Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg Fiche: Voorstel mechanisme belemmeringen grensregio (Kamerstuk 22112-3886)
2024D12720 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief inzake Fiche: Voorstel mechanisme belemmeringen
grensregio (Kamerstuk 22 112, nr. 3886).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Peter de Groot
Adjunct-griffier van de commissie,
Kling
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
II Antwoord / reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken omtrent het Fiche:
Voorstel mechanisme belemmeringen grensregio. Deze leden hebben hier nog enkele vragen
en opmerkingen over. Zij maken zich in algemene zin nog zorgen over de praktische
uitwerking van het voorstel.
Zo merken voorgenoemde leden op dat de financiële consequenties voor de rijksoverheid
en/of medeoverheden niet duidelijk zijn. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Wat is de onderbouwing van het kabinet waarom zij positief is over een voorstel waarvan
de praktische uitwerking en (financiële) consequenties niet overzichtelijk zijn?
Hoe weegt het kabinet de zorgen van andere lidstaten die geen bestaande samenwerkingsstructuren
kunnen aanwijzen als cross-border coordination point (CBCP)? Is er duidelijk om hoeveel
lidstaten dit gaat? Welke maatregelen kunnen die lidstaten nemen indien blijkt dat
het voor deze lidstaten niet mogelijk is om een CBCP op te richten?
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat in Nederland al een aantal samenwerkingsstructuren
aanwezig is. Welke samenwerkingsstructuren in Nederland zouden reeds volwaardig als
CBCP kunnen worden gekenmerkt? Welke samenwerkingsstructuren zijn thans nog niet volwaardig
in lijn met de definitie van CBCP?
Naast onduidelijke financiële consequenties, is ook niet overzichtelijk welke administratieve
lasten dit voorstel met zich meebrengt. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Hoe gaat de
Minister voorkomen dat deze niet buitenproportioneel zijn?
Kan de Minister nader ingaan op de positieve en negatieve effecten van het verplicht
instellen van een CBCP en wat dit toevoegt op de al bestaande samenwerkingsstructuren
in Nederland?
De leden van de VVD-fractie menen dat samenwerkingsstructuren positieve effecten kunnen
hebben op de (lokale) economie. Welke positieve economische effecten zou dit specifieke
voorstel kunnen bewerkstelligen? Heeft de Minister hierop een inschatting?
Daarnaast merken de leden van de VVD-fractie op dat er beperkte implicaties zijn voorzien
voor Nederlandse uitvoeringsinstanties en inspecties in de uitvoering en handhaving
van dit voorstel. Heeft de Minister een uitvoeringstoets laten uitvoeren? Waaruit
blijkt dat de implicaties beperkt zullen zijn wanneer praktische uitwerking nog niet
te overzien is?
Volgens het BNC-fiche «is de Nederlandse grensregio positief over het gewijzigde voorstel».
Kan de Minister dit bevestigen? Kan de Minister ook ingaan op het standpunt van onze
buurlanden hierover?
Hoe wordt de inzet van een mechanisme om grensoverschrijdende belemmeringen aan te
pakken geëvalueerd?
Kan de Minister nader ingaan op de rol van gemeenten, provincies en het Rijk met betrekking
tot dit voorstel? Welke verantwoordelijkheden komen waar te liggen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche: Voorstel mechanisme
belemmeringen grensregio (Kamerstuk 22 112, nr. 3886). Deze leden zijn in brede zin tevreden over de voorstellen van de Europese Commissie.
Grensregio’s hebben bij deze leden altijd extra aandacht en zorg, de problematiek
waar zij mee te maken hebben is uniek en uitdagend. Het wegnemen van juridische en
administratieve belemmeringen is essentieel om deze regio’s competitief te maken.
Om die reden steunen deze leden het standpunt van het kabinet om deze richtlijn te
steunen. Ook willen zij, net als het kabinet, meer weten over de praktische uitwerking
van de plannen. Graag zouden zij daarbij zien dat het kabinet zorg draagt dat de cross-border
coordination points geen eindeloze overlegorganen worden, maar dat hier daadwerkelijke
en harde besluiten worden genomen die juridische en administratieve belemmeringen
wegnemen. Tevens willen zij het kabinet erop wijzen dat het wegnemen van zulke belemmeringen
ook belangrijk is op het gebied van landbouw, water en klimaatbeleid. Voor eerlijke
concurrentie in grensregio’s kan het niet zo zijn dat de Nederlandse boer aan andere
stikstofnormen gehouden wordt als zijn Duitse buurman. Hoe kijkt het kabinet hier
naar? Worden er pogingen ondernomen om dit ook Europees onder de aandacht te brengen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel voor een coördinatiepunt
in grensregio’s en de kabinetsreactie daarop.
De leden van de SGP-fractie vragen wat de meerwaarde is van het verplichten van procedurele
normen. Deze leden constateren dat in de praktijk vooral behoefte bestaat aan oplossingen
voor concrete knelpunten en dat daarvoor in veel gevallen buurlanden al gezamenlijke
tot afstemming komen. De beschrijving van het Nederlandse beleid onderstreept die
praktijk. Wat voegen de voorgestelde normen hier concreet aan toe?
De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet uitgebreider in te gaan op de proportionaliteit
van het voorstel. Deze leden constateren dat voor alle binnengrenzen binnen de EU
coördinatiepunten moeten worden ingericht, terwijl niet in alle situaties sprake hoeft
te zijn van wezenlijke knelpunten. Waarom wordt niet de ruimte bedongen voor lidstaten
om in overleg te bezien of een coördinatiepunt nodig is? Waarom zou de EU de bevoegdheid
hebben om deze regeling bij verordening vast te stellen en waarom zou niet beter volstaan
kunnen worden met een stimulerende aanbeveling?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche over het EU-voorstel
mechanisme belemmeringen grensregio’s. Deze leden zijn allereerst blij met de inzet
van de EU en het kabinet om grensbelemmeringen aan te pakken. De grensregio’s zijn
de plek waar Europa leeft en Europeanen leven. Over het BNC-fiche hebben zij nog enkele
vragen.
In het fiche schrijft het kabinet dat de Cross-Border Facilitation Tool (CBFT) met
name Europese lidstaten kan helpen die nog geen instrument hebben. De Nederlandse
grensregio’s hebben in de regel goede banden met de grensregio’s in de naburige landen.
Kan het kabinet uitleggen welk contact zij heeft gehad met vertegenwoordigers uit
de Nederlandse grensregio’s over het voorgestelde instrument en hoe zij hier tegen
aan kijken?
Welke CBCP’s heeft het kabinet op het oog? Hoe is hierin het contact geweest met bestaande
organen in de grensregio’s, zoals interregionale samenwerkingsorganen? Kan het kabinet
toelichten welke elementen aan bestaande structuren moeten worden toegevoegd om de
voorziene taken en rollen van het CBPC te gaan uitvoeren?
De leden van de Volt-fractie zijn het met het kabinet eens dat elke regio een sterk
onderscheidende identiteit heeft met specifieke kansen en opgaven. Deze leden zijn
het ook met het kabinet eens dat niet elke administratieve en juridische belemmering
op dezelfde wijze is op te lossen. Daarmee is niet gezegd dat een vrijwillig karakter
van het CBFT meteen de beste oplossing is. Kan het kabinet diens standpunt daarover
toelichten?
De stakeholders in de grensregio, zo schrijft het kabinet in het BNC-fiche, hebben
aangegeven het van belang te vinden dat het kabinet blijft kijken hoe grensbelemmeringen
kunnen worden opgelost. Een terugkerend fenomeen is dat wet- en regelgeving in veel
gevallen een sterke focus heeft op de nationale context, terwijl werken, wonen en
leven in een grensregio per definitie inhoudt dat je met twee of meer nationale overheden
te maken hebt. Het komt dan ook wel eens voor dat wetgeving die goed werkt in de nationale
context, nadelig uitpakt in de grensregio. Bijvoorbeeld door onnodige administratieve
en juridische lasten voor ondernemers, maar ook op het gebied van sociale zekerheid,
fiscaliteit en zorg. Deelt het kabinet deze opvatting?
Kan het kabinet toelichten wat er op nationaal gebied moet gebeuren om echt Europees
leven en ondernemen in grensregio’s mogelijk te maken? De leden van de Volt-fractie
zijn van oordeel dat het nuttig is om te kijken welke nationale regels grensregio’s
en grens-Europeanen in de weg zitten. Om vervolgens te bepalen dat bepaalde regelgeving
anders toegepast kan worden voor mensen in grensregio’s, juist op de gebieden fiscaliteit,
sociale zekerheid en zorg wat nationale aangelegenheden zijn. Heeft het kabinet voldoende
zicht op die belemmeringen? Zo ja, welke plannen zijn er om dit aan te pakken? Zo
nee, hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat zij dit inzichtelijk krijgt?
In het BNC-fiche gaat het kabinet niet in op de grensregio in Caribisch-Nederland.
Kan het kabinet toelichten waarom dit het geval is? Als dat te maken heeft met de
beperkte reikwijdte van het voorstel, dan zouden de leden van de Volt-fractie als
suggestie willen meegeven om met Caribisch Nederland in gesprek te gaan om de inhoud
van het voorstel te bespreken. Die kan immers relevant zijn voor de ontwikkeling van
Caribisch Nederland. Hoe denkt het kabinet hierover?
II Antwoord/reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
Y.C. Kling, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.