Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 346 Voorstel van wet van het lid Van Houwelingen betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap)
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 8 februari 2024
Inhoudsopgave
blz.
I.
Algemeen deel
1
1.
Waarom een referendum?
5
II.
Artikelsgewijs
6
I. Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van het voorstel van
wet van het lid Van Houwelingen betreffende het houden van een raadplegend referendum
over het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie. Het gaat om een niet-bindend
referendum. Deze leden willen hierover een paar opmerkingen maken en een paar vragen
aan de initiatiefnemer stellen.
De bevolking is soeverein zegt de initiatiefnemer. Het parlement zou deze soeverein
slechts vertegenwoordigen. Naar de mening van deze leden vertegenwoordigen de leden
van de Staten-Generaal het Nederlandse volk en stemmen zij zonder last. De Staten-Generaal
neemt beslissingen in het algemeen belang namens de Nederlandse bevolking. De leden
van de Staten-Generaal zijn daarvoor gekozen. De uitleg van de initiatiefnemer inzake
de soevereiniteit brengt deze leden op de volgende vraag. Heeft in de gedachtegang
van de initiatiefnemer de volksvertegenwoordiging eigenlijk in het algemeen de bevoegdheid
om wetsvoorstellen goed te keuren of te verwerpen? Hoe ziet de initiatiefnemer dat,
zo vragen zij.
De initiatiefnemer dankt de leden van de VVD-fractie voor deze fundamentele staatsrechtelijke
vraag over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het parlement. De Staten-Generaal
vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk (art. 50, Grondwet) en de vaststelling
van wetten geschiedt door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk (art. 81,
Grondwet). De volksvertegenwoordiging heeft dus de bevoegdheid om wetsvoorstellen
goed te keuren of te verwerpen, maar voor de vaststelling van wetten geldt dat dit
een gedeelde bevoegdheid is van de Staten-Generaal en de regering.
Er is een duidelijk hiërarchisch verschil tussen het referendum en de besluiten van
het parlement. Volksvertegenwoordigers, de naam zegt het al, vertegenwoordigen slechts het volk, ze zijn het niet. Als het volk zélf rechtstreeks, via een referendum, een oordeel velt over het een of ander is dit oordeel,
wat de indieners betreft, per definitie leidend en rest de volksvertegenwoordiging,
die de bevolking nogmaals immers slechts vertegenwoordigt, niets anders dan dit oordeel zo goed mogelijk te eerbiedigen.
De overtuiging van de VVD verhoudt zich slecht tot het zelfbeschikkingsrecht van het
Nederlandse volk, een recht dat nota bene in diverse verdragen is vastgelegd. Zo staat bijvoorbeeld in het eerste artikel van
het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten dat alle volken
het zelfbeschikkingsrecht bezitten. Volken bepalen in alle vrijheid hun politieke
status en streven vrijelijk hun economische, sociale en culturele ontwikkeling na.
Ook het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten kent
een artikel van dezelfde strekking.
Het zelfbeschikkingsrecht kan vervolgens, zoals in Nederland, ertoe leiden dat men
een bepaalde vorm van bestuur kiest, namelijk de parlementaire democratie, maar dat
alles laat onverlet dat het zelfbeschikkingsrecht aan het Nederlandse volk toekomt.
En het Nederlandse volk kiest zelf wie zij wil dat haar belangen zal vertegenwoordigen
(de volksvertegenwoordigers).
Een en ander kan eventueel ook worden geïllustreerd met voorbeelden uit het privaat-
en publiekrecht. Zo kan een natuurlijk persoon een ander een volmacht (machtiging)
verstrekken om een bepaalde handeling te verrichten. Dit neemt echter niet weg dat
de volmachtgever altijd zelf bevoegd blijft om de bedoelde handeling zelf te verrichten. Eenzelfde rechtsfiguur zien we in het publiekrecht. Een bevoegd bestuursorgaan
kan namelijk een ander mandateren om in naam van de mandans (mandaatgever) een bepaald besluit te nemen (art. 1:3 Algemene wet bestuursrecht).
De mandans blijft echter altijd zelf bevoegd om de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen
(art. 10:7 Awb), ondanks het feit dat hij de mandataris (mandaatontvanger) een mandaat heeft verstrekt om hetzelfde te kunnen doen. Volksvertegenwoordigers
zijn in wezen vergelijkbaar met een volmachtontvanger of mandataris. Zij krijgen namelijk voor een bepaalde periode (4 jaar) het mandaat van de kiezer
om hun belangen te vertegenwoordigen.
Het enkele feit dat het Nederlandse volk een parlementaire democratie heeft verkozen
en dat dit in de constitutie is vastgelegd, betekent in géén geval dat zij daarmee
haar soevereiniteit dan wel zelfbeschikkingsrecht is verloren. Het enige dat daarmee is voltrokken is dat er een bepaalde manier van besturen is vastgesteld.
Op geen enkel moment heeft het Nederlandse volk zijn soevereiniteit prijsgegeven,
dat kan ook niet. Dat dit überhaupt de gedachtegang van de VVD lijkt te zijn, noopt
tot op zijn minst tot reflectie. Het is initiatiefnemer dan ook volstrekt onduidelijk
hoe de visie van de VVD op de «verloren soevereiniteit van het Nederlandse volk» te
verenigen valt met de beginselen van het zelfbeschikkingsrecht zoals in diverse verdragen
gecodificeerd.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van het lid Van
Houwelingen. Deze leden lezen in de toelichting dat de initiatiefnemer van mening
is «dat het houden van een referendum over fundamentele zaken, en dat betreft zeker
beslissingen die raken aan de soevereiniteit van de staat, tot gevolg heeft dat besluiten
een groter draagvlak kennen en daarmee het democratisch proces een grotere legitimiteit
en validiteit verschaffen.» Het gaat in dit geval dus om een raadplegend referendum,
waarbij de wetgever zelf het onderwerp en de vraagstelling kiest en voorlegt aan de
kiezer.
Deze leden vragen de initiatiefnemer hoe deze opzet zich verhoudt tot de volgende
passage uit de memorie van toelichting van het min of meer gelijktijdig ingediende
voorstel van wet van de leden Baudet en Van Houwelingen houdende regels inzake een
breed raadgevend referendum naar Zwitsers model (36 161):
«Het referendum als «volksraadpleging», oftewel: het «plebisciet». Een van overheidswege
georganiseerde volksstemming waarbij de staat bepaalt wanneer het referendum wordt
gehouden en wat precies de vraagstelling wordt. De meeste kritiek, op referenda in
het algemeen, gaat vaak eigenlijk alleen over het plebisciet – omdat deze plebiscieten
in het verleden nogal eens zijn gebruikt door machtsbeluste heersers om op een goed
getimed moment via een beroep op de «volkswil» bepaalde dictatoriale maatregelen door
te drukken. Geen zorgen: dit wetsvoorstel is nadrukkelijk geen pleidooi voor het plebisciet.»
De initiatiefnemers van het voornoemde voorstel verzekeren de lezers van de memorie
van toelichting ervan dat hun voorstel tot het referendum geen volksraadpleging betreft.
Zij benadrukken ook elders nog het belang dat kiezers zelf het onderwerp van een referendum
moeten aandragen. Anders bestaat het risico dat overheden het raadplegend referendum
misbruiken hun eigen keuzes democratisch wit te wassen. Deze leden vragen de initiatiefnemer
in hoeverre zij het onderhavige voorstel moeten begrijpen als een volksraadpleging,
zoals in bovenstaande citaat beschreven wordt. Doet de initiatiefnemer met dit voorstel
niet waarvan hij elders zegt dat dit onwenselijk is, zo vragen deze leden tevens.
Deze leden merken op dat het voorstel in hun ogen gebrekkig is uitgewerkt en gemotiveerd.
Zij wijzen hierbij ook op het commentaar van de Afdeling advisering van de Raad van
State. Zij zijn van mening dat de initiatiefnemer zich onvoldoende rekenschap hebben
gegeven van de terechte opmerkingen die de Afdeling advisering van de Raad van State
heeft gemaakt.
Deze leden hebben ook nog enkele vragen over de aanleiding van dit voorstel. Als aanleiding
van het indienen van dit voorstel haalt de initiatiefnemer de Eurocrisis uit 2008
aan, en spreekt de initiatiefnemer over de verdeeldheid rondom vluchtelingenproblematiek.
Nu wil het toeval dat juist op dit moment in de Europese Unie (EU) grote stappen worden
gezet rondom een migratiepact, en is de EU juist door steun van de Europese Raad en
de Europese Commissie redelijk goed uit de coronapandemie gekomen, juist omdat er
lessen zijn getrokken uit de crisis van 2008. Deze leden vinden dit dan ook geen steekhoudende
argumenten om het lidmaatschap ter discussie te stellen. Tot slot plaatsen zij enkele
vraagtekens bij de gebruikte statistiek van de initiatiefnemer: «In 2022 zegt 47%
van de Nederlanders dat de EU een positief beeld bij hen oproept, tegenover 20% met
een negatief beeld van de EU en 33% van de Nederlanders die hier neutraal over zijn,
blijkt uit Eurobarometer.» Uit de meest recente Eurobarometer blijkt dat bijna 60 procent
van de Nederlanders positief tegenover de EU staat, niet 47 procent. Ter vergelijking:
het vertrouwen in de EU is daarmee hoger dan het vertrouwen in het nationale parlement
en de regering. Daarbij is 85 procent van de ondervraagde uit die Eurobarometer voorstander
van een gemeenschappelijk defensie en veiligheidsbeleid, 77 procent voorstander van
gemeenschappelijk energiebeleid, en zelfs over het uitbreiden van de Europese Unie
is 55 procent van de Nederlanders positief. Deze leden zijn dus van mening dat de
initiatiefnemer de cijfers niet helemaal volledig in de memorie van toelichting heeft
weergegeven, en daarmee een foutief beeld heeft getracht te schetsen van de Nederlandse
houding ten opzichte van de EU.
De initiatiefnemer dankt de fractie van D66 voor de vragen en kritische opmerkingen.
De D66-fractie merkt terecht op dat Forum voor Democratie in het algemeen geen voorstander
is van volksraadplegingen en dat dit wetsvoorstel een voorbeeld van een volksraadpleging
is. Initiatiefnemer is, in lijn met diens fractie, echter ook van mening (zoals hierboven
wederom toegelicht in antwoord op vragen van de VVD-fractie) dat de Nederlandse soevereiniteit
uitsluitend en alleen aan bij de Nederlandse bevolking berust en dat de volksvertegenwoordiging
dus geen soevereiniteit kan en mag opgeven zonder expliciete toestemming van de Nederlandse
bevolking. De Nederlandse bevolking heeft de overdracht van soevereiniteit naar de
Europese Unie echter nooit (!) goedgekeurd. Sterker nog, de Nederlandse bevolking,
de soeverein van dit land, heeft zich er twee keer in een referendum expliciet tegen
uitgesproken, namelijk door de Europese Grondwet in 2005 per referendum af te keuren
en door het verwerpen van het associatieverdrag van de Europese Unie met Oekraïne
in 2016. De Europese Grondwet (in de vorm van het Verdrag van Lissabon) is er in 2009
echter toch gekomen, net zoals het associatieverdrag uiteindelijk, ondanks het veto
van de soeverein, van de Nederlandse bevolking zélf, door vertegenwoordigers van de
Nederlandse bevolking toch is goedgekeurd. De Europese Unie ontbeert daarmee vanzelfsprekend
in Nederland elke democratische legitimiteit. Dit moet worden rechtgezet en dat kan alleen maar via een referendum. Een referendum dat de
Nederlandse bevolking overigens nog «te goed» heeft omdat over het Verdrag van Lissabon,
dat wil zeggen de Europese Grondwet die in 2005 is verworpen door de Nederlandse bevolking
maar dan in een ander jasje, nooit een referendum in ons land is gehouden. Een referendum
georganiseerd vanuit de bevolking zelf zou daarbij onze voorkeur hebben. Het wetsvoorstel
dat dit mogelijk zou hebben gemaakt, het wetsvoorstel van Baudet en Van Houwelingen
voor het invoeren van een referendum naar «Zwitsers model» waar de D66-fractie naar
verwijst, is helaas niet aangenomen door de Tweede Kamer onder andere omdat D66 tegen
dit wetsvoorstel heeft gestemd. Vandaar dat initiatiefnemer met dit wetsvoorstel voor
een volksraadpleging komt.
Initiatiefnemer is aangenaam verrast dat ook D66 onderkent dat de enorme migratieproblematiek
in ons land een reden voor Nederlanders kan zijn om zo snel mogelijk de Europese Unie
te willen verlaten (net zoals dit voor de Britten een belangrijke reden was voor de
Brexit). De migratiecrisis heeft inmiddels in vrijwel de gehele Europese Unie zulke
gigantische vormen aangenomen dat overal in Europa partijen aan de macht komen die
migratie aan banden willen leggen. Deze partijen kunnen daar echter weinig of niets
tegen doen zolang hun land onderdeel is van de Europese Unie zoals D66 ongetwijfeld
beseft en de Europese Unie is er zelf nog nooit in geslaagd (zoals de mislukte Tunesië
deal weer laat zien) om de migratie te beteugelen en de buitengrenzen goed te controleren.
De verkiezingsuitslag in Nederland, met een enorme winst voor de PVV (voorstander
van een Nexit) toont aan dat steeds meer Nederlanders beseffen dat ook voor het oplossen
van het migratieprobleem een Nexit onvermijdelijk is en waarom het zo belangrijk is,
ook vanuit dit democratisch perspectief, om voor deze initiatiefwet te stemmen.
Tot slot beweert de D66-fractie op basis van de Eurobarometer dat zestig procent van
de Nederlanders positief zou staan tegenover de Europese Unie. De Eurobarometer ligt
echter al jaren vanuit de wetenschap zwaar onder vuur, onder andere vanwege suggestieve
vragen, vragen die plotseling niet langer worden gecontinueerd en een zeer lage response rate.1 Hoe dan ook, als de D66-fractie inderdaad van mening is dat Nederlanders overwegend
positief over de Europese Unie denken dan zou het referendum dat met deze wet wordt
voorgesteld dat moeten bevestigen en daarmee tegelijkertijd de Europese Unie democratische
legitimiteit verschaffen die nu ontbreekt: een goede reden dus voor D66 om met vertrouwen
voor dit wetsvoorstel te stemmen als D66 de Eurobarometer tenminste daadwerkelijk
serieus neemt.
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van het lid Van
Houwelingen. Deze leden lezen dat de initiatiefnemer van mening zijn dat de Staten-Generaal
niet bevoegd is om een keuze te maken over lidmaatschap van de EU. Die soevereiniteit
ligt volgens de initiatiefnemer enkel bij «het volk».
Deze leden vragen zich af: is de initiatiefnemer bekend met de Grondwet?
Is de initiatiefnemer bekend met de gevolgen van Brexit?
Het lijkt hen goed dat de initiatiefnemer de volgende openbare bronnen raadpleegt
om een evenwichtig beeld te krijgen:
– FD, 22 juni 2022, «De balans van zes jaar brexit: echte schade en triviale voordelen».
– Reuters, 18 juli 2023, «More Brits than ever say Brexit was wrong choice: YouGov survey»
– Byline Times, 22 januari 2021, ««I Was Taken Along on the Ride»: Fishing Merchant’s
Regret at Voting Leave After Brexit Ruins his Business «Almost Overnight»».
De initiatiefnemer dankt de Volt-fractie voor de vragen. Ja, de initiatiefnemer is
bekend met de Grondwet en met Nederlandse bedrijven zoals Unilever en Shell die na
de Brexit hun kantoor hebben verplaatst van Nederland naar Groot-Brittannië.
1. Waarom een referendum?
In de discussie over al of geen referendum, gaat het altijd over door het parlement
aanvaarde wetten en verdragen. Er ligt nu geen concrete wet voor, waarover in het
parlement is gesproken en die aan een referendum wordt onderworpen. Daar gaat het
in onderhavige voorstel van wet niet over. Het voorstel van de initiatiefnemer doet
eerder denken aan een door de Rijksoverheid gefaciliteerde opiniepeiling. Voor een
dergelijke peiling is geen aparte wetgeving nodig, zo menen de leden van de VVD-fractie.
Daar komt bij dat het voorgestelde referendum niet voldoet aan andere voorwaarden,
zoals drempels ten aanzien van de opkomst en het aantal uitgebrachte stemmen. Waarom
doet de initiatiefnemer daar geen voorstellen voor? Aan welke drempels denkt de initiatiefnemer?
Ook is er geen sprake van een heldere vraagstelling. Ook wordt niet ingegaan op de
gevolgen van een eventuele uittreding uit de EU voor Nederland. Waarom niet, zo vragen
deze leden. Zij vragen de initiatiefnemer nader op deze aspecten in te gaan.
Een referendum is vanzelfsprekend iets heel anders dan een opiniepeiling en wel omdat
in een referendum elke (kiesgerechtigde) Nederlander kan stemmen en bij een opiniepeiling
doorgaans slechts zo’n 1.000 mensen worden gepeild (met alle problemen zoals non-respons
van dien). Een referendum wordt, in tegenstelling tot een opiniepeiling, bovendien
doorgaans voorafgegaan door een groot maatschappelijk debat. Tot slot, in de MvT van
een eerder wetsvoorstel voor een «referendum naar Zwitsers model» heeft de initiatiefnemer
betoogd waarom drempels ten aanzien van de opkomst en het aantal uitgebrachte stemmen
onwenselijk zijn. De vraagstelling is heel helder, sterker nog, het is exact dezelfde
vraag die aan de Britse bevolking in 2016 werd voorgelegd en daar kon de Britse bevolking
prima mee uit de voeten. De gevolgen van een Nexit zullen onderdeel worden van het
debat in aanloop naar het referendum en zijn irrelevant voor dit wetsvoorstel dat
uitsluitend als doel heeft een referendum hierover mogelijk te maken.
II. ARTIKELSGEWIJS
De initiatiefnemer stelt dat dit wetsvoorstel voor een groot gedeelte overeenkomt
met een tweetal andere wetten, te weten de ingetrokken Wet raadgevend referendum en
de eerdere Wet raadplegend referendum Europese Grondwet. Daarom wordt in de artikelsgewijze
toelichting verwezen naar de toelichtingen bij die wetten c.q. wetsvoorstellen en
wordt slechts nader ingegaan op een aantal artikelen. Waarom heeft de initiatiefnemer
niet de moeite genomen om alle artikelen van een toelichting te voorzien? Dat is toch
passend bij de totstandkoming van wetten? Waarom wordt er verwezen naar andere wetgeving
en is niet de moeite genomen om een volwaardige memorie van toelichting te schrijven?
De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemer daarop in te gaan.
Initiatiefnemer is geen voorstander van het doen van dubbel werk en dat betekent dat
er waar mogelijk inderdaad wordt volstaan met een verwijzing in plaats van vergelijkbare
teksten in andere woorden nogmaals op te schrijven omdat dit volgens de VVD passend
zou zijn.
Artikel 13
Mocht Nederland in de nabije toekomst «vervroegd stemmen» kennen, dan stelt de initiatiefnemer
voor dat voor het referendum alleen op woensdag kan worden gestemd. Het komt de leden
van de VVD-fractie voor dat dit voor kiezers verwarrend is. Waarom heeft de initiatiefnemer
daarvoor gekozen?
Initiatiefnemer is een groot voorstander van een zo veilig en robuust mogelijk stemproces
en dat betekent onvermijdelijk dat bij voorkeur slechts op één dag gestemd wordt.
De initiatiefnemer anticipeert met deze bepaling op het wetsvoorstel van D66 en PvdA
dat een wijziging voorstelt van de Kieswet in verband met de permanente invoering
van de mogelijkheid voor kiezers om gedurende twee dagen voorafgaand aan de dag van
de stemming vervroegd te stemmen in het stemlokaal.2
Artikel 14
In het voorgestelde artikel 14 zijn de twee in het voorgestelde referendum te stellen
vragen geformuleerd. Waarom is in de vraagstelling gekozen voor het woord «zou»? Ligt
het niet veel meer voor de hand om, als je al een voorstander van dit referendum zou
zijn, een directe vraag aan de Nederlandse bevolking voor te leggen? De leden van
de VVD-fractie vragen de initiatiefnemer daarop in te gaan.
De initiatiefnemer dankt de VVD-fractie voor deze taalkundig terechte suggestie die
met dank wordt overgenomen.
De vraagstelling wordt: «Wilt u dat Nederland lid blijft van de Europese Unie (EU)?».
Aan de kiezer wordt de keuze geboden tussen de opties «lid van de EU blijven» onderscheidenlijk
«uit de EU treden».
Van Houwelingen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Pepijn van Houwelingen, Tweede Kamerlid
Stemmingsuitslagen
Verworpen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Tegen |
VVD | 24 | Tegen |
NSC | 20 | Tegen |
D66 | 9 | Tegen |
BBB | 7 | Tegen |
CDA | 5 | Tegen |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Tegen |
DENK | 3 | Tegen |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Tegen |
Volt | 2 | Tegen |
JA21 | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.