worden vervangen. Ziet de Minister mogelijkheden
om dit verdienmodel («sell more, sell faster») van bedrijven te doorbereken, zodat
repareren de norm wordt en niet vervangen? Deelt de Minister de mening dat enkel een
langere garantietermijn dit verdienmodel niet doorbreekt? Welke concrete maatregelen
zijn er mogelijk om een langere economische levensduur bij fabrikanten af te dwingen?
Antwoord
Het kabinet heeft als doel om in 2050 een geheel circulaire economie te hebben gerealiseerd
en dat betekent onder meer dat producten tegen die tijd circulair moeten zijn.1 Reparatie vormt een belangrijk onderdeel van de circulaire economie, aangezien reparatie
de levensduur van het product verlengt en daarmee de aankoop van een nieuw product
uitstelt. Recente Europese afspraken vormen een belangrijke bijdrage aan het behalen
van de nationale doelstelling op het gebied van circulariteit. Zo maakt het voorlopige
Europese akkoord op de kaderverordening Ecodesign2 het mogelijk om voor bepaalde productgroepen3 eisen te stellen aan de repareerbaarheid van producten.
Dit betreft onder meer de mogelijkheid om het product gemakkelijker uit elkaar te
halen en een betere toegang tot reserveonderdelen.4
De Richtlijn voor gemeenschappelijke regels voor het stimuleren van reparatie vult
dit aan. Deze Richtlijn bevat onder meer een verplichting voor producenten om op verzoek
van een consument een product dat onder Ecodesign valt (tegen betaling) te repareren.
Dit geldt vanaf het moment van aankoop tot maximaal tien jaar daarna. Ook dient er
in elke lidstaat een reparatieregister te komen waarin consumenten eenvoudig reparateurs
kunnen vinden, in Nederland is een dergelijk register al in oprichting. Daarnaast
is vorig jaar de batterijenverordening vastgesteld die er onder meer voor moet zorgen
dat draagbare batterijen die in apparaten zijn ingebouwd uiterlijk in 2027 door de
eindgebruiker moet kunnen worden verwijderd en vervangen.5 Tot slot hebben consumenten bij de aankoop van apparaten zoals smart tv’s, horloges
en camera’s recht op software en beveiligingsupdates gedurende een redelijke termijn.6
Al deze maatregelen moeten er voor zorgen dat een langere levensduur van producten
wordt afgedwongen en het voor consumenten aantrekkelijker wordt om hun product te
repareren in plaats van te vervangen. Hiermee zet het kabinet niet enkel in op het
bewerkstelligen van een langere garantietermijn, maar dit kan wel een waardevolle
aanvulling zijn op bovengenoemde wetgevende initiatieven.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat consumentenkredieten en woekerrentes
te vaak mensen in de schulden brengen. Deze leden zijn van mening dat het verdienmodel
van achteraf betalen, ofwel «koop nu, betaal later», pervers is. Deelt de Minister
deze mening? Deze leden vinden dat er meer verantwoordelijkheid dient te liggen bij
de bedrijven die dit aanbieden. Concreet kan dat betekenen dat als bedrijven niet
aantoonbaar hebben gecontroleerd of mensen de aankopen wel konden betalen en de minimumleeftijd
hebben, de schuld vervalt. Is de Minister het eens met dit concrete voorstel? Is de
Minister bereid dit mee te nemen als onderdeel van de prioriteit consumentenbescherming?
Antwoord
Indien aanbieders van BNPL-diensten niet-nakomingskosten in rekening brengen die deel
uitmaken van het verdienmodel van de aanbieder en dus winstgevend zijn, hebben zij
een economische prikkel om het consumentenbelang niet centraal te zetten. Dit is onwenselijk.
Zoals de Minister voor Rechtsbescherming in de brief van 26 oktober 20237 heeft laten weten is het kabinet van mening dat in deze situatie een BNPL-overeenkomst
niet van de huidige Europese Richtlijn Consumentenkrediet is uitgezonderd. Dit betekent
dat in die situatie de BNPL-dienstverlener de EU-regels over verantwoorde kredietverstrekking
in acht moet nemen. Momenteel is een zaak aanhangig bij het Europese Hof waarin de
vraag speelt of BNPL-partijen buiten de Europese Richtlijn Consumentenkrediet vallen
op grond van de daarin neergelegde uitzonderingen. Voor het antwoord op die vraag
is van belang of niet-nakomingskosten meetellen als «kosten» in de zin van die uitzonderingen.
Naar verwachting doet het Hof dit jaar uitspraak in deze zaak.
Aanbieders van BNPL-diensten komen vanaf november 2026 in alle gevallen te vallen
onder de reikwijdte van de herziene Europese Richtlijn Consumentenkrediet. In de praktijk
betekent dit dat aanbieders van BNPL-diensten straks onder andere een kredietwaardigheidstoets
moeten uitvoeren (waaronder een BKR-toets). Ook wordt de maximale kredietvergoeding
van toepassing op BNPL. De richtlijn schept hiermee de randvoorwaarden waarmee consumenten
op verantwoorde wijze gebruik kunnen maken van BNPL. Een krediettoets is bijvoorbeeld
een goed instrument om te voorkomen dat consumenten door de uitgestelde betaling in
de problemen komen (overkreditering); kredietwaardige consumenten die de uitgestelde
betaling op korte termijn kunnen voldoen kunnen gebruik maken van de diensten, terwijl
de toets voorkomt dat niet-kredietwaardige consumenten die waarschijnlijk te maken
krijgen met achterstanden de uitgestelde betaling niet kunnen voldoen.
Het kabinet deelt verder de zorgen rondom het gebruik van BNPL-diensten door financieel
kwetsbare groepen, zoals minderjarigen en mensen met een groter risico op het vormen
van schulden, en wil daarom niet wachten tot de implementatie van de Europese Richtlijn
Consumentenkrediet. Vooruitlopend op deze implementatie is een aantal acties in gang
gezet. Zo hebben de BNPL-aanbieders onder leiding van de Vereniging Financieringsmaatschappijen
Nederland (VFN) een gedragscode opgesteld die sinds 1 november 2023 in werking is
getreden.
Over de implementatie van deze gedragscode en andere acties om gebruik van BNPL onder
minderjarigen te voorkomen of de schadelijke gevolgen te beperken, wordt uw Kamer
op korte termijn door de betrokken Ministers geïnformeerd.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie achten het van belang dat consumenten op het
internet goed beschermd worden. Mechanismen zoals «Loot boxes», «pay-to-win» en virtueel
geld in videospellen zijn volgens deze leden toe aan regulering om jonge consumenten
van de risico’s te behoeden. Zij zijn echter van mening dat deze bescherming voor
elke consument maximaal geborgd moet worden, ongeacht leeftijd. Onderschrijft de Minister
dat standpunt?
Antwoord
Ja, ik deel dit standpunt met de leden van de GroenLinks-PvdA fractie en zet in op
een algemeen verbod op «loot boxes», alhoewel met name kinderen en jongeren kwetsbaar zijn in een digitale omgeving.
Hebben verslavende digitale verdienmodellen überhaupt plek in de Europese markt? In
welke vorm vindt de Minister deze drie praktijken wel aanvaardbaar en waarom? Een
dergelijke verslavende werking vindt ook plaats op grote online platformen. Daartoe
heeft het Europees Parlement een initiatiefrapport ingediend8. Is de Minister bereid om in het overleg expliciet haar steun uit te spreken voor
dit rapport en de conclusies te omarmen? Kan zij terugkoppelen met welke andere lidstaten
zij hierin optrekt en welke bezwaren er bij andere lidstaten leven? Is de Minister
het met deze leden eens dat consumentenwetgeving ook dit soort verslavend ontwerp
moet aanpakken, bovenop de digitale dienstenverordening?
Antwoord
Ik heb de Commissie voorgesteld om «loot boxes» onder alle omstandigheden voor iedereen te kwalificeren als een oneerlijke handelspraktijk,
waarop de ACM toezicht houdt. Daarnaast heb ik de Commissie gevraagd om praktijken
zoals pay-to-win mechanismen en het gebruik van virtuele munten op Europees niveau strakker te reguleren.9 De problematiek rondom deze pay-to-win mechanismen en het gebruik van virtuele munten
ziet niet zozeer op de verslavende werking, maar op het gebrek aan transparantie en
de aanzet tot (overmatig) aankopen. Er is wat mij betreft alleen ruimte voor dergelijke
handelspraktijken, zolang consumenten in staat worden gesteld om weloverwegen en rationele
aankoopbeslissingen te nemen. Dit vraagt in ieder geval om meer transparantie. Zo
moet bij het gebruik van digitale valuta bijvoorbeeld altijd duidelijk zijn wat de
prijs in echt geld (euro’s) is. Ik zie de uitkomsten van de «fitness check»10 op dit punt met belangstelling tegemoet.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de Minister, in navolging van de
(concept)verklaring onder het Belgisch voorzitterschap voor de informele Telecomraad
van 11–12 april, erop kan aandringen dat de Europese Raad en Commissie het initiatiefrapport
in volledigheid overnemen. Is zij daarbij bereid om niet akkoord te gaan met verklaringen
of voorstellen die minder verstrekkend zijn dan de aanbevelingen uit het rapport?
Kan de Minister de steun voor het initiatiefrapport ook op de Consumer Summit volledig
uitdragen?
Antwoord
Het kabinet is voorstander van een verdere Europese aanpak van verslavende algoritmen
en zet zich hier in Europees verband ook actief voor in. Het is echter de vraag of
het consumentrecht de meest geschikte plek is om verslavende algoritmen te reguleren.
Het consumentenrecht is in hoofdzaak gericht op de economische verhoudingen tussen
consumenten en ondernemers. De aanpak van verslavende producten gebeurt veelal middels
separate wetgeving, bijvoorbeeld voor alcohol, gokken of tabak.
Het is op dit moment nog onvoldoende duidelijk of de problematiek rondom het verslavend
ontwerp voldoende bestreden kan worden via de huidige wetgeving, zoals de Digital
Services Act (DSA) en het Europese consumentenrecht. De Digital Services Act (DSA),
die sinds 17 februari 2024 van toepassing is op alle tussenhandeldiensten, bevat een
aantal bepalingen die relevant kunnen zijn voor het aanpakken van verslavende ontwerpen.
Het is duidelijk uit verschillende bronnen, waaronder gesprekken met de Commissie
en openbare uitspraken van Commissaris Breton, dat de Commissie actief toezicht houdt
op de naleving van de DSA door zeer grote online platforms. De Commissie onderzoekt
daarnaast of de huidige regels consumenten ook online voldoende beschermen («fitness check»).11 Hierbij wordt ook gekeken naar verslavend ontwerp.
De inzet van het kabinet is om aan de Commissie te vragen om de reikwijdte en de definities
van de huidige wetgeving te verduidelijken. Als dit onvoldoende blijkt om de problematiek
rondom verslavend ontwerp aan te pakken, dan is het aan de Europese Commissie om met
een voorstel te komen voor aanvullende wetgeving of andere beleidsmaatregelen.
Op hoofdlijnen deel ik de zorgen uit het initiatiefrapport, waarbij het initiatief
om te komen tot oplossingen bij de Europese Commissie ligt. Het krachtenveld onder
de lidstaten is mij op dit moment niet bekend. Voor zover hier standpunten over worden
uitgedragen tijdens de informele RvC over consumentenbescherming zal ik deze aan uw
Kamer uiteenzetten in het verslag van de Raad.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich zorgen over de staat van de concurrentie
tussen grote online platforms. Is de Minister het met deze leden eens dat het bevorderen
van interoperabiliteit tussen sociale media platforms een goede stap is om markttoegang
voor concurrenten te vergroten? Is zij bereid hiervoor te pleiten in het overleg en
bij de Consumer Summit? Welke maatregelen kan de EU nemen om zogenaamde «killer acquisitions,»
waarin grote partijen kleine concurrenten vroegtijdig opkopen, tegen te gaan? Is de
Minister het eens met deze leden dat dit een kwalijke vorm van marktverstoring is?
Op welke manieren maakt de Minister zich in de EU hard voor een gesegmenteerde advertentiemarkt,
waarbij de macht breder verdeeld worden en zich niet concentreert bij een klein aantal
grote partijen?
Antwoord
De vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie raken aan het doel en verschillende
maatregelen uit de Digital Markets Act (DMA). Doel van de DMA is om consumenten en
ondernemers te beschermen en te zorgen voor meer concurrentie op digitale markten.
Het kabinet deelt de zorgen van de leden van de GroenLinks-PvdA fractie over de concurrentie
op digitale markten en heeft zich daarom de afgelopen jaren hard gemaakt voor aanvullende
regelgeving voor de allergrootste platforms wereldwijd waar consumenten en ondernemers
nauwelijks omheen kunnen, zogeheten poortwachters.
De DMA bevat verschillende maatregelen die tegemoet komen aan de zorgen van de leden
van de GroenLinks-PvdA-fractie. De vragen over interoperabiliteit tussen sociale media
platforms en de gesegmenteerde advertentiemarkt gaan over de problematiek van ecosysteemvorming.
Poortwachters bieden vaak meerdere verbonden diensten aan. Zo zijn er bijvoorbeeld
platforms die een sociale media dienst, advertentiedienst en berichtendienst hebben.
Door het combineren van die diensten kunnen poortwachters macht overhevelen van de
ene naar de andere markt.
De DMA bevat verschillende maatregelen die deze overheveling tegengaan. Zo mogen poortwachters
bijvoorbeeld gebruikersdata van de kernplatformdienst niet combineren met gebruikersdata
van andere diensten van de poortwachter. Ook mag een poortwachter eigen producten
en diensten niet bevoordelen in rangordes ten opzichte van vergelijkbare producten
en diensten van derden.
Met de maatregelen uit de DMA verwacht het kabinet dat de problematiek van ecosysteemvorming
wordt verminderd en dat de concurrentie wordt bevorderd. Of dat in de praktijk ook
zo gaat zijn, is op dit moment nog niet te zeggen. De eerste poortwachters moeten
sinds maart jl. aan de maatregelen uit de DMA voldoen. Het is daarom nog te vroeg
om de effectiviteit van de DMA en specifieke maatregelen te meten. Dat zal de komende
tijd moeten uitwijzen. Ik vind het belangrijk om eerst het effect van de maatregelen
uit de DMA af te wachten voordat ik nieuwe maatregelen voorstel. De komende tijd zal
ik de ontwikkelingen op deze markten scherp in de gaten houden en waar nodig kom ik
met voorstellen om de concurrentie op digitale markten verder te bevorderen.
De zorg van de leden over de zogeheten «killer acquisitions» begrijpt het kabinet
ook. Ook hier heeft het kabinet zich tijdens de onderhandelingen voor ingezet. In
het Commissievoorstel was destijds alleen een plicht voor poortwachters opgenomen
om de Commissie te informeren over fusies en overnames. Mede door de inzet van Nederland
kan deze informatie nu daadwerkelijk worden meegenomen bij de beoordeling van fusies
en overnames doordat de Commissie lidstaten hierover kan informeren. Dit biedt de
mogelijkheid om fusies en overnames die nu onder de concentratiedrempels vallen van
de fusieverordening alsnog binnen het toezicht van de Commissie te krijgen.
Vragen van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
informele Raad voor Concurrentievermogen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de Minister graag in haar oproep om betaalde
«loot boxes» aan te merken als oneerlijke handelspraktijk en vooral kinderen hiertegen
beter te beschermen. Deze leden zijn van mening dat kinderen kwetsbaar zijn tegen
deze oneerlijke handelspraktijk en op dit moment nog onvoldoende beschermd worden
hiertegen. Deze leden vragen wat het Europese krachtenveld is met betrekking tot dit
punt, en of hier sinds de uitgebrachte Nederlandse consumentenagenda al voortgang
op is geboekt door de Minister.
Antwoord
De oproep om betaalde «loot boxes» aan te merken als oneerlijke handelspraktijk heeft de aandacht van de Europese Commissie.
Ik heb dit onderwerp verwerkt in het door mij uitgebrachte non-paper als input op
de «fitness check». Daarnaast heeft mijn ministerie in november 2023 een bijeenkomst in Brussel georganiseerd
om de problematiek rondom «loot boxes» extra onder de aandacht te brengen bij de Europese Commissie en de lidstaten. Onder
veel lidstaten leven identieke zorgen over dit onderwerp. De verwachting is dat dit
punt onderdeel zal uitmaken van de uitkomsten van de «fitness check». De resultaten hiervan worden verwacht in juni 2024.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de tweede ronde tafel zich zal focussen op de
noodzaak van een eerlijke en efficiënte interne markt, zowel voor consumenten als
voor handelaren en dat de Raad zich nu vooral zal focussen op de aandachtspunten die
er zijn op de interne markt voor consumenten. Deze leden vragen in hoeverre het belang
van consumenten in relatie tot de interne markt wordt meegenomen in het rapport van
de heer Enrico Letta over de Europese interne markt.
Antwoord
De inhoud van het rapport van de heer Letta is nu nog niet bekend. Ten algemene zet
het kabinet erop in dat het belang van consumenten zorgvuldig wordt meegenomen bij
het versterken van de interne markt en zal hier aandacht voor blijven vragen. Voor
consumenten betekent de interne markt meer keuze in producten en diensten tegen lagere
prijzen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de afschaffing van roamingtarieven binnen de
EU.
Integratie van de interne markt gaat niet alleen over het wegnemen van barrières.
Europese wet- en regelgeving, ondersteund door geharmoniseerde normen, zorgt dat producten
veilig en duurzaam zijn. Het gaat er steeds om, te zorgen voor zowel het belang van
vrij verkeer als voor het waarborgen van de bescherming van veiligheid, volksgezondheid,
milieu, consumenten en werknemers. Daarnaast beoogt relevante EU-regelgeving oneerlijke
concurrentie, misbruik van regels en fraude tegen te gaan.
Vragen van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de NSC-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de Nederlandse inzet
voor de informele raad concurrentievermogen en heeft naar aanleiding hiervan een aantal
vragen.
De leden van de NSC-fractie zouden graag ook op Europees niveau aandacht willen vragen
voor het thema bestaanszekerheid van burgers. Stijgende prijzen voor bijvoorbeeld
energie, brandstof, levensmiddelen, bankproducten en bouwmaterialen worden in tijden
van inflatie in sommige gevallen versterkt door marktmacht in de waardeketens. Ziet
de Minister mogelijkheid om dit onderwerp in te brengen tijdens de ronde tafel?
Antwoord
De hoge inflatie, als gevolg van de oorlog in Oekraïne en de daaruit volgende energiecrisis,
leverde financiële problemen op voor veel huishoudens. Daarom zijn op dat moment ook
een groot aantal nationale maatregelen getroffen om de financiële positie van huishoudens
te versterken, met name voor lage en middeninkomens. Het gaat dan bijvoorbeeld om
het introduceren van een energietoeslag, verhoging van het minimumloon en verhoging
van de zorgtoeslag, huurtoeslag en het kindgebonden budget. Ook op Europees niveau
zijn diverse maatregelen getroffen, met name rondom de energiemarkten12.
Inmiddels heeft de loonontwikkeling een inhaalslag gemaakt waardoor de koopkracht
van veel huishoudens verbetert. Doordat de loonkosten stijgen zijn winstmarges van
bedrijven verminderd. Ook in 2024 en 2025 verwachten CPB en DNB loonstijgingen die
flink boven de inflatie zullen liggen. Deze ontwikkelingen houden uiteraard mijn blijvende
aandacht en het is van belang dat er op de langere termijn een evenwichtige ontwikkeling
plaatsvindt van lonen en winsten van bedrijven. De brede ontwikkelingen rondom bestaanszekerheid
maken het geen onderdeel uit van de agenda van de informele RvC over consumentenbescherming
op 19 april, maar vormen wel een belangrijk startpunt van deze bijeenkomst en hier
zal in contacten rondom de bijeenkomst dan ook aandacht voor zijn.
In november 2023 publiceerde Ecorys in opdracht van het ministerie het rapport over
territoriale leveringsbeperkingen. De leden van de NSC-fractie zouden graag weten
wat er sindsdien gedaan is met dit rapport en de in het rapport gesuggereerde oplossingen.
Zijn er vervolgacties die de Minister in Europees verband zou kunnen bespreken?
Antwoord
Sinds de publicatie van het Ecorys rapport over territoriale leveringsbeperkingen
ben ik in gesprek met verschillende EU-lidstaten en partijen uit de sector om steun
te verkrijgen voor agendering van het onderwerp tijdens de Raad voor Concurrentievermogen
in mei. Mijn doel is om met gelijkgestemde lidstaten de Europese Commissie te bewegen
het probleem op te lossen via gezamenlijke Europese instrumenten of regels, bijvoorbeeld
via een verbod op het discrimineren naar vestigingsplaats in het handelsverkeer tussen
bedrijven. Ook zal de Commissie worden gevraagd om naar de kansen en risico’s van
digitale etikettering te kijken. Daarnaast kijken we in Benelux verband of het mogelijk
is een verbod in te stellen op territoriale leveringsbeperkingen en of harmonisering
van etiketteringsvoorschriften mogelijk is.
Daarnaast vragen de leden van de NSC-fractie graag aandacht voor de rentes op spaarrekeningen
in relatie tot de stijgende rente op kapitaalmarkten en de stijgende winsten van banken.
Hoe is het beeld in andere Europese landen? Hoe wordt er in andere landen gekeken
naar het vertalen van hogere rentes naar consumenten?
Antwoord
De gemiddelde spaarrente is in Nederland het afgelopen jaar sneller gestegen dan in
andere Europese lidstaten. De ECB constateerde dat de doorwerking van de gestegen
beleidsrente naar spaarrentes relatief sterk is in Nederland.13 Het beeld dat soms bestaat dat Nederlandse banken achterlopen bij banken uit andere
Europese lidstaten klopt dus niet.
Verschillende instellingen verwachten dat de hoge bankwinsten en de achterblijvende
spaarrentes een tijdelijk fenomeen zijn. De Europese Banken Autoriteit (EBA) verwacht
dat de rentemarge op termijn weer kleiner wordt, waardoor de winsten van banken zullen
stabiliseren op een vergelijkbaar niveau als voor 2024.14 De European Systemic Risk Board (ESRB) verwacht dat de verminderde vraag voor kredieten
in combinatie met dalende rentemarges zal zorgen voor afnemende bankwinsten.
Ook de ECB verwacht dat de hoge netto rentemarges zullen afnemen, en wijst er tevens
op dat de marktwaarderingen van Europese banken doorgaans nog steeds onder de boekwaarde
liggen, ondanks de positieve resultaten.15
Voor de leden van de NSC-fractie is het onderwerp «graaiflatie», waarbij levensmiddelenproducten
vaak minder product leveren voor dezelfde prijs, een belangrijk onderwerp van gesprek.
Wat is de status van deze discussie op Europees niveau? Wordt er door de Consumer
Protection Cooperation (CPC) al onderzoek verricht? Zou de Minister dit punt willen
opbrengen in de discussie?
Antwoord
Winstflatie, waarbij inflatie gedreven wordt door stijgende winsten omdat bedrijven
de prijzen onevenredig verhogen ten opzichte van de kostenstijging, lijkt grotendeels
achter de rug. Momenteel dragen de lonen meer bij aan de inflatie dan de winsten.
Dit betekent dat de winstmarges dalen doordat de loonkosten stijgen.
Wat betreft krimpflatie, waarbij levensmiddelenproducten vaak minder product leveren
voor dezelfde prijs, lijkt er op Europees niveau nog weinig te spelen. Ik ben niet
op de hoogte van een onderzoek dat de Consumer Protection Cooperation zou verrichten
naar krimpflatie. Wel lijkt de discussie geleidelijk te starten; zo zijn er op 30 januari
jongstleden nog parlementaire vragen gesteld aan de Europese Commissie over dit fenomeen.16
Binnen Nederland loopt er momenteel wel een onderzoek naar de impact van krimpflatie
op het CPI-inflatiecijfer, uitgevoerd door het CBS. De resultaten volgen eind 2025.
Vragen van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de informele Raad voor Concurrentievermogen (Raad) d.d. 18 en 19 april
2024 en leggen de Minister graag nog enkele vragen voor over haar inzet in Europa.
In het commissiedebat Marktordening & consumentenbescherming op 24 april 2024 zullen
zij daar ook op ingaan.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse de beantwoording van de vragen gelezen
die zij de Minister hebben voorgelegd ter voorbereiding van de Raad van 7 maart 2024.
Deze leden hebben enkele resterende vragen over de inzet van de Minister inzake territoriale
leveringsbeperkingen voor producenten, gezien deze beperkingen leiden tot negatieve
gevolgen, zoals een hogere prijs voor de consument. Zij bewaren hun verdere vragen
over het onderzoek van Ecorys voor het commissiedebat Marktordening & consumentenbescherming,
maar delen de mening van deze Minister dat een Europese oplossing voor de hand ligt,
gezien de leveringsbeperkingen de Europese interne markt betreffen. Deze leden nemen
kennis van de inzet van de Minister om de Europese Commissie te mobiliseren om de
belemmeringen te adresseren. Graag horen zij van de Minister wat haar precieze inzet
in de aanstaande informele Raad hierop zal zijn. Neemt zij hierbij de conclusie over
mogelijke juridische oplossingen uit het onderzoek van Ecorys mee? Zo ja, wat is hierop
haar inzet?
Antwoord
Zie het antwoord op de vraag van de leden van de NSC-fractie over territoriale leveringsbeperkingen.
De leden van de D66-fractie nemen kennis van de inzet van de Minister op de hervorming
en aanscherping van de Europese consumentenregels. Kan de Minister verduidelijken
hoe de Europese agenda uit 2020 en de Nederlandse agenda uit 2023 zich tot elkaar
verhouden? Hoe staan de andere lidstaten tegenover de voorstellen die deze Minister
doet in het kader van hervorming en aanscherping van de Europese consumentenregels?
Zijn er lidstaten die, vergelijkbaar met Nederland, ook een aangescherpte vorm van
de Europese consumentenagenda in nationale regelgeving hebben geïmplementeerd? Zo
ja, om welke lidstaten gaat dit, en gaan zij verder of minder verder dan Nederland
in hun kaders?
Antwoord
De Europese consumentenagenda is de strategische visie van de Europese Commissie op
het Europees consumentenbeleid.17 Het kabinet is positief over de Europese consumentenagenda van 2020 en ik zal de
Commissie input geven bij het opstellen van de volgende Europese consumentenagenda.
Met de Nederlandse consumentenagenda zet ik in op het verbeteren van de positie van
de Nederlandse consument door zowel nationale maatregelen als Europese inzet. Zo werk
ik nationaal aan betere bescherming van consumenten bij verkoop aan de deur (colportage)
en bij telefonische verkoop (telemarketing) en maak ik het online opzeggen van abonnementen
net zo eenvoudig als het aanmelden.
Op Europees niveau zet ik in op een online markt waarin consumenten veilig aankopen
kunnen doen, worden ondersteund bij het maken van duurzame keuzes en een langere levensduur
van producten.
Er zijn diverse landen met een eigen agenda of strategie op het gebied van consumentenbeleid.
De prioriteiten rondom duurzaamheid en digitalisering zijn daarin vaak terugkerende
thema’s, die voornamelijk op Europees niveau worden opgepakt. Dit is belangrijk omdat
consumenten hierdoor binnen de EU met vertrouwen aankopen kunnen doen en aanbieders
profiteren op de interne markt van een gelijk speelveld. Daarnaast spelen er in diverse
landen nationale thema’s, zoals consumentenvoorlichting, versterking van het toezicht
en de manier waarop consumenten hun rechten kunnen halen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Stoffer, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier