Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 531 Uitvoering van verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (Uitvoeringswet digitaledienstenverordening)
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 (begripsbepalingen)
HOOFDSTUK 2. AUTORITEIT CONSUMENT EN MARKT
HOOFDSTUK 3. AUTORITEIT PERSOONSGEGEVENS
Artikel 3.1 (aanwijzing Autoriteit persoonsgegevens als bevoegde autoriteit)
Artikel 3.2 (aanwijzing Autoriteit persoonsgegevens als toezichthouder)
Artikel 3.3 (bestuurlijke boete)
Artikel 3.4 (last onder dwangsom)
Artikel 3.5 (toezeggingen)
Artikel 3.6 (zelfstandige last)
Artikel 3.7 (wederzijdse bijstand)
HOOFDSTUK 4. SAMENWERKING EN GEGEVENSUITWISSELING
Artikel 4.1 (gegevensverstrekking Autoriteit persoonsgegevens)
Artikel 4.2 (samenwerkingsprotocol Autoriteit Consument en Markt en Autoriteit persoonsgegevens)
Artikel 4.3 (uitleg begrippen digitaledienstenverordening)
Artikel 4.4 (samenwerkingsprotocol Autoriteit Consument en Markt en openbaar ministerie)
Artikel 4.5 (bevelen in het strafrecht)
HOOFDSTUK 5. WIJZIGING ANDERE WETGEVING
Artikel 5.1 (wijziging Aanpassingswet richtlijn inzake elektronische handel)
Artikel 5.2 (wijziging Algemene wet bestuursrecht)
Artikel 5.3 (wijziging Auteurswet)
Artikel 5.4 (wijziging boek 6 van het Burgerlijk Wetboek)
Artikel 5.5 (wijziging Wet handhaving consumentenbescherming)
Artikel 5.6 (wijziging Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering)
Artikel 5.7 (wijziging van het Wetboek van Strafvordering)
HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN
Artikel 6.1 (samenloop)
Artikel 6.2 (inwerkingtreding)
Artikel 6.3 (citeertitel)
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om regels te stellen ter
uitvoering van verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van
19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging
van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PbEU 2022, L 277);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 (begripsbepalingen)
In deze wet wordt verstaan onder:
– aanbieder van een tussenhandeldienst:
aanbieder van een tussenhandeldienst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de
digitaledienstenverordening;
– afnemer van de dienst:
afnemer van de dienst als bedoeld in artikel 3, onderdeel b, van de digitaledienstenverordening;
– Autoriteit Consument en Markt:
Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet
Autoriteit Consument en Markt;
– Autoriteit persoonsgegevens:
Autoriteit persoonsgegevens als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Uitvoeringswet
Algemene verordening gegevensbescherming;
– digitaledienstenraad:
digitaledienstenraad als bedoeld in artikel 61, eerste lid, van de digitaledienstenverordening;
– digitaledienstenverordening:
verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022
betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn
2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PbEU 2022, L 277);
– zelfstandige last:
de enkele last tot het verrichten van bepaalde handelingen, bedoeld in artikel 5:2,
tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ter bevordering van de naleving van
wettelijke voorschriften.
HOOFDSTUK 2. AUTORITEIT CONSUMENT EN MARKT
§ 2.1. Aanwijzing digitaledienstencoördinator
Artikel 2.1 (aanwijzing Autoriteit Consument en Markt als digitaledienstencoördinator)
1. De Autoriteit Consument en Markt is een bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 49,
eerste lid, van de digitaledienstenverordening en de digitaledienstencoördinator,
bedoeld in artikel 49, tweede lid, van die verordening.
2. De Autoriteit Consument en Markt is bevoegd om de taken uit te voeren en de bevoegdheden
uit te oefenen die bij of krachtens de digitaledienstenverordening zijn toegekend
aan de digitaledienstencoördinator.
3. De artikelen 21 en 22 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn niet van
toepassing op de Autoriteit Consument en Markt voor de toepassing van deze wet.
4. Artikel 23 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen vindt slechts toepassing
ten aanzien van het door de Autoriteit Consument en Markt gevoerde financiële beheer
en de administratieve organisatie.
§ 2.2. Toezicht en handhaving
Artikel 2.2 (aanwijzing Autoriteit Consument en Markt als toezichthouder)
1. Met het toezicht op de naleving van de artikelen 9, eerste lid, en vijfde lid, 10,
eerste lid, en vijfde lid, 11, 12, 13, eerste lid, tweede lid, en vierde lid, 14,
15, eerste lid, 16, eerste lid, tweede lid, vierde lid, vijfde lid, en zesde lid,
17, eerste lid, derde lid, en vierde lid, 18, 20, eerste lid, derde lid, vierde lid,
vijfde lid, en zesde lid, 21, eerste lid, tweede alinea, tweede lid, eerste alinea,
vierde lid, en vijfde lid, 22, eerste lid, derde lid, en zesde lid, eerste volzin,
23, 24, eerste lid, tweede lid, derde lid, en vijfde lid, 25, eerste lid, 26, eerste
lid, en tweede lid, 27, 28, eerste lid, 30, 31 en 32 van de digitaledienstenverordening
is belast de Autoriteit Consument en Markt.
2. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheid, genoemd in artikel 5:19 van
de Algemene wet bestuursrecht, bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het
eerste lid.
Artikel 2.3 (bestuurlijke boete)
1. De Autoriteit Consument en Markt is bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete
van ten hoogste het bedrag, genoemd in artikel 52, derde lid, van de digitaledienstenverordening,
ter handhaving van de bepalingen, genoemd in artikel 2.2, eerste lid.
2. De bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 12m, eerste lid, van de Instellingswet
Autoriteit Consument, bedraagt ten hoogste het bedrag, genoemd in artikel 52, derde
lid, van de digitaledienstenverordening, indien die boete wordt opgelegd in het kader
van de uitvoering van een taak die bij of krachtens deze wet aan de Autoriteit Consument
en Markt is opgedragen.
Artikel 2.4 (last onder dwangsom)
1. De Autoriteit Consument en Markt is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom
van ten hoogste het bedrag, genoemd in artikel 52, vierde lid, van de digitaledienstenverordening,
ter handhaving van de bepalingen genoemd in artikel 2.2, eerste lid.
2. De last onder dwangsom, bedoeld in artikel 12m, derde lid, van de Instellingswet
Autoriteit Consument, bedraagt ten hoogste het bedrag, genoemd in artikel 52, vierde
lid, van de digitaledienstenverordening, indien de last onder dwangsom wordt opgelegd
in het kader van de uitvoering van een taak die bij of krachtens deze wet aan de Autoriteit
Consument en Markt is opgedragen.
Artikel 2.5 (zelfstandige last)
1. De Autoriteit Consument en Markt kan een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder
van een tussenhandeldienst in de vorm van:
a. een voorlopige maatregel als bedoeld in artikel 51, tweede lid, onderdeel e, van de
digitaledienstenverordening;
b. een maatregel als bedoeld in artikel 51, derde lid, onderdeel a, van de digitaledienstenverordening;
c. een maatregel als bedoeld in artikel 51, derde lid, onderdeel b, van de digitaledienstenverordening.
2. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid is gericht, handelt
overeenkomstig die last.
Artikel 2.6 (machtiging rechter-commissaris bij zelfstandige last)
1. Voor een zelfstandige last als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, aanhef en onderdeel
c, is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris, belast met de behandeling
van strafzaken bij de rechtbank Rotterdam. In het verzoek om afgifte van de machtiging
wordt gemotiveerd dat de maatregel in verhouding staat tot de aard, de ernst, de herhaling
en de duur van de inbreuk, zonder onnodige beperking van toegang tot wettelijke informatie
door afnemers van de betrokken dienst.
2. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie, de aanbieder van de tussenhandeldiensten,
de geadresseerden van de maatregel en eventuele derden met een legitiem belang, bedoeld
in artikel 51, derde lid, tweede alinea, tweede volzin, van de digitaledienstenverordening,
horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van
overeenkomstige toepassing.
3. De Europese Commissie kan schriftelijke opmerkingen maken krachtens artikel 82, tweede
lid, eerste alinea, van de digitaledienstenverordening indien zij de wens daartoe
te kennen heeft gegeven. De rechter-commissaris kan daarvoor een termijn vaststellen.
Met toestemming van de rechter-commissaris kan de Europese Commissie ook mondelinge
opmerkingen maken.
4. In het geval van een verzoek ingevolge artikel 82, tweede lid, tweede alinea, van
de digitaledienstenverordening, verstrekt de rechter-commissaris aan de Europese Commissie
de in die bepaling bedoelde documenten.
5. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het eerste lid, staat
voor de Autoriteit Consument en Markt, voor zover het verzoek om een machtiging niet
is toegewezen, binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank Rotterdam, sector
strafrecht.
6. De Autoriteit Consument en Markt maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig
met de zelfstandige last, bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, aanhef en onderdeel
c, bekend.
§ 2.3. Bijstand aan de Europese Commissie en aan andere digitaledienstencoördinatoren
Artikel 2.7 (wederzijdse bijstand en samenwerking met de Commissie)
1. Met het uitoefenen van onderzoeksbevoegdheden overeenkomstig de artikelen 57, tweede
lid, en 66, derde lid, van de digitaledienstenverordening zijn belast de krachtens
artikel 12a, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt aangewezen
ambtenaren.
2. De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, beschikken voor het uitoefenen van onderzoeksbevoegdheden
over de bevoegdheden die hun ingevolge de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk
3, paragraaf 1, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt zijn toegekend
ter uitoefening van het toezicht op de naleving.
Artikel 2.8 (bijstand bij inspecties Commissie)
1. Met het verlenen van bijstand bij een inspectie op grond van artikel 69, zevende
lid, van de digitaledienstenverordening door de Europese Commissie, zijn belast de
krachtens artikel 12a, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt
aangewezen ambtenaren.
2. Artikel 5:12 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
3. Bij verzet tegen een inspectie door de Europese Commissie, verlenen de ambtenaren,
bedoeld in het eerste lid, de nodige bijstand om de Europese Commissie in staat te
stellen de inspectie te verrichten, zo nodig met behulp van de sterke arm.
§ 2.4. Erkenning onderzoekers
Artikel 2.9 (uitvoeringsbepalingen toegang gegevens door «erkende onderzoeker»)
1. De Autoriteit persoonsgegevens brengt advies uit aan de Autoriteit Consument en Markt
over de vraag of een aanvraag als bedoeld in artikel 40, achtste lid, van de digitaledienstenverordening,
voldoet aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 40, achtste lid, onderdeel d, van de
digitaledienstenverordening, dat de aanvrager in staat is om persoonsgegevens te beschermen.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de besluitvorming
over een aanvraag als bedoeld in artikel 40, achtste lid, van de digitaledienstenverordening.
HOOFDSTUK 3. AUTORITEIT PERSOONSGEGEVENS
Artikel 3.1 (aanwijzing Autoriteit persoonsgegevens als bevoegde autoriteit)
1. De Autoriteit persoonsgegevens is een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 49,
eerste lid, van de digitaledienstenverordening.
2. De artikelen 21 en 22 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn niet van
toepassing op de Autoriteit persoonsgegevens voor de toepassing van deze wet.
3. Artikel 23 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen vindt slechts toepassing
ten aanzien van het door de Autoriteit persoonsgegevens gevoerde financiële beheer
en de administratieve organisatie.
4. De Autoriteit persoonsgegevens kan als andere bevoegde autoriteit als bedoeld in
artikel 62, eerste lid, van de digitaledienstenverordening deelnemen aan de digitaledienstenraad.
Artikel 3.2 (aanwijzing Autoriteit persoonsgegevens als toezichthouder)
1. Met het toezicht op de naleving van de artikelen 26, derde lid, en 28, tweede lid,
van de digitaledienstenverordening zijn belast de leden en buitengewone leden van
de Autoriteit persoonsgegevens, de ambtenaren van het secretariaat van de Autoriteit
persoonsgegevens, alsmede de bij besluit van de Autoriteit persoonsgegevens aangewezen
personen.
2. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheid, genoemd in artikel 5:19 van
de Algemene wet bestuursrecht, bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het
eerste lid.
3. De in het eerste lid bedoelde personen zijn bevoegd een woning te betreden zonder
toestemming van de bewoner, voor zover dat voor de uitoefening van de in artikel 5:17
van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde bevoegdheden redelijkerwijs noodzakelijk
is.
4. De in het eerste lid bedoelde personen behoeven voor de uitoefening van de in het
derde lid omschreven bevoegdheid de uitdrukkelijke en bijzondere volmacht van de Autoriteit
persoonsgegevens, onverminderd het bepaalde in artikel 2 van de Algemene wet op het
binnentreden.
Artikel 3.3 (bestuurlijke boete)
1. De Autoriteit persoonsgegevens is bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete
van ten hoogste het bedrag, genoemd in artikel 52, derde lid, van de digitaledienstenverordening
ter handhaving van:
a. de bepalingen, genoemd in artikel 3.2, eerste lid;
b. de artikelen 3.5, vijfde lid, en 3.6, derde lid;
c. artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het betreft
de verplichting tot het verlenen van medewerking aan een vordering van een bij of
krachtens artikel 3.2, eerste lid, aangewezen persoon.
2. Artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing op de in het eerste
lid, onderdeel c, bedoelde overtreding.
3. De bestuurlijke boete komt toe aan de Staat.
Artikel 3.4 (last onder dwangsom)
1. De Autoriteit persoonsgegevens is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom
van ten hoogste het bedrag, genoemd in artikel 52, vierde lid, van de digitaledienstenverordening
ter handhaving van de bepalingen, genoemd in artikel 3.3, eerste lid.
2. De te betalen geldsom van een verbeurde dwangsom komt toe aan de Staat.
Artikel 3.5 (toezeggingen)
1. Onverminderd artikel 5:45 van de Algemene wet bestuursrecht vervalt de bevoegdheid
van de Autoriteit persoonsgegevens tot het opleggen van een bestuurlijke boete of
een last onder dwangsom aan een aanbieder van een tussenhandeldienst, indien de Autoriteit
persoonsgegevens op aanvraag van die aanbieder van een tussenhandeldienst besluit
tot het bindend verklaren van een door die aanbieder gedane toezegging.
2. De Autoriteit persoonsgegevens kan een besluit nemen als bedoeld in het eerste lid,
indien zij het bindend verklaren van een toezegging doelmatiger acht dan het opleggen
van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom.
3. De aanbieder van een tussenhandeldienst dient de aanvraag voor het nemen van een
besluit als bedoeld in het eerste lid in, voordat de Autoriteit persoonsgegevens een
besluit omtrent het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom
heeft genomen.
4. De termijn, bedoeld in artikel 5:45, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de Autoriteit persoonsgegevens de aanvraag
ontvangt, tot de dag waarop de Autoriteit persoonsgegevens een besluit op de aanvraag
heeft genomen. Artikel 5:45, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige
toepassing.
5. De aanbieder van een tussenhandeldienst gedraagt zich overeenkomstig het besluit,
bedoeld in het eerste lid.
6. De Autoriteit persoonsgegevens bepaalt gedurende welke periode het besluit, bedoeld
in het eerste lid, geldt en kan deze periode telkens verlengen.
7. De Autoriteit persoonsgegevens kan een besluit als bedoeld in het eerste lid of een
besluit tot verlenging als bedoeld in het zesde lid, wijzigen of intrekken indien:
a. er een wezenlijke verandering is opgetreden in de feiten waarop het besluit berust;
b. het besluit berust op door de aanbieder van een tussenhandeldienst verstrekte onvolledige,
onjuiste of misleidende gegevens;
c. de aanbieder van een tussenhandeldienst in strijd met het vijfde lid handelt.
Artikel 3.6 (zelfstandige last)
1. De Autoriteit persoonsgegevens kan in geval van overtreding van de bepalingen, genoemd
in artikel 3.2, eerste lid, aan de overtreder een zelfstandige last opleggen in de
vorm van een bindende aanwijzing.
2. De Autoriteit persoonsgegevens kan een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder
van een tussenhandeldienst in de vorm van:
a. een voorlopige maatregel als bedoeld in artikel 51, tweede lid, onderdeel e, van de
digitaledienstenverordening;
b. een maatregel als bedoeld in artikel 51, derde lid, onderdeel a, van de digitaledienstenverordening.
3. Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht,
handelt overeenkomstig die last.
Artikel 3.7 (wederzijdse bijstand)
1. Indien de Autoriteit Consument en Markt een verzoek tot het uitoefenen van onderzoeksbevoegdheden
overeenkomstig de artikelen 57, tweede lid, en 66, derde lid, van de digitaledienstenverordening
ontvangt ten aanzien van een gedraging waarvoor de Autoriteit persoonsgegevens bevoegd
is, verwijst de Autoriteit Consument en Markt het verzoek door naar de Autoriteit
persoonsgegevens.
2. Met het uitoefenen van onderzoeksbevoegdheden ter uitvoering van een verzoek als
bedoeld in het eerste lid zijn belast de personen, bedoeld in artikel 3.2, eerste
lid.
3. De personen, bedoeld in het tweede lid, beschikken voor het uitoefenen van onderzoeksbevoegdheden
over de bevoegdheden die hun ingevolge de Algemene wet bestuursrecht en deze wet zijn
toegekend ter uitoefening van het toezicht op de naleving.
HOOFDSTUK 4. SAMENWERKING EN GEGEVENSUITWISSELING
Artikel 4.1 (gegevensverstrekking Autoriteit persoonsgegevens)
1. De Autoriteit persoonsgegevens kan gegevens of inlichtingen die zij in verband met
enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van een taak als bedoeld in de artikelen
2.9, derde lid, en artikel 3.2 heeft verkregen, verstrekken aan de Autoriteit Consument
en Markt ten behoeve van een goede vervulling van haar taken genoemd in hoofdstuk
2 van deze wet.
2. De Autoriteit persoonsgegevens verstrekt aan de Autoriteit Consument en Markt:
a. de ondersteuning en informatie, bedoeld in artikel 55, derde lid, van de digitaledienstenverordening;
b. alle gegevens omtrent de krachtens artikel 3.7, derde lid, genomen toezichtsmaatregelen.
Artikel 4.2 (samenwerkingsprotocol Autoriteit Consument en Markt en Autoriteit persoonsgegevens)
1. De Autoriteit Consument en Markt en de Autoriteit persoonsgegevens maken afspraken
in het belang van een nauwe en doeltreffende samenwerking bij de uitvoering van hun
taken op grond van deze wet. De afspraken worden vastgelegd in een samenwerkingsprotocol.
2. De Autoriteit Consument en Markt doet mededeling van het samenwerkingsprotocol in
de Staatscourant.
Artikel 4.3 (uitleg begrippen digitaledienstenverordening)
Voor zover door de Autoriteit persoonsgegevens bij de uitoefening van haar bevoegdheden
begrippen worden uitgelegd, die worden gehanteerd in een van de bepalingen, genoemd
in artikel 2.2, eerste lid, dan vindt deze uitleg plaats in overeenstemming met de
Autoriteit Consument en Markt. In het samenwerkingsprotocol, bedoeld in artikel 4.2,
eerste lid, worden hierover nadere afspraken gemaakt.
Artikel 4.4 (samenwerkingsprotocol Autoriteit Consument en Markt en openbaar ministerie)
1. De Autoriteit Consument en Markt en het openbaar ministerie maken afspraken in het
belang van de uitvoering van de digitaledienstenverordening en deze wet.
2. De afspraken, bedoeld in het eerste lid, worden vastgelegd in een samenwerkingsprotocol
en hebben in elk geval betrekking op de samenwerking bij de totstandkoming van een
besluit tot het opleggen van een zelfstandige last als bedoeld in artikel 2.5, eerste
lid, onderdelen b en c.
3. De Autoriteit Consument en Markt doet mededeling van het samenwerkingsprotocol in
de Staatscourant.
Artikel 4.5 (bevelen in het strafrecht)
Indien een bevel als bedoeld in artikel 9 of 10 van de digitaledienstenverordening
wordt gegeven op grond van het Wetboek van Strafvordering kunnen het derde, vierde
en vijfde lid van die artikelen buiten toepassing worden gelaten voor zolang het belang
van het onderzoek dat vereist.
HOOFDSTUK 5. WIJZIGING ANDERE WETGEVING
Artikel 5.1 (wijziging Aanpassingswet richtlijn inzake elektronische handel)
Artikel V van de Aanpassingswet richtlijn inzake elektronische handel wordt als volgt
gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid tot het derde tot en met
zesde lid, vervalt het derde lid.
2. In het zesde lid (nieuw) wordt «het zesde lid» telkens vervangen door «het vijfde
lid».
Artikel 5.2 (wijziging Algemene wet bestuursrecht)
Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022
betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn
2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PbEU 2022, L 277): de artikelen 21, derde
en zevende lid, 22, tweede, zesde en zevende lid, 40, achtste en tiende lid.
B
In artikel 7 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
Uitvoeringswet digitaledienstenverordening: paragraaf 2.2.
C
In artikel 11 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
Uitvoeringswet digitaledienstenverordening: paragraaf 2.2.
Artikel 5.3 (wijziging Auteurswet)
In artikel 29e van de Auteurswet wordt «Artikel 196c, vierde lid, van Boek 6 van het
Burgerlijk Wetboek» vervangen door «Artikel 6, eerste lid, van verordening (EU) 2022/2065
van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte
markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening)
(PbEU 2022, L 277)».
Artikel 5.4 (wijziging boek 6 van het Burgerlijk Wetboek)
Artikel 196c van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek vervalt.
Artikel 5.5 (wijziging Wet handhaving consumentenbescherming)
In artikel 8.2, derde lid, van de Wet handhaving consumentenbescherming wordt «de
artikelen 196c, 227a, 227b en 227c van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen
door «de artikelen 227a, 227b en 227c van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek».
Artikel 5.6 (wijziging Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering)
Aan artikel 29 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt een lid toegevoegd
[waarvan de nummering aansluit op het laatste lid van dat artikel], luidende:
#. Ingevolge de artikelen 9 en 10 van verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement
en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten
en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PbEU 2022,
L 277) verstrekt de griffier onverwijld een afschrift van vonnissen, arresten en beschikkingen
die betrekking hebben op een bevel als bedoeld in de artikelen 9 en 10 van die verordening
aan de Autoriteit Consument en Markt. Het achtste lid, tweede en derde volzin, is
van toepassing.
Artikel 5.7 (wijziging van het Wetboek van Strafvordering)
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 125p wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Degene tot wie het bevel, bedoeld in het eerste lid, is gericht neemt in het belang
van het onderzoek geheimhouding in acht omtrent al hetgeen hem ter zake van het bevel
bekend is.
B
Artikel 126bb, vijfde lid, komt te luiden:
5. Degene tot wie een vordering als bedoeld in de artikelen 126n, 126na, 126nc tot en
met 126ni, 126u, 126ua, 126uc tot en met 126ui, 126zh, 126zi en 126zja tot en met
126zp is gericht neemt in het belang van het onderzoek geheimhouding in acht omtrent
al hetgeen hem ter zake van de vordering bekend is.
C
In artikel 126na, derde lid, wordt «artikel126bb» vervangen door «artikel 126bb, eerste
tot en met vierde lid,».
D
In artikel 126ua, derde lid, wordt «artikel126bb» vervangen door «artikel 126bb, eerste
tot en met vierde lid,».
E
In artikel 126ii, tweede lid, wordt «Artikel126bb» vervangen door «Artikel 126bb,
eerste tot en met vierde lid,».
HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN
Artikel 6.1 (samenloop)
Indien het bij koninklijke boodschap van 30 januari 2024 ingediende voorstel van wet
tot uitvoering van verordening (EU) 2022/1925 van het Europees Parlement en de Raad
van 14 september 2022 over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector,
en tot wijziging van Richtlijnen (EU) 2019/1937 en (EU) 2020/1828 (Uitvoeringswet
digitalemarktenverordening) (Kamerstukken 36 495) tot wet is of wordt verheven en die wet later in werking treedt dan deze wet, komt
artikel 5, eerste lid, van die wet te luiden:
1. Aan artikel 29 wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. Ingevolge artikel 39, tweede lid, van verordening (EU) 2022/1925 van het Europees
Parlement en de Raad van 14 september 2022 over betwistbare en eerlijke markten in
de digitale sector, en tot wijziging van Richtlijnen (EU) 2019/1937 en (EU) 2020/1828
(digitalemarktenverordening) (PbEU 2022, L 265) verstrekt de griffier onverwijld een
afschrift van vonnissen, arresten en beschikkingen met betrekking tot de toepassing
van die verordening aan de Europese Commissie. Het achtste lid, tweede en derde volzin,
is van toepassing.
Artikel 6.2 (inwerkingtreding)
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 6.3 (citeertitel)
Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet digitaledienstenverordening.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.