Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over begroten en verantwoorden (o.a. Kamerstuk 31865-228)
2024D10613 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De commissie voor de Rijksuitgaven heeft op 19 maart 2024 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over enkele brieven inzake begroten en verantwoorden
(Kamerstuk 31 865, nrs. 228, 231, 238 en 243).
De voorzitter van de commissie,
Sneller
De waarnemend griffier van de commissie,
Weeber
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brieven inzake begroten en
verantwoorden. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen.
Allereerst zijn de leden van de PVV-fractie verheugd dat de Taskforce Verbetering
Financieel beheer haar taken dit jaar voortzet. Hoewel er zeker sprake is van verbeteringen,
zijn deze leden geschrokken van de achterstand die er bij de rijksoverheid bestaat
in vergelijking met het bedrijfsleven. Er valt nog wel een weg te gaan.
Als het om de verschillende ministeries gaat, gaat bij de leden van de PVV-fractie
de meeste zorg uit naar het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze
leden zouden graag willen weten waarom het zo verkeerd is gegaan en hoe dat in de
toekomst kan worden voorkomen.
Verder merken de leden van de PVV-fractie uit het overzicht van de zeven incidentele
suppletoire begrotingen (ISB’s) op dat te snel een beroep gedaan wordt op spoed terwijl
daar geen sprake van is. Deze leden zouden graag willen weten welke gevolgen dit heeft
en op welke wijze dit verbeterd kan worden.
Voorts zouden de leden van de PVV-fractie het op prijs stellen vaker en in meer detail
te worden geïnformeerd. Een technische briefing wordt dan als heel effectief en inzichtelijk
ervaren. Op welke wijze kunt u aan deze wens tegemoet komen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
over begroten en verantwoorden en hebben daarover nog de volgende vragen.
De leden van de D66-fractie hechten groot belang aan goede verantwoording en spreken
daarom ook waardering uit voor de inspanningen die worden gedaan vanuit de Taskforce
Verbetering Financieel beheer en anderszins om hierin verbetering aan te brengen.
Op basis waarvan concludeert de Minister dat de Najaarsronde het beeld oplevert dat
het financieel beheer beter op de agenda staat bij de departementen? Kan de Minister
inzicht bieden wat precies een rechtmatigheidsdashboard inhoudt en op welke manier
deze verbetering in de verantwoording kan bewerkstelligen? Kan de Minister nader verkennen
op welke wijze ook Kamerleden toegang zouden kunnen krijgen tot de tools die door,
ten behoeve van of op instigatie van de Taskforce zijn ontwikkeld?
De leden van de D66-fractie merken op dat de acties van de Taskforce zich voornamelijk
richten op de afdelingen Financieel Economische Zaken (FEZ), terwijl ook de beleidsafdelingen
in hun keuzes en werkwijze een belangrijke rol spelen in een goede verantwoording
en rechtmatigheid. Onderschrijft de Minister deze constatering? Op welke wijze worden
de beleidsafdelingen betrokken bij het werk van de Taskforce en ziet de Minister ruimte
om dat aan te scherpen? Kan de Minister inzicht bieden in welke mate beleidsmedewerkers
van FEZ-directies en beleidsdirecties deelnemen aan cursussen en activiteiten die
gericht zijn op een betere verantwoording?
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister nadere toelichting kan geven op
de manier waarop departementen ondersteund worden om hun aanbestedingsprocedures rechtmatig
en zorgvuldig te doen. Wat zijn andere voorbeelden hoe de regelgeving en beleidskaders
op het gebied van inkopen en aanbestedingen zijn vereenvoudigd en verduidelijkt? Welke
zaken waren tot voor kort nog onduidelijk voor departementen en hoe vaak waren er
inkoopprocedures of aanbestedingen die buiten de kaders plaatsvonden? Hoe vaak werd
er bijvoorbeeld in de afgelopen twee jaar afgeweken van de gebruikelijke inkoopprocedures
binnen het Rijk? Bestaat er een voorschrift om het afwijken van de gebruikelijke inkoopprocedure
(bijvoorbeeld om een opdracht onderhands te gunnen) publiekelijk bekend te maken of
expliciet aan de Kamer te melden? Zo ja, is dat in de afgelopen jaren altijd proactief
door departementen gedaan en hoe? Zo nee, waarom bestaat dat voorschrift niet en is
de Minister bereid om op de voor- en nadelen daarvan te delen met de Kamer? Hoe verhouden
deze voorschriften zich tot de procedure rond onderhandse gunningen bij decentrale
overheden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
inzake begroten en verantwoorden die onderdeel zijn van de agenda van het schriftelijk
overleg van 19 maart 2024.
In de brief «Taskforce Verbetering Financieel beheer voortgang januari 2024» schrijft
de Minister het volgende:
«Met de brief van 29 september 2023 (Kamerstuk 31 865, nr. 238) heeft mijn ambtsvoorganger u geïnformeerd dat alle departementen zijn verzocht de
interim- rapportages van de ADR naar de vaste Kamercommissies te sturen. Hiermee worden
de vaste Kamercommissies in staat gesteld tussentijds vragen aan de Ministers te stellen
over het financieel beheer en op die manier extra aandacht te creëren voor het financieel
beheer bij departementen. Door alle departementen is inmiddels het interim- rapport
van de ADR naar de vaste Kamercommissie gestuurd.»
De leden van de BBB-fractie vragen hoe vaak tussenrapportages naar de Kamer gestuurd
zullen worden. Is er nog steeds sprake van jaarlijkse toezending? Deze leden vragen
of er sprake is van een verplichting om dit te doen voor de Auditdienst Rijk (ADR).
Voorts hebben de leden van de BBB-fractie een vraag over de evaluatie «Beleidskeuzes
uitgelegd». Deze leden zijn van mening dat het waardevol is dat Kamerbrieven via het
genoemde kader worden vormgegeven. Wel willen deze leden aandacht vragen voor leesbaarheid
en overzichtelijkheid. Is de Minister van mening dat er een risico is dat brieven
langer en onoverzichtelijk worden en dat deze verplichting voor bewindspersonen soms
moeilijk uit te voeren is? Graag een reflectie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.C. Sneller, voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.