Initiatiefnota : Initiatiefnota
36 494 Initiatiefnota van de leden Boswijk en Tuinman over het structureel verhogen van de Europese munitieproductie
Nr. 2
INITIATIEFNOTA
«I need ammunition, not a ride»
Oekraïense president Zelensky op de dag van de Russische invasie
Inleiding
We dansen als Westerse samenleving op de rand van de vulkaan. Op een paar uur rijden
van ons veilige land aan de Noordzee is een allesvernietigende oorlog aan de gang.
De dagen, weken en maanden na de Russische invasie zaten wij nog op het puntje van
onze stoel en volgden we het nieuws op de voet. Nu bijna twee jaar later is de oorlog
in Oekraïne naar de achtergrond verdwenen terwijl de situatie inmiddels ernstiger
begint te worden dan bij de aanvang van de oorlog. De aandacht verslapt en daarmee
ook de steun aan Oekraïne en de al beperkte munitie en wapenvoorraden van de NAVO-landen
zijn inmiddels uitgeput. We zijn inmiddels op een kritiek punt aanbeland en kunnen
geen tijd meer verliezen. De initiatiefnemers hebben de afgelopen jaren meerdere malen
opgeroepen om als Nederlandse regering concrete stappen te zetten om samen met de
defensie-industrie weer actief munitie en materieel te gaan produceren. Helaas moeten
we constateren dat er nog onvoldoende gebeurt. Admiraal Michel Hofman van het Belgische
leger waarschuwt dat Rusland is overgeschakeld op een oorlogseconomie, die inmiddels
op volle toeren draait. Mart De Kruif ziet dat ook: «Poetin produceert nu 24 uur per dag tanks, munitie en drones, en dat wordt alleen
maar meer», zegt de voormalig luitenant-generaal tegen RTL Nieuws. «Het zijn bovendien moderne
tanks», waarschuwt hij.1 Door de demissionaire status van het kabinet mogen noodzakelijke logistieke projecten
geen vertraging oplopen. De wereld wacht niet, en daarom halen wij als indieners het
initiatief naar ons toe met deze initiatiefnota.
In deze initiatiefnota worden voorstellen gedaan om de munitieproductie in Europa
structureel te verhogen. De materiele schenkingen aan Oekraïne hebben in veel Europese
lidstaten de grote tekorten aan militaire capaciteiten blootgelegd. Inmiddels is het
tekort zo nijpend dat de Europese Unie haar beloofde leveringen van munitie en raketten
aan Oekraïne vrijwel zeker niet waar kan maken. Even schokkend is dat er ook een groot
tekort aan munitie is voor de verdediging van ons eigen land en dat van onze NAVO-bondgenoten.
De eigen voorraden waren een aantal jaren dusdanig karig dat militairen «pang pang» of «pinda pinda» moesten roepen bij oefeningen door zelfs een gebrek aan losse flodders.2 Vanaf 2018 is er een reparatieslag in gang gezet, maar nog steeds kampen we met grote
tekorten. Onlangs bleek dat het Duits leger slechts munitie heeft voor twee dagen
oorlog; Nederland scoort waarschijnlijk niet veel beter.3
De illegale invasie van Oekraïne is een wake-up-call. Met de Russische agressie is
oorlog teruggekeerd op het Europese continent. Maar het is ook een voorbode van een
nieuwe periode van instabiliteit in een wereld die zoekt naar een nieuwe ordening.
De Russische militaire ambities reiken verder dan Oekraïne. China wil in 2050 militair
gezien minstens gelijkwaardig – maar liever superieur – zijn aan de VS. Om ons staande
te kunnen houden in deze nieuwe wereld, is het cruciaal dat we onze Defensie en defensie-industrie
weer serieus nemen. Voldoende munitie en munitieproductie vormen daarin een cruciale
schakel.
In Europa zijn de afgelopen jaren veel munitiefabrieken gesloten. De voorraad is nu
in korte tijd verschoten en niet meer aangevuld. Doordat we de afgelopen 30 jaar onze
defensie-industrie dusdanig hebben uitgekleed moeten we nu in korte tijd een been
bijtrekken. De overheid moet daarom zo snel mogelijk de regie pakken om de munitieproductie
in Europa structureel te verhogen. De Europese Unie moet de defensie-industrie opschalen
naar een oorlogseconomiemodel om te voldoen aan onze defensieproductie-behoeften.
Nederland moet daar een aanjagersrol in spelen. Want zonder munitie kun je niet vechten
en verlies je een oorlog.
Achtergrond, historisch context
Na de Koude Oorlog zijn we in slaap gesust. Het «Rode Gevaar» was geweken, oorlogsvoering
lag achter ons en langzaamaan zou de hele wereld zich vormen naar het Westerse tandemmodel
van democratie en rechtsstaat. Conflicten werden uitgesproken binnen internationale
organisaties en indien het ergens toch dreigde mis te lopen dan zou de Verenigde Staten
optreden. Het einde van de geschiedenis was aangebroken. Kemphanen zaten om de gezamenlijke
tafel van «Partnership for Peace». Gemakshalve werden de defensie-uitgaven in Europa
fors teruggeschroefd. Het vredesdividend werd aangewend voor andere veelal binnenlandse
noden. Defensie werd dusdanig ingericht om invulling te geven aan twee hoofdtaken;
het bevorderen van de (internationale) rechtsorde en stabiliteit en het leveren van
bijstand bij rampen en crises. Hoofdtaak één, het beschermen van het eigen grondgebied
en dat van bondgenoten, verdween naar de achtergrond.
Er werd keihard bezuinigd op Defensie, met alle gevolgen van dien. Zo besloot Minister
van Defensie De Grave onder kabinet Kok-II in 2000 dat er de tien jaar daarna honderden miljoenen
euro’s minder beschikbaar kwamen voor munitieaankopen. Eenheden kwamen ineens zonder
kogels te zitten.4
Ondertussen had Nederland geen wapen- en munitiebedrijven meer om op terug te vallen.
Er werd vele jaren nauwelijks geïnvesteerd en veel fabrieken sloten vanwege overheidsbezuinigingen
op defensie. De laatste munitiefabriek van Nederland sloot in 2002. Eurometaal, dat
in Zaandam onder meer zware munitie en luchtafweergeschut produceerde, kreeg nauwelijks
nog opdrachten en draaide verlies. Vanwege de «geringe behoefte aan munitie in de
afgelopen jaren en de verwachting dat hierin de komende jaren geen wezenlijke verandering
zal komen», verklaarde de directie destijds.5
Pas in 2014 kwamen we erachter hoe kwetsbaar we eigenlijk waren geworden. De illegale
annexatie van de Krim door Rusland toonde ons dat militaire gevechtskracht weer een
factor van belang was. En dat we daar als Nederland en Europa eigenlijk niet meer
over beschikten. Landjepik was weer een reële optie geworden voor Rusland. Naar aanleiding
van de Russische agressie werd de ambitie in Wales (2014) uitgesproken om in 2024
als NAVO bondgenoot te voldoen aan de 2%-NAVO-norm, maar ondertussen bereikten de
Nederlandse defensie-uitgaven in 2015, een jaar na de Krim en MH17, het dieptepunt
sinds 1960 – 1,1 procent van het bbp. Geconcludeerd werd dat Defensie zijn grondwettelijke
taak niet meer aankon. Oftewel, de krijgsmacht kon het land niet meer verdedigen.
Sindsdien is er ieder jaar meer geld naar Defensie gegaan, maar de schade was enorm.
Zo was er dusdanig ingeteerd op de munitievoorraden dat Nederland door de NAVO op
de vingers werd getikt, omdat de NAVO sinds 2017 eist dat de lidstaten hun munitievoorraden
op orde hebben. In 2018 stelde toenmalig CDA-Kamerlid Hanke Bruins Slot daarom voor
dat Nederland meer zijn eigen broek gaat ophouden met het kopen en produceren van
munitie.
«Defensie heeft een enorme inhaalslag op munitie te maken. Nederland kan onvoldoende
zelf een vuist maken. Het is zaak dat de Staatssecretaris samen met Europese landen
werk maakt van de inkoop en de productie van munitie.» «Voldoende munitie is nodig
om militairen goed te kunnen opleiden en trainen. En met zulke geringe munitievoorraden
dreigt het risico dat Nederland bij grootschalige inzet al snel tekorten krijgt en
in de problemen komt. De Staatssecretaris zet stappen om de munitievoorraad aan te
vullen, maar Nederland staat bij de aankoop van munitie achter aan in de rij met alle
risico’s van dien. Dat kunnen we ons niet veroorloven met alle internationale dreigingen.
De urgentie is groot.»6
Desalniettemin werd er weinig snelheid achter gezet. De wereld werd wel onveiliger,
maar de kans op escalatie werd nog steeds als laag ingeschat.
Oekraïne oorlog
De invasie in Oekraïne van 24 februari 2022 heeft onze ogen definitief geopend. De
grootscheepse aanval, met alle gruwelijkheden van doen, toont de wereld niet alleen
de meedogenloosheid van het Poetin-regime, maar ook dat Rusland de internationale
rechtsorde bij het grofvuil heeft gezet. In rap tempo gingen de Westerse landen inventariseren
op welke wijze ze Oekraïne bij konden staan. Zodoende kwamen we er in Europa ook achter
hoe erbarmelijk het was gesteld met onze eigen verdediging. Desalniettemin werd alles
op alles gezet om Oekraïne op de been te houden, ook militair. En met succes. De Russische
aanval werd afgeslagen en het Russische leger werd teruggedreven tot de Donbas.
Toch lukt het Oekraïne niet om door te drukken. Dit komt mede doordat het land kampte
met munitietekorten als gevolg van het feit dat het Westen de gevechtsintensiteit
maar moeilijk kan bijbenen. De strijd aan het front van Bachmoet legde al nijpende
tekorten bloot. Op de meest intenste dagen van het gevecht verschiet Rusland soms
60.000 artilleriegranaten per dag, veel meer dan de wapenindustrie van de westerse
bondgenoten konden aanvullen.
Omdat vrijwel niemand rekening hield met een langdurige oorlog, maakten maar weinigen
zich in de eerste fase zorgen over mogelijke munitietekorten. Pas na een aantal maanden
begon het besef door te dringen dat de oorlog mogelijk lang kon gaan duren en dat
er zodoende problemen begonnen te ontstaan met de levering van munitie. Aan het front
werd immers veel meer munitie verschoten dan westerse bedrijven konden produceren.
Eind 2022 bleek pas hoe hoog de nood daadwerkelijk was. Het Oekraïense leger gebruikte
op dat moment ongeveer 90 duizend 155 mm-artilleriegranaten per maand. Dat was ongeveer
twee keer zoveel als de Verenigde Staten en de Europese Unie op dat moment samen produceerden.7 De munitie-industrie reageerde weliswaar uit zichzelf op stijgende vraag uit de markt,
maar deed dat niet snel genoeg. Ondertussen spraken de Westerse leiders maandenlang
vruchteloos over een gezamenlijke aanpak van het munitieprobleem. Een reconstructie
door Follow the Money legde de zwakke plekken bloot in de defensie van Europa: een
afwachtende wapenindustrie die weigert financiële risico’s te nemen zonder langetermijnperspectief,
nationale belangen die snelle besluitvormingen frustreren, en een veelvoud aan procedures
en standaarden die effectief gebruik van munitie in de weg zitten.8
Afgelopen voorjaar beloofden de 27 EU-landen om samen binnen een jaar een miljoen
stuks artilleriegranaten te produceren en te leveren aan Oekraïne. Munitie die gezamenlijk
wordt ingekocht bij Europese defensiebedrijven. Deze «Act in Support of Ammunition
Production» (ASAP) zorgt ervoor dat de EU zijn productiecapaciteit moet verhogen.
Het doel is om het reactievermogen en mogelijkheden van de defensie-industrie van
de Unie te vergroten om te zorgen voor een snelle levering van munitie en rakketten
in Europa. Dit raamwerk bevat een routekaart om beter te kunnen anticiperen op «bottle
necks» in de toeleveringsketen, financiële ondersteuning om de industriële productiecapaciteiten
weer op peil te krijgen en het introduceren om de tekorten van de aanvoer van munitie
aan Oekraïne en voor de Europese voorraden te beperken.
Desalniettemin kan de belofte van 1 miljoen artilleriegranaten, zoals het er nu naar
uitziet, niet waar worden gemaakt. De industrie is nog steeds te veel afgestemd op
vredestijd. Munitievoorraden waren tot deze oorlog op dezelfde leest geschoeid als
de 21ste-eeuwse containereconomie: just-in-timeleveringen die voldeden aan defensiebehoeftes
in vredestijd.9 Omschakelen kost tijd. De Europese bedrijven zijn op dit moment in staat om jaarlijks
650.000 stuks munitie van zwaar kaliber te produceren. Daarnaast moet deze Europese
munitie-megaklus worden geklaard door slechts vijftien bedrijven die al tegen hun
grenzen aanlopen. Zij kampen net als veel andere bedrijven kampen met verstoringen
in de toeleveringsketen en een tekort aan personeel.
Bijna twee jaar na het begin van de oorlog zijn we op een kantelpunt gekomen. Na het
grotendeels mislukte zomeroffensief neemt de steun voor Oekraïne af. Ook komt in rap
tempo de bodem in zicht van het materieel dat we als Westen kunnen leveren. Vooral
wat betreft munitie wordt het veel te krap. En dat juist op het ongelukkige moment
dat de strijd met Rusland is verzand in een statische loopgravenoorlog, zonder grote
troepenbewegingen, maar met soldaten die elkaar van een afstandje bestoken met artillerie
en raketten. We zien al dat het Oekraïense leger beperkt wordt in hun manoeuvreerruimte
omdat ze een te kort aan munitie hebben waardoor Rusland juist meer bewegingsvrijheid
krijgt.
Hoewel Rusland ook kampt met een tekort aan munitie, is het bezig met een inhaalslag.
De economie van het land staat meer en meer in dienst van Poetins oorlog. Zo is de
Russische auto-industrie vrijwel volledig omgevormd ter ondersteuning van de oorlog
en is de werkloosheid in tijden niet zo laag geweest. Volgend jaar spendeert het land
6 procent van alle overheidsuitgaven aan het leger. Sinds de inval van het Russische
leger in Oekraïne in februari van 2022 draait de wapenindustrie van het land op volle
toeren. Het land geeft ook een steeds groter deel van het nationale inkomen uit aan
defensie, waardoor het komend jaar materieel in het voordeel zal zijn. Rusland heeft
in 2024 meer artillerie en munitie, produceert meer drones dan Oekraïne, en waarschijnlijk
ook meer langeafstandsdrones en kruisraketten.10 «Het vermogen van Rusland om oorlog te voeren tegen Oekraïne zal toenemen naarmate
de industriële basis van de Russische defensie sterker wordt», stelt George Barros
van het Institute for the Study of War.11 De opgeschroefde productie kan een beslissende factor worden. Daarnaast koopt Rusland
miljoenen stuks munitie van Noord-Korea om zijn voorraad voor de oorlog in Oekraïne
aan te vullen.
Beslispunten
Tegen deze achtergrond vragen wij de Kamer in te stemmen om de regering te verzoeken
de volgende maatregelen te nemen:
Beslispunt 1: Langjarige orders plaatsen bij munitiefabrikanten.
Munitieproducenten moeten niet langer produceren voor «de markt» maar moeten op volle
toeren gaan draaien. De productiecapaciteit van EU-defensiebedrijven moet worden opgedreven
zoals de pharmasector dat deed met de covid-vaccins. Het is tijd dat de Europese defensie-industrie
een oorlogseconomie hanteert om te voldoen aan onze defensieproductie-behoeften. Armin
Pappenberg, CEO van Duitslands grootste munitieproducent Rheinmetall, zei in maart
2023 tegen Bloomberg: «Zonder bestellingen produceer ik niks». (13) De boodschap is
duidelijk. Bedrijven gaan pas opschalen als ze zeker weten dat ze hun product ook
kwijt kunnen. Maar zelfs nu nog zijn er te weinig orders geplaatst om de doelstelling
van 1 miljoen artilleriemunitie te halen. Het is van groot belang de Europese lidstaten
langjarige en grootschalige orders plaatsen. Op deze manier worden niet alleen de
bestaande productielijnen geoptimaliseerd, maar kunnen er ook nieuwe fabrieken worden
gebouwd. Zonder de zekerheid van afname vindt er geen structurele productievergroting
plaats.
Beslispunt 2: Garantstellingen afgeven aan defensiebedrijven
Bij gebrek aan financiering door banken en investeerders moet de overheid zelf verantwoordelijkheid
nemen voor het beschikbaar stellen van fondsen. Daarmee kunnen bedrijven hun productie
opschalen, ook al hebben ze nog geen getekend contract voor een order. Minister Ollongren
opperde daartoe het instellen van een garantiefonds12. «In plaats van dat je als bedrijf eerst een contract afsluit met een afnemer, kijken
we nu hoe je als bedrijf eerder kunt gaan produceren door bij wijze van spreken aan
de voorkant met garantstellingen te werken. De overheid staat dan garant voor de investering
van een producent. Later kan een bedrijf een contract met de afnemer sluiten», aldus Ollongren. De initiatiefnemers steunen dit van harte. Zolang banken, pensioenfondsen
en investeerders terughoudend zijn in het financieren, is het voor bedrijven niet
eenvoudig om productielijnen op te zetten. Natuurlijk helpen grote orders door een
of meerdere landen gezamenlijk en garanties van langjarige afname. Maar los van het
feit dat de overheid zich in het verleden nogal grillig heeft getoond – er is tientallen
jaren bezuinigd – het is niet genoeg. De Europese tekorten aan munitie zijn te groot
en het vermogen van de industrie om de productie op te voeren niet hoog genoeg. Een
garantiefonds is niet alleen geschikt als noodmaatregel, het is zeer geschikt om nieuwe
initiatieven vanuit de Nederlandse en Europese industrie te ondersteunen. Wat de initiatiefnemers
betreft wordt het garantiefonds zo snel mogelijk ingevoerd, in overleg met de Ministeries
van Financiën en EZK. Dit steeds als aanvulling op grootschalige opdrachten en zeker
niet in de plaats daarvan.
Beslispunt 3: Financiering
Financiering door banken en investeerders is een groot probleem. Banken verwijzen
in eerste instantie naar het toezichtskader dat hen door DNB als toezichthouder wordt
opgelegd om de defensie-industrie apart te behandelen. Overigens is duidelijk dat
veel Nederlandse banken bedrijven uit de defensie-industrie niet als klant willen.
Uit angst voor reputatieschade en verwijzend naar criteria op het gebied van milieu,
maatschappij en bestuur (ESG) en Europese Duurzaamheidseisen, de zogeheten groene
taxonomie, waarin is afgesproken welk soort investeringen duurzaam is, weigeren banken
bedrijven die actief zijn in de defensiesector leningen te verstrekken. Dit terwijl
er zonder militairen en defensie-industrie geen veiligheid geboden kan worden en dus
ook geen mogelijkheid om écht verder te komen op het gebied van ESG. Hier moet zo
spoedig mogelijk actie op worden ondernomen. Daarom moet het Ministerie van Financiën
aan het werk worden gezet om samen met de DNB om het toezichtskader voor defensiebedrijven
te normaliseren, om vervolgens samen verder te werken aan hoe we de «D» van defensie
kunnen toevoegen aan de «D» van duurzaamheid. Immers: zonder veiligheid geen duurzaamheid.
Door strenge duurzaamheidsregels krijgen defensiebedrijven nog moeilijk vergunningen
voor uitbreiding.
Beslispunt 4: Oprichting Munitie Taskforce
Vaak worden er parallellen getrokken tussen de oorlog in Oekraïne en de Eerste Wereldoorlog.
De intensiteit van artilleriebeschietingen is inderdaad vergelijkbaar en net als toen
worden we ook nu geconfronteerd met een munitietekort. De «Shell Crisis of 1915» zorgde
er uiteindelijk voor dat het Verenigd Koninkrijk van 1915 tot 1921 een «Minister of
Munitions» had die de regie voerde en verantwoording had over de munitieproductie.
Net als toen is e nu een grote urgentie om in Europees verband snel handelend op te
treden. Dat hoeft niet door een aparte Minister maar wel door het opzetten van een
Munitie Taskforce. De Taskforce bestaat wat de initiatiefnemers betreft uit een afvaardiging
van mensen van Ministerie van Defensie, Ministerie van Financiën, Ministerie van Economische
Zaken en vertegenwoordiging van de Defensie-industrie en leggen verantwoording af
aan de Minister van Defensie.
Er moet de komende tijd heel veel worden aangeschaft door Defensie om voorraden aan
te vullen en verder op sterkte te komen. Het gros van het materieel zal uit het buitenland
moeten komen, maar Defensie kan, samen met het Ministerie van EZK wel maximaal inzetten
op de industriële participatie van Nederlandse (toeleverende) bedrijven in de toeleveringsketens
van grote defensie industriebedrijven uit het buitenland. Dit versterkt niet alleen
het Nederlandse bedrijfsleven en vergroot daarmee de Nederlandse productiecapaciteit,
maar het versterkt ook Defensie. Immers: heel veel kennis over de systemen, het onderhoud,
de upgrades en de beschikbaarheid van reserveonderdelen blijft daarmee in Nederland
en dicht bij de Nederlandse krijgsmacht. Het is belangrijk dat er een instantie is,
de Munitie Taskforce, die hier de regie over voert.
Beslispunt 5: Onderzoek naar eigen productie munitie en munitieonderdelen
Met een garantiefonds kan productie van munitie en munitieonderdelen in Nederland
mogelijk gemaakt worden. Het bevreemdt daarom des te meer dat de Minister van Defensie
zich eerder dit jaar juist tegen munitieproductie in Nederland uitsprak «Munitie fabriceren
in Nederland moeten we niet willen». «Ik denk dat het verstandig is dat we munitie
kopen in Tsjechië, Slowakije en Polen, waar die fabrieken al staan.»13 Deze initiatieven voor munitieproductie in Nederland moeten juist ondersteund worden,
mits er natuurlijk sprake is van een gedegen businessplan. Er zijn strategische redenen
voor een eigen munitie- en wapenindustrie, zoals leveringszekerheid, maar Nederland
moet ook zelf bijdragen aan de (weder)opbouw van de Europese defensie-industrie en
kan niet alleen maar consumeren. Daarbij: Een land dat alles uit het buitenland haalt,
kan lastig zelf bepalen wanneer het aan de beurt is voor een volgende lading. Bovendien
draagt het opzetten van productiecapaciteit van relevante delen in Nederland bij aan
het wegwerken van de grote Europese tekorten en een impuls om met nader samen te werken.
Daarnaast wordt verdergaande fragmentatie voorkomen.
Beslispunt 6: Stroomlijnen regelgeving: processen en procedures
Decennia van vredestijd hebben ons in slaap doen sussen. Defensiebudgetten werden
niet alleen steeds lager, maar ook werd maximaal ingezet op controle en verantwoording
van defensie-uitgaven. Inmiddels zijn we met de neus op de feiten gedrukt als het
gaat om ons defensiebeleid van de afgelopen decennia. Allereerst het enorme menselijke
leed als gevolg van de oorlog in Oekraïne, maar ook bij ons zijn er enorme maatschappelijke
kosten als gevolg. De impact op huishoudens en de economie is heel erg groot: «penny
wise, pound foulish» is nog mild uitgedrukt. Tegelijkertijd is het onmogelijk om met
de huidige set aan regels die in de langjarige vredestijd is opgesteld ook écht op
te schalen en te versnellen. Een snelle herziening van het DMP-proces en een doorlichting
van de aanbestedingspraktijk op zoek naar «best practises» om de verbeteren en te
versnellen is hiervoor cruciaal.
Beslispunt 7: Grondstoffen voor defensie-industrie voorrang geven
Een ander groot probleem is het tekort aan grondstoffen benodigd voor de productie
van artilleriegranaten, zoals buskruit, TNT en nitrocellulose. De Europese fabrieken
die deze grondstoffen produceren draaien op dit moment al op volle toeren.14 Extra benodigdheden moeten van verder weg komen, vooral uit landen uit Azië. Vanwege
deze grote schaarste stelt defensiespecialist Dick Zandee van Instituut Clingendael
voor om de benodigde grondstoffen voor de munitie een voorkeursbehandeling te geven
richting de defensie-industrie: «Het kan namelijk zijn dat anderen op de wereldmarkt
meer bieden, en dan komen de grondstoffen niet terecht waar ze terecht moeten komen.»15 Daarmee zou een soort oorlogseconomie worden geïntroduceerd waarmee de defensie-industrie
voorrang krijgt op bepaalde grondstoffen. En daar zijn speciale wetten voor nodig,
benadrukt Zandee. Het druist immers in tegen de wetten van de open economische markt.
Uiteindelijk moet er Europees een weging plaatsvinden ten koste van wat deze prioritering
plaatsvindt.
Bron: OEC Atlas of Economic Complexity 2021
Beslispunt 8: Meer Europese standaardisatie
De Europese defensie-industrie is enorm gefragmenteerd, mede doordat de lidstaten
hun eigen bedrijven beschermen met protectionistische maatregelen. Dat heeft als gevolg
dat wij Europeanen op dit moment 178 verschillende wapensystemen hebben en de Amerikanen
slecht 38.16 Maar we zien dit ook bij munitie, daardoor passen bijvoorbeeld Finse 122mm-granaten
niet op Italiaanse mortieren van hetzelfde kaliber, en levert niet alle munitie van
hetzelfde type dezelfde prestaties. Ook hanteren de lidstaten verschillende veiligheidseisen.
Daardoor kan het jaren duren voordat munitie is goedgekeurd voor gebruik en is het
vaak niet mogelijk gezamenlijk te kopen.17 Er moet zo spoedig mogelijk worden ingezet op minder Europese versplintering. Net
als op nationaal niveau zou ook op Europees niveau een instantie of persoon de verantwoording
moeten hebben die zorgt voor de juiste afstemming als het gaat om defensiematerieel
en munitie. Voordat laatste moeten we ons overigens realiseren dat het tekort aan
munitie zo ontzettend groot is dat we voorlopig alle productiecapaciteit moeten benutten
om te zorgen dat Oekraïne de strijd tegen de Russische agressie kan voortzetten en
de voorraden van de NAVO-lidstaten worden aangevuld.
Financiële paragraaf
Twee voorstellen zouden concrete financiële consequenties hebben. Dit betreft beslispunt
1 (het plaatsen van langjarige orders bij munitiefabrikanten) en beslispunt 2 (de
garantstellingen). De initiatiefnemers gaan ervan uit dat beslispunten 1 en 2 kunnen
worden gefinancierd uit het Defensiebegroting. Het huidige kabinet laat het defensiebudget
groeien tot de NAVO-norm van 2% BBP in 2025, waarna het budget volgens de huidige
ramingen weer terug zal zakken tot onder de 2%. De initiatiefnemers werken, in samenwerking
met andere leden, aan een voorstel om de NAVO-norm wettelijk te verankeren, waardoor
Defensie ook na 2025 over additionele financiële middelen kan beschikken om investeringen
te financieren.
Boswijk
Tuinman
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Derk Boswijk, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
G.P. Tuinman, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.