Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 19 maart 2024 (Kamerstuk 21501-02-2841)
2024D09496 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken hebben enkele fracties de behoefte vragen
en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister van Buitenlandse Zaken
d.d. 8 maart 2024 inzake geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 19 maart
2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2841) en d.d. 7 maart 2024 inzake Verslag van de Raad Algemene Zaken d.d. 20 februari
2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2839).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie,
Hoedemaker
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
• Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
II Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Raad Algemene Zaken op 19 maart 2024. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Deze leden hebben zorgen over de instemming van de Minister in de Raad met de tussentijdse
herziening van het Meerjarig Financieel Kader, terwijl de Tweede en Eerste Kamer de
eerste incidentele suppletoire begroting 2024 nog niet hebben aangenomen. Voornoemde
leden zijn van mening dat, ondanks de acute noden in Oekraïne, de Raad de nationale
besluitvorming omtrent het aannemen van de eerste incidentele suppletoire begroting
had moeten afwachten. Zij vragen of de Minister de mening deelt dat het vooruitlopen
hierop een inbreuk is op het nationale budgetrecht.
Ook vragen de aan het woord zijnde leden of er nu een precedent is geschapen en dat
de Raad ook in de toekomst, bij hoge uitzondering, goedkeuring kan geven aan besluitvorming
zonder ratificatie van nationale parlementen. Deelt de Minister dat dit uiterst ongewenst
en onrechtsstatelijk is en kan de Minister toezeggen dat dit in de toekomst niet meer
zal gebeuren?
Tot slot willen de leden van de PVV-fractie graag opheldering over het voornemen van
de Europese Commissie om de Europese Raad aan te bevelen dat de toetredingsonderhandelingen
met Bosnië en Herzegovina geopend kunnen worden. Deze leden willen graag weten wat
de beweegredenen van de Europese Commissie zijn om halsoverkop tot deze aanbeveling
te komen. Op welke termijn verwacht de Minister dat de Raad dit besluit gaat nemen
en is zij voornemens om de Kamer hierover van tevoren te informeren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken op 19 maart 2024. Zij hebben hier
nog enkele vragen en opmerkingen bij.
Deze leden lezen dat het kabinet een positieve grondhouding heeft ten opzichte van
de Europese defensie-strategie en het bijbehorende industrieplan. Gezien de acute
noden wat betreft militair materieel en munitie is een gemeenschappelijke, strategische
visie op de defensie-industrie noodzakelijk. Deze leden vragen echter wel hoe de doelen
echt gerealiseerd zullen worden. De doelstelling om defensiematerieel in grotere mate
gezamenlijk in te kopen bestaat al langer onder enkele lidstaten, waaronder ook Nederland,
maar lijkt nog niet van de grond te komen. Op welke manier gaat deze strategie ervoor
zorgen dat deze doelstellingen wel worden gehaald? Hoe gaat de Minister zich hiervoor
inspannen? Het voorgestelde budget om de strategie te verwezenlijken is 1,5 miljard euro.
Is de Minister van mening dat dit budget toereikend is?
De aan het woord zijnde leden lezen in de brief over de implementatie van de aanpassing
van het Meerjarig Financieel Kader over de uitzonderlijk snelle procedure die is gevolgd.
Deze leden benadrukken de noodzaak van deze snelle procedure gezien de acute noden
van Oekraïne en steunen hierbij de inzet van het kabinet. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
vragen echter nog steeds of met deze herziening voldoende is geïnvesteerd in de strategische
autonomie van de EU, waar het Horizon-programma een belangrijke rol in speelt. Is
de Minister het met deze leden eens dat het ambitieniveau voor strategische autonomie
van de EU met het huidige budget voor onderzoek en innovatie te laag ligt voor de
geopolitieke uitdagingen waar de EU nu voor staat? Hoe gaat de Minister zich inzetten
om dit ambitieniveau naar boven bij te stellen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Zij
hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
Deze leden hebben kennisgenomen van het voorstel van de Europese Commissie om te starten
met toetredingsgesprekken met Bosnië en Herzegovina. Deze leden hechten eraan te benadrukken
dat dit – na de eerdere acceptatie van de aanvraag van het kandidaat-lidmaatschap –
een kleine stap is van velen én dat hierover alvorens het kabinet een definitief standpunt
inneemt met de Tweede Kamer van gedachten moet zijn gewisseld. Deze leden vragen het
kabinet op welke punten Bosnië en Herzegovina overtuigend op merites is beoordeeld
om voortgang te boeken en waar niet, en anderzijds welke geopolitieke argumenten hebben
gespeeld bij de afweging van de Europese Commissie.
De aan het woord zijnde leden begrijpen het belang van zeer stapsgewijze voortgang
in het langdurige toetredingsproces ten aanzien van het voorkomen van buiten-Europese,
geopolitieke beïnvloeding door bijvoorbeeld Rusland en China, maar wijzen er andermaal
op dat het lidmaatschap van de Europese Unie aan de meest hoge eisen op het gebied
van rechtsstaat, democratie en (financiële) stabiliteit dient te voldoen. Kan de regering
een overzicht geven van het krachtenveld in de Raad ten opzichte van het advies van
de Europese Commissie om deze nieuwe stap te zetten? Kan de regering in algemene zin
een reflectie geven op welke landen, net als Nederland, bij uitbreidingsdiscussies
sterk hechten aan beoordeling op basis van merites en voor welke landen de nadruk
ligt op geopolitieke argumenten? De leden van de VVD-fractie laten bij iedere beoordeling
over volgende stappen bij uitbreiding van welk land dan ook hoofdzakelijk hun oordeel
vormen over voortgang op merites. Heeft de Minister er vertrouwen in dat dit binnen
de Europese Raad van zwaarwegend belang zal blijven bij uitbreidingsdiscussies?
De voornoemde leden spreken hun concrete zorgen uit over de opstelling van de leider
van de Republika SRPSKA aangaande de basisfundamenten van de democratische rechtsstaat.
Deze leden constateren dat Milorad Dodik eerder afstand neemt van de Europese waarden,
dan dat hij deze omarmt. Daarnaast zoekt hij juist toenadering tot agressor Rusland.
Voor deze leden is het een principiële zaak dat héél Bosnië en Herzegovina – dus ook
Republika SRPSKA – achter de Europese waarden van rechtsstaat, democratie en stabiliteit
staat. Kan de regering een reflectie geven op de opstelling van Dodik?
In de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken vernemen de leden van de VVD-fractie
dat tijdens de informele Raad Algemene Zaken van 29–30 april uitgebreider zal worden
stilgestaan bij het zogenaamde thema «pre-enlargement reforms en policy reviews».
De aangenomen motie van het lid Van Campen c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1999) verzocht de regering om de Nederlandse prioriteiten voor toekomstige EU-hervormingen
in kaart te brengen. Deze leden denken hierbij aan de thema’s geopolitiek, geo-economie,
migratie, asiel en klimaat. Voor een zorgvuldige parlementaire betrokkenheid bij de
Nederlandse inzet hiertoe zijn deze leden voornemens hierover al bij het komende debat
over de Europese Raad inbreng te leveren. Kan de Minister op zijn minst al een toelichting
geven op de contouren van de Nederlandse inzet hierbij, op een wijze waarmee recht
wordt gedaan aan de verschillende onderdelen in de aangenomen Kamermotie? Waartoe
dienen de in de zomer van 2024 aan te nemen conclusies over een routekaart in dit
verband te leiden en welk realistisch tijdpad ziet de Minister voor hervormingen van
de Europese Unie? Denkt de Minister dat 2030 hierbij een realistisch jaartal is?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Zij
hebben daarover nog enkele vragen.
Deze leden merken op dat de structurele rentelasten van de leningen (33 miljard euro)
aan Oekraïne tot 2027 uit de niet-terugbetaalbare steun binnen de Oekraïne-faciliteit
worden bekostigd. Er is nog geen duidelijkheid hoe de EU deze structurele lasten wil
dekken vanaf 2027. De aan het woord zijnde leden vragen of de Minister kan aangeven
hoe Nederland deze verplichtingen wil dekken vanaf 2027 in relatie tot onderhandelingen
voor het volgende Meerjarig Financieel Kader.
De voornoemde leden vragen of de Minister besluitvorming over het openen van toetredingsonderhandelingen
met Bosnië en Herzegovina verwacht tijdens de Europese Raad van 21 en 22 maart. Zo
ja, kan de Minister het voortgangsverslag van de Europese Commissie, voorzien van
een kabinetsappreciatie, nog voor het plenaire debat over de Europese Raad aan de
Kamer toesturen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Raad Algemene Zaken van 19 maart 2024. Zij hebben hier nog enkele vragen over.
Deze leden hebben kennisgenomen van de agenda van de Europese Raad van 21 en 22 maart
aanstaande. Zij zijn op de hoogte van de voornemens van de Raad Algemene Zaken om
mogelijk stil te staan bij de European Defensie Industrial Strategy (EDIS) ter voorbereiding
op de Europese Raad. De aan het woord zijnde leden constateren dat de Minister over
het algemeen een positieve houding inneemt ten aanzien van de gepubliceerde strategie
en het bijbehorende plan. Uit de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken kunnen
deze leden nog geen concrete inzet opmaken van het kabinet met betrekking tot de EDIS.
Vooruitlopend op de gebruikelijke BNC-procedure vragen de leden van de D66-fractie
daarom een nadere toelichting van de zijde van de Minister met betrekking tot verschillende
punten uit deze strategie.
Ten eerste stellen de voornoemde leden vast dat de EDIS voorstelt dat EU-lidstaten
zich tegen 2030 committeren aan het gezamenlijk aanschaffen van minstens 40% van het
defensiemateriaal, het besteden van minstens de helft van hun defensieaankoopbudget
aan in Europa geproduceerde goederen, en het onderling verhandelen van minstens 35%
van de defensiegoederen tussen EU-landen in plaats van met niet-EU-landen. Is de Minister
het eens met deze doelen en deelt zij de mening van deze leden dat Nederland bereid
moet zijn om hierin het voortouw te nemen ter verwezenlijking ervan?
Ten tweede stelt de EDIS voor om een deel van de winst uit bevroren Russische assets
aan te wenden ter financiering van wapenaankopen ten behoeve van Oekraïne. Deze leden
vragen of de Minister deze aanbevelingen steunt. Zo ja, hoe zal zij hier zo snel mogelijk
concrete opvolging aan geven?
Tot slot lezen de aan het woord zijnde leden dat de EDIS diverse plannen voorstelt
ter bevordering van de Europese defensiesamenwerking, zoals het oprichten van een
Defence Industrial Readiness Board, SEAP (een juridisch kader ter bevordering van
defensiesamenwerking tussen EU-lidstaten), en een European Military Sales Mechanism
om EU-materiaal meer beschikbaar te stellen. Deze leden beschouwen deze voorstellen
als een positieve ontwikkeling voor de veiligheid van Europa en vragen of de Minister
bereid is deze initiatieven te steunen en Nederland hierin een leidende rol te laten
vervullen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de aankondiging betreffende de
geplande discussies over de toekomst van de EU tijdens de lunch. Hoewel de precieze
invulling van deze bijeenkomst nog niet bekend is, begrijpen deze leden dat de mededeling
over «pre-enlargement reforms en policy reviews» van de Europese Commissie ter sprake
kan komen.
Deze leden zijn ervan overtuigd dat uitbreiding van de EU noodzakelijk is om onze
veiligheid en democratische stabiliteit te garanderen. Zij vragen of de Minister deze
mening deelt. Voornoemde leden benadrukken de toenemende noodzaak om het bestuur van
de Europese Unie te hervormen in het licht van mogelijke uitbreidingen. Bij de toetreding
van landen zoals Oekraïne, dienen bijvoorbeeld cruciale aspecten zoals stemverhoudingen
en budgetregelingen zorgvuldig te worden geregeld. De aan het woord zijnde leden benadrukken
dat bij een groei van de EU haar instellingen effectief moeten blijven functioneren.
De voornoemde leden zijn van mening dat uitbreiding en hervorming van de Europese
Unie twee kanten van dezelfde medaille zijn en dat deze ontwikkelingen hand in hand
moeten gaan. Zij vinden dan ook dat er bij de huidige discussie over de werkwijze
van de Europese Unie al rekening moet worden gehouden met een toekomstige uitbreiding.
In hoeverre deelt de Minister deze opvattingen? Kan de Minister op hoofdlijnen uiteenzetten
wat de inbreng van Nederland zal zijn in de Raad met betrekking tot de uitbreiding
van de EU en de bijbehorende institutionele hervormingen?
Tot slot, gezien de verwachte uitspraak van de Raad van Algemene Zaken over dit onderwerp
op de Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april, vragen deze leden naar de verwachtingen
en standpunten van de Minister. Kan de Minister hier duidelijkheid over verschaffen?
De leden van de D66-fractie lezen dat tijdens de aanstaande Raad Algemene Zaken opnieuw
de stand van zaken wordt besproken met betrekking tot de Artikel 7-procedure jegens
Polen. Deze leden steunen net als het kabinet de ambities en voornemens van Polen
om de rechtsstaat te herstellen, en kijken uit naar de beoordeling van het Actieplan
door de Europese Commissie. Eerder werd de motie-Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2766) ingediend om het bevroren geld van Polen vrij te geven zodra stappen gezet worden
om de rechtsstaat te herstellen. Deze leden zijn blij om te zien dat het kabinet die
inzet deelt. In het licht van recente ontwikkelingen hebben deze leden een aantal
vragen. Is het de Minister bekend hoe Polen momenteel staat ten opzichte van de Artikel 7-procedure
tegen Hongarije? Heeft de nieuwe Poolse regering hier verandering in gebracht? Verder
lijkt Polen nu terug te keren naar het juiste pad en actief te werken aan het herstellen
van de rechtsstaat. Wat zijn de mogelijke stappen om een Artikel 7-procedure ongedaan
te maken? Moet die altijd in stemming gebracht worden, of kan die door de Commissie
worden ingetrokken wanneer het geconstateerde gebrek hersteld is? Het zou in de ogen
van de leden van de leden van de D66-fractie het instrument meer kracht geven als
het ook weer ingetrokken wordt op het moment dat stappen in de juiste richting gezet
zijn. Hierop willen zij graag een reactie van de Minister.
Tot slot lezen deze leden met interesse de reflecties met betrekking tot de MFK-rechtsstaatverordening.
De aan het woord zijnde leden maken uit het rapport van de Europese Rekenkamer op
dat die van mening is dat het instrument te beperkt gebruikt is. De Europese Commissie
heeft het alleen willen inzetten wanneer het ging om het beschermen van de Europese
financiën, terwijl het instrument juist in het leven is geroepen als instrument om
de Europese rechtsstaat te beschermen. Hoe kijkt de Minister aan tegen deze constatering?
Deelt zij de mening dat de Europese Commissie te terughoudend is geweest met de inzet
van dit instrument? Hoe verklaart zij deze beperkte inzet door de Europese Commissie?
Welke rol heeft de Europese Raad daarbij gespeeld in de afgelopen drie jaar? Is de
Minister bereid om – al dan niet in samenspraak met andere lidstaten – de Europese
Commissie te vragen haar gebruik van de MFK-rechtsstaatverordening te herzien met
het oog op een bredere toepassing ter bescherming van de rechtsstaat en hier ook de
richtsnoeren over toepassing van de MFK-rechtsstaatverordening op aan te passen?
Tot slot hebben de voornoemde leden nog een vraag over de door het Europees Parlement
aangespannen rechtszaak tegen de Europese Commissie. Hoe duidt de Minister die rechtszaak?
Is zij bereid het Europees Parlement te steunen in deze zaak? Zo nee, waarom niet?
Steunt zij wel de positie van het Europees Parlement?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Raad Algemene Zaken van 19 maart 2024. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen
over.
De Europese Commissie stuurde onlangs een strategie voor de versterking van de Europese
defensie-industrie, met daaraan gekoppeld een voorgesteld fonds van 1,5 miljard euro.
Deze leden zijn daar kritisch over. De aan het woord zijnde leden willen op Europees
niveau dat lidstaten goed met elkaar samenwerken, maar daar hoeft wat deze leden betreft
geen Europees fonds aan gekoppeld te worden. Er leeft bij deze leden de angst dat
de EU zich steeds meer aan het richten is op een Europese begroting voor defensie
naar Frans model, met daaraan onlosmakelijk een Europees leger en een Eurocommissaris
die zich daarmee bezighoudt.
De voornoemde leden zien dat lidstaat Frankrijk binnen de EU de grootste producent
van wapens is. Zij vragen dan ook of een Europees plan voor méér gezamenlijke inkoop
(40 procent) en méér inkoop bij Europese bedrijven (50 procent) niet simpelweg leidt
tot méér inkoop bij Franse wapenbedrijven. Hoe ziet de Minister dit? Of ziet de Minister
dit juist als een aanleiding om eindelijk werk te gaan maken van meer, eigen wapenproductie
in Nederland zelf, wat goed is voor onze werkgelegenheid en ons vestigingsklimaat?
Zou méér aankopen (50 procent) onder NAVO-bondgenoten niet een optimalere uitgangspositie
moeten zijn die nieuwe energie en vertrouwen in het NAVO-bondgenootschap zou kunnen
blazen?
De aan het woord zijnde leden hebben enkele vragen en opmerkingen over Bosnië en Herzegovina.
Deze leden vinden het nog een «brug te ver» om Bosnië en Herzegovina in een versneld
tempo toe te laten treden tot de Europese Unie, des te meer om te voorkomen dat er
verwachtingen worden geschapen die men later niet na zou kunnen komen, zoals bij de
toetredingsonderhandelingen met Turkije. Dit land zit nog altijd in de wachtruimte,
zonder enig perspectief op toetreding. Dat is voor zowel het kandidaat-lidstaat als
de EU geen goed vooruitzicht. De EU moet daarom eerst goed gaan nadenken over het
absorptievermogen van de EU op dit moment. Is de Minister het daarmee eens? En wat
voor appreciatie geeft de Minister over het punt dat de Europese Raad over toetredingsonderhandelingen
met Bosnië en Herzegovina zou willen spreken?
In de kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket 2023 en het groeiplan voor de
Westelijke Balkan (Kamerstuk 23 987-395) staat over Bosnië en Herzegovina dat er slechts beperkte voortgang is geboekt op
het grootste gedeelte van de 14 prioriteiten en achteruitgang op het gebied van de
vrijheid van meningsuiting. Hoe rijmen deze harde analyses met het nieuws van 12 maart
2024 dat de Europese Commissie met Bosnië en Herzegovina gesprekken over EU-lidmaatschap
wil starten? Is de Minister het met de leden van de BBB-fractie eens dat de Europese
Commissie hiermee echt haar mandaat voorbijgaat? En is de Minister bereid om de Europese
Commissie op het matje te roepen vanwege dit beleid? Zo nee, waarom niet?
Tot slot vragen de voornoemde leden wat het verdere traject is voor de hervormings-
en groeifaciliteit voor de Westelijke Balkan. Heeft de Kamer nog verdere invloed op
de invulling en controle van deze faciliteit?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben de stukken ten behoeve van de Raad Algemene Zaken
gelezen en hebben de volgende opmerkingen en vragen.
Deze leden zijn benieuwd naar het pakket over de EU-hervormingen die bij uitbreiding
nodig zijn. Helaas is de communicatie daarvan tot twee keer toe uitgesteld. De voorgenoemde
leden zijn benieuwd of het kabinet al zicht heeft op wanneer deze zullen komen? Voornoemde
leden vragen ook of het kabinet deze voorstellen kan appreciëren en daarbij ook de
knelpunten bij uitbreiding kan toelichten. Met andere woorden vragen de leden van
de SGP-fractie of dit een middel is waarmee uitbreiding mogelijk wordt, of is dit
iets wat uitbreidingen net haalbaar en werkbaar maakt, of bestaan er alsnog institutionele
uitdagingen bij uitbreiding en het pakket van hervormingen?
Deze leden vragen hoe de Minister het Europese speelveld voor zich ziet inzake verdragswijziging.
Zijn veel landen hiertoe bereid en is er eensgezindheid over welke wijzigingen?
De aan het woord zijnde leden lazen het statement over Israël en de Palestijnse gebieden
van 26 EU-Ministers. Ze zijn daarbij verbaasd over de vraag om geen militaire actie
te ondernemen in Rafah die mogelijk de humanitaire situatie daar verslechterd. De
voorgenoemde leden zijn van mening dat een offensief mag plaatsvinden met naleving
van het internationaal oorlogsrecht. Daarbij moet hulp worden doorgelaten na mogelijke
inspecties en dient het geweld zelf proportioneel en onderscheidend te zijn. Dat omwille
van de algemene humanitaire situatie van een offensief moet worden afgezien is een
ander standpunt. Kan de Minister dat standpunt toelichten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Raad Algemene Zaken d.d. 19 maart en hebben daarover enkele vragen.
Allereerst vragen deze leden in het kader van de EU-toetredingsonderhandelingen met
Oekraïne en Moldavië hoe de Minister aankijkt tegen het besluit van de Europese Commissie
om het opstellen van het onderhandelingsraamwerk uit te stellen. Zij vragen welke
boodschap de Minister uit in dit kader in de richting van de Europese Commissie. Dringt
de Minister er bijvoorbeeld op aan om uitstel te voorkomen?
Ook vragen de aan het woord zijnde leden welke ontwikkelingen ten aanzien van het
openen van de toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina plaatsvinden.
Verwacht de Minister besluitvorming over het openen van toetredingsonderhandelingen
met Bosnië en Herzegovina tijdens de Europese Raad van 21–22 maart? Zo ja, kan de
Minister het voortgangsverslag van de Europese Commissie voorzien van een kabinetsappreciatie,
nog voor het plenaire debat over de Europese Raad, en aan de Kamer toesturen?
Verder vragen de voornoemde leden in het kader van de mogelijke toetreding van meerdere
landen tot de EU hoe het speelveld in de Raad eruitziet met betrekking tot de noodzaak
tot hervormingen. Kan de Minister daarop reflecteren? Op welke terreinen ziet de Minister
de noodzaak om te hervormen alvorens er overgegaan kan worden tot eventuele toetreding
van nieuwe lidstaten? Is de Minister nog steeds van mening dat verdragswijziging niet
uitgesloten is en kan plaatsvinden indien nodig? Hoe is de huidige verhouding in de
Raad ten aanzien van verdragswijziging? Deze leden vragen bovendien of de resolutie
van het Europees Parlement van 22 november jl. met voorstellen voor verdragswijziging,
die in december via de Raad is doorgeleid aan de Europese Raad, nog tijdens het Belgische
EU-voorzitterschap wordt geagendeerd in de Europese Raad.
De leden van de Volt-fractie hebben bovendien de vraag in hoeverre er sprake is van
steeds verder toenemende Russische dreiging richting Moldavië. Kan de Minister hier
nader op ingaan? Welke acties kunnen in bilateraal verband ondernomen worden om Moldavië
te beschermen tegen Russische dreiging, zoals ook Frankrijk inmiddels bezig is met
het sluiten van een defensiepact met Moldavië?
De aan het woord zijnde leden vragen tot slot of de Minister meer over de voortgang
met betrekking tot de Europese Vredesfaciliteit kan schetsen. Is er zicht op een snelle
doorbraak volgens de Minister? Hoeveel steun aan Oekraïne staat er momenteel in de
wacht?
II Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
E. Hoedemaker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.