Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag van de Staten van Curaçao
36 321 (R2181) Goedkeuring van het op 18 november 2015 te Valletta tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 2015, 196 en Trb. 2016, 124)
Nr. 9
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG VAN DE STATEN VAN CURAÇAO
Ontvangen 15 december 2023
Inleiding
De regering dankt de Staten van Curaçao voor hun verslag van 23 mei 2023 met betrekking
tot het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het op 18 november 2015 te Valletta
tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao,
en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van
het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen. Met belangstelling
is kennis genomen van de op- en aanmerkingen van de leden van de MFK-, PNP-, PAR-,
MAN-, KEM- en TPK-fracties. In deze nota naar aanleiding van het verslag worden de
vragen beantwoord, waarbij de volgorde van de vragen is aangehouden. De regering stelt
vast dat de leden van de KEM-fractie geen op- of aanmerkingen bij het voorstel hebben.
Nota van wijziging
Deze nota naar aanleiding van het verslag gaat vergezeld van een nota van wijziging.
Deze bevat redactionele correcties. Voor een toelichting op de correcties zij verwezen
naar de nota van wijziging.
De MFK-fractie heeft het huidige voorstel van Rijkswet geanalyseerd en heeft de volgende
op- en aanmerkingen. De MFK-fractie geeft aan dat de goedkeuring van dit verdrag noodzakelijk
is in het kader van het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan
van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen. Op grond van artikel 91
van de Grondwet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen dient onderhavig
verdrag goedgekeurd en geratificeerd te worden in de Tweede Kamer door middel van
een Rijkswet.
De fractie geeft aan dat Curaçao slechts met Noorwegen een belastingverdrag heeft,
terwijl het Koninkrijk verschillende fiscale verdragen heeft ondertekend. Deze verdragen
zijn niet van toepassing op Curaçao, door zijn autonome positie binnen het Koninkrijk.
De fractie geeft aan dat dit ten tijde van de Nederlandse Antillen anders was; Nederland
had fiscale verdragen met onder meer de Verenigde Staten, Engeland, Denemarken en
Noorwegen. Middels een uitbreidingsbepaling opgenomen in deze verdragen konden destijds
de Nederlandse Antillen in deze verdragen participeren. Alleen het verdrag met Noorwegen
is na het ontstaan van het Land Curaçao van kracht gebleven. Toen bracht de buitengaatse
sector rond NAf. 700 miljoen in de Landskas. Goedkeuren van het onderhavige verdrag
is belangrijk om de volgende redenen: het vermijden van dubbele belasting, het bevorderen
van de samenwerking tussen Curaçao en de Republiek Malta, het stimuleren van nieuwe
investeringen met als gevolg het creëren van werkgelegenheid.
De fractie citeert verder uit het Proefschrift van mevrouw dr. G.D. Rekwest getiteld
«Een fiscaal verdragsbeleid voor Curaçao: een onderzoek naar een instrumentarium voor
het ontwikkelen van een fiscaal verdragsbeleid voor Curaçao», om aan te geven waarom
het belangrijk is dat Curaçao een fiscaal beleid heeft en fiscale verdragen sluit
met meerdere landen.
Een belemmering hierbij is het feit dat Curaçao afhankelijk is van Nederland om verdragen
te ratificeren. In de praktijk verloopt het ratificatieproces moeizaam. De door Curaçao
afgesloten verdragen die in Den Haag worden aangemeld worden niet bekrachtigd. Het
is niet duidelijk wat de exacte oorzaak is. Een voorbeeld hiervan is dit belastingverdrag
(Curaçao-Malta 2015). Volgens de zogenoemde PA-Lijst I 2021 wordt evenals de PA-Lijst
I van 2017, 2018, 2019 en 2020 het belastingverdrag Curaçao-Malta aangehouden omdat
«de memorie van toelichting aangepast moet worden n.a.v. het advies van de Raad van
State. De aanpassingen van de memorie van toelichting zijn sinds 2017 nog niet afgerond.
Waarom de aanpassingen niet werden verricht is niet duidelijk.»
«Aangezien de uitbreidingsbepalingen in de Nederlandse belastingverdragen in het verleden
geleid hebben tot het afsluiten van belastingverdragen tussen de NA/Curaçao met de
Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Noorwegen, is het opmerkelijk
dat Curaçao deze mogelijkheid in de laatste decennia niet (meer) heeft gebruikt om
een fiscaal verdragsnetwerk op te bouwen. In het bijzonder omdat Nederland over een
groot belastingverdragennetwerk beschikt en bij alle verdragsonderhandelingen de uitbreidingsbepaling
op de onderhandelingstafel neerlegt.»
«Een fiscaal verdragsbeleid voor Curaçao zal vooral een belangrijke functie kunnen
vervullen bij het wegnemen van barrières die Curaçao ervaart bij het opbouwen van
een belastingverdragennetwerk.
Alvorens over te gaan tot verdragsonderhandelingen is hervorming van staatkundige
structuur van het Koninkrijk nodig. Zoals onder meer de bevoegdheidsverdeling en ten
aanzien van het proces van bekrachtiging van een belastingverdrag. De fiscale autonomie
van Curaçao ten aanzien van het onderhandelen en afsluiten van belastingverdragen,
is een schijnautonomie zolang de bekrachtigingsprocedure door Nederland in stand blijft.
Sterker nog, het voeren van verdragsonderhandelingen en het afsluiten van belastingverdragen
door Curaçao is onder de huidige omstandigheden zonder betekenis. Het ligt namelijk
in de lijn der verwachting dat een afgesloten belastingverdrag niet de eindstreep
(ratificatie) haalt.»
De fractie haalt de volgende aanbeveling van mevrouw dr. Rekwest aan:
«4. Meer gebruikmaken van het Koninkrijksverband»
Ik adviseer Curaçao om meer gebruik te maken van de mogelijkheden die het Koninkrijksverband
biedt en Nederland te verzoeken om een actieve(re) coördinatie van het ratificatieproces
van de Curaçaose belastingverdragen. Het feit dat er tot nu toe geen actieve coördinatie
van het formele ratificatieproces door Nederland plaatsvindt, vormt vermoedelijk de
belangrijkste belemmering voor het opbouwen van een Curaçaose belastingverdragennetwerk.
Nederland stelt zich terughoudend op vanwege de fiscale autonomie van Curaçao. Niettemin
hoeft de fiscale autonomie een samenwerking binnen het Koninkrijk op dit terrein niet
in de weg te staan.»
Vervolgens heeft de fractie de volgende vragen. In hoeverre voldoet dit belastingverdrag
aan de internationale standaarden?
Het op 24 november 2016 te Parijs tot stand gekomen Multilateraal verdrag ter implementatie
van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling
en winstverschuiving, ook wel het MLI genoemd (Multilaterial Convention to Implement Tax Treaty Related Measures to Prevent Base
Erosion and Profit Shifting; Trb. 2017, 194) is een instrument dat deelnemende landen de mogelijkheid biedt om op gesynchroniseerde
wijze aanpassingen aan te brengen aan bestaande belastingverdragen ter voorkoming
van dubbele belasting. Hierdoor kunnen de BEPS-actiepunten op een snelle, efficiënte
en consistente wijze worden geïmplementeerd. Alvorens het MLI in een bestaand belastingverdrag
doorwerking kan vinden, is in de eerste plaats vereist dat het MLI voor beide verdragsluitende
partijen in werking is getreden. Het MLI geldt sinds 1 april 2019 voor Malta en sinds
1 juli 2019 voor Curaçao. Daarnaast treedt het MLI in werking nadat een bestaand belastingverdrag
door de verdragsluitende partijen is geratificeerd. Malta heeft het voorliggende verdrag
in 2016 geratificeerd. Omdat het verdrag echter al vóór het tot stand brengen van
het MLI was ondertekend, en Malta het verdrag al geratificeerd heeft, hebben Curaçao
en Malta er niet voor gekozen om het verdrag aan te passen, maar om het als een bestaand
belastingverdrag onder de reikwijdte van het MLI te brengen. Daartoe is een aanvullende
notificatie aan de OESO nodig, zodat de minimumstandaarden van de OESO in het verdrag
geïmplementeerd worden. Zowel Curaçao als Malta zullen deze notificatie doen. Het
toesturen van de notificatie vindt plaats na inwerkingtreding van het verdrag.
Is toepassing van het Multilateraal Instrument (MLI) voldoende om aan de internationale
standaarden van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)
te voldoen?
Om een ondertekend (aangemeld) verdrag onder de reikwijdte van het MLI te brengen
is een aanvullende notificatie aan de OESO nodig, zodat de minimumstandaarden van
de OESO in het verdrag geïmplementeerd kunnen worden. T.a.v. het voorliggende verdrag
zullen zowel Curaçao als Malta deze notificatie doen. Het toesturen van de notificatie
vindt plaats na inwerkingtreding van het verdrag.
Welke handeling dient nog verricht te worden om het MLI te laten doorwerken bij het
verdrag met Malta of vindt de doorwerking automatisch plaats?
Om een ondertekend (aangemeld) verdrag onder de reikwijdte van het MLI te brengen
is een aanvullende notificatie aan de OESO nodig Met deze kennisgeving van Malta en
Curaçao van het verdrag onder het MLI worden de minimumstandaarden van het BEPS-project
in het verdrag geïmplementeerd zonder dat nodig is dat het verdrag individueel bilateraal
heronderhandeld wordt. Ten aanzien van het voorliggende verdrag zullen zowel Curaçao
als Malta deze notificatie doen. Het toesturen van de notificatie vindt plaats na
inwerkingtreding van het verdrag.
Ondanks verschillende onderhandelingen is het verdrag met Malta het eerste belastingverdrag
van Curaçao sinds jaren dat ondertekend is en nu aan het parlement wordt aangeboden.
Wat is de reden dat belastingverdragen wel onderhandeld en geparafeerd worden, maar
niet de fase van ondertekening en vervolgens ratificatie bereiken?
Deze vraag kan niet in algemene zin worden beantwoord, omdat het voorliggende belastingverdrag
het eerste is dat sinds de ontmanteling van de Nederlandse Antillen op 10 oktober
2010 ter parlementaire goedkeuring is aangeboden. Nadat het verdrag in 2015 tot stand
is gekomen, is het met het oog op advisering voorgelegd aan de Raad van State van
het Koninkrijk. Op 9 november 2016 heeft de Raad van State van het Koninkrijk een
blanco advies gegeven met redactionele opmerkingen. De opmerkingen, voorzien van vragen
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zijn vervolgens aan Curaçao doorgezet.
Deze vragen hadden betrekking op de tekst van het verdrag alsmede op de opgestelde
memorie van toelichting. De beantwoording van de vragen door Curaçao heeft tot het
najaar van 2022 stilgelegen. In december 2022 zijn de vragen alsnog beantwoord. Het
Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft daarna enkele malen aanvullende vragen gesteld.
Dit proces heeft tot en met maart jl. geduurd. Vervolgens is het verdrag met goedkeuringsstukken
aan de Staten aangeboden.
Op welke wijze kan Nederland (BZK/BuZa) ondersteuning bieden bij het coördineren van
het ratificatieproces, zodat de belastingverdragen die door Curaçao onderhandeld en
geparafeerd zijn, ook daadwerkelijk gesloten worden en in werking treden?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken coördineert op grond van de Rijkswet goedkeuring
en bekendmaking verdragen (hierna: de Rgbv)1 de totstandkoming (door ondertekening of bij nota- of briefwisseling), de parlementaire
goedkeuringsprocedure en de bekendmaking (in het Tractatenblad en op de Verdragenbank)
van alle verdragen die elk van de landen van het Koninkrijk wenst aan te gaan. De
keuze om tot onderhandelingen met een ander land over te gaan, is aan elk van de landen
van het Koninkrijk zelf. Ook de onderhandelingen doen de landen zelf. Curaçao kiest
dus zelf met welke landen het belastingverdragen wenst te onderhandelen en voert deze
onderhandelingen dus ook zelf uit. Zodra er een concepttekst ligt, of zoveel eerder
als het onderhandelende departement van een land wenst, wordt het Ministerie van Buitenlandse
Zaken betrokken voor afstemming over de verdragsrechtelijke inhoud en voor advisering
over en coördinatie van de goedkeuringsprocedure.
Het verloop van het proces na ondertekening hangt af van verschillende factoren die
alle van invloed zijn op de voortvarendheid van het proces, zoals de Raad van State
van het Koninkrijk en de beide Kamers der Staten-Generaal, die alle hun eigen agenda
bepalen. Na verkregen parlementaire goedkeuring bepaalt het betreffende land van het
Koninkrijk (dus in het geval van belastingverdragen van Curaçao, de regering van Curaçao)
op welk moment tot ratificatie van een verdrag wordt overgegaan teneinde de juridische
binding te realiseren. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verzorgt vervolgens de
ratificatie door het aanbieden van een kennisgeving aan de andere verdragspartij of,
ingeval van een multilateraal verdrag, door het deponeren van een akte van bekrachtiging
bij de staat of internationale organisatie die als depositaris fungeert.
Over het algemeen verloopt dit proces bij verdragen voor Curaçao goed. Doordat het
voorliggende belastingverdrag met Malta echter na de advisering door de Raad van State
van het Koninkrijk lange tijd kwam stil te liggen aan Curaçaose zijde, duurt het proces
ten aanzien van dit verdrag langer dan normaal gesproken – en ligt het verdrag dus
ook nu pas voor in de Tweede Kamer.
De fractie geeft tot slot aan dat dit verdrag vanaf 2015 uit onderhandeld en inmiddels
ook ondertekend is. Dit verdrag is niet in strijd met het internationaal recht en
dus klaar voor goedkeuring. De fractie vraagt aan de overige fracties in de Staten
om dit voorstel van Rijkswet niet tegen te werken, omdat het in het voordeel is van
Curaçao. De fractie verzoekt ook de Tweede Kamer om geen debat aan te vragen ten aanzien
van deze Rijkswet om het proces niet onnodig te vertragen.
De TPK-fractie heeft de navolgende op- en aanmerkingen. De fractie stelt voorop dat
zij geen probleem heeft met de inhoud van het verdrag. De belangrijkste vraag in casu
is volgens de fractie of Curaçao wel vrij is om verdragen te sluiten met andere landen.
Het antwoord op deze vraag is, volgens de fractie, ontkennend. Een voorstel van Rijkswet
wordt in de Tweede Kamer behandeld. Tijdens deze behandeling kan de regering van Curaçao
vragen stellen aan de desbetreffende Nederlandse Minister. Het enige wat de Staten
van Curaçao daarna kunnen doen, is bijzondere gedelegeerden naar Den Haag sturen.
De kans bestaat dat het voorstel van Rijkswet, ondanks bijdragen van onze gedelegeerden
vastgesteld wordt door de Tweede Kamer met een geheel andere tekst dan die Curaçao
oorspronkelijk had willen zien. Wat als de Tweede Kamer bijvoorbeeld bij artikel 20
(natuurlijke bronnen) wijzigingen doorvoert?
Curaçao kiest zelf met welke landen het belastingverdragen wenst te onderhandelen
en voert deze onderhandelingen ook zelf uit. De Staten-Generaal kunnen een verdrag
dat ter parlementaire goedkeuring voorligt niet wijzigen. Die bevoegdheid hebben de
Staten ook niet. De Staten-Generaal kunnen alleen het verdrag goedkeuren of niet goedkeuren.
In het laatste geval kan de regering verzocht worden om het verdrag te heronderhandelen.
De fractie wenst te weten waarom in artikel 29 (beëindiging) van het verdrag wel een
beëindigingstermijn van zes maanden is opgenomen, terwijl de Consensusrijkswetten
van 2010 geen beëindigingstermijnen hebben.
Een verdrag bevat juridisch verbindende afspraken tussen staten onderling of tussen
staten en internationale organisaties. Op grond van artikel 54 van het op 23 mei 1969
te Wenen tot stand gekomen Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (Trb. 1972, 51) is het voor verdragspartijen mogelijk om een bepaling op te nemen over de beëindiging
van een verdrag.
Een consensusrijkswet betreft een interne aangelegenheid van het Koninkrijk. In onderling
overleg kan door de landen in het Koninkrijk worden bepaald om onderwerpen die tot
de autonome sfeer van de landen behoren bij rijkswet te regelen, een zgn. consensusrijkswet.
Overeenstemming gedurende het gehele wetgevingsproces is daarbij vereist.
Met het vorenstaande wil de fractie aangeven dat Nederland oftewel de Tweede Kamer
altijd, met betrekking tot Rijkswetten het laatste woord heeft. Stof tot nadenken,
aldus de fractie. Tot slot is de fractie van mening dat Curaçao, ook ten aanzien van
het sluiten van internationale verdragen die met name de belangen van Curaçao raken,
het laatste woord moet hebben. De MAN-fractie heeft kennisgenomen van het voorstel
van rijkswet.
De fractie geeft aan dat het van belang is om stil te staan bij het verloop van het
traject. De vorige regering heeft haar werkzaamheden naar behoren uitgevoerd en is
haar verantwoordelijkheden nagekomen. Dit heeft ertoe geleid dat Curaçao niet op de
zwarte lijst kwam te staan. Thans is het mogelijk om een voorstel van Rijkswet te
behandelen en eventuele toekomstige fiscale en economische verdragen te sluiten met
andere landen.
De fractie benadrukt dat de voorgestelde rijkswet belangrijk is voor de Curaçaose
samenleving. Het voornaamste doel van het verdrag is om dubbele belasting te voorkomen
en belastingontduiking tegen te gaan, alsmede om een onderlinge uitwisseling van fiscale
gegevens en wederzijdse bijstand bij het invorderen van belastingschulden te bewerkstelligen.
Dit is van groot belang voor personen die handel willen drijven in Malta, maar hun
woonplaats hebben in Curaçao, of vice versa. Dit is volgens de fractie een belangrijke
pijler voor het Curaçaose exportbeleid. De fractie staat dan ook positief tegenover
dit verdrag.
De fractie stelt voor − mede gelet op de complexiteit van de materie − om een technische
briefing te houden zodat de Staten meer informatie kunnen krijgen over soortgelijke
onderwerpen.
De technische briefing heeft op 20 juni 2023 plaatsgevonden.
De fractie verwelkomt de vooruitgang die is geboekt bij het bereiken van het verdrag
en juicht toe dat dit uiteindelijk wordt opgenomen in een rijkswet. In dit kader heeft
de Afdeling advies van de Raad van State van het Koninkrijk suggesties en wijzigingen
gegeven over artikel 2 van het voorstel tot goedkeuring van rijkswet. De fractie citeert
de redactionele opmerking: «Voor de inwerkingtreding (artikel 2 van het voorstel) minimaal een termijn van een
maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad in Nederland aanhouden in verband
met de bekendmaking op Curaçao». De fractie vraagt: waarom heeft de Nederlandse overheid de redactionele opmerkingen
van de Raad van State met betrekking tot artikel 2 niet meegenomen in het voorstel
van Rijkswet?
Aan de redactionele opmerking is geen gehoor gegeven, omdat een Rijkswet op de dag
na de datum van uitgifte van het Staatsblad in werking treedt. De passage in aanwijzing
172 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, waar de Afdeling advisering van de Raad
van State van het Koninkrijk in haar advies naar verwijst, is in de huidige versie
van de aanwijzing, namelijk aanwijzing 4.14, niet meer opgenomen.
De PNP-fractie heeft de volgende op- en aanmerkingen. Het belastingverdrag tussen
Nederland – Curaçao en de Republiek Malta is product van het rapport van de Raad van
State inhoudende Koninkrijkverdragen en het Unierecht. De fractie merkt op dat het
Koninkrijk op basis van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: het
Statuut) verantwoordelijk is voor het verdragenbeleid. Het Statuut regelt de organen
van het Koninkrijk. De landen behartigen zelfstandig hun eigen aangelegenheden. Aangelegenheden
van het Koninkrijk worden in samenwerking van Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten
behartigd. Het onderhavige verdrag kwam tot stand na onderhandelingen tussen fiscale
autoriteiten van Curaçao en vertegenwoordigers van Malta. De contacten met Malta werden
gelegd door vertegenwoordigers van Curaçao tijdens de «face one review» van Curaçao
op de «Cayman Islands» in juli 2011.
Het verdrag dateert van 2015. De fractie vraagt zich af waarom het zolang heeft geduurd
om antwoord te geven. Wat moet Curaçao doen, behalve capaciteit, om het proces te
versnellen?
Nadat het verdrag in 2015 tot stand is gekomen, is het met het oog op advisering voorgelegd
aan de Raad van State van het Koninkrijk. Op 9 november 2016 heeft de Raad van State
van het Koninkrijk een blanco advies gegeven met redactionele opmerkingen. De opmerkingen,
voorzien van vragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zijn vervolgens aan
Curaçao doorgezet. Deze vragen hadden betrekking op de tekst van het verdrag alsmede
op de opgestelde memorie van toelichting. De beantwoording van de vragen door Curaçao
heeft tot het najaar van 2022 stilgelegen. In december 2022 zijn de vragen alsnog
beantwoord. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft daarna enkele malen aanvullende
vragen gesteld. Dit proces heeft tot en met maart jl. geduurd. Vervolgens is het verdrag
met goedkeuringsstukken aan de Tweede Kamer aangeboden.
Belangrijk in dezen is dat de behandeling van dit verdrag niet in strijd is met de
regelgeving van de Europese Unie. Kan Curaçao dit proces onverhinderd afronden?
Curaçao maakt als Land binnen het Koninkrijk der Nederlanden deel uit van een bijzondere
associatie met de Europese Unie. Het kent de status van «landen en gebieden overzee»
(LGO) onder het Unierecht. Dit betekent dat, in beginsel, een beperkt deel van het
Unierecht van toepassing is op Curaçao.
Artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 355 van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepalen de reikwijdte van
het toepasselijke Unierecht op de LGO. In artikel 355 VWEU wordt die werkingssfeer
nader gespecificeerd voor de verschillende overzeese landen en gebieden. Zo wordt
in lid 2 van artikel 355 VWEU bepaald dat de in bijlage II van het VWEU genoemde landen
en gebieden overzee, waaronder Curaçao, het onderwerp vormen van de bijzondere associatieregeling.
Het raamwerk voor de bijzondere associatieregeling staat omschreven in het vierde
deel van het VWEU en is nader uitgewerkt in het Besluit (EU) 2021/1764 van de Raad
van 5 oktober 2021 inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese
Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland
en het Koninkrijk Denemarken anderzijds (LGO-Besluit).
Het LGO-Besluit regelt verdragen met betrekking tot directe belastingen en de dubbele
heffing daarvan niet, maar kent wel enkele algemene verplichtingen inzake belastingen
neergelegd in artikel 73. De eerste volzin van die bepaling verplicht LGO tot doeltreffende
toepassing van de beginselen van goed bestuur in belastingzaken, met inbegrip van
de mondiale normen inzake transparantie en uitwisseling van informatie en de minimumnormen
tegen grondslaguitholling en winstverschuiving (dit laatste is de Nederlandse vertaling
van het eerder genoemde BEPS-project van de OESO).
Indien Curaçao een belastingverdrag wenst aan te gaan, dient het zich dus te houden
aan de algemene verplichtingen neergelegd in artikel 73. Door de eerder toegelichte
implementatie van de OESO-minimumstandaarden in het verdrag, alsmede de in artikel 25
van het verdrag opgenomen bepaling over uitwisseling van informatie die in lijn is
met de internationale normen, voldoet Curaçao aan deze verplichting van art. 73 LGO-Besluit.
De regering ziet het onderhavige verdrag voorts als een invulling van de verplichting
uit artikel 73, tweede volzin, LGO-Besluit strekkende tot het bevorderen van goed
bestuur in belastingzaken, het verbeteren van de internationale samenwerking op het
gebied van belastingen en het faciliteren van de inning van belastinginkomsten. Ook
overigens zijn in het verdrag geen onverenigbaarheden met het Unierecht geconstateerd.
Het Unierecht staat derhalve niet aan voortzetting van het ratificatieproces van onderhavig
verdrag in de weg.
Hoeveel belastingverdragen kunnen wij verwachten?
De Staten krijgen periodiek een overzicht van verdragen in voorbereiding aangeboden
door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In dat overzicht staan alle verdragen
vermeld die in onderhandeling zijn door de landen van het Koninkrijk. Het daadwerkelijke
sluiten en in werking treden van (belasting)verdragen blijft uiteraard medeafhankelijk
van de beoogde verdragspartners.
Wat kan Curaçao doen vanuit zijn unieke staatkundige positie?
Net als alle andere landen die verdragen wensen te sluiten is Curaçao afhankelijk
van de bereidwilligheid van de gekozen landen om een onderhandeling op te kunnen starten.
Curaçao kan vanuit zijn unieke staatkundige positie meer gebruik maken van het Koninkrijksverband.
Nederland heeft een groot belastingverdragennetwerk en heeft een zeer ervaren team
van verdragsonderhandelaars. Curaçao zou meer gebruik kunnen maken van de kennis en
ervaring van Nederland. Er is in dat kader van tijd tot tijd overleg tussen Curaçao
en het team van fiscale verdragsonderhandelaars in Nederland.
Het effect van deze belastingverdragen is belangrijk om aanknoping te vinden met investeringsverdragen.
Hoe kunnen wij lering hieruit trekken? Hoe kunnen wij onze regelingen aanpassen om
onze positie te versterken en hoe snel kan dit gebeuren?
Investeringsbeschermingsovereenkomsten vallen onder de bevoegdheid van de Minister
van Economische Ontwikkeling van Curaçao. Het Ministerie van Financiën van Curaçao
heeft contact opgenomen met het Ministerie van Economische Ontwikkeling en aangegeven
dat partnerlanden, zoals San Marino, interesse hebben getoond om met Curaçao investeringsbeschermingsovereenkomsten
te sluiten.
Hoe staat het met onze positie op de grijze lijst op het moment dat dit verdrag in
werking treedt? Heeft dit proces effecten op de Europese Unie.
De plaatsing van Curaçao op de grijze lijst is het gevolg van de onvolkomenheden die
gerapporteerd zijn aan de G20 door de OESO ten aanzien van de Automatische Inlichtingenuitwisseling
(AEOI). Deze onvolkomenheden zijn inmiddels door Curaçao opgepakt. OESO heeft Curaçao
dit jaar de tijd gegeven om de lacunes in de wetgeving op te lossen zodat Curaçao
voldoet aan de AEOI-standaard. Curaçao zal op basis hiervan eind van dit jaar voor
het AEOI-onderdeel weer partially compliant zijn en van de EU-grijze lijst verdwijnen. In 2024 zal Curaçao de technische implementatie
doen en gestreefd wordt naar een fully compliant-kwalificatie van de OESO voor het AEOI-onderdeel.
De problematiek van de grijze lijst staat los van het onderhavige verdrag en het proces
heeft ook verder geen betekenis in relatie tot de EU.
Als LGO-land moet Curaçao voordelen trekken. Dr. G. Rekwest maakt een vergelijking
tussen het Curaçaose fiscaal verdragsbeleid en dat van Barbados. Als eiland heeft
Barbados eenentwintig (21) belastingverdragen, terwijl Curaçao slechts één (1) verdrag
heeft, met Noorwegen. De fractie ziet ernaar uit dat op korte termijn het verdrag
met Malta wordt geratificeerd. Dit helpt in het kader van informatie-uitwisseling,
bijstand, steun en het versterken de positie van Curaçao met andere landen. In 2022
heeft Nederland verdragen gesloten met de republieken Colombia en Chili. Volgens de
fractie zouden deze verdragen ook mede moeten gelden voor Curaçao.
Daarnaast is het belangrijk om met de nabijgelegen landen/eilanden (denk aan CARICOM)
fiscale verdragen te sluiten. Nederland wil in 2023 de onderhandelingen voortzetten
met België, Brazilië, Marokko, Moldavië, Mozambique, Oeganda, Portugal, Rwanda en
Suriname. Daarnaast wil Nederland (her)onderhandelingen starten met Suriname, Bahrein,
Barbados, Duitsland, Kenia en Roemenië. De fractie geeft aan dat Curaçao van dit moment
gebruik moet maken om tot meerdere fiscale verdragen te komen.
Het Koninkrijk heeft meerdere belastingverdragen geratificeerd. Maar de meeste verdragen
zijn uitsluitend voor Nederland van toepassing. De fractie wenst uitleg hierover.
Over het algemeen geldt dat een verdrag voor een staat als geheel wordt gesloten.
Het Koninkrijk is als verdragssubject partij bij verdragen. Dit betekent echter niet
dat elk verdrag automatisch voor alle landen in het Koninkrijk geldt, wat zeer zeker
het geval is waar het die onderwerpen betreft die vallen onder de autonome bevoegdheid
van elk van de landen. Belastingen en derhalve ook belastingverdragen vallen onder
die autonome bevoegdheid.
Het is evenwel mogelijk om een uitbreidingsbepaling voor Caribisch Nederland en Aruba,
Curaçao en Sint Maarten op te nemen in een verdrag dat geldt voor Europees Nederland.
De territoriale reikwijdte van het verdrag kan daarmee na inwerkingtreding worden
uitgebreid. In enkele belastingverdragen die na de ontmanteling van de Nederlandse
Antillen (op 10 oktober 2010) voor het Europese deel van Nederland zijn gesloten,
is een dergelijke uitbreidingsbepaling opgenomen en is ook van de bepaling gebruikgemaakt;
de betreffende belastingverdragen zijn toen uitgebreid tot Caribisch Nederland. De
betreffende belastingverdragen zijn toen niet uitgebreid tot Curaçao (en Aruba en
Sint Maarten), nu de fiscale autonomie van elk van de landen en de daardoor bestaande
verschillen in belastingstelsels en -beleid een dergelijke uitbreiding daaraan in
de weg staan. De uitbreidingsbepaling ten aanzien van Curaçao (en Aruba en Sint Maarten)
in Nederlandse belastingverdragen dient om die reden ook te worden gezien als een
aanzet om tot onderhandelingen te komen tussen de verdragspartij en Curaçao (of Aruba
of Sint Maarten). Het resultaat van dergelijke onderhandelingen betreft dan een nieuw
belastingverdrag tussen de verdragspartij en het Koninkrijk ten behoeve van Curaçao
(of Aruba of Sint Maarten).
In een deel van de door Nederland gesloten belastingverdragen is geen uitbreidingsbepaling
opgenomen. In de praktijk blijkt dat de landen waarmee onderhandeld wordt, in sommige
gevallen wel bereid zijn, maar in sommige gevallen ook weer niet om een uitbreidingsbepaling
overeen te komen.
Met dit verdrag heeft Curaçao voordelen op het financieel, fiscaal en economisch gebied.
Daarnaast speelt ook een rol de geografische ligging van Curaçao dicht bij Zuid-Amerika,
in het Caribisch gebied en haar sterke banden met Europa. De onderhandelingen voor
wat betreft dit verdrag zijn gebaseerd op het feit dat Curaçao deel uitmaakt van een
groter conglomeraat. De rechtszekerheid, het internationale vertrouwen en de politieke
stabiliteit. Dit maakt Curaçao aantrekkelijk voor andere landen om verdragen mee te
sluiten. De fractie haalt het ongevraagde advies Raad van State over het Koninkrijk
aan. Het Statuut biedt verschillende mogelijkheden. Wij maken hiervan geen gebruik.
Vaak wordt aangehaald dat wij geen inspraak hebben en dat Nederland buiten ons om
beslissingen neemt aldus de fractie. De Raad van State heeft in haar advies verschillende
onderwerpen behandeld; onder meer de autonome aangelegenheden van de landen en die
van het Koninkrijk als geheel. De landen hebben een vertegenwoordiger binnen de Rijksministerraad
en een gevolmachtigde Minister. Aldus heeft elk land inspraak in de Rijksministerraad.
Op pagina 7 wordt door de Raad van State aangegeven hoe verdragen tot stand komen,
gevolgd door goedkeuring en bekrachtiging. Een zeer belangrijk punt van aandacht is
dat verdragen terreinen kunnen bestrijken die tot autonome landen behoren. Hierbij
hebben de landen een eigen positie voor zowel de bepaling van de inhoud als voor wat
betreft de gelding van die verdragen.
De fractie verwacht een meer proactieve houding van Curaçao bij de beantwoording van
de vragen in dit proces. Het is voor Curaçao belangrijk te weten, waarmee het rekening
moet houden bij de «Small Island Development States Tax Treaty». Hoe wordt dit laatste gezien?
Een van de kenmerken van Small Island Developing States is dat zij dikwijls focussen op een beperkt segment, veelal toerisme of financiële
dienstensector. Vooral dat laatste segment heeft baat bij een belastingverdragennetwerk.
Omdat Small Island Developing States meestal te kampen hebben met beperkte mankracht is het onderhandelen van belastingverdragen
vaak geen prioriteit van de regering.
Het is wenselijk dat Curaçao de vragen (en vervolgvragen) die Buitenlandse Zaken stelt
over het verdrag, met voortvarendheid beantwoordt. Hoe kunnen wij vorm geven na invoering
van het proces conform het Statuut?
Tijdens de technische briefing van 20 juni 2023 zijn enkele voorstellen gedaan om
het proces in de toekomst vlot te laten verlopen. De meeste staten hebben een actieve
afdeling Belastingverdragen die onder het Ministerie van Financiën ressorteert. Deze
afdeling wordt meestal bemand door een team van verdragsonderhandelaars, die niet
alleen belastingverdragen onderhandelen maar die ook actief betrokken zijn bij het
proces van ratificatie. Deze afdeling is doorgaans duurzaam in de organisatie van
het Ministerie van Financiën ingebed, waardoor de focus op het opbouwen van een belastingverdragennetwerk
een constante factor is. Curaçao kent bij het Ministerie van Financiën een internationale
fiscale afdeling. Deze afdeling heeft de afgelopen jaren de aandacht gevestigd op
andere internationale fiscale dossiers.
In dit kader is het voor de fractie belangrijk om een technische briefing te organiseren
van deskundigen, om de Staten uitleg te geven van de inhoud van het belastingverdrag
en welke voordelen Curaçao heeft bij een belastingverdrag.
De technische briefing heeft op 20 juni 2023 plaatsgevonden.
De PAR-fractie heeft kennisgenomen van het voorstel van rijkswet. De fractie stelt
vast dat de Staten de rijkswet hebben ontvangen, maar dat de verdragstekst zelf niet
aan de Staten is verstrekt en dat deze tekst enkel online te vinden was op de website
www.overheid.nl. Het verdrag is in 2011 behandeld, in 2015 ondertekend en in 2023 verstuurd naar
de Raad van State van het Koninkrijk ter advisering. Thans ligt het ter behandeling
bij de Staten van Curaçao. Dit verdrag is nimmer eerder aan de Staten bekendgemaakt.
Hier rijst de vraag wat de rol van het parlement is in het kader van het Koninkrijk
dat zich bezighoudt met rijkswetten en verdragen. Moet het parlement afwachtend blijven
totdat het Koninkrijk zich over de rijkswetten en verdragen heeft gebogen, teneinde
slechts goedkeuring te verlenen ten aanzien van een voorstel van rijkswet?
De Staten krijgen periodiek een overzicht van verdragen die in voorbereiding zijn
aangeboden door het Ministerie van Buitenlandse Zaken (zie artikel 1 van de Rgbv).2 In dat overzicht staan alle verdragen vermeld die in onderhandeling zijn door de
landen van het Koninkrijk. De Staten kunnen ook te allen tijde een commissievergadering
bijeen roepen en vragen stellen ten aanzien van de voortgang van de onderhandelingen
van (belasting)verdragen.
De fractie benadrukt dat het van groot belang is om voorafgaand aan het vaststellen
van een rijkswet alle nodige inhoudelijke vragen aan de regering te stellen met betrekking
tot het verdrag. Het is zeer betreurenswaardig dat deze vragen pas bij het vaststellen
van de rijkswet tot goedkeuring van het verdrag aan de orde zijn gekomen.
De fractie merkt op dat het verdrag enkele artikelen bevat die vragen oproepen. Zo
wordt er in het verdrag vermeld dat het ten opzichte van Malta enkel van kracht zal
zijn voor inkomstenbelasting, terwijl het voor Curaçao ook van toepassing zal zijn
op overige belastingen zoals inkomsten-, loon-, winst- en dividendbelasting. Waarom
is dit verschil gemaakt in dit verdrag?
De Maltese belastingwetgeving kent een inkomstenbelasting voor alle belastingplichtigen,
voor zowel ondernemers als particulieren, terwijl Curaçao een onderscheid maakt tussen
inkomstenbelasting voor particulieren en winstbelasting voor ondernemers.
In artikel 3 van het verdrag wordt de definitie van een onderdaan beschreven. De fractie
heeft enkele vragen ten opzichte van dit artikel. Wordt een onderdaan uitgesloten
als deze persoon geboren is op Curaçao maar geen inwoner was voor ten minste vijf
jaar?
Een inwoner is een (rechts)persoon die van rechtswege legaal op Curaçao verkeert.
Geldt deze definitie van een onderdaan ook voor onze overige nationale wetgeving?
De definitie van onderdaan geldt enkel voor de onderdelen waar het verdrag van toepassing
op is.
Als voorbeeld noemt de fractie de huidige AOV wetgeving, waarin staat dat iemand 15
jaar op Curaçao moet hebben gewoond om in aanmerkingen te komen voor een uitkering.
Betekent de ratificering van dit verdrag dat de voorwaarde om in aanmerking te komen
voor een AOV uitkering wordt verlaagd naar vijf jaar?
Het verdrag ziet niet op de AOV-uitkering. De voorwaarde om in aanmerking te komen
voor een AOV-uitkering blijft na inwerkingtreding van dit verdrag onveranderd.
Wat is de basis voor de definitie van «onderdaan»?
Voor de definitie van «onderdaan» in het belastingverdrag met Malta is aangesloten
bij de definitie zoals opgenomen in het belastingverdrag met Noorwegen. Een inwoner
is een (rechts)persoon die bij rechtsweging legaal op het Curaçao verkeert.
De fractie merkt op dat artikel 16, lid 3 van het verdrag stelt dat een artiest die
werkzaamheden verricht in Curaçao of Malta alleen belast kan worden in de staat waarin
hij of zij woonachtig is. De fractie vraagt zich af of de eisen van het OESO-verdrag
ook van toepassing zijn op ingezetenen zoals artiesten en sportbeoefenaars.
Op basis van het OESO-modelverdrag worden de heffingsrechten tussen de twee verdragslanden
mede ten aanzien van artiesten en sportbeoefenaars verdeeld. Het verdrag tussen Malta
en Curaçao heeft betrekking op de inkomsten van de inwoners van deze landen. Daarbij
is de keuze gemaakt de lijn van het OESO-modelverdrag ten aanzien van het heffingsrecht
bij artiesten en sportbeoefenaars te volgen. In artikel 16 van het verdrag zijn regels
ten aanzien van de belastingheffing bij artiesten en sportbeoefenaars opgenomen. Onder
verwijzing naar de artikelsgewijze toelichting3 laten die zich als volgt samenvatten. Behoudens afwijkingen in specifieke gevallen
en op grond van de samenhang met de artikelen 7 (winst uit onderneming) en 14 (inkomsten
uit dienstbetrekking) van het verdrag, voorziet artikel 16 in grote lijnen in een
heffingsrecht voor het land waar de artiest of sportbeoefenaar zijn inkomsten verwerft.
Het derde lid maakt een uitzondering voor het geval dat de werkzaamheden van de artiest
of sportbeoefenaar in de andere verdragsluitende staat worden bekostigd uit de openbare
middelen van de verdragsluitende staat waarvan hij inwoner is.
De fractie merkt op dat de Minister van Financiën onlangs een dienstreis heeft afgelegd
naar Malta, waarbij de focus lag op de «online-gaming»-sector. Het eiland staat bekend
om zijn online gaming. Tijdens dit werkbezoek heeft de Minister van Financiën de Staten
geïnformeerd over zijn ontmoeting met het bedrijf «Maltese Pinnacle», dat ook een
vestiging heeft op Curaçao. Door de media wordt opgemerkt dat Malta de ontwikkeling
van wetgeving op maat voor de onlinegamingsector stimuleert. Met name dat Malta gunstige
wetgeving creëert voor de onlinegamingsector.
In dit verband stelt de fractie de volgende vragen. Heeft de Minister van Financiën
urgentie om het verdrag te ratificeren om verdere ontwikkeling van de onlinegamingsector
te stimuleren?
Het verdrag is tot stand gekomen ter bevordering van de economische relaties tussen
beide landen door het wegnemen van dubbele belasting en door te zorgen voor rechtszekerheid
voor belastingplichtigen in de betrokken landen. Dit verdrag maakt samenwerking op
maritiem gebied, in de luchtvaart en bij andere economische activiteiten mogelijk
zonder dat sprake is van dubbele belasting. Hierbij fungeert Curaçao als hub voor
Maltese bedrijven naar Latijns-Amerika en vice versa naar de Europese Unie vanuit
Curaçao. Het verdrag is niet tot stand gekomen ten behoeve van één specifieke markt.
Wat is de aard en omvang van de economische handelsbetrekkingen tussen Curaçao en
Malta? Wat zijn de te verwachten economische voordelen voor Curaçao uit deze handelsbetrekkingen?
Dit verdrag maakt samenwerking op maritiem gebied, in de luchtvaart en bij andere
economische activiteiten mogelijk zonder dat sprake is van dubbele belasting. Hierbij
fungeert Curaçao als brug voor dergelijke activiteiten van Maltese bedrijven naar
Latijns-Amerika en vice versa naar de Europese Unie vanuit Curaçao. Het doel van het
sluiten van een belastingverdrag is om dubbele belastingheffing te voorkomen. Daarmee
biedt Curaçao zekerheid aan mogelijke Maltese investeerders. Het verdrag zal de economie
van Curaçao een impuls geven en zo bijdragen aan extra belastinginkomsten.
De fractie refereert aan het synopsis van de griffie waarin wordt gesteld dat het
verdrag zowel economische voordelen biedt voor de betrekkingen tussen beide landen
alsook de uitwisseling van fiscale informatie tussen de belastingdiensten regelt,
dit ter bevordering van een effectief belastingbeleid. In deze context wenst de fractie
graag geïnformeerd te worden omtrent de concrete economische voordelen die voortvloeien
uit dit verdrag, alsmede wat de uitwisseling van fiscale informatie tussen de belastingdiensten
in de praktijk behelst. Welke specifieke informatie zal er tussen de Curaçaose en
Maltese belastingdiensten worden uitgewisseld? De fractie wil graag weten of de uitwisseling
van fiscale informatie inderdaad zal bijdragen aan een effectief belastingbeleid op
Curaçao.
Tijdens de technische briefing van 20 juni 2023 is aangegeven dat informatie-uitwisseling
plaatsvindt op basis van multilaterale verdragen, zoals het op 25 januari 1988 te
Straatsburg tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake wederzijdse administratieve
bijstand in belastingzaken (hierna: WABB-verdrag; Trb. 1991, 4), dat op 1 februari 1997 onder andere voor de Nederlandse Antillen in werking is
getreden en waarvan de gelding op 10 oktober 2010 is voortgezet voor onder andere
Curaçao, en het op 27 mei 2010 tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het WABB-verdrag
(Trb. 2010, 221). De informatie-uitwisseling vindt ook plaats op basis van belastingverdragen ter
voorkoming van dubbele belastingheffing en op basis van belastinginformatie-uitwisselingsverdragen
(Tax Information Exchange Agreements (TIEA’s)). Curaçao ontvangt jaarlijks een tiental verzoeken voor informatie-uitwisseling.
Vanwege capaciteitsbeperkingen dient Curaçao zelf geen verzoeken in voor informatie-uitwisseling.
Een verzoek om informatie betreft doorgaans informatie over bankrekeningen.
De fractie is op de hoogte van de naderende Rijkswet Wijziging belastingregeling Nederland
Curaçao. De fractie vraagt zich af wat het verband is tussen deze rijkswet en het
verdrag tussen Malta en Curaçao. Zal het sluiten van dit verdrag invloed hebben op
de eerder genoemde rijkswet?
Er is geen wederzijds verband tussen de BRNC enerzijds en het onderhavige verdrag
met Malta anderzijds. Wel is het zo dat beide eenzelfde functie vervullen en beide
na aanvaarding en inwerkingtreding voldoen aan de voorwaarden van de OESO. De BRNC
is echter geen verdrag, maar een interne aangelegenheid van het Koninkrijk en regelt
de relatie tussen Nederland en Curaçao op het gebied van belasting.
De fractie maakt zich zorgen over de implicaties van dit verdrag en verzoekt om adequate
antwoorden op deze vragen alvorens over te gaan tot goedkeuring van het voorstel tot
rijkswet. De fractie constateert dat enkele vermeldingen in de memorie van toelichting
het gevolg zijn van aanpassingen die de afgelopen jaren naar aanleiding van strengere
OESO-eisen hebben plaatsgevonden. In dit kader verlangt de fractie meer toelichting
omtrent de aanpassingen in de memorie van toelichting die samenhang hebben met BEPS/OESO.
De fractie merkt op dat adviezen van de Raad van State met betrekking tot dit onderwerp
in acht genomen dienen te worden. Het advies van de Raad van State is doorslaggevend,
aldus de fractie. De fractie deelt de mening van de andere fracties om een technische
briefing te organiseren.
De technische briefing heeft op 20 juni 2023 plaatsgevonden. Voorts deelt de regering
de opvatting van de PAR-fractie dat de adviezen van de Raad van State van het Koninkrijk
van groot belang zijn. Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk bij onderhavig
verdrag was echter blanco, wat wil zeggen dat er geen inhoudelijke opmerkingen waren.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Indieners
-
Indiener
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken