Brief regering : Voortgang Sterk Techniekonderwijs
30 079 VMBO
Nr. 119 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 februari 2024
Woningnood, energietransitie en cybersecurity; het zijn maatschappelijke vraagstukken
waarin techniek een essentiële rol speelt. De vraag naar technici in ons land is dan
ook groot. Tegelijkertijd kent de Nederlandse arbeidsmarkt een duidelijk tekort aan
technisch geschoold personeel.1 Daarom investeert het kabinet in kwalitatief, hoogstaand en toekomstbestendig techniekonderwijs.
Met het voortzetten van het programma Sterk Techniekonderwijs (STO), aangekondigd
in mei 2023,2 werken scholen en bedrijfsleven in de regio samen om alle leerlingen in het beroepsgericht
vmbo kennis te laten maken met techniek. Tussen 2020 en 2024 is deze samenwerking
opgebouwd; nu wordt ze verder verduurzaamd. Scholen gaan graag aan de slag. Daartoe
wordt de nieuwe subsidieregeling STO 2025–2029 met de gelijktijdig verzonden voorhangbrief
aan u aangeboden. Deze regeling is samen met het onderwijsveld vormgegeven. In deze
brief wordt u meegenomen in de gemaakte keuzes rondom deze regeling. Ook wordt de
periodieke monitor STO en het onderzoek beoordelingscommissies aangeboden. Tenslotte
plaatst deze brief STO in de context van technologie-onderwijs in het po, op de havo
en op het vwo. In het hele funderend onderwijs ontdekken leerlingen zo hun talent
voor techniek.
Drie concrete maatregelen: brede scope, cofinanciering, betrekken po
Er is in de eerste periode veel gedaan en veel geleerd. Elementen van techniek komen
in alle werkvelden terug. Denk aan het sleutelen aan tractors in het vmbo-profiel
groen of werken met zorgrobots in het profiel zorg en welzijn. Daarom wordt de scope
van de subsidieregeling verbreed van enkel de harde techniek naar techniekonderwijs
in het gehele vmbo. Techniek is een integraal onderdeel van alle profielen in het
beroepsgericht vmbo. Deze verbreding past bij de plannen voor de doorontwikkeling
van het beroepsgerichte vmbo.3 Cofinanciering blijft in stand. Regio’s en bedrijven ervaren cofinanciering als positief.
Onderwijs en het bedrijfsleven slaan de handen ineen. Cofinanciering wakkert de onderlinge
samenwerking aan en zorgt dat ook buiten de muren van de school contacten worden gelegd.
Dit blijven we aanmoedigen. Samenwerking blijft de kern van STO. Naast de verplichte
samenwerking met het mbo wordt het betrekken van het primair onderwijs in de regio
verplicht. Het is belangrijk dat kinderen al op jonge leeftijd de mogelijkheden van
de techniekwereld ervaren.
Techniek- en technologieonderwijs in het funderend onderwijs
De STO-aanpak past bij het streven naar meer waardering voor praktijkgericht onderwijs
en de praktische talenten van leerlingen4 en de aanpak op techniek- en technologieonderwijs in het funderend onderwijs. Techniek-
en technologieonderwijs beperkt zich dan ook niet enkel tot het vmbo. Álle leerlingen
in het p(s)o en v(s)o moeten in aanraking kunnen komen met techniek en technologie.
Daarom is er begin dit jaar naast STO een herziende aanvraag gedaan bij het Nationaal
Groeifonds (NGF) voor een plan ter stimulering van bètatechniek in het gehele funderend
onderwijs. Dit plan, Investeren in het talent voor de toekomst, bouwt voort op de succesvolle aanpak van STO. Ook hier gaan scholen, bedrijven en
buitenschoolse leeromgevingen samenwerken in eigen regio’s aan eigen plannen. Deze
focus op regionale samenwerking wordt aangemoedigd door de Onderwijsraad.5 In het kader van breder onderwijsbeleid wordt de komende periode het curriculum van
het techniekonderwijs in het vmbo geactualiseerd. Zo sluit het beter aan bij innovaties,
ontwikkelingen, en risico’s die de moderne techniek met zich meebrengt, zoals AI of
3D-printen. De doorontwikkeling van techniekonderwijs past ook in het Actieplan Groene
en Digitale Banen waar OCW zich samen met EZK en SZW voor inzet.6 In het actieplan staan maatregelen om de tekorten in de arbeidsmarkt aan te pakken
in de sectoren die belangrijk zijn voor de klimaat- en digitale transitie.
Monitor en onderzoek: aanpak vraagt tijd, brede rol Adviescommissie
De brede aanpak via het onderwijsbeleid vraagt tegelijkertijd tijd. Resultaten zijn
niet van de ene op de andere dag zichtbaar. Ook de monitor STO spreekt van een aanpak
van de lange adem. Ook meldt de monitor nu al positieve ontwikkelingen. Het aandeel
leerlingen met een technisch vmbo-profiel steeg van 19,5 procent in 2021–2022 naar
20,2 procent in 2023–2024. Techniekonderwijs trekt een steeds groter aandeel technici
van buiten het onderwijs aan. Een vijfde van de techniek docenten in schooljaar 2021/2022
was vijf jaar eerder nog volledig werkzaam buiten het onderwijs. Ook het aanbod van
techniekprofielen breidt zich uit. Vanaf 2022 worden er al op 10 vmbo-vestigingen
extra techniekprofielen aangeboden in de harde techniek. Bereikbaarheid en dekking
van techniekonderwijs worden daarmee vergroot. De monitor ziet de brede impact van
STO. Partijen in de regio vinden elkaar, techniekonderwijs krijgt een moderne uitstraling,
en buitenschools leren komt echt tot stand. Dit zijn mooie resultaten; de uitdaging
is om deze vast te houden. Blijvende samenwerking vraagt om blijvende aandacht en
inzet. Het is noodzakelijk dat de ondersteuningsstructuur in stand blijft. Mede hierom
is er een onderzoek geweest naar de inzet van adviescommissies. Zo blijkt dat scholen
juist buiten momenten van beoordeling toegevoegde waarde zien in een adviescommissie.
Dit is verwerkt in de opdracht aan de te vernieuwen onafhankelijke STO-Adviescommissie.
Uitgangspunten regeling samen met het onderwijsveld vormgegeven
Om tot de nieuwe regeling te komen zijn er samen met de ondersteuning van STO en de
Adviescommissie een reeks bijeenkomsten en gesprekken georganiseerd met STO-regio’s,
belangenpartijen en andere belanghebbenden. Op basis van de hieruit verkregen inzichten
is besloten de verdeling van de 100 miljoen per jaar onder de STO-regio’s gelijk te
houden aan de verdeling van de vorige regeling. Dit maakt het mogelijk om de opgebouwde
samenwerking te verduurzamen en te borgen. Deze gezamenlijke aanpak geeft vertrouwen
dat de uitgangspunten van de regeling goed worden ontvangen door het onderwijsveld.
Regio’s willen snel aan de slag
Zoals in het begin van deze brief aangegeven staan regio’s te springen om wat zij
hebben opgebouwd door te zetten. Daarom gaan we snel van start. In juni 2024 kunnen
STO-regio’s een vooraanmelding doen. Op 1 oktober dienen zij hun plannen op hoofdlijnen
in. Met dit strakke tijdspad krijgen scholen snel duidelijkheid om in januari 2025
met de uitvoering te starten. Vervolgens dienen regio’s 15 april 2025 uitgewerkte
plannen in voor de eerste twee jaar, die worden beoordeeld door de Adviescommissie.
Voor de periode 2027–2028 dienen regio’s hun uitgewerkte plan in op 1 oktober 2026,
met opnieuw onafhankelijke beoordeling. Dit geeft regio’s flexibiliteit, ruimte en
vertrouwen om in te spelen op actuele ontwikkelingen, zoals innovaties, veranderende
posities van bedrijven, of vernieuwingen in het curriculum.
De wereld van techniek is veelzijdig: de leerling centraal
Elke leerling in het funderend onderwijs moet in aanraking kunnen komen met de prachtige
wereld van techniek en technologie. Deze wereld is veelzijdig: van het ontwerpen en
bouwen van tiny houses, het 3D-printen van onderdelen van elektromotoren, tot het programmeren van trajecten
van onderzeeërs.
Concreet betekent dit dat STO zich inzet voor techniek in alle profielen van het beroepsgericht
vmbo; dat leerlingen zowel op het basisonderwijs als in de onderbouw met techniek
in aanraking komen; en dat dit alles gebeurt vanuit regionale samenwerking, met steeds
het belang van de leerling centraal.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
Bijlage 1: Kader beleidskeuzes
Beleidskeuzes uitgelegd
Onderbouwing doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie (CW 3.1)
Doel(en)
Het doel van Sterk Techniekonderwijs is dat partijen binnen en buiten het onderwijs
samenwerken om in regioverband vorm te geven aan toekomstbestendig, dekkend en kwalitatief
hoogstaand techniekonderwijs binnen het beroepsgericht vmbo waarbij wordt gestimuleerd
en gefaciliteerd dat alle leerlingen in het vmbo in aanraking komen met techniek.
Daarmee wordt techniek bekender en aantrekkelijker gemaakt, waarmee meer leerlingen
hun talenten en interesse in de techniek kunnen ontdekken. Ook werken vmbo-scholen
samen met het bedrijfsleven, het mbo en het po om efficiënter en doelmatiger vorm
te geven aan techniekonderwijs.
Beleidsinstrument(en)
Er is gekozen voor het beleidsinstrument van een subsidieregeling. Dit is het enige
instrument waarmee kan worden gestuurd op de boven-bestuurlijke en intersectorale
regionale samenwerking die nodig is om de doelen te bereiken. Het loslaten van deze
sturing heeft als risico dat de opgebouwde voortgang in de periode 2020–2024 vervalt.
Financiële gevolgen voor het Rijk
Er staat structureel 100 miljoen per jaar gereserveerd op de Rijksbegroting voor het
programma Sterk Techniekonderwijs. Deze subsidieregeling geeft vorm aan dit geld in
de periode 2025–2029.
Er wordt € 97.15 miljoen per jaar verdeeld over een landelijk dekkend netwerk van
STO-regio’s waar alle vmbo-scholen met beroepsgericht techniekonderwijs aan deelnemen.
Daarnaast is er € 2.85 miljoen per beschikbaar voor de landelijke ondersteuningsstructuur,
de adviescommissie, het monitor- en evaluatieonderzoek, en uitvoeringskosten.
Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren
Scholen krijgen via de STO-regio waar zij deel van uit maken de middelen om het techniekonderwijs
in hun regio in stand te houden, aantrekkelijker te maken, docenten voor aan te trekken
en toekomstbestendig te maken.
Bedrijven investeren vrijwillig in samenwerking met scholen om techniekonderwijs te
stimuleren, en daarmee interesse voor techniek als carrièregebied te verhogen. Er
is veel enthousiasme vanuit het bedrijfsleven voor deze regeling.
Nagestreefde doeltreffendheid
Uit de ontvangen monitor- en evaluatieonderzoeken blijkt dat door scholen te laten
samenwerken het techniekonderwijs efficiënter en effectiever wordt vormgegeven. Denk
aan het gezamenlijk ontwikkelen van lesmateriaal, het gebruiken van gemeenschappelijke
lokalen, of zelfs het inzetten van onderwijspersoneel op meerdere scholen. Met de
uitdagingen waar scholen voor staan, zoals leerlingendaling en het lerarentekort,
is deze samenwerking noodzakelijk. Daarnaast verzekert Sterk Techniekonderwijs dat
het techniekonderwijs in het vmbo blijft bestaan, ook op scholen die zonder STO het
techniekonderwijs hadden opgeheven. Ook worden scholen door de verplichte cofinanciering
en samenwerking met het po en mbo gedwongen om buiten hun muren te kijken en andere
partijen in de regio op te zoeken.
Nagestreefde doelmatigheid
Met deze subsidieregeling werken scholen samen in STO-regio’s. Deze regio’s ontvangen
de subsidie en verdelen dit onder scholen. Deze constructie brengt inherent samenwerking
met zich mee. Deze samenwerking resulteert in efficiënter onderwijs, zoals hierboven
beschreven. Doordat scholen onderling bepalen welk bedrag een school krijgt kan het
geld ongelijk verdeeld worden voor gelijke kansen. Hierdoor wordt bovenschoolse samenwerking
mogelijk. Een voorbeeld is dat één school een technieklokaal bouwt waar vanuit alle
scholen leerlingen les krijgen. Dit is doelmatiger dan een apart technieklokaal per
school. Regio’s weten zelf het beste hoe de middelen in hun regionale context het
effectiefst worden ingezet, dus bij welke school dit technieklokaal het beste kan
worden gebouwd.
Het subsidiebedrag moet besteed worden aan het doel van toekomstbestendig, dekkend
en kwalitatief hoogstaand techniekonderwijs binnen het beroepsgericht vmbo waarbij
wordt gestimuleerd en gefaciliteerd dat alle leerlingen in het vmbo in aanraking komen
met techniek. Deze activiteiten moeten bijdragen aan het doel van de regeling. Hierop
wordt bij het beoordelen van de aanvragen en uitgewerkte plannen gecontroleerd.
Enkele voorbeelden van de activiteiten zijn (per subdoel):
• Toekomstbestendig: vernieuwen van het techniekcurriculum, waarbij innovaties kunnen
worden ontwikkeld of toegevoegd, zoals elektrische motoren, AI of 3D-printen
• Dekkend: opzetten van nieuwe techniekprofielen of techniek(keuze)vakken op vestigingen
die eerst geen techniekonderwijs aanboden
• Kwalitatief hoogstaand: aantrekken, opleiden of bijscholen van docenten techniekonderwijs,
of het aanschaffen van kwalitatief hoogwaardig materiaal voor technieklessen, zoals
las- of zaagmachines
• Alle leerlingen bereiken: organiseren techdagen waar vmbo onderbouwleerlingen kennismaken
met techniek, geven techniekworkshops aan po-scholen.
Evaluatieparagraaf
Er komt een monitor Sterk Techniekonderwijs 2025–2029 die onafhankelijk de uitvoering
en voortgang van de regeling monitort en hierover aan OCW rapporteert.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs