Lijst van vragen : Lijst van vragen over de Conceptkerndoelen burgerschap en digitale geletterdheid (Kamerstuk 31293-721)
2024D14568 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de Conceptkerndoelen burgerschap en digitale geletterdheid (Kamerstuk 31 293, nr. 721).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie,
Huls
Nr
Vraag
1
Hoe wordt er met deze doelen voor gezorgd dat kinderen digitale vaardigheden meekrijgen
die hen voorbereiden op een wereld waarin kunstmatige intelligentie en digitalisering
steeds meer een rol gaan spelen?
2
Hoe dragen deze doelen eraan bij dat kinderen van jongs af aan de bedreigingen, maar
ook de kansen zien van alles wat de online wereld te bieden heeft, aangezien het belangrijk
is om kinderen weerbaar te maken en te emanciperen op dit vlak?
3
Wat is de toegevoegde waarde om in de wet ook de leergebieden op te gaan nemen? In
hoeverre heeft dit een mogelijk beperkend effect op de wendbaarheid en ruimte voor
scholen bij de uitwerking van de kerndoelen?
4
Hoe wordt met de uitgebreidere kerndoelen burgerschap en digitale vaardigheden het
risico van overladenheid beperkt?
5
Hoe wordt geborgd dat deze nieuwe kerndoelen de werkdruk van leraren niet vergroot?
6
Op wat voor manier biedt de overheid steun aan leraren bij het implementeren van de
nieuwe kerndoelen?
7
Welke delen van het bestaande lesprogramma worden verarmd als gevolg van de nieuwe
kerndoelen?
8
Welke delen van het bestaande lesprogramma worden verzwaard als gevolg van de nieuwe
kerndoelen?
9
Hoe kunnen de nieuwe kerndoelen worden geïntegreerd in bestaande vakken?
10
Op welke manier komt specifieke kennis over de Grondwet terug in deze kerndoelen?
Dus niet zozeer het algemene belang van de Grondwet, zoals geformuleerd in de kerndoelen,
maar de specifieke artikelen en de inhoud daarvan? In hoeverre is kennis van de Grondwet
en de geschiedenis ervan onderdeel van de kerndoelen, op welke leeftijd wordt deze
geacht te worden onderwezen, en hoe specifiek is de «ondergrens» die wordt gehanteerd
en opgenomen in de wet?
11
Op welke manier komt het belang van stemrecht (en stemmen als democratische verantwoordelijkheid)
aan de orde? Bij welk kerndoel en in welke fase van het onderwijs?
12
Behoren de conceptkerndoelen digitale geletterdheid en burgerschap, naast de conceptkerndoelen
voor Nederlands en rekenen-wiskunde, tot wat u omschrijft als «de basisvaardigheden»?
Is er volgens u binnen deze basisvaardigheden ook een hiërarchie of staan zij op gelijke
voet? Behoren ook andere doelen tot de basisvaardigheden of gaat het om deze vier?
13
Kunt u uiteenzetten wat de impact van de nieuwe kerndoelen burgerschap en digitale
geletterdheid is op de beschikbare tijd voor andere vakken in de bovenbouw van het
middelbaar onderwijs?
14
Klopt het dat een vak als biologie 18 tot 30 procent minder lesuren krijgt bij de
invoering van deze kerndoelen?
15
Wanneer vindt er een vertaling plaats van deze kerndoelen naar eindtermen? Wanneer
is dat op zijn vroegst klaar?
16
Wanneer zijn deze kerndoelen verwerkt in toetsing, zoals de doorstroomtoets?
17
Hoe gaat u erop toezien dat er voor de nieuwe conceptkerndoelen op tijd nieuwe leermiddelen
beschikbaar zijn, voor een betaalbare prijs en van de juiste kwaliteit?
18
Hoe borgt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat er voldoende transparantie
voor docenten is waar de kerndoelen terugkomen in bestaande en nieuwe lesmethodes?
19
Hoe ziet het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erop toe dat er in bestaande
en nieuwe lesmethodes voor burgerschap en digitale geletterdheid sprake is van samenhang
met andere leergebieden?
20
Welke mogelijkheden zijn verkend om leerstof van burgerschap en digitale geletterdheid
onder te brengen bij keuzevakken in plaats van kernvakken?
21
Hoe zijn leraren betrokken geweest bij de afwegingen rond het gelijktrekken van de
studielasturen van profielvakken?
22
Hoe zijn leraren betrokken geweest bij het vinden van de ruimte in de studielasturen
voor digitale geletterdheid en burgerschap?
23
Wat is het effect van het ruimte maken in het curriculum voor digitale geletterdheid
en burgerschap en het gelijktrekken van de studielasturen van de profielvakken op
de tijd voor gymlessen, klassieke talen, filosofie en kunstvakken?
24
Zijn er mogelijkheden verkend voor een nog gedetailleerder curriculum, waarbij per
jaar wordt uitgewerkt wat leerlingen moeten kennen en kunnen?
25
Klopt het dat studielasturen door scholen in de praktijk gebruikt worden als inschatting
voor hoeveel tijd er voor het vak ingeroosterd wordt?
26
Wanneer zijn de kerndoelen op zijn vroegst verwerkt in lesmethoden? Vindt daarover
afstemming plaats tussen uitgeverijen en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap?
27
Waarom wordt er in het conceptwetsvoorstel voor gekozen om expressieactiviteiten te
expliciteren naar onderwerpen als dans en drama? Hoe verhoudt deze keuze zich tot
de voorgeschiedenis van dit kerndoel en de wens om overladenheid te voorkomen?
28
Kunt u aangeven op welke wijze de kerndoelen burgerschap en digitale geletterdheid
een stevige basis zijn voor het versterken van de basisvaardigheden?
29
Op welke manier gaat de Inspectie van het Onderwijs deze kerndoelen handhaven?
30
Kunt u aangeven hoe de volgorde van te ontwikkelen kerndoelen is bepaald en waarom
de kerndoelen burgerschap en digitale geletterdheid volgen op Nederlands en rekenen-wiskunde?
31
Op welke wijze wordt de Inspectie van het Onderwijs straks geacht de handhaving van
kerndoelen gestalte te geven, nu de conceptkerndoelen niet voorsorteren op een apart
vak burgerschap?
32
Hoe verhouden de conceptkerndoelen over burgerschap zich in algemene zin tot het Onderwijsraadadvies
«Grenzen stellen, ruimte laten»?
33
Hoe verhouden de conceptkerndoelen over burgerschap zich tot democratisch burgerschap
en haar grenzen zoals de Onderwijsraad in rapport «Grenzen stellen, ruimte laten»
benoemd?
34
In welke mate worden de kerndoelen van het burgerschapsonderwijs eenzijdig gericht
op toetsbaarheid van burgerschapskennis? In welke mate zal het gaan om niet-toetsbare,
maar wel merkbare elementen, zoals een democratische attitude en respect voor de democratische
rechtsstaat?
35
Hoe gaat de bijscholing op het gebied van digitale geletterdheid worden vormgegeven?
36
Hoe gaat de bijscholing op het gebied van burgerschap worden vormgegeven?
37
Welke punten zijn of gaan er sneuvelen in het vernieuwde curriculum?
38
Hoe ziet de fase van beproeving er uit? Welke rol hebben leraren en leerlingen in
deze fase?
39
Vanaf wanneer zullen de geactualiseerde kerndoelen worden meegenomen in de lerarenopleidingen?
En wordt er binnen de lerarenopleiding dan ook iets geschrapt?
40
Wat is de afweging geweest om de kerndoelen niet in het wetsvoorstel zelf vast te
leggen?
41
Worden de AMvB1’s, waarin de kerndoelen worden vastgelegd, via een voorhangprocedure aan de Kamer
voorgelegd?
42
Op welke manier wordt voorkomen dat scholen zich alleen of vooral door de kerndoelen
of het onderzoekskader laten leiden?
43
Welke gevolgen hebben het feit dat docenten wellicht extra scholing nodig hebben om
met bepaalde kerndoelen aan de slag te gaan voor de werkdruk, die nu al wordt gezien
als een van de hoofdredenen van het lerarentekort?
44
Hoe gaat geborgd worden dat het vak digitale geletterdheid altijd voldoende actueel
is?
45
Hoe gaat geborgd worden dat in het vak digitale geletterdheid geen kloof ontstaat
tussen zij die (financieel) toegang hebben tot digitale leermiddelen en zij die daar
geen toegang tot hebben?
46
In hoeverre beschikken leraren op dit moment over de kennis, bevoegdheid en vaardigheden
om deze kerndoelen te onderwijzen?
47
In hoeverre beschikken scholen op dit moment over de ICT-middelen om deze kerndoelen
te onderwijzen? Zijn er verschillen tussen scholen onderling?
48
Zijn er scholen die, hetzij uit pedagogisch-didactische overtuiging, hetzij om andere
redenen, minder werken met digitale middelen en computers en daardoor minder geëquipeerd
zijn om deze kerndoelen te onderwijzen?
49
Zijn de scholen voldoende voorzien in aanvullende middelen om hen in staat te stellen
aan deze doelen te voldoen?
50
Hoeveel docenten beschikken op dit moment over de expertise om leerlingen te onderwijzen
in programmeren?
51
Is overwogen om van AI2 niet een apart kerndoel te maken voor zowel primair onderwijs als voortgezet onderwijs
maar om dat te integreren in een van de andere kerndoelen? Op grond van welke overwegingen
is ervoor gekozen om het op te nemen als afzonderlijk kerndoel?
52
Tot kerndoel 2 Digitale media en informatie hoort de betrouwbaarheid van media. Wie
of wat bepaalt hier wat betrouwbaar is en wat niet?
53
Wat wordt precies bedoeld met «uitleggen dat een dataset een beperkt beeld geeft van
de werkelijkheid» in kerndoel 4 -Data?
54
Is kerndoel 5 – Artificiële intelligentie nog actueel gezien de snelle ontwikkelingen
in generatieve AI?
55
Kunt u toelichten waarom een apart kerndoel is opgenomen voor programmeren en welke
afwegingen daarbij een rol speelde?
56
Welk beslag op de totaal beschikbare leertijd legt het leren programmeren naar verwachting?
57
Welke programmeertalen zouden leerlingen in het kader van het kerndoel programmeren
moeten leren beheersen?
58
Is respect voor diversiteit de enige minimale norm die is opgenomen in dit conceptkerndoel?
59
Wat is de reden dat burgerschap vooral wordt gelezen in de (beperkte) definitie van
de kernwaarden van de democratische rechtsstaat en wat is de reden dat bredere aspecten
als gemeenschapszin minder aan bod komen?
60
Klopt het dat het niveau van burgerschap vooral toegespitst lijkt op de onderbouw
van het voortgezet onderwijs? Is een duidelijker splitsing tussen primair onderwijs
en voortgezet onderwijs mogelijk wat betreft niveau?
61
Is de aandacht voor diversiteit en inclusie niet erg tijdgebonden gelet op het feit
dat de discussies hierover pas duidelijk gevoerd worden in de afgelopen tien jaar?
62
Wat is de reden dat woorden als antisemitisme en Holocaust in de kerndoelen ontbreken,
terwijl deze thematiek actueler is dan ooit? Is de bedoeling dat dit bij uitstek ook
duidelijk bij burgerschap aan de orde komt?
63
Welke onderdelen van de conceptkerndoelen burgerschap zijn al opgenomen in vakken
zoals geschiedenis, economie en maatschappijleer?
64
Hoe verhouden deze conceptkerndoelen zich tot de wettelijke eisen voor bevordering
van burgerschap die in 2021 zijn opgesteld? Zijn deze bedoeld om meer «handvatten»
te geven wat betreft de inhoud van dat burgerschap en dus als aanvulling/verduidelijking?
65
Op welke manier verschillen de burgerschapsdoelen met die in andere, ons omringende
democratische landen als Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten? Beschikt u over
internationaal vergelijkend onderzoek van het type kennis, ervaringen en vaardigheden?
66
Op welke manier is de kennis over het actieve en passieve stemrecht onderdeel van
de kerndoelen burgerschap en op welke leeftijd worden leerlingen geacht over deze
kennis te beschikken?
67
Wat is de theoretische basis of aanname achter de conceptkerndoelen? Richt het burgerschapsonderwijs
zich op de vorming van leerlingen tot specifiek Nederlands staatsburger of tot wereldburger?
68
Hoe wordt het behandelen van kinder- en mensenrechten geborgd in de kerndoelen burgerschap?
69
Hoe verhouden de kerndoelen burgerschap zich tot de wettelijke burgerschapsopdracht
en de nieuwe onderzoekskader basisvaardigheden (OP0) van de Inspectie van het Onderwijs?
70
Wat gebeurt er als scholen niet voldoen aan de burgerschapskerndoelen?
71
Wat zijn de gevolgen als er onderwijs plaatsvindt dat tegenstrijdig is aan de burgerschapskerndoelen?
72
Wat is de afweging geweest om niet te kiezen voor een duidelijkere splitsing tussen
kerndoelen voor het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs,
die veel overeenkomsten met elkaar vertonen?
73
Heeft SLO de opdracht gekregen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
om leerlijnen en ondersteunende materialen te ontwikkelen ten aanzien van deze conceptkerndoelen
en hoe verhoudt dat zich tot het gegeven dat deze nog moeten worden ontwikkeld? Hoe
verloopt de financiering van SLO en specifiek de verdere ontwikkeling van de leerlijnen
en materialen voor deze kerndoelen?
74
In hoeverre sluiten deze kerndoelen aan op datgene wat wordt gemeten in het ICCS-onderzoek
uit 20223? Zijn de SLO-probleemanalyses apart met de Kamer gedeeld en besproken?
75
Is levensbeschouwelijke vorming ook een vormingsgebied waarbinnen burgerschapsonderwijs
plaatsvindt, naast de leergebieden die al worden benoemd?
76
Welke overwegingen liggen eraan ten grondslag dat de kerndoelen voor burgerschapsonderwijs
zich vooral richten op primair en onderbouw voortgezet onderwijs, maar voor de bovenbouw
van het voortgezet onderwijs nauwelijks zijn geëxpliciteerd? Wordt het in de bovenbouw
van het voortgezet onderwijs straks sterk afhankelijk van de profiel- en vakkenkeuze
in welke mate een leerling burgerschapsonderwijs krijgt?
77
Hoe verhouden het burgerschapskerndoel «schoolcultuur» en de burgerschapsopdracht
zich tot elkaar?
78
Wat is de reden dat kennis over diversiteit in gender en seksuele oriëntatie terugkomt
in de conceptkerndoelen burgerschap?
79
Waarom is ervoor gekozen om kennis over diversiteit in gender en seksuele oriëntatie
op te nemen in de conceptkerndoelen burgerschap?
80
Wat wordt bedoeld met «uitbeelden van verschillende gewoonten vanuit huis, zonder
in stereotypering te vallen»?
81
In hoeverre is het mogelijk dat scholen leerlingen toetsen op de mate waarin ze deugden,
zoals respect, hebben geïnternaliseerd en ernaar handelen?
82
Wat is de reden dat specifiek de suggestie wordt gedaan van themadagen over diversiteit?
In hoeverre is het wenselijk dat de overheid zulke specifieke suggesties doet?
83
Wordt aan de Grondwet, kinder- en mensenrechten gelijke aandacht toegekend of is daar
een onderscheid in te lezen?
84
Klopt het dat kerndoel 3 van burgerschap ziet op kennis van de Grondwet, kinder- en
mensenrechten ter bescherming van vrijheid, gelijkheid en solidariteit? Gaat het hier
alleen om de rechten als bescherming van deze drie waarden of wordt dit breder bedoeld?
85
Wat is de reden dat er niet staat «... te kiezen wat hij denkt, gelooft of belijdt
(...)» of «...te kiezen wat hij of zij denkt, gelooft of belijdt (...)»
86
Is het uitgangspunt dat in alle kerndoelen en onderwijscurricula genderneutraal taalgebruik
wordt gehanteerd?
87
Deelt u de door SLO gehanteerde definitie van solidariteit en de invulling die dat
begrip daarmee krijgt in deze concept kerndoelen? Ziet u de verschillen met de definitie
die het woordenboek van Van Dale hanteert?
88
Wat verstaat u onder een «ideale samenleving»? Wordt er ook ingegaan op het feit dat
ideaalbeelden subjectief kunnen zijn?
89
Waarom is kerndoel 5 van burgerschap vernauwd tot democratische betrokkenheid? In
hoeverre vindt u betrokkenheid in algemene zin, waaronder de democratie, passender
bij burgerschap?
90
Kunt u de 8 procent ontwerpruimte voor burgerschap nader onderbouwen en duiden? Wat
betekent dit voor de praktijk in de klas? Welke afwegingen liggen ten grondslag aan
de keuze voor specifiek 8 procent?
91
Geldt het uitgangspunt dat dezelfde domeinen en doelen gelden voor het primair onderwijs
en de onderbouw voortgezet onderwijs alleen voor burgerschap of ook voor andere onderwerpen?
92
In hoeverre kunnen de kerndoelen worden getoetst als geen sprake is van niveaubepalingen?
93
Acht u het onwenselijk om extra burgerschapsdoelen aan te wijzen omdat er geen andere
burgerschapsdoelen zijn of omdat het aanwijzen van aanvullende doelen slecht zouden
zijn voor de kansengelijkheid? Hoe verhoudt deze focus op kansengelijkheid zich tot
de doorlopende lijn in het voortgezet onderwijs?
94
Hoe verhoudt identiteit zich tot levensbeschouwing (hetzij godsdienstig hetzij seculier)?
95
Worden scholen verplicht om inzichtelijk te maken dat leerlingen respect voor diversiteit
opbrengen en zo ja, op welke manieren kunnen scholen dat doen?
96
Is respect voor diversiteit de enige minimale norm die is opgenomen in dit conceptkerndoel?
97
In hoeverre is het uitgangspunt van deze conceptkerndoelen dat er ook belangrijke
burgerplichten zijn, die niet vanuit de wet worden opgelegd?
98
Wat betekent «een samenleving die nog niet bestaat», waarnaar wordt verwezen?
99
In hoeverre betekent de bepaling in de werkopdracht dat de doelformulering is aangepast
(zie onder «Inclusiviteit»)? In hoeverre is de doelformulering daardoor anders?
100
Waarom is invoering van de kerndoelen niet eerder mogelijk dan vanaf het schooljaar
2027–2028?
X Noot
1
AMvB: algemene maatregel van bestuur
X Noot
2
AI: Artificiële intelligentie
X Noot
3
Daas, R, et al, (2023). Burgerschap in beeld, resultaten uit de ICCS 2022 studie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.M. Huls, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.