Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften (Kamerstuk 28286-1325)
2024D04046 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders
van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften (Kamerstuk
28 286, nr. 1325).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Graus
Adjunct-griffier van de commissie,
Lips
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II Antwoord / Reactie van de Minister
III Volledige agenda
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA -fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van
het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met
het stellen van brandveiligheidsvoorschriften. Deze leden willen benadrukken dat er
in 2022 nog 130.000 dieren zijn omgekomen bij stalbranden. Deze dieren verbranden
levend of stikken door de rook. Dat aantal is zo omvangrijk dat alles in het werk
moet worden gesteld om stalbranden te voorkomen. Deze leden lezen dat de Minister
het aantal stalbranden in 2026 wil halveren van 54 naar 27 branden per jaar. Deze
leden zijn van mening dat dit een stuk ambitieuzer kan door scherpere maatregelen
te nemen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen erop dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid
(OvV) al in maart 2021 een advies heeft uitgebracht over stalbranden (OvV, maart 2021,
rapport «Stalbranden» (www.onderzoeksraad.nl wp-content/uploads/2023/11/stalbranden.pdf). Waarom heeft de Minister niet alle aanbevelingen
van de OvV overgenomen? Waarom is er nu pas actie ondernomen? Deze leden vinden het
goed dat veehouders jaarlijks hun stallen moeten laten keuren op brandveiligheid en
dat ook de elektra in de drie of vijf jaar gecontroleerd moet worden. Per wanneer
verwacht de Minister dat deze verplichting kan worden geïmplementeerd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen graag op de andere aanbevelingen van
de OvV die op dit moment niet zijn meegenomen in het ontwerpbesluit. Zo adviseert
de OvV om een maximum aantal dieren per brandcompartiment te stellen. Op dit moment
laat de bouwregelgeving stalcompartimenten toe van 2.500 m2 zonder extra brandveiligheidsvoorschriften. Hoe meer dieren er in één brandcompartiment
worden toegestaan, des te meer dieren er bij een stalbrand omkomen. Waarom heeft de
Minister deze aanbeveling niet overgenomen om het aantal dierlijke slachtoffers te
daadwerkelijk te verminderen? Kan de Minister toelichten op basis van welke overwegingen
hij deze keuze heeft gemaakt? Gaat hij het aantal dieren per brandcompartiment toch
verminderen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen er ook op dat de OvV een verplichte
compartimentering van de technische ruimten in veestallen heeft voorgesteld. De meeste
veestallen zijn van vóór 1 april 2014 en zijn daarmee niet voorzien met een minstens
60 minuten brandwerende schil, zoals sinds die datum geldt voor nieuwe veestallen.
Waarom heeft de Minister de aanbeveling van de OvV niet overgenomen om dit wettelijk
verplicht te stellen? Welke afweging heeft de Minister daarbij gemaakt? Is de Minister
bereid om deze aanbeveling toch over te nemen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen tot slot benadrukken dat er in dit
voorstel alleen maatregelen worden voorgesteld om branden te voorkomen en geen maatregelen
worden voorgesteld om dieren te redden wanneer er toch een brand uitbreekt. Dieren
kunnen vaak geen kant op zodra een brand uitbreekt, omdat ze vastzitten in volledig
dichte stallen. Deze leden zijn daarom van mening dat er altijd een vluchtweg moet
zijn voor dieren wanneer een brand uitbreekt, zoals dat ook voor gebouwen voor mensen
de standaard is. Waarom heeft de Minister dergelijke maatregelen niet genomen? Is
de Minister bereid om dit alsnog in het ontwerpbesluit op te nemen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit
tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften.
Deze leden delen het doel om het aantal stalbranden en dierlijke slachtoffers tot
een minimum te beperken en zien in de voorgenomen wijzigingen enkele stappen die hieraan
kunnen bijdragen. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de de Minister in algemene zin een beschrijving
kan geven van de verschillen en de overeenkomsten tussen de bestaande wet- en regelgeving
op het gebied van brandveiligheid voor de veehouderij en voor andere economische sectoren.
De leden van de VVD-fractie nemen ten aanzien van de aangescherpte aanpak van stalbranden
kennis van de gekozen diercategorieën die zullen vallen onder het ontwerpbesluit.
Welke categorieën zijn buiten beschouwing gelaten en met welke argumentatie is dit
gebeurd? Deze leden zijn voorstander van aanscherping op het gebied van verplichte
keuringen. Echter, hoe voorziet de Minister handhaving en toezicht op deze te verplichten
keuringen en heeft de Minister een nulmeting gedaan om de impact van deze keuringen
te kunnen bepalen? Eerder heeft het Verbond van Verzekeraars haar zorg uitgesproken
over de beschikbaarheid van het aantal keurmeesters. Deelt de Minister deze zorg?
Hoeveel extra keurmeesters zijn naar verwachting nodig en welke stappen zet de Minister
om hieraan te voldoen? Hoeveel veehouderijen zullen naar verwachting niet voldoen
aan te stellen veiligheidseisen? Is hiervan een inschatting te geven? Hoe is dit in
de huidige situatie geregeld?
De leden van de VVD-fractie nemen ten aanzien van de uitgebreid elektra- en zonnestroominstallatiekeuring
met enige verwondering kennis van het ontbreken van bepalingen over hoe om te gaan
met het wegnemen van de risico’s op stalbranden bij zonne-energie. Deze leden wijzen
erop dat op sommige grote stallen soms wel drieduizend zonnepanelen liggen, waarbij
het per jaar dan gaat om een slordige één megawatt aan stroom door alle snoeren en
kabels. Dit is te vergelijken met het jaarverbruik van 350 huishoudens. Hoe ziet het
voorliggende voorstel concreet toe op het wegnemen van risico’s op branden door zonnepanelen?
Kan de Minister toelichten hoe dit op dit moment is te verzekeren en hoe de deelnamebereidheid
is van dergelijke verzekeringen? Deze leden zijn erop gewezen dat sommige elektriciteitskabels
visolie bevatten, waarop knaagdieren afkomen. Herkent de Minister dit en zo ja, zijn
er alternatieven voor visolie te bedenken waar knaagdieren niet op afkomen? In het
voorjaar van 2023 hebben twee grote branden gewoed in het Brabantse Etten-Leur op
bedrijven met zonnepanelen, waaronder een kassencomplex. Daarbij zijn restanten van
de panelen honderden meters tot meer dan een kilometer in de omgeving verspreid. Kan
de Minister aangeven hoe de aansprakelijkheid in voornoemde situatie is georganiseerd?
Wie is verantwoordelijk voor het ruimen van deze vervuiling? Deze leden zien de gelijkenis
met asbest en vragen de Minister of ook gevolgschade van brand door zonnepanelen ook
als zodanig een plek kan krijgen in de voorwaarden van verzekeraars van stallen en
in de voorliggende wet- en regelgeving. Graag ontvangen deze leden een reactie op
dit punt.
De leden van de VVD-fractie zouden wat betreft de monitoring graag een overzicht ontvangen
van het aantal, de aard en omvang van stalbranden in de afgelopen tien jaar. Kan de
Minister hierin voorzien?
De leden van de VVD-fractie constateren met betrekking tot de financiële gevolgen
van elektra- en/of zonnestroominstallatiekeuring dat de voorgestelde verplichtingen
leiden tot extra kosten bij veehouders. Voorziet het voorliggende Besluit in een vastgesteld
evaluatiemoment, waarbij op basis van resultaten en ervaringen de kosten en baten
tegen elkaar afgewogen worden? Zo nee, is de Minister bereid om de monitoring van
2026 te gebruiken voor een dergelijk evaluatiemoment?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van «Ontwerpbesluit
tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften».
Deze leden onderstrepen het belang van adequate controle op brandveiligheid. Deze
leden vragen de Minister om toe te lichten hoe er uitvoering gegeven gaat worden aan
motie van de leden Tjeerd de Groot en Akerboom (Kamerstuk 33 835, nr. 224). Kan de Minister toelichten waarom de controle op adequate bluswatervoorzieningen,
zoals wordt verzocht in de motie, niet terugkomt in het ontwerpbesluit?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit
tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften.
Deze leden zien ook de grote maatschappelijke impact van stalbranden en herkennen
de behoefte om te zoeken naar een manier om de brandveiligheid van stallen te vergroten.
Deze leden zien echter ook een aantal van de bezwaren tegen het huidige ontwerpbesluit,
waarvan een deel overigens ook naar voren kwam uit reacties op de internetconsultatie.
De eerste van die bezwaren is dat nergens is terug te zien dat het risico op veel
slachtoffers bij een stalbrand samenhangt met een grote stal en niet zozeer met een
groot bedrijf. Er bestaat tenslotte een risico op «stalbranden» en niet «bedrijfsbranden».
Naast deze bezwaren hebben deze leden ook een aantal vragen.
De leden van de BBB-fractie vragen ten eerste waarom de financiële verantwoordelijkheid
voor het terugdringen van stalbranden volledig bij de veehouder wordt gelegd. De OvV
«ziet stalbranden als meer dan een bedrijfsrisico» en ook deze leden zien de maatschappelijke
impact van stalbranden.
Daarnaast blijkt uit onder andere het onderzoek van de OvV dat het risico op stalbranden
mede is toegenomen door de effecten van bepaalde wetgeving. Zo zorgt apparatuur om
emissies te meten en te beperken, denk aan luchtwassers, kleppen en warmtewisselaars,
voor meer elektra in de stal en daarmee een toegenomen risico op stalbranden. Het
voorgaande in acht genomen vragen deze leden of de Minister kan nagaan of een oplossing
kan worden gevonden voor de grote financiële last die met het huidige voorstel bij
de veehouders wordt neergelegd.
De leden van de BBB-fractie hebben na het lezen van het onderzoek van de OvV en de
nota van toelichting bovendien een vraag over de uitgebreide elektra- en zonnestroomkeuringen.
Want hoewel in de nota van toelichting wordt gesteld dat bij de meeste branden, waarbij
een oorzaak bekend is, defecte elektra/kortsluiting de oorzaak was, lezen de leden
dat anders in het onderzoek van de OvV. Daarin wordt gesproken over «werkzaamheden
in of direct naast de stal» als meest voorkomende oorzaak van brand. Dit maakt dat
deze leden graag zouden zien dat de nadruk van de wijziging meer komt liggen in de
bewustwording bij veehouders.Kan de Minister uitleggen waarom in de nota van toelichting
vooral de nadruk is gelegd op branden door elektra en niet of nauwelijks op branden
door werkzaamheden?
De leden van de BBB-fractie zien bovendien in het voorstel dat de elektra- en zonnestroomkeuring
bij grotere bedrijven iedere drie jaar moet worden uitgevoerd in plaats van iedere
vijf jaar. De redenatie is daarbij dat grotere bedrijven meer elektrische apparaten
kunnen hebben en er daarnaast meer slachtoffers zouden vallen bij een grote brand.
Echter, daarbij wordt alleen rekening gehouden met dieraantallen op een bedrijf en
niet de wijze van verspreiding van die dieren. Zo zou bij een bedrijf met grotere
aantallen dieren veel minder risico zijn op vele slachtoffers, als sprake is van een
verspreiding van die dieren over verschillende aparte stallen. De installaties zelf
worden in de ogen van deze leden bij grote bedrijven ook niet sneller onveilig dan
bij kleinere bedrijven. Omdat deze leden de samenhang tussen een groter bedrijf en
het belang van vaker keuring niet zien, vragen deze leden de Minister om voor alle
bedrijven waarvoor de wijziging gaat gelden slechts iedere vijf jaar een elektra-
en zonnestroomkeuring te laten uitvoeren.
De leden van de BBB-fractie zien ook bezwaren bij een jaarlijkse brandveiligheidskeuring
voor veehouderijen. Hoewel deze leden begrijpen dat de initiële keuring op veel bedrijven
een daling van het risico en een vergroting van het bewustzijn zal opleveren, zien
deze leden niet de toegevoegde waarde van een jaarlijkse keuring door een extern bedrijf.
De hoge kosten van een dergelijke keuring zien deze leden dan niet meer als proportioneel.Deze
leden willen daarom aan de Minister vragen of een keuring om de vijf jaar ook als
optie is overwogen.
De leden van de BBB-fractie begrijpen dat situaties op veehouderijen frequent en snel
kunnen veranderen, vandaar dat deze leden ook hier de toegevoegde waarde zouden zien
van het verhogen van het bewustzijn wat betreft brandveiligheid bij de veehouder.
Deze leden willen daarom voorstellen dat de Minister kijkt naar een alternatief waarbij
veehouders jaarlijks zelf een brandveiligheidscontrole doen, aan de hand van bijvoorbeeld
een branchedocument of eerder keuringsrapport. Een dergelijk document zou dan ook
door veehouders zelf ingediend kunnen worden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO), waarmee controle uitvoerbaar blijft. Bovendien kan bij reguliere controles
door bijvoorbeeld Qlip of de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) het document
kunnen worden ingezien.De kosten voor de veehouder zouden zo meer worden beperkt en
deze leden achten de kans bovendien groter dat het bewustzijn wat betreft brandveiligheid
van veehouders toeneemt. Kan de Minister toezeggen de bovenstaande mogelijkheid mee
te nemen in de overwegingen?
De leden van de BBB-fractie zien tot slot de kosten voor de keuringen voor zeer kleine
bedrijven als disproportioneel. Deze leden willen daarom voorstellen om de paragraaf
niet van toepassing te laten zijn op stallen met kleine aantallen dieren, bijvoorbeeld
stallen met minder dan 30 runderen, 100 vleeskalveren, 120 melkgeiten, 600 vleesvarkens,
120 zeugen of 10.000 legkippen. Een ander, maar vergelijkbaar, voorstel is om bedrijven
die volgens het rapport «Veehouderij structuur 2021» (Wageningen Enviromental Research,
2022, (WER-2022_Veehouderij-structuur-2021_cijfers-aantal-megastallen.pdf (wakkerdier.nl) in de laagste klasse (1) vallen uit te sluiten van de paragraaf. Het gaat dan om
bedrijven met minder dan 50 melkveerunderen, 500 vleeskalveren, 250 melkgeiten 1.000 vleesvarkens,
250 zeugen of 25.000 legkippen. Kan de Minister aangeven of het mogelijk is om de
instellingen die in de laagste klasse vallen of stallen met een klein aantal dieren,
vrij te stellen van de verplichte brandveiligheids- en elektra- en zonnestroomkeuringen?
Zo niet, waarom niet en kan de Minister aangeven voor welke bedrijfs- of stalgrootten
wel een uitzondering kan worden gemaakt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken voor
het schriftelijk overleg «Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van
dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften» van 5 februari
2024 en hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat er actie wordt ondernomen voor het
terugdringen van het aantal dodelijke stalbranden. Deze leden vinden het wel van belang
dat de voorgenomen maatregelen ook praktisch uitvoerbaar en proportioneel zijn. Om
daarover te kunnen oordelen hebben deze leden vragen ter verduidelijking. Allereerst
vragen deze leden aan de Minister om zijn oordeel te geven over de praktische uitvoerbaarheid
van voorliggend besluit.
De leden van de CDA-fractie maken ten aanzien van het ontbreken van een ondergrens
qua dieraantallen uit de stukken op dat heel kleine stallen met legkippen wel onder
de regeling vallen, maar grote stallen met (groot)ouderdieren of opfokhennen niet.
Bedrijven die, de facto hobbymatig of in het kader van diversificatie, enkele dieren
houden van een diersoort waarop de regeling van toepassing is, worden nu geconfronteerd
met hoge kosten. Klopt het dat veehouders die diversifiëren met bijvoorbeeld een kleinschalige
kippencaravan wel een keuring moeten uitvoeren, maar grotere stallen met (groot)ouderdieren,
of opfokhennen niet? Klopt het dat dit ook geldt voor veehouders die, naast hun primaire
tak op hun bedrijfsmatig Uniek Bedrijfs Nummer (UBN), de facto hobbymatig, nog enkele
dieren van een diersoort houden waarop de regeling van toepassing is? Is de Minister
bereid om deze houders, die slechts kleinschalig een diersoort houden waarop de regeling
van toepassing is, net als hobbymatige houders, uit te zonderen van de regeling door
een ondergrens te stellen aan het aantal dieren?
De leden van de CDA-fractie hebben ten aanzien van de gevolgen van de wettelijke keuringsplicht
vragen met betrekking tot de gevolgen van de wettelijke keuringsplicht. Deze leden
vragen of het klopt dat bedrijven die APK-keuringen doen als bestuursorgaan worden
aangemerkt? Klopt het dat veel certificerende instellingen en keuringsinstellingen
als bestuursorgaan worden aangemerkt voor zover de keuring voortvloeit uit een wettelijk
voorschrift? Is het volgens de Minister zo dat rechters dergelijke instellingen vaak
als bestuursorgaan aanmerken (zie bijvoorbeeld Afdeling bestuursrechtspraak Raad van
State, 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:696 en Rechtbank Overijssel, 29 augustus 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:3128)? Oefenen de keuringsinstellingen die de keuringen in de regeling verrichten openbaar
gezag uit en zijn deze instellingen een bestuursorgaan en hebben de uitkomsten van
de keuring rechtsgevolg? Uit de regeling volgt immers dat de exploitant gebreken moet
herstellen en een herkeuring moet laten uitvoeren. Kan tegen de uitkomst van een keuring
op grond van de regeling door belanghebbenden, de veehouder, maar ook bijvoorbeeld
door een niet gouvernementele organisatie (NGO), bezwaar en beroep worden ingesteld
tegen het besluit van de keuringsinstelling? Kan de Minister aangeven of de keuringsrapporten
op grond van de Wet open overheid (Woo) kunnen worden opgevraagd?
De leden van de CDA-fractie vragen tot slot wat de aanmerking als bestuursorgaan betekent
voor de kosten van de keuring, gelet op de kosten die bestuursorgaan maken voor de
Archiefwet, Woo-procedures en bezwaar- en beroepsprocedures? Kloppen de inschattingen
wat betreft de kosten voor de keuringen nog, wanneer al deze bijkomende kosten moeten
worden verwerkt door de keuringsinstellingen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging
van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften.
De leden van de SP-fractie zijn positief over het besluit, maar hebben hierover nog
wel enkele vragen. Kan de Minister duidelijker aangeven wat het tijdspad van strafmaatregelen
is, wanneer een bedrijf weigert de juiste certificering door te geven bij de RVO?
Ook vernemen deze leden graag van de Minister wanneer de Minister van plan is het
onderhavige ontwerpbesluit in te voeren.
De leden van de SP-fractie hebben via diverse bronnen, zoals Animal Watch, vernomen
dat er in 2024 nu al meer dieren zijn omgekomen bij stalbranden dan in het jaar 2023.
Deelt de Minister de mening dat er juist haast is geboden bij het aanscherpen van
de brandveiligheidsvoorschriften bij houders van dieren?
De leden van de SP-fractie vragen tot slot welke andere maatregelen tegen stalbranden
de Minister nog van plan is om te nemen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit
tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de OvV drie jaar geleden vernietigend
oordeelde over de kabinetsaanpak van stalbranden: geld gaf steevast de doorslag om
dieren niet beter te beschermen tegen stalbranden. De kosten om de brandveiligheid
te verbeteren zouden te hoog zijn voor de veehouders en de veehouderijsector. Geld
woog voor het kabinet zwaarder dan de belangen van dieren. Naar aanleiding hiervan
zei de toenmalige Minister «de volle verantwoordelijkheid» te nemen om stalbranden
tegen te gaan en kondigde een maatregelenpakket aan.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat we inmiddels bijna drie jaar verder zijn
en dat er niks is veranderd. Sinds het vernietigende oordeel van de OvV zijn er weer
ruim 200.000 dieren levend verbrand of gestikt in de rook. Dieren zitten nog steeds
weggepropt in overvolle stallen vol brandgevaarlijke technieken en luchtwassers, zonder
mogelijkheden om te ontsnappen aan een brand. Na elke kritische vraag over het gebrek
aan maatregelen om stalbranden tegen te gaan, zegt de Minister dat iedere stalbrand
verschrikkelijk is en er één te veel is. Maar uit de acties van de Minister blijkt
in de ogen van deze leden niet dat de minster dit daadwerkelijk meent. Van het nemen
van de volle verantwoordelijkheid is naar de mening van deze leden niets terug te
zien.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het eerder aangekondigde maatregelenpakket
volledig werd uitgekleed en het kabinet zo weinig deed om stalbranden tegen te gaan
dat de OvV zich recent genoodzaakt voelde opnieuw met een duidelijke reactie te komen
met de conclusie dat de aanbevelingen uit het eerdere rapport grotendeels niet zijn
opgevolgd en dat de aanpak van stalbranden stagneert. Pas na drie jaar wordt de eerste
maatregel doorgevoerd: een verplichte brandveiligheids- en elektrakeuring. Maar deze
maatregel alleen is niet voldoende. Erkent de Minister dat hij te laat actie heeft
ondernomen? Deelt de Minister de mening dat met een voortvarendere en daadkrachtigere
aanpak mogelijk veel dierlijke slachtoffers hadden kunnen worden voorkomen?
De leden van de PvdD-fractie constateren dat in een recente Kamerbrief de Minister
opnieuw het belang van het tegengaan van stalbranden onderstreept, maar ondertussen
opnieuw een maatregel wordt geschrapt: het compartimenteren van de technische ruimte.
Een maatregel waarvan het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) in 2019 juist stelde
dat deze tijd zou geven om een brand te blussen voordat deze overslaat naar de ruimte
waar de dieren staan (Rapport Stalbrandpreventie, EIB, 2019 (www.eib.nl/pdf/Preventie%20branden%20bij%20bestaande%20stallen_web.pdf) Dat zou veel dierenlevens kunnen redden. Ook de aanbeveling van de EIB om dakisolatie
brandklasse B te verplichten voor bestaande stallen, wordt niet overgenomen. Waarom
niet? Wat gaat de Minister dan wél doen om de brandveiligheid van bestaande stallen
te verhogen? Verder constateren deze leden dat de Minister en zijn voorgangers eerst
jaren hebben gewacht op allerlei onderzoeken en dat de Minister, na het verschijnen
van de onderzoeken, maanden gaat besteden aan het ontwikkelen van een «denkkader».
Hoeveel rapporten, onderzoeken, plannen, maatregelenpakketten en denkkaders wil de
Minister nog hebben voordat hij actie onderneemt? Hoeveel dieren moeten er nog levend
verbranden of stikken in de rook voordat deze dieren de bescherming krijgen die deze
dieren verdienen?
De leden van de PvdD-fractie constateren dat een maatregel die was opgenomen in het
oorspronkelijke maatregelenpakket, maar waar daarna toch een streep door werd gezet,
nu toch weer wel door de Minister wordt doorgevoerd,. Gelukkig erkent de Minister
inmiddels dat het beperken van brandcompartimenten belangrijk is. Deze leden vinden
het belangrijk dat deze maatregel daadwerkelijk gaat worden doorgevoerd en vragen
de Minister hiermee haast te maken.
De leden van de PvdD-fractie vinden het verder stuitend dat er niet wordt gewerkt
aan vluchtmogelijkheden voor de dieren met als reden dat dat dieren in de intensieve
veehouderij niet zelfredzaam zijn. Vindt de Minister het gek dat als je dieren opgesloten
houdt in megastallen, waar nooit daglicht is, waar varkens niet kunnen wroeten en
eenden niet kunnen zwemmen en dieren niet zelfredzaam zijn? Waarom accepteert de Minister
dat dieren zo worden doorgefokt en zo weinig natuurlijk gedrag kunnen vertonen, dat
dieren zichzelf niet kunnen redden als dat nodig is? Waarom zet de Minister niet in
op het vergroten van de zelfredzaamheid van dieren in combinatie met het creëren van
vluchtroutes voor dieren, zodat dieren bij een stalbrand kunnen ontsnappen, in plaats
van levend verbranden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
ontwerpbesluit. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister ervoor kiest de elektrakeuring ook
te verplichten bij grote melkveestallen. De OvV heeft ten aanzien van melkveestallen
vooral gewezen op de risico’s van exploderende mestgassen. Dit explosiegevaar heeft
in de ogen van deze leden niet te maken met kortsluiting of andere problemen met de
elektrische installaties, maar met het mixen van mest in combinatie met werkzaamheden
waar vonken bij vrij kunnen komen. Waarom kiest de Minister er desondanks voor de
elektrakeuring ook te verplichten voor grote melkveestallen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister een jaarlijkse brandveiligheidskeuring
voorstelt. Deze leden horen graag waarom de Minister de frequentie niet afstemt op
de brandveiligheidsrisico’s in de verschillende sectoren. Is de veronderstelling juist
dat de brandveiligheidsrisico’s in de melk- en vleesveehouderij veel minder groot
zijn dan in de andere sectoren? Waarom is voor de eerstgenoemde sector niet gekozen
voor een lagere keuringsfrequentie?
II Antwoord / Reactie van de Minister
III Volledige agenda
Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het
stellen van brandveiligheidsvoorschriften.
Kamerstuk (28 286, nr. 1325) Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema – Ontwerpbesluit
tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften,
d.d.10 januari 2024
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.J.G. Graus, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.