Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Voortgang Kabinetsreactie Capaciteitsplan 2024-2027 (Kamerstuk 29282-553)
2023D51383 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet over de brief
van 13 december 2023, «Voortgang Kabinetsreactie Capaciteitsplan 2024–2027» (Kamerstuk
29 282, nr. 553).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Agema
Adjunct-griffier van de commissie,
Krijger
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
PVV-fractie
GroenLinks-PvdA-fractie
VVD-fractie
D66-fractie
BBB-fractie
SP-fractie
II. Reactie van het kabinet
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de brief van
het kabinet over de voortgang van de kabinetsreactie op het Capaciteitsplan 2024–2027.
Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie vinden het onverantwoord dat het kabinet het aantal opleidingsplaatsen
in de zorg slechts minimaal verhoogt en tegelijkertijd voor bezuinigingen kiest om
die extra opleidingsplaatsen te kunnen betalen. Genoemde leden vrezen dat de kwaliteit
van de zorg onder druk komt te staan door die bezuinigingen. Deze leden zijn van mening
dat dit demissionaire kabinet geen bezuinigingen mag doorvoeren bij het aantal opleidingsplaatsen,
maar dat het kabinet zich zoveel mogelijk dient te houden aan het advies van het Capaciteitsorgaan.
Is het kabinet daar alsnog toe bereid?
De leden van de PVV-fractie vinden het absurd dat het kabinet bij het plan blijft
om de opleiding Tandheelkunde met een jaar te verkorten. Wie dit bedacht heeft, hecht
blijkbaar geen belang aan kwaliteitsnormen. Een deskundigencommissie heeft ook negatief
geadviseerd over het inkorten van de opleiding naar vijf jaar. Deze Commissie stelt
duidelijk dat het verkorten van de opleiding met een jaar, grote negatieve gevolgen
met zich mee zal brengen, wat uiteindelijk zal leiden tot slechtere geleverde tandheelkundige
kwaliteit in ons land. Waarom wordt dit advies niet serieus genomen, zo vragen deze
leden.
De leden van de PVV-fractie staan zeer kritisch tegenover de inperking van het aantal
artsenopleidingen om het aantal plaatsen in andere opleidingen te kunnen verhogen.
Het oplossen van de personeelstekorten mag blijkbaar weer geen cent kosten. Sinds
wanneer zijn kwaliteit of patiëntveiligheid niet langer het uitgangspunt, maar bepalen
de kosten de opleidingscapaciteit? Is het kabinet het met genoemde leden eens dat
gewoon de portemonnee moet worden getrokken om meer medisch personeel op te leiden?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
verdere uitwerking van het Capaciteitsplan 2024–2027. Genoemde leden zijn met name
geïnteresseerd in de consequenties van het besluit om de opleiding Tandheelkunde met
een jaar in te korten. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien absoluut de noodzaak
voor extra opleidingsplaatsen en ook voor een betere spreiding van die opleidingsplekken.
Om die reden hebben zij eerdere voorstellen gesteund om dit te bereiken. De gekozen
oplossing, namelijk het inkorten van de opleiding, roept nog wel wat prangende vragen
op.
In de eerste plaats vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie waarom het kabinet
heeft gekozen voor het inkorten van de opleiding. Is deze keuze met name financieel
ingegeven of spelen hier ook andere zaken? Hoeveel kost het om, zoals geadviseerd
door het Capaciteitsorgaan, 86 extra opleidingsplekken te creëren? Hoeveel kost het
indien dit wordt gedaan in combinatie met het creëren van een extra opleidingslocatie
om de spreiding van de opleidingen binnen Nederland te verbeteren? Hoe verhoudt deze
keuze zich tot het besluit van een aantal jaren geleden om de opleiding Tandheelkunde
juist uit te breiden van vijf naar zes jaar? Een belangrijke beweegreden hiervoor
was toentertijd om tandartsen voor te bereiden op de complexere zorgvragen van de
toekomst. Waarom is dit nu niet langer nodig? Ook vragen deze leden waarom al meerdere
jaren, adviezen van het Capaciteitsorgaan om het aantal opleidingsplekken uit te breiden,
genegeerd zijn. Hoe verhoudt het besluit om deze adviezen te negeren zich tot het
groeiende tekort aan tandartsen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen voorts dat de Commissie Onderzoek Verkorting
Opleiding Tandheelkunde (COVOT) stelt dat het verkorten van de opleidingsduur met
een jaar niet op een kwalitatief verantwoorde wijze mogelijk is. Verkorting leidt
volgens de Commissie tot risico’s voor de kwaliteit, de veiligheid en de kosteneffectiviteit
van de zorg. Erkent het kabinet deze risico’s? Op welke wijze is het kabinet voornemens
deze risico’s te ondervangen? Op welke manier is het kabinet voornemens de kwaliteit
van de opleidingen Tandheelkunde en daarmee de kwaliteit van de mondzorg in Nederland
te garanderen voor patiënten? Kan het kabinet aangeven waarom hij de bezwaren van
zowel de beroepsverenigingen (KNMT & KNMG), de opleidingsinstellingen (Universiteiten
van Nederland (UNL)) als de Commissie (COVOT) naast zich neerlegt?
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken het kabinet voor zijn brief en hebben nog enkele
vragen bij de kabinetsreactie op het Capaciteitsplan 2024–2027.
Het Capaciteitsorgaan adviseert over de opleidingen in de zorg, mede omdat de kosten
vanuit het Rijk voor opleidingen in de zorg hoger zijn dan die voor andere opleidingen.
Deze leden vragen om een geactualiseerd overzicht van de financiële Rijksbijdragen
aan de opleidingsinstituten, uitgesplitst naar fase en type opleiding, zowel academisch
(Geneeskunde, Tandheelkunde, Farmacie, etc.) als op hbo- en mbo-niveau (verpleegkunde,
verzorging, paramedisch, etc.). Ook zien genoemde leden daarbij een vergelijking tegemoet
met academische en hbo- en mbo-opleidingen in andere domeinen, zoals technisch, juridisch,
economisch en sociaal. Tevens vragen deze leden wat de huidige kosten zijn van de
zogenoemde «academische werkplaats» per universiteit, uitgesplitst naar Geneeskunde
en Tandheelkunde. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het te weinig inzichtelijk
is hoe deze kostenpost wordt berekend en wat de meetbare aspecten ervan zijn. Is het
mogelijk daar meer inzicht in te geven?
Is weleens doorgerekend hoeveel verpleegkundig specialisten kunnen worden opgeleid
voor dezelfde kosten als die voor één basisarts of één medisch-specialist? Alle verschillende
zorgprofessionals zijn nodig om goede, toegankelijke en toekomstbestendige zorg te
kunnen blijven garanderen. De leden van de VVD-fractie vinden het daarbij belangrijk
dat al deze zorgprofessionals op een gelijkwaardige manier met elkaar samenwerken,
met oog voor ieders specifieke rol en kwaliteit. Dit begint tijdens de opleidingsfase.
De leden van de VVD-fractie vinden het een goede zaak dat een onafhankelijke organisatie
advies uitbrengt over de ontwikkelingen in de arbeidsmarkt in de zorg en de invloed
daarvan op de opleidingen. Het gaat immers om belangrijke functies en om kostbare
opleidingen. Deze leden vinden het op zijn zachtst gezegd onbehoorlijk dat de universitaire
zorgopleidingen zich niet lijken te houden aan de besluitvorming van de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarbij deze laatste zich baseert op de adviezen
van het Capaciteitsorgaan. Wat vindt het kabinet hiervan? Is het besluit van de Nederlandse
Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) gerelateerd aan een andere opdracht
van de Minister (namens de Kamer) aan de NFU, namelijk het in kaart brengen van de
hoogcomplexe zorg en een voorstel te doen voor de verdeling ervan? Hoe gaan de betrokken
universitaire medische centra de kosten voor deze extra opleidingsplaatsen opbrengen;
wat deze leden betreft is het niet aanvaardbaar dat deze opleidingsplaatsen worden
gefinancierd ten koste van patiëntenzorg of wetenschappelijk onderzoek.
In 2011 is de opleiding Tandheelkunde verlengd van vijf naar zes jaar met als doel
kwaliteitsverbetering. Wat waren destijds de verwachte kwaliteitsverbeteringen, en
hoe zijn die meetbaar gemaakt? Kan het kabinet het effect aangeven van deze verlenging,
zowel in woorden als in cijfers? Kan, andersom, het effect worden aangegeven van het
verkorten van de opleiding Tandheelkunde van zes naar vijf jaar als het gaat om kwaliteit
en hoe is dit meetbaar te maken? Wat is het effect op de instroom en uitstroom van
studenten en wat zijn de effecten op de financiële Rijksbijdragen en inkomsten voor
de desbetreffende universiteiten? De leden van de VVD-fractie vinden het onwenselijk
dat financiële en status gedreven belangen boven kwaliteits-, student- en patiëntbelangen
gaan en, al is dat niet goed meetbaar, zij verwachten dat het kabinet dit onderschrijft.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsreactie
omtrent de voortgang van het Capaciteitsplan 2024–2027. Genoemde leden hebben hierover
nog enkele vragen.
Verlagen van instroom in de opleiding geneeskunde
Uit de voorliggende brief van het kabinet blijkt dat het Capaciteitsorgaan adviseert
om de instroom van de opleiding Geneeskunde met 66 plaatsen te verlagen. Met deze
verlaging wordt de verhoging van de instroom in de opleiding Tandheelkunde en de opleidingen
tot Physician Assistant (PA) en Verpleegkundig Specialist (VS) bekostigd. In hoeverre
heeft deze verlaging gevolgen voor opleidingsinstituten? Daarnaast blijkt dat de opleidingen
deze verlaging niet in numeri fixi hebben geactualiseerd. De leden van de D66 fractie
vragen hoe groot de financiële risico’s zijn die daaruit voortvloeien. Wat zijn de
eventuele gevolgen daarvan? In hoeverre is het kabinet voornemens om daar sturend
in te acteren?
Verkorting opleiding Tandheelkunde
De aangestelde onderzoekscommissie is van mening van een verkorting van de opleiding
naar een periode van vijf jaar niet op een kwalitatief verantwoorde manier mogelijk
is. Het kabinet gaat niet mee in deze beredenering, door met name de vergelijking
te maken met de ons omringende landen. Een vergelijking van de duur van de opleiding
Tandheelkunde met andere landen van de EU/EER is echter volgens de Commissie niet
te maken, omdat van land tot land wettelijke kaders, scholing en zorgverlening sterk
verschillen. Hoe weegt het kabinet dit standpunt in zijn afweging? Ook vragen deze
leden in hoeverre er kwaliteitsverschillen zijn geconstateerd tussen tandartsen uit
het buitenland die hier werkzaam zijn (en dus een kortere opleiding hebben genoten)
en de in Nederland opgeleide tandartsen? Welke rol speelt het voorgestelde praktijkjaar
in het scenario van een vijfjarige opleiding? Is dit een noodzakelijk te volgen jaar?
Klopt dan de veronderstelling dat dit jaar noodzakelijk is voor de BIG-registratie,
zo vragen deze leden. Ook schrijft het kabinet dat de tandheelkundige opleidingen
en de KNMT de voorkeur hebben uitgesproken om de zesjarige opleidingsduur te handhaven,
en dat een budgetneutraal voorstel hiertoe in overweging genomen zal worden. In hoeverre
betekent dat dan dat er alsnog minder snel tegemoet wordt gekomen aan het groeiende
tandartsentekort?
Vragen en opmerkingen van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de voortgang kabinetsreactie
Capaciteitsplan 2024–2027. Ze hebben nog een aantal vragen over deze brief.
In de brief hebben genoemde leden gelezen dat de maximale instroom zal toenemen voor
de opleidingen Tandheelkunde, Mondzorgkunde, Verpleegkundig Specialist ggz (geestelijke
gezondheidszorg) en Verpleegkundig Specialist Algemene Gezondheidszorg. Deze leden
zijn zeer positief over deze ontwikkeling, aangezien zij in een eerder schriftelijk
overleg hierover vragen hebben gesteld. Daarom ontvangen deze leden graag een schatting
van het kabinet inzake de effecten van deze toename op de toekomstige arbeidsmarkt.
De leden van de BBB-fractie wensen dat het kabinet zich hierbij met name richt op
de sectoren ziekenhuizen, tandartspraktijken en ggz.
Daarnaast hebben de leden van de BBB-fractie veel zorgen ontvangen vanuit de tandheelkundige
sector. Ook heeft de Commissie Onderzoek Verkorting Opleiding aangegeven dat het terugbrengen
van de opleidingsduur van Tandheelkunde van zes naar vijf jaar niet op een kwalitatief
verantwoorde manier mogelijk is. Graag vernemen genoemde leden de visie van het kabinet
over deze zorgen vanuit de tandheelkundige sector.
Tevens lezen de leden van de BBB-fractie dat het kabinet aangeeft dat in overleg met
de tandheelkundige opleidingen en de KNMT een variant is voorgesteld waarin de vijfjarige
(bekostigde) opleiding wordt gevolgd door een praktijkjaar. Tevens kunnen de opleidingen
zelf de aanbeveling volgen om de vijfjarige opleidingsvariant nader uit te werken
door het toevoegen van bijvoorbeeld een zesde praktijkjaar. Is het kabinet van plan
om de opleidingen hierbij te ondersteunen, en zo ja, is het kabinet niet bang dat
indien de ene opleiding dit wel doet en de andere niet, er ongelijkheden ontstaan
tussen opleidingen Tandheelkunde?
Daarnaast hebben de leden van de BBB-fractie ook oog voor het tekort aan tandartsen.
Het feit dat de locatie van de opleiding invloed heeft op de bereikbaarheid van tandartsenzorg,
zowel landelijk als in de regio's, baart ons grote zorgen. Heeft het kabinet al zicht
op de vraag hoe hij het tandartsentekort in de regio's gaat aanpakken, los van de
opleidingsverkorting?
Tenslotte maken de leden van de BBB-fractie zich zorgen over de prestatiedruk voor
studenten bij Tandheelkunde wanneer de opleidingsduur van zes naar vijf jaar verkort
wordt. Kan het kabinet deze zorgen wegnemen? Welke maatregelen treft het kabinet,
indien mogelijk, om ervoor te zorgen dat het welzijn van studenten wordt gewaarborgd?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de voortgang kabinetsreactie
Capaciteitsplan 2024–2027. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet wat het nut is van het instellen van
een Commissie om de potentiële gevolgen van het verkorten van de opleiding Tandheelkunde
te onderzoeken als het advies van deze Commissie toch genegeerd wordt als dit niet
overeenkomt met de plannen van het kabinet.
De leden van de SP-fractie zijn altijd al kritisch geweest over de plannen om de hoognodige
uitbreiding van het aantal opleidingsplaatsen voor de opleiding Tandheelkunde te financieren
met een bezuiniging op de duur van deze opleiding. Zij zijn namelijk van mening dat
de duur van de opleiding zou moeten worden gebaseerd op de inhoudelijke overwegingen
over de vaardigheden en kennis die een tandarts zou moeten hebben en niet op basis
van financiële overwegingen. Waarom laat het kabinet inhoudelijke argumenten niet
zwaarder wegen dan financiële overwegingen? Is het kabinet bereid zijn besluit alsnog
te heroverwegen?
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet daarnaast hoe gemonitord wordt of deze
bezuiniging op de opleiding Tandheelkunde niet ten koste gaat van de kwaliteit van
de mondzorg.
De leden van de SP-fractie vragen waarom het kabinet zo lang heeft gewacht met het
uitbreiden van het aantal opleidingsplaatsen voor de opleiding Tandheelkunde. Zij
wijzen erop dat het Capaciteitsorgaan dit al jaren adviseert en dat het tandartsentekort
in steeds meer dorpen en steden te merken is. Waarom is er niet gewoon eerder voor
gekozen om het aantal tandartsopleidingsplaatsen te verhogen? Was hier echt geen geld
voor of ging het hier om een gebrek aan politieke prioriteit?
De leden van de SP-fractie hebben tevens nog vragen over de verlaging van het aantal
opleidingsplaatsen Geneeskunde. Zij wijzen er daarbij op dat er voor een aantal artsenspecialisaties
(met name buiten het ziekenhuis) nog steeds forse tekorten zijn. Zijn de gevolgen
van dit besluit voor de artsenberoepen waar momenteel een tekort aan is wel goed in
beeld?
Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie of het kabinet bereid is alsnog het advies
van het Capaciteitsorgaan op te volgen om 1.885 opleidingsplaatsen voor Gezondheidszorgpsychologen
vrij te maken. Daarnaast vragen zij of het kabinet al in gesprek is getreden met de
ggz-sector over zijn bezwaren tegen het besluit om slechts de helft van deze plaatsen
beschikbaar te stellen.
II. Reactie van het kabinet
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.