Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 515 Goedkeuring en uitvoering van het Protocol van 29 maart 2023 te Brussel tot wijziging van het Verdrag van 9 februari 1994 inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens (Trb. 2023, 52)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 4 april 2024
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Kruithof
I. ALGEMEEN
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het Verdrag inzake de heffing
van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens. Deze leden
hebben daartoe enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Goedkeuring
en uitvoering van het Protocol van 29 maart 2023 te Brussel tot wijziging van het
Verdrag van 9 februari 1994 inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde
wegen door zware vrachtwagens.» Deze leden onderstrepen het belang van schoon vrachtverkeer.
Zij hebben nog meerdere vragen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderliggende
voorstel en hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel
en de bijbehorende stukken.
A. GOEDKEURING VAN HET PROTOCOL
2. De belangrijkste wijzigingen van het Verdrag
De leden van de BBB-fractie lezen dat de regering op pagina twee het volgende schrijft:
«De meeste voertuigen uit het huidige wagenpark komen in CO2-emissieklasse 1.» Deze leden vragen of de regering precieze aantallen beschikbaar
heeft. Is de oploop in beprijzing voor de subgroepen proportioneel volgens de regering,
gezien de ontwikkelingen qua duurzaamheid op de markt?
5. Financiële gevolgen voor de rijksbegroting
De leden van de PVV-fractie vragen de regering om nader toe te lichten hoe het kan
dat de berekende derving uitkomt op 1,9%, maar dat voor Nederland de nieuwe structuur
een budgettaire opbrengst kent van ongeveer twee miljoen euro. Wat zou de berekende
derving van 1,9% in een absoluut bedrag zijn voor Nederland?
De leden van de VVD-fractie onderstrepen het belang van schone vrachtvoertuigen. In
hoeverre is de tariefsverhoging van 1,9% voor voertuigen uit CO2-emissieklasse 1 dekkend voor de verplichte kortingen voor voertuigen uit CO2-emissieklasse 2–5?
De leden van de VVD-fractie lezen dat doordat de samenstelling van de vrachtwagenvloot
in de verdragsluitende partijen verschillend is in de verwachting voor 2025, de tariefsaanpassing
niet voor elk land budgettair neutraal uitpakt. Voor welke verdragsluitende partijen
pakt het niet budgettair neutraal uit? Heeft dit impact op de gehanteerde tarieven?
En op de gevolgen voor het gelijke speelveld tussen Nederlandse en buitenlandse transporteurs?
B. UITVOERING VAN HET PROTOCOL
6. Beperkte implementatie in de Wet belasting zware motorrijtuigen
De leden van de NSC-fractie lezen dat het wetsvoorstel beoogt in te gaan op 1 januari
2025 en dat Nederland voornemens is om in 2026 te starten met de vrachtwagenheffing,
wat zal betekenen dat de heffing uit hoofde van het Eurovignet zal stoppen. Deze leden
constateren dat de voorliggende wetswijziging dus slechts voor een kort tijdsbestek
van toepassing zal zijn. Kan de regering aangeven wat de meerwaarde is van deze wetswijziging
in het kader van dit korte tijdsbestek?
7. De CO2-emissieklassen
De leden van de PVV-fractie stellen vast dat met de invoering van deze heffing voor
zware vrachtwagens er een differentiatie wordt gemaakt in CO2-emissieklassen. Kan de regering aangeven wat het effect van deze heffing is op de
mondiale CO2-uitstoot? Hoe verhouden deze CO2-emissieklassen zich tot de EURO-normering van dieselmotoren zoals gebruikt in vrachtwagens?
7.3 De CO2-emissieklasse in de praktijk
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Dienst Wegverkeer buitenlandse voertuigen
niet kan voorzien in een CO2-classificatie, aangezien hij daarvoor niet over de benodigde gegevens beschikt. Bij
buitenlandse motorrijtuigen die gebruikmaken van het verlaagde tarief voor CO2-emissieklassen 2–5 zal dus in de praktijk moeten worden vastgesteld of dat terecht
is. Hoe wordt er gewaarborgd dat alle verdragsluitende partijen zich houden aan de
classificatie? Op welke manier handhaaft de Dienst Wegverkeer dat buitenlandse motorrijtuigen
recht hebben op het verlaagde tarief? Is de verwachting dat er buitenlandse motorrijtuigen
zullen zijn die ongemerkt onterecht gebruik maken van het verlaagd tarief?
De leden van de NSC-fractie lezen op pagina 7 van de memorie van toelichting het volgende:
«voor buitenlandse motorrijtuigen kan de Dienst Wegverkeer niet voorzien in een CO2-classificatie, aangezien hij daarvoor niet over de benodigde gegevens beschikt. Bij
buitenlandse motorrijtuigen die gebruikmaken van het verlaagde tarief voor CO2-emissieklassen 2–5 zal dus in de praktijk moeten worden vastgesteld of dat terecht
is». Deze leden vragen hierbij of er overwogen is om met de andere verdragspartners
samen af te stemmen en de daarvoor relevante gegevens onderling te delen. Kan de regering
hier nadere toelichting op geven?
10. Uitvoering en handhaving
De leden van de PVV-fractie vragen hoe deze heffing zich verhoudt in internationaal
verband. En hoe wordt hierop gehandhaafd?
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over dat de Belastingdienst in de uitvoeringstoets
opmerkt dat de introductie van de CO2-emissieklasse de handhaving van de nieuwe tarieven voor buitenlandse gekentekende
motorrijtuigen complexer maakt. Ook merkt de Belastingdienst op dat de fraudebestendigheid
afneemt. Kunnen de Belastingdienst en de Dienst Wegverkeer deze complexere taak uitvoeren,
wetende dat er sprake is van een zorgelijk afname in personeel bij de Belastingdienst?
Welke maatregelen gaat de regering nemen om de fraudebestendigheid van het Verdrag
te waarborgen?
Overig
De leden van de VVD-fractie vragen welke nationale beleidsruimte in de omzetting van
de richtlijn Nederland wel en niet benut heeft. Is er sprake van «koppen» op nationale
regelgeving? Welke verschillen zitten er tussen de Nederlandse uitwerking en die in
andere landen (voor zover nu bekend)? Hoe is het gelijke speelveld tussen Nederlandse
en buitenlandse transporteurs geborgd?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
L.N. Kruithof, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.