Brief regering : Kabinetsreactie op het eindrapportage ''Aanjager schulden''
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 531
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2023
Met deze brief informeer ik uw Kamer mede namens de Minister van Sociale Zaken en
                  Werkgelegenheid, de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en de
                  Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst over het rapport van
                  de aanjager problematische schulden voor ondernemers. De heer Bruno Tideman is in
                  september 2022 als aanjager aanpak problematische schulden voor ondernemers aangesteld
                  voor een periode van een jaar. Zijn opdracht was het versterken van de regievoering
                  over de aanpak van problematische schulden van ondernemers en het aanjagen van oplossingen
                  voor problematische schuldensituaties van door de coronacrisis getroffen ondernemers.
                  Het kabinet weet dat ondernemers een moeilijke periode achter de rug hebben en begrijpt
                  dat de weg naar herstel in deze tijd extra uitdagend is. We zijn daarom blij om het
                  rapport van de heer Tideman te ontvangen. Namens het Kabinet wil ik de heer Tideman
                  hartelijk danken voor het rapport en de inzichten die hieruit voortkomen. In deze
                  brief vindt uw Kamer een reactie op dit rapport en de daarin opgenomen aanbevelingen.
                  Deze brief richt zich hoofdzakelijk op de aanbevelingen die ondanks de demissionaire
                  status van het kabinet direct kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast informeer ik uw
                  Kamer via deze brief ook over de tussentijdse aanbevelingen van de aanjager uit het
                  voorjaar 2023 die, gezien hun noodzaak, al door het kabinet in gang zijn gezet. Met
                  deze brief acht ik daarmee de motie van het lid Graus1 en de motie van het lid De Jong c.s.2 afgedaan. In de bijlage van deze brief zijn alle aanbevelingen van de aanjager met
                  een reactie van het kabinet opgenomen.
               
Aanleiding en stand van zaken
Tijdens de coronacrisis hebben veel ondernemers een zware tijd doorgemaakt omdat hun
                  onderneming direct of indirect geraakt werd door maatregelen die zijn genomen ter
                  bescherming van de volksgezondheid. Het kabinet is ondernemers dan ook erkentelijk
                  voor bijdrage die zij hebben geleverd in deze ongebruikelijke tijd. Om getroffen ondernemers
                  hierin te ondersteunen heeft het kabinet een steunpakket geïntroduceerd. Dit betrof
                  regelingen als de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), Noodmaatregel Overbrugging voor
                  Werkgelegenheid (NOW) en belastinguitstel. Het effect hiervan is zichtbaar geweest
                  met een historisch laag aantal faillissementen tijdens deze periode3. De steunmaatregelen zijn beëindigd met het eindigden van de coronacrisis. Sinds
                  1 april 2022 moeten ondernemers weer voldoen aan hun belastingverplichtingen. Daarnaast
                  moeten ondernemers die van het betalingsuitstel gebruik hebben gemaakt deze coronabelastingschuld
                  vanaf 1 oktober 2022 in termijnen aflossen, evenals eventueel te veel ontvangen TVL
                  en NOW-subsidies. Het kabinet ziet dan ook dat sinds eind 2022 het aantal faillissementen
                  weer oploopt. We begrijpen de zorgen die hiermee gepaard gaan omdat faillissementen
                  niet alleen zakelijke gevolgen hebben, maar ook persoonlijke uitdagingen met zich
                  meebrengen. Hoewel het aantal faillissementen momenteel stijgt is het aantal nog altijd
                  relatief laag in verhouding tot het totale aantal ondernemingen en de historische
                  faillissementscijfers van voor de coronaperiode. Achter de statistieken schuilen menselijke
                  verhalen van veerkracht, opoffering en vastberadenheid. We willen de persoonlijke
                  inspanning die ondernemers brengen erkennen, en begrijpen dat schulden niet alleen
                  financiële lasten zijn, maar ook emotioneel belastend zijn.Het kabinet is zich bewust
                  van de uitdagingen waarmee ondernemers momenteel worden geconfronteerd. We volgen
                  de ontwikkelingen zorgvuldig om, indien nodig, gepaste maatregelen te kunnen nemen.
                  Het kabinet streeft naar het bieden van een evenwichtige benadering tussen het voorkomen
                  van faillissementen en het ondersteunen van ondernemers en het faciliteren van een
                  gezonde en veerkrachtige economie.
               
Voortgang van de (terug)betaling
Sinds 1 oktober 2022 hebben ongeveer 266.000 ondernemers een betalingsregeling gekregen
                  voor het aflossen van hun totale (corona)belastingschuld tot 1 april 2022, dus ook
                  voor eventuele belastingschulden van vóór de coronacrisis. Zij mogen die schuld in
                  beginsel in 60 maandelijkse termijnen aflossen. Daarnaast moeten zij voldoen aan hun
                  nieuw opkomende verplichtingen. Niet alle ondernemers blijken echter in staat om de
                  ontstane schulden af te lossen. In de Kamerbrief van 16 oktober jl. is toegelicht
                  dat inmiddels 34.000 ondernemers niet meer deelnemen aan de betalingsregeling (bijvoorbeeld
                  doordat deze ingetrokken is) en er ongeveer 60.000 ondernemers zijn met een betalingsachterstand4. Op peildatum 25 september 2023 hebben nog ongeveer 193.000 ondernemers een betalingsregeling
                  voor coronabelastingschulden. Uw Kamer ontvangt in april 2024 de volgende periodieke
                  rapportage over de stand van zaken van de betalingsregeling coronabelastingschuld,
                  en in de tussentijd als daar aanleiding toe is.
               
Veel ondernemers zijn persoonlijk aansprakelijk voor hun schulden; zij zijn extra
                  kwetsbaar. Ondernemers en ondernemingen die op dit moment geconfronteerd worden met
                  een betalingsachterstand en die hun schulden niet kunnen betalen, kunnen wanneer aan
                  bepaalde voorwaarden wordt voldaan in aanmerking komen voor sanering van hun schulden.
                  De Belastingdienst neemt nog tot 1 april 2024 genoegen met hetzelfde uitkeringspercentage
                  dat aan concurrente crediteuren wordt aangeboden. Hierdoor wordt de kans vergroot
                  dat andere schuldeisers willen meewerken aan een akkoord. Per 15 november is deze
                  regeling aangepast, juist om bedrijfsbeëindiging via turboliquidatie verder te faciliteren.5
Ondernemers die een te hoog bedrag aan TVL-subsidie hebben ontvangen, dienen dit terug
                  te betalen. In de laatste integrale voortgangsrapportage steunpakket met focus op
                  NOW, TVL en fiscale steun6 staat vermeld dat 5% van de terugbetalingsregelingen voor de TVL is afgesloten voor
                  een periode van meer dan 24 maanden. Bij de voorbereiding voor de begrotingsbehandeling
                  is geconstateerd dat dit onjuist is opgenomen in de voortgangsrapportage.
               
Van de ondernemers met een betalingsregeling voor de TVL heeft 52% een betalingsregeling
                  voor de duur van twee jaar getroffen. Daarnaast is 11% van de betalingsregelingen
                  getroffen voor een duur variërend tussen 1 tot en met 24 maanden en 37% wordt met
                  maatwerk vastgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden van de
                  ondernemer. Deze maatwerk-betalingsregelingen variëren in looptijd tussen de 25 tot
                  en met 60 maanden.
               
Tussentijdse aanbevelingen (voorjaar 2023)
Voordat de aanjager zijn definitieve rapport heeft opgesteld, heeft de aanjager in
                  mei 2023 het kabinet voorzien van een tussentijds rapport met daarin een aantal voorlopige
                  bevindingen. Dit zodat het kabinet met enkele bevindingen al direct aan de slag kon
                  gaan.
               
Activeringscampagne
In zijn voorlopige bevindingen heeft de aanjager geadviseerd om ondernemers te activeren
                  door snel te starten met (nog) gerichte(re) communicatie bijvoorbeeld via een (social)mediacampagne.
                  Deze aanbeveling is vanuit de Belastingdienst direct opgepakt, zoals ook in de gezamenlijke
                  voortgangsrapportage coronasteunmaatregelen7 is gemeld. Dit heeft geleid tot een communicatiecampagne voor hulp aan ondernemers
                  op verschillende sociale media. In samenwerking met de Kamer van Koophandel (KVK),
                  VNO-NCW en Geldfit Zakelijk is een boodschap geformuleerd en is beeldmateriaal gemaakt.
               
De campagne was gericht op ondernemers met betalingsproblemen, hun directe omgeving
                  en hun fiscaal dienstverleners, om aan te geven dat ondernemers met financiële problemen
                  hulp kunnen krijgen. Voor hulp werd op dat moment vooral verwezen naar Geldfit Zakelijk.
                  De campagne is verspreid onder verschillende stakeholders, met de vraag om de tekst
                  en de beelden te gebruiken in hun nieuwsbrieven. Ook KVK, VNO-NCW, MKB Nederland,
                  Instituut Midden- en Kleinbedrijf, SZW, NVVK8 en VNG9 hebben berichten geplaatst in nieuwsbrieven en/of sociale media. De effectiviteit
                  hiervan was terug te zien in de daling van het aantal ondernemers die nog geen enkele
                  actie hadden ondernomen. Waar dit voor de zomer nog circa 50 à 60 duizend ondernemers
                  betrof, is dit over de zomer gedaald tot ongeveer 35.000.
               
Verlenging van het saneringsbeleid
De aanjager heeft bij de voorlopige bevindingen ook aandacht gevraagd voor een eventuele
                  verlenging van de tijdelijke versoepeling van het saneringsbeleid van de Belastingdienst.
                  De versoepeling houdt in dat dat de Belastingdienst bij saneringen genoegen neemt
                  met hetzelfde uitkeringspercentage dat aan concurrente schuldeisers toekomt. Deze
                  versoepeling is inmiddels verlengd van 1 oktober 2023 tot 1 april 2024.10 Vanuit monitoringscijfers is gebleken dat de toename van het aantal saneringsverzoeken
                  bij de Belastingdienst later is gestart dan eerder verwacht. Met deze verlenging van
                  de versoepeling neemt de slagingskans van saneringsakkoorden toe, omdat het voor concurrente
                  schuldeisers aantrekkelijker wordt om eraan deel te nemen: zij ontvangen immers een
                  hoger bedrag dan voorheen. Hierdoor is de kans groter dat in de kern levensvatbare
                  ondernemingen blijven bestaan.
               
Kwijtscheldingsbeleid van het UWV
In de tussenrapportage heeft de schuldenaanjager al enkele voorlopige aanbevelingen
                  gedaan die ondertussen onderdeel zijn geworden, of al onderdeel waren, van staand
                  beleid of reguliere dienstverlening van het UWV. De aanjager heeft bijvoorbeeld het
                  UWV bevraagd op haar kwijtscheldingsbeleid. Mede naar aanleiding van vragen en opmerkingen
                  van herstructureringsdeskundigen en insolventieadvocaten, alsmede naar aanleiding
                  van de aanbeveling van de schuldenaanjager in de tussentijdse rapportage, heeft het
                  UWV haar kwijtscheldingsbeleid aangepast. Het gaat hierbij om een procesmatige aanpassing
                  om sneller tot een oordeel te komen.
               
Samenvatting van de aanbevelingen die direct kunnen worden opgepakt
Informatie schuldhulpverlening via accountants
De aanjager raadt aan om hulpverlening vanuit het rijk die beschikbaar is voor het
                  saneren of reorganiseren van een bedrijf bij ondernemers duidelijker aan de man te
                  brengen door te bevorderen dat accountants die voor ondernemers met financiële problemen
                  werken hen hierop te wijzen. Via het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt
                  deze mogelijkheid onderzocht om ondernemers op deze hulpverlening te wijzen via de
                  branche vereniging voor accountants.
               
Persoonlijke contact bij invordering van schulden door de Belastingdienst
Daarnaast raadt de aanjager aan om bij de (dwang)invordering van de schulden te streven
                  naar zoveel mogelijk persoonlijke contactmomenten met de ondernemer met schulden.
                  Bij deze contactmomenten dient de ondernemer gewezen te worden op de hulpverlening
                  die beschikbaar is en moet aan de ondernemer toestemming gevraagd worden voor het
                  delen van diens contactgegevens met organisaties die de ondernemer warm kunnen doorverwijzen.
                  Vanzelfsprekend streeft de Belastingdienst naar zoveel mogelijk persoonlijk contact
                  met ondernemers, zeker wanneer desbetreffende zaken zoveel impact hebben. Gezien de
                  grote aantallen ondernemers bij wie sprake is van het niet (tijdig) betalen van een
                  belastingschuld, kan dit niet in alle gevallen. Verder kunnen bij het delen van contactgegevens
                  formeelrechtelijke aspecten spelen die nader in kaart zouden moeten worden gebracht.
                  Uiteraard doet de Belastingdienst er alles aan om ondernemers met betalingsproblemen
                  zorgvuldig te ondersteunen. Met name door het bieden van handelingsperspectief, door
                  ze bijvoorbeeld te wijzen op de mogelijke versoepelingen in de betalingsregeling voor
                  coronabelastingschuld of door te wijzen op de mogelijkheden die een saneringsverzoek
                  biedt. Bij schriftelijke aankondigingen van dwangmaatregelen en in contact met de
                  Belastingtelefoon worden ondernemers verder op weg geholpen door te verwijzen naar
                  de KVK en gemeente (voor problematische schulden) en in het kader van de begeleiding
                  van de corona-regeling ook naar Geldfit Zakelijk.
               
Persoonlijke contact bij invordering van schulden door het UWV
Het UWV handelt in lijn met de aanbeveling. Dit doet zij onder andere door bij de
                  terugvordering van te veel uitgekeerde NOW-subsidie in te zetten op zo veel mogelijk
                  persoonlijk contact met werkgevers die (een deel van) de NOW voorschotten moeten terugbetalen.
                  Er wordt op diverse manieren contact gezocht met de werkgevers. Dit gebeurt indien
                  nodig meermaals, zowel per brief, via het digitale kanaal van het UWV en telefonisch.
                  Ook voordat het UWV een vordering overdraagt aan de deurwaarder, neemt het UWV telefonisch
                  of per brief contact op. Daarbij heeft het UWV een schulddienstverleningsteam dat
                  in contact treedt met werkgevers met schulden om met hen indien nodig specifieke afspraken
                  te maken rondom het terugbetalen van hun NOW schulden. Dit team verwijst werkgevers
                  ook door naar andere (schuldhulp)organisaties en desgewenst naar de gemeentelijke
                  schuldhulpverlening.
               
Persoonlijke contact bij invordering van schulden door RVO
Ook de RVO begrijpt dat in een tijd van hoge inflatie, hoge energieprijzen en lagere
                  koopkracht het terugbetalen van TVL lastig kan zijn. Daarom heeft RVO ruime betalingsregelingen
                  en is extra maatwerk mogelijk. Hiervoor is persoonlijk contact met de ondernemer essentieel.
               
RVO biedt ondernemers zo veel mogelijk maatwerk, flexibiliteit en persoonlijk contact
                  aan, indien zij (een deel) van het verkregen voorschot aan TVL terug moeten betalen.
                  Zo kan een ondernemer kiezen voor een terugbetaaltermijn van 6, 12, 18 of 24 maanden.
                  Ook is een tijdelijke uitstel van betaling mogelijk en worden bedragen kleiner dan
                  vijfhonderd euro kwijt gescholden. Indien dat nog steeds niet past bij de situatie
                  van de ondernemer zijn er maatwerkoplossingen mogelijk tot een termijn van vijf jaar.
                  Tussentijds kan een ondernemer ook zijn betalingsregeling aanpassen. Met elke ondernemer
                  die moet terugbetalen wordt persoonlijk contact opgenomen. Dit gebeurt per brief,
                  email en telefonisch. Indien na minimaal 6 pogingen van persoonlijk contact zoeken
                  geen reactie van een ondernemer komt, gaat RVO over tot de overdracht van de vordering
                  aan het CJIB. Meestal zijn er dan al enkele maanden verstreken. Zodra de overdracht
                  naar het CJIB heeft plaats gevonden verstuurt RVO nog een ansichtkaart naar de ondernemer
                  met een laatste aanbod om een betalingsregeling af te sluiten met RVO. In circa 10%
                  van de gevallen sluit de ondernemer dan alsnog een betalingsregeling.
               
Vorderingsoverzicht Rijk en Betalingsregeling Rijk
Ook onderstreept de aanjager het belang om voortgang te maken met het project Vorderingenoverzicht
                  Rijk en een gezamenlijke Betalingsregeling Rijk. Het doel van het Vorderingenoverzicht
                  Rijk is om mensen de mogelijkheid te bieden een overzicht van hun actuele betalingsverplichtingen
                  aan overheidsorganisaties in te zien. Zo weten mensen welke vorderingen open staan
                  en kunnen zij op basis daarvan de noodzakelijke of gewenste acties ondernemen. De
                  Betalingsregeling Rijk is erop gericht om te komen tot één betalingsregeling voor
                  vorderingen bij de Rijksoverheid. De Betalingsregeling Rijk biedt een concreet en
                  laagdrempelig handelingsperspectief in de fase voorafgaand aan de deurwaarder vanuit
                  de gedachte: één overheidsdebiteur, één schuldenlast en één afloscapaciteit. Over
                  beide initiatieven heeft de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
                  uw Kamer op 6 oktober jl. geïnformeerd dat de ambitie is dat alle partijen betrokken
                  bij de clustering Rijksincasso11 eind 2025 bij het Vorderingenoverzicht Rijk zijn aangesloten. Het streven is dat
                  al deze partijen in 2027 de mogelijkheid bieden om een gezamenlijke betalingsregeling
                  aan te gaan.12 Tot die tijd zijn er betalingsregelingen per organisatie mogelijk.
               
Verder noemt de aanjager de pilot die de NVVK samen met het Waarborgfonds saneringskredieten
                  is gestart een goed initiatief. Deze pilot onderzoekt de mogelijkheid van verbreding
                  van het Waarborgfonds saneringskredieten voor ondernemers. Met een saneringskrediet
                  lost een (gemeentelijke) kredietbank de schulden van de ondernemer bij verschillende
                  schuldeisers in één keer af waardoor de ondernemer nog maar één schuldeiser heeft.
                  Doel van deze pilot is om de behoefte te peilen en de feitelijke risico’s in kaart
                  te brengen op (gemiddeld) hogere kredieten. Deze pilot loopt tot en met 31 december
                  2024.
               
Ook is een aanbeveling van de aanjager om het griffierecht van de Wet Homologatie
                  Onderhands Akkoord (WHOA) te verlagen. Zoals is aangekondigd in een brief van de Minister
                  voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 27 juni jl., zal ervoor worden gezorgd
                  dat zowel verzoeken tot homologatie van een akkoord op grond van de WHOA als verzoeken
                  tot afwijzing van een dergelijk akkoord onder hetzelfde lagere griffierecht komen
                  te vallen.13
Tot slot
Het kabinet begrijpt de diepgaande zorgen van veel ondernemers over de hoge energieprijzen,
                  inflatie in het algemeen, en een uitdagende arbeidsmarkt. De impact op ondernemers
                  kan overweldigend zijn, zeker wanneer zij daarnaast kampen met coronaschulden. Daarom
                  worden de ontwikkelingen op dit gebied op de voet gevolgd, we zijn ons bewust zijn
                  van de menselijke kant van deze uitdagingen. De inzet van het kabinet is erop gericht
                  alle ondernemers met schulden te bereiken en waar mogelijk faillissementen van levensvatbare
                  bedrijven te voorkomen. Tegelijk is het onvermijdelijk dat er bedrijven zijn die,
                  om welke reden dan ook, in een toestand komen waarbij schuldeisers niet meer betaald
                  kunnen worden en het ondernemingsmodel niet (meer) levensvatbaar is. Een faillissement
                  is soms onvermijdbaar en tegengaan daarvan is dan ook geen doel op zichzelf. Het kabinet
                  onderkent dat hoewel faillissement bij onze economie horen het voor ondernemers en
                  hun gezinnen enorme impact kan hebben. Het stopzetten van een bedrijf, hoe noodzakelijk
                  ook, heeft namelijk diepgaande persoonlijke gevolgen. We realiseren ons dat schulden
                  niet alleen financiële obstakels zijn, maar ook emotionele lasten met zich meedragen.
                  Het kabinet spant zich in om de impact van faillissementen zo veel mogelijk te beperken
                  door goede begeleiding en hulpverlening aan ondernemers.
               
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
                  M.A.M. Adriaansens
BIJLAGE: AANBEVELINGEN IN DE EINDRAPPORTAGE VOORZIEN VAN REACTIE
                  
De aanjager schulden doet in zijn eindrapportage verschillende aanbevelingen voor
                     een verbeterde schuldhulpverlening aan ondernemers. Deze bijlage informeert de kamer
                     over deze aanbevelingen en de reactie van het kabinet hierop.
                  
1.
Verplicht de Belastingdienst om krachtens de Wgs (structurele) betalingsachterstanden
                           van zelfstandige ondernemers te melden aan de gemeenten.
Reactie:
Voor iedereen met geldzorgen, ook voor zelfstandig ondernemers, is het cruciaal dat
                        financiële problemen vroegtijdig gesignaleerd worden en hulp beschikbaar is. Om mensen
                        met beginnende schuldenproblematiek sneller in beeld te hebben is per 1 januari 2021
                        de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) gewijzigd, waardoor vroeg signalering
                        duidelijker verankerd is in de wet. Naast signalen van de zorgverzekeraars, energiebedrijven,
                        woningverhuurders en drinkwaterbedrijven biedt de wet mogelijkheden om via pilots
                        te verkennen of aanvullende signalen de vroeg signalering verbeteren.
                     
De Belastingdienst en Dienst Toeslagen onderzoeken de mogelijkheden om deel te nemen
                     aan een experiment waarbij signalen over betalingsachterstanden bij de Belastingdienst
                     en Dienst Toeslagen worden gedeeld met deelnemende gemeenten. Onderzocht wordt of
                     deze signalen voorspellers zijn van problematische schulden en er op die manier een
                     nieuwe groep mensen met schulden in beeld komt bij gemeenten. Daarnaast wordt bij
                     uitvoering van de pilot gekeken naar de uitvoeringstechnische (on)mogelijkheden bij
                     de Belastingdienst, Dienst Toeslagen en de deelnemende gemeenten. Voorwaarde is dat
                     deelnemende gemeenten over voldoende capaciteit beschikken om die signalen daadwerkelijk
                     te kunnen behandelen en contact te zoeken met de burger. De Belastingdienst en Dienst
                     Toeslagen komen voor het einde van het jaar met een voorstel voor SZW voor een concept-ministeriële
                     regeling om te zorgen voor de juridische basis en inkadering van het experiment. Om
                     tot een uitvoerbare regeling te komen wordt gezamenlijk uitgewerkt hoe op een veilige,
                     proportionele en effectieve wijze gegevensdeling plaats kan vinden en hoe goede informatie
                     en dienstverlening geboden kan worden aan de mensen die het betreft.
                  
2.
Bevorder dat accountants ondernemers met financiële problemen voor wie zij werken
                           (schriftelijk) wijzen op de mogelijkheden van het saneren of reorganiseren van bedrijfsactiviteiten
                           en de hulpverlening die daarvoor beschikbaar is.
Reactie:
Via het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt de mogelijkheid onderzocht
                        om een informatie campagne te starten in samenwerking met de brancheverenigingen voor
                        accountants om ondernemers te wijzen op de beschikbare hulpverlening.
                     
3.
Streef bij de (dwang)invordering van de schulden naar zoveel mogelijk persoonlijke
                           contactmomenten met de ondernemer met schulden. Bij deze contactmomenten dient de
                           ondernemer gewezen te worden op de hulpverlening die beschikbaar is en aan de ondernemer
                           toestemming gevraagd worden voor het delen van diens contactgegevens met organisaties
                           die de ondernemer warm kunnen doorverwijzen.
Reactie:
De belastingdienst begrijpt het belang van persoonlijk contact met ondernemers, maar
                        gezien de aantallen is het voor de Belastingdienst onmogelijk om persoonlijke contactmomenten
                        te hebben in alle gevallen waarin sprake is van het niet (tijdig) betalen van een
                        belastingschuld. Bij het delen van contactgegevens kunnen juridische belemmeringen
                        spelen die nader in kaart zouden moeten worden gebracht.
                     
Bij schriftelijke aankondigingen van dwangmaatregelen en in contact met de Belastingtelefoon
                     wordt handelingsperspectief geboden in de vorm van de verwijzing naar KVK en gemeente
                     (voor problematische schulden) en in het kader van de begeleiding bij de coronaschulden
                     ook naar Geldfit Zakelijk.
                  
Het UWV zet bij de terugvordering van te veel uitgekeerde NOW-subsidie in op zo veel
                     mogelijk persoonlijk contact met werkgevers die (een deel van) de NOW voorschotten
                     moeten terugbetalen. Er wordt op diverse manieren contact gezocht met de werkgevers.
                     Dit gebeurt indien nodig meermaals, zowel per brief, via het digitale kanaal van UWV
                     en telefonisch. Voordat het UWV een vordering overdraagt aan een gerechtsdeurwaarder,
                     neemt het UWV telefonisch of per brief contact op. Daarbij heeft het UWV een schulddienstverleningsteam
                     dat in contact treedt met werkgevers met schulden om met hen indien nodig specifieke
                     afspraken te maken rondom het terugbetalen van hun NOW schulden. Dit team verwijst
                     werkgevers ook door naar andere (schuldhulp)organisaties en desgewenst naar de gemeentelijke
                     schuldhulpverlening.
                  
4.
Organiseer (regionale) vangnetten voor ondernemers met (financiële) problemen in de
                           vorm van een netwerk van de belangrijkste private en (semi)publieke organisaties die
                           een rol spelen bij de voorlichting, advisering en schuldhulpverlening aan ondernemers
                           (waaronder de gemeente).
Reactie:
In deze aanbeveling verwijst de aanjager naar het advies Dienstbare Dienstverlening
                        uit zomer 2022 van het Nederlands Comité voor Ondernemerschap. De aanbeveling van
                        de aanjager sluit daarmee aan op een al lopend traject binnen het Ministerie van Economische
                        Zaken en Klimaat voor een verbeterde dienstverlening aan het mkb. De aanbeveling van
                        de aanjager wordt in dit traject zoveel mogelijk meegenomen. Besluitvorming op het
                        gebied van dienstverlening is aan het nieuwe kabinet.
                     
5.
Zorg voor een ondernemersgericht toegangspunt tot dit ecosysteem waar de ondernemer
                           met (financiële) problemen zich online kan aanmelden voor een kosteloos gesprek, advies
                           en warme doorverwijzing binnen het achterliggende netwerk of de gemeentelijke schuldhulpverlening.
Reactie:
Een centraal, onafhankelijk, online toegangspunt is een waardevolle aanvulling op
                        de bestaande toegangspunten tot het ecosysteem rond de ondernemer. Een goed voorbeeld
                        hiervan is Ondernemer Centraal van de gemeente Utrecht en het ondernemersloket in
                        Lelystad. Ondernemers kiezen hun eigen toegangspunt, online of persoonlijk. In een
                        goed functionerend ecosysteem komen zij altijd in één stap via warme doorverwijzing
                        op de juiste plek terecht. Dit vraagt om goede samenwerkingsafspraken, een infrastructuur
                        voor warme doorverwijzing en kennis van elkaars dienstverlening, met helder onderscheid
                        tussen triage (eerste lijn) en hulpverlening (tweede lijn).
                     
Het is goed om hierbij uit te gaan van een ecosysteem waarin ondernemers terecht kunnen
                     voor zowel schuldhulp als generieke ondersteuning en versterking van ondernemerschap.
                     Deze aanbeveling raakt eveneens aan de verbeterde publieke dienstverlening voor het
                     mkb met minder versnippering waar door het Ministerie van economische zaken en klimaat
                     momenteel aan wordt gewerkt. Daarnaast biedt het Ondernemersklankbord een vergelijkbare
                     dienst. Eventuele versterking of uitbreiding is aan een volgend kabinet.
                  
6.
Zorg dat zelfstandige ondernemers met schulden in het hele land ondersteuning kunnen
                           krijgen bij het bijwerken of reconstrueren van hun boekhouding en (7) Zorg voor een
                           voucherregeling om deze ondernemers in staat te stellen hun boekhouding alsnog bij
                           te laten werken.
Reactie:
Het onderhouden van een boekhouding wordt gezien als de eigen verantwoordelijkheid
                        van de ondernemer, het kabinet ziet daarom geen noodzaak om hierin structureel te
                        voorzien. Een dergelijke (financiële) ondersteuning van de bedrijfsvoering van ondernemers
                        werkt marktverstorend ten opzichte van ondernemers die hun zaken in deze wel op orde
                        hebben.
                     
In veel gemeenten is in samenwerking met plaatselijke hogescholen en het Ondernemersklankbord
                     een Zaak-aanpak beschikbaar voor ondernemers die een Bbz14 aanvraag doen. Wanneer een onvoldoende bijgehouden boekhouding een knelpunt vormt
                     bij de Bbz-aanvraag, wordt deze door inzet van studenten via de Zaak bijgewerkt.
                  
8.
Maak in een zo vroeg mogelijk stadium een financiële prognose om de levensvatbaarheid
                           en/of financierbaarheid van de onderneming te beoordelen volgens een eenduidige methodiek.
Reactie:
Er wordt met experts gekeken of de huidige werkwijze bij de levensvatbaarheidstoets
                        eenvoudiger kan. Ook voor het saneringskrediet voor ondernemers is een toets op levensvatbaarheid
                        en afloscapaciteit van belang. De discussie over het betalen van de kosten staat vaak
                        in de weg aan de totstandkoming van een succesvolle regeling. Een op te stellen handreiking
                        gegevensuitvraag Bbz kan van dienst zijn bij het bevorderen van meer uniformiteit
                        in het Bbz bij het uitvoeren van de levensvatbaarheidtoets. Deze handreiking wordt
                        dit najaar nog verwacht.
                     
9.
Roep een voucherregeling in het leven voor de kosten van het opstellen van deze prognose.
Reactie:
De beoordeling hiervan is aan een nieuw kabinet.
10.
Haal de Bbz kredietverlening weg bij de gemeenten en breng deze onder bij een landelijke
                           opererende, professionele kredietverstrekker die saneringskredieten kan verstrekken
                           aan ondernemers in zwaar weer.
Reactie:
Het advies om de Bbz kredietverlening weg te halen bij gemeenten en in plaats daarvan
                        onder te brengen bij een landelijke opererende, professionele kredietverstrekker vergt
                        wetswijziging en is daarom ter beoordeling aan het nieuwe kabinet. Hierbij dienen
                        wel een paar zaken te worden opgemerkt. Enerzijds dat dit voorstel gefocust is op
                        sanering van schulden, terwijl sanering via een Bbz-lening bedrijfskapitaal alleen
                        onder bepaalde voorwaarden kan en maar een klein onderdeel vormt van de bedoeling
                        van de bijstand in de vorm van bedrijfskrediet. Er kan ook behoefte aan bedrijfskrediet
                        zijn voor dringend noodzakelijke investeringen waarvoor onvoldoende middelen beschikbaar
                        zijn. Anderzijds wordt opgemerkt dat zolang de kredieten van overheidswege met publiek
                        geld worden gefinancierd er ook aandacht voor zal moeten zijn dat verstrekking binnen
                        de staatssteunkaders gebeurt met aandacht voor marktconformiteit. Een gestandaardiseerd
                        levensvatbaarheidsonderzoek kan ertoe leiden dat de zelfstandig ondernemer niet in
                        aanmerking komt voor een bedrijfskrediet net zomin als bij voorliggende professionele
                        kredietverstrekkers.
                     
In het Bbz is een levensvatbaar bedrijf of zelfstandig beroep immers het bedrijf of
                     zelfstandig beroep waaruit de zelfstandige naar verwachting na bijstandsverlening
                     een inkomen zal verwerven dat, samen met het overige inkomen, toereikend is voor de
                     voortzetting van het bedrijf of zelfstandig beroep en voor de voorziening in het bestaan.
                     In het Bbz-levensvatbaarheidsonderzoek telt overig inkomen en partnerinkomen mee bij de beoordeling of sprake
                     is van een levensvatbaar bedrijf of zelfstandig beroep. Daardoor is de norm lager/socialer
                     dan bij voorliggende professionele geldverstrekkers waar overig inkomen of partnerinkomen
                     niet meetelt en waar alleen wordt gekeken of het bedrijf of zelfstandig beroep rendeert.
                     Bij een gestandaardiseerd levensvatbaarheidsonderzoek dat voor iedereen gelijk is,
                     dat wordt gehanteerd door alle geldverstrekkers, ligt het in de rede dat de levensvatbaarheidtoets
                     dan een hogere drempel krijgt om een bedrijf aan te merken als levensvatbaar bedrijf.
                     Overig inkomen en partnerinkomen zullen daarbij evenals in de Participatiewet in principe
                     altijd meetellen zolang als het Bbz een bijstandsuitkering is.
                  
11.
Breid de pilot van het waarborgfonds saneringskredieten uit tot voorliggende financieringsvoorzieningen.
Begin van dit jaar is een pilot gestart naar de mogelijkheid van verbreding van het
                     Waarborgfonds saneringskredieten voor ondernemers. Met een saneringskrediet lost een
                     (gemeentelijke) kredietbank de schulden van de ondernemer bij verschillende schuldeisers
                     in één keer af waardoor de ondernemer nog maar één schuldeiser heeft. Met het wijzigen
                     van de aflosperiode in de Msnp15 en de duur van het Wnsp-traject per 1 juli 2023 naar anderhalf jaar is ook de aflosperiode
                     voor dir saneringskrediet anderhalf jaar waar dit voorheen drie jaar was. Doel van
                     deze pilot is om de behoefte te peilen en de feitelijke risico’s in kaart te brengen
                     op (gemiddeld) hogere kredieten. Deze pilot loopt tot en met 31 december 2024.
                  
12.
Maak het voor particulieren (fiscaal) aantrekkelijk om risicodragend kapitaal te verstrekken
                           bij bedrijfssaneringen of cofinanciering te doen.
Reactie:
Dit betreft nieuw beleid en beoordeling hiervan is daarom aan een nieuw kabinet.
13.
Maak de TOA-regeling toegankelijker.
Reactie:
Deze mogelijkheid is in de tussentijdse rapportage van de aanjager onderzocht. Het
                        Time-out-arrangement (TOA) in zijn huidige vorm loopt af in het voorjaar van 2024
                        Gezien deze geringe resterende tijd past een eventuele aanpassing op de TOA niet meer
                        binnen deze termijn. Daarom wordt een aanpassing op de TOA aan een nieuw kabinet overgelaten.
                        Wel wordt er onderzocht of de TOA toegankelijk kan blijven voor ondernemers over het
                        hele jaar 2024 binnen de gestelde financiële kaders.
                     
De TOA is een mogelijkheid tijdens een WHOA traject. De toegankelijkheid en gebruik
                     van de TOA is daarmee afhankelijk van de toegankelijkheid van de WHOA. Informatie
                     over de WHOA wordt gecommuniceerd via de website van de KVK en via het ondernemersplein
                     van de KVK. Uit de data van de website blijkt dat de informatie goed gevonden wordt.
                     De WHOA pagina’s van kvk.nl worden door ruim 18.500 unieke bezoekers gevonden, in
                     relatie tot het aantal WHOA-uitspraken is dit een goede score en kan geconcludeerd
                     worden dat de regeling voldoende onder de aandacht is. Hiermee is invulling gegeven
                     aan de toezegging uit het debat van 22 november 2022 om te toetsen of de website van
                     de WHOA voldoende is of dat er meer communicatie nodig is om de regeling onder de
                     aandacht te brengen.16
14.
Verlaag het griffierecht van de WHOA.
Reactie:
Deze aanbeveling neemt het kabinet over. Zoals is aangekondigd in een brief van de
                        Minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 27 juni jl., zal ervoor worden
                        gezorgd dat zowel verzoeken tot homologatie van een akkoord op grond van de Wet homologatie
                        onderhands akkoord (WHOA) als verzoeken tot afwijzing van een dergelijk akkoord onder
                        hetzelfde lagere griffierecht komen te vallen.17
15.
Financier WHOA Quick Scans.
Reactie:
De aanjager doelt hier op het mogelijk maken om het TOA-krediet te gebruiken voor
                        het financieren van een WHOA Quickscan. Deze aanbeveling is daarmee opgenomen in aanbeveling
                        13, daarom verwijs ik voor het antwoord naar reactie op aanbeveling 13. Daarnaast
                        benoemt de aanjager hier het gebruiken van een subsidie of een voucher. De beoordeling
                        hiervan laat ik aan een nieuw kabinet.
                     
16.
Verzamel structureel data over de effectiviteit van (financiële) ondersteuning van
                           ondernemers met problematische schulden.
Reactie:
Dit is tevens een onderdeel dat wordt meegenomen in het traject voor verbeterde mkb
                        dienstverlening dat loopt binnen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
                        Dit is daarom aan een nieuw kabinet.
                     
17.
Professionaliseer en reguleer de schuldhulpverlening van ondernemers.
Reactie:
Binnen de reguliere schuldhulpverlening wordt op dit moment door het Ministerie van
                        SZW samen met VNG, Divosa en NVVK gewerkt aan een verbeterplan basisdienstverlening.
                        Doel van dit plan is om de kwaliteit van de schuldhulpverlening te verbeteren. In
                        de basisdienstverlening worden verschillende elementen beschreven. Het doel van de
                        basisdienstverlening is om het aantal schuldregelingen jaarlijks te verdubbelen. Indien
                        het aantal schuldregelingen op geleidelijke schaal wordt verdubbeld, is de verwachting
                        dat de kabinetsdoelstelling om het aantal huishouden met problematische schulden te
                        halveren per 2030 dichterbij komt. Met het aanbieden van de elementen van basisdienstverlening
                        worden de verschillen tussen gemeenten ten opzichte van bereik en aanbod verkleind.
                        Verbetering van de kwaliteit van de schuldhulphulpverlening aan ondernemers maakt
                        onderdeel uit van dit traject.Uw Kamer is op 16 november jl. geïnformeerd over de
                        basisdienstverlening voor schuldhulpverlening.18
18.
Breid de pilot toevoeging Wsnp uit met een toevoeging voor de uitvoering van een schuldenregeling
                           in het kader van de Msnp.
Reactie:
De Wet op het consumentenkrediet biedt de mogelijkheid aan bepaalde beroepsgroepen,
                        zoals accountants, advocaten en (Wsnp19)-bewindvoerders om schuldbemiddeling uit te oefenen. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid
                        om een instelling te mandateren om schuldbemiddeling uit te voeren. In het geval van
                        ondernemers zou dit bijvoorbeeld een schuldhulpverlenende instelling kunnen zijn,
                        gespecialiseerd op ondernemers met schulden.
                     
De Tweede Kamer heeft begin 2023 een motie aangenomen waarbij deze aanbeveling aansluit
                     van Kamerlid Ceder (Christen Unie) die de regering verzoekt om samen met betrokken
                     partijen te verkennen of de bestaande pilot toevoeging verzoek Wsnp uitgebreid kan
                     worden met de mogelijkheid om een stagnerend minnelijk traject vlot te trekken met
                     behulp van het stelsel van toevoegingen.20  In deze pilot is door de schuldhulpverlening en Wsnp-bewindvoerders ingezet om een
                     Wsnp-verzoek op te stellen en in te dienen om zo de doorstroom naar de Wsnp te verbeteren.
                     De verkenning met betrekking tot deze motie loopt nog.
                  
19.
Experimenteer met de Msnp voor ondernemers om best practices te ontwikkelen.
Reactie:
Gemeenten/schuldhulpverleners maken gebruik van de Msnp en ondersteunen ondernemers
                        bij een oplossing voor hun problematische schulden met behoud van de onderneming.
                        Het ophalen van goede voorbeelden en het leren van elkaars ervaringen maakt onderdeel
                        uit van de aanpak van het programma Verbinden Schuldendomein van de VNG. Ook de NVVK
                        pilot saneringskredieten voor ondernemers in samenwerking met het Waarborgfonds saneringskredieten
                        is een belangrijk voorbeeld.
                     
20.
Maak mogelijk dat ondernemers die een Msnp traject doorlopen een afkoelingsperiode
                           kunnen vragen.
Reactie:
Als een ondernemer (natuurlijk persoon) naast zijn privé schulden persoonlijk aansprakelijk
                        is voor zakelijke schulden dan staat de weg naar de schuldhulpverlening open en daarmee
                        ook de weg naar een minnelijke schuldregeling (Msnp). Inzet van het breed moratorium,
                        oftewel een afkoelingsperiode om orde op zaken te stellen, behoort dan ook tot de
                        mogelijkheden. Het breed moratorium is onlangs geëvalueerd. De komende periode zal
                        hier verder naar worden gekeken, in samenhang met het dwangakkoord in artikel 287a
                        Faillissementswet.
                     
Voor de Belastingdienst geldt dat zodra hij in het kader van een aanstaand Msnp traject
                     (een afschrift van) een zogenoemde stabilisatie-overeenkomst van een schuldhulpverlener ontvangt, de Belastingdienst in beginsel geen dwanginvorderingsmaatregelen
                     neemt voor een periode van maximaal 8 maanden. Als er al invorderingsmaatregelen zijn
                     genomen schort de Belastingdienst deze op, zo nodig in overleg met de schuldhulpverlener.
                     Daarnaast vindt in beginsel geen verrekening meer plaats. Dit is vergelijkbaar met
                     een afkoelingsperiode.
                  
Via de landelijke convenanten die door de NVVK met alle grote overheidspartijen zijn
                     afgesloten (waaronder de Belastingdienst), is het nu al mogelijk voor hulpverleners
                     om voor de hulpvrager om maximaal 8 maanden schuldenrust in de stabilisatiefase te
                     verzoeken. Ook de ontwikkeling van een Landelijke pauzeknop moet bijdragen aan het
                     creëren van schuldenrust. Via de pauzeknop vraagt een inwoner met schulden aan schuldeisers
                     om de schulden te «pauzeren» zodat deze niet verder oplopen door incassomaatregelen.
                     Voor de inwoner ontstaat rust waardoor de begeleiding sneller kan starten. Dit zorgt
                     voor motivatie bij mensen met schulden om zich aan te melden bij schuldhulpverlening.
                  
21.
Stel het dwangakkoord ex artikel 287a Fw open voor rechtspersonen bij wie sprake is
                           van persoonlijke aansprakelijkheid van de betrokken ondernemer.
Reactie:
Het dwangakkoord in artikel 287a Faillissementswet is een akkoordregeling voor natuurlijke
                        personen waarbij de rechter één of meer schuldeisers die op onredelijke gronden weigeren
                        mee te werken aan een buitengerechtelijke schuldregeling, alsnog aan deze regeling
                        kan binden. Als een ondernemer (natuurlijk persoon) naast zijn privé schulden persoonlijk
                        aansprakelijk is voor zakelijke schulden dan staat de weg naar de gemeentelijke schuldhulpverlening
                        open.Weigerachtige schuldeisers die niet willen meewerken aan een minnelijke schuldregeling
                        kunnen vanuit de schuldhulpverlening via een dwangakkoord door de rechter gedwongen
                        worden mee te werken aan een schuldregeling. Deze aanbeveling roept op om het dwangakkoord
                        voor natuurlijke personen breder mogelijk te maken, ook zonder gemeentelijk voortraject.
                        De achterliggende gedachte is dat voor sommige natuurlijke personen, bijvoorbeeld
                        zzp-ers en kleine ondernemers, dit een betere en snellere oplossing kan zijn om van
                        hun schulden af te komen dan een Msnp of Wsnp, terwijl schuldeisers meer en soms sneller
                        zekerheid krijgen over hoeveel zij op hun vordering mogen verwachten. Ter sanering
                        van deze schulden kan het een mogelijkheid bieden om tot een overeenkomst ((dwang)akkoord)
                        tussen schuldeisers en de schuldenaar te komen, zo nodig met tussenkomst van de rechter
                        en tegen de wil van een minderheid van de schuldeisers. Deze mogelijkheid zal verder
                        worden onderzocht.
                     
22.
Beoordeel het dwangakkoord van ondernemers ex artikel 287a Fw door dit te vergelijken
                           met wat de schuldeisers in een faillissement zouden ontvangen.
Reactie:
De rechter beoordeelt bij toepassing van het dwangakkoord op grond van artikel 287a
                        Faillissementswet onder meer of de uitwerking van het schuldregelingsvoorstel (Msnp)
                        een gunstiger resultaat heeft voor de schuldeisers dan in de situatie dat de wettelijke
                        schuldsaneringsregeling (Wsnp) van toepassing zou zijn. Een vergelijk wordt in de
                        praktijk dus al gemaakt. Echter is dat sinds 1 juli 2023 niet langer gebaseerd op
                        3 jaar maar op 18 maanden omdat voor de standaardduur van zowel een Msnp als een Wsnp-traject
                        sindsdien 18 maanden geldt. De aanjager geeft aan dat een termijn van 18 maanden voor
                        ondernemers te kort kan zijn om een passend schuldregelingsvoorstel op te baseren.
                        Hij stelt voor om niet naar de verwachte Wsnp uitkomst te kijken, maar het voorgestelde
                        akkoord te vergelijken met hetgeen de schuldeisers in een faillissement van de ondernemer
                        zouden ontvangen. In de WHOA geldt het «no creditor worse off»-principe, kort gezegd dat geen enkele schuldeiser slechter af mag zijn dan in een
                        faillissement. Dit criterium zou ook kunnen worden toegepast bij een dwangakkoord
                        voor natuurlijke personen. Deze mogelijkheid zal verder worden verkend bij het onderzoek
                        naar de verbetering van het dwangakkoord.
                     
23.
Beslis zo snel mogelijk op kwijtscheldingsverzoeken, (24) Hanteer de menselijke maat
                           en (25) Lever bij kwijtschelding maatwerk voor zover dat binnen de kaders van beleid
                           en regelgeving mogelijk is, wees niet rigide.
Reactie:
Iedere mogelijkheid tot persoonlijk contact met de ondernemer en effectieve doorverwijzing
                        naar beschikbare hulp moet hiertoe worden aangegrepen. Ook dit is een aanbeveling
                        waaraan al zoveel mogelijk uitvoering wordt gegeven en het kabinet onderschrijft deze
                        aanbeveling. Hier bestaat ook een raakvlak met de verbetering van de overheidsdienstverlening
                        zoals onder andere opgenomen in de actieagenda mkb-dienstverlening.
                     
In het betreffende hoofdstuk worden opmerkingen gemaakt over de (werkwijze van de)
                     Belastingdienst. Omdat het gaat om niet nader geduide signalen is het op dit moment
                     niet mogelijk om hierop adequaat te reageren. Uiteraard staat de Belastingdienst open
                     voor signalen en gaat de Belastingdienst met de heer Tideman in gesprek over de achtergrond
                     van de signalen.
                  
De beoordeling van verzoeken om kwijtschelding (en sanering) is bij de Belastingdienst
                     altijd maatwerk. Ook roept de tijdelijke instructie saneringen op tot een «welwillende
                     blik».
                  
Ten onrechte ontvangen NOW-subsidie dient te worden terugbetaald. Het gaat immers
                     om subsidie die ten onrechte is verstrekt omdat de uiteindelijke omzetdaling lager
                     was dan eerder door de werkgever was ingeschat of omdat de loonsom is gedaald. Naast
                     dat het UWV een ruim terugbetalingsbeleid hanteert, kan een werkgever het UWV wel
                     verzoeken om de openstaande NOW-schulden (deels) kwijt te schelden, zodat de onderneming
                     met een gezonde financiële basis kan worden voortgezet of om de onderneming op een
                     nette manier te beëindigen. Hoewel het UWV in principe terughoudend omgaat met dergelijke
                     verzoeken, heeft het UWV een kwijtscheldingsbeleid opgesteld dat specifiek ziet op
                     kwijtschelding van NOW-schulden. Het UWV toetst elk verzoek inhoudelijk aan de gestelde
                     voorwaarden. Deze voorwaarden heeft het UWV op haar website gepubliceerd. Mede naar
                     aanleiding van vragen en opmerkingen van herstructureringsdeskundige en insolventieadvocaten,
                     alsmede naar aanleiding van de aanbeveling van de schuldenaanjager in de tussentijdse
                     rapportage, heeft het UWV het reeds bestaande beleid voor (geheel of gedeeltelijk)
                     kwijtschelden van NOW-schulden recentelijk beperkt aangepast. Ten opzichte van het
                     eerdere beleid ligt de nadruk nu meer op een inhoudelijke toetst (in combinatie met
                     het voldoen aan noodzakelijke voorwaarden) in plaats van een formele toets (op grond
                     van de WHOA). Met deze proceswijziging maakt het UWV geen onderscheid meer in verzoeken
                     die al dan niet onderdeel uitmaken van een WHOA-traject. In de praktijk betekent dit
                     dat het UWV waarschijnlijk binnengekomen verzoeken tot kwijtschelding sneller inhoudelijk
                     zal toetsen. Deze inhoudelijke toets is niet gewijzigd.
                  
26.
Wees creatief bij oplossingen die zelfstandig ondernemers in staat stellen hun eigen
                           woning te behouden.
Reactie:
Het Bbz voorziet al in mogelijkheden om de eigen woning te behouden en mogelijkheden
                        om er een hypotheek op te vestigen bij wijze van zekerheid voor de terugbetaling van
                        het bedrijfskrediet. Daarnaast kunnen gemeenten en gemeentelijke kredietbanken saneringskredieten
                        verstrekken als er sprake is van overwaarde op de eigen woning van de ondernemer.
                        De overwaarde dient dan als zekerheid van het saneringskrediet.
                     
(Aanbeveling 27 betreft aantal punten, zie hieronder de reactie per punt)
27.
Geef gevolg aan mijn aanbevelingen aan de Belastingdienst, het UWV en RVO.
• Schaal de bezetting op en verbeter de dienstverlening. Zorg voor speciale behandelteams
                                 die dit soort kwijtscheldingsverzoeken behandelen. Het is belangrijk dat de kwantiteit
                                 en de kwaliteit wordt geborgd.
Reactie:
De Belastingdienst onderschrijft deze aanbeveling. Tegelijkertijd is het, gezien de
                        grote aantallen ondernemers (en burgers) en de beperkte capaciteit waarmee de Belastingdienst
                        te maken heeft, niet mogelijk om iedereen persoonlijk te benaderen. Ook is het niet
                        mogelijk om te werken met speciale behandelteams. De krapte op de arbeidsmarkt is
                        hierbij van invloed, waarbij de inzet gericht blijft op het vinden van voldoende gekwalificeerd
                        personeel. In het licht van de beperkt beschikbare capaciteit wordt onderzocht of
                        het meest urgente werk nog efficiënter kan worden georganiseerd, waarbij het belang
                        van de ondernemers niet uit het oog wordt verloren. Op dit moment worden verzoeken
                        van ondernemers (bijvoorbeeld om uitstel van betaling of sanering) al met prioriteit
                        boven andere werkzaamheden in behandeling genomen.
                     
• Wees daadwerkelijk welwillend en bied ruimte voor maatwerk, dat recht doet aan de
                                 bijzondere omstandigheden van de ondernemer.
• Neem niet direct een afwijzende beslissing, maar biedt eerst gelegenheid voor overleg.
                                 Geef ondernemers gelegenheid om eventuele omissies recht te zetten en eventueel te
                                 komen tot een aanpassing van het aanbod.
Reactie:
De Belastingdienst onderkent de wens om maatwerk te leveren en zal daar waar nodig
                        en mogelijk ook naar streven, zonder het belang van rechtsgelijkheid uit het oog te
                        verliezen. Gezien de aantallen ondernemers (en burgers) waarmee de Belastingdienst
                        te maken heeft, is het niet mogelijk in alle gevallen persoonlijk contact te hebben
                        met mensen met schulden.
                     
• Zorg voor via de e-mail bereikbare aanspreekpunten met deskundigheid en doorzettingsmacht
                                 voor intermediairs en schuldhulpverlening. Zorg dat documentatie (zoals Excelbestanden)
                                 digitaal kan worden aangeleverd. Dit bevordert de snelheid en dit soort stukken laten
                                 zich niet altijd goed printen.
Reactie:
De technische en organisatorische mogelijkheden worden verkend om met intermediairs
                        en schuldhulpverleners beter en directer verbonden te zijn, zoals dat al voor bewindvoerders
                        geldt.
                     
• Neem de kwijtscheldingswinst mee in de saneringsakkoorden.
Reactie:
Op 1 januari 2022 zijn de verliesverrekeningsregels van artikel 20, tweede lid van
                        de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 aangepast. Deze aanpassing kan ertoe leiden
                        dat na de totstandkoming van een saneringsakkoord (zoals een WHOA-akkoord) aan een
                        onderneming een belastingaanslag wordt opgelegd waarin de kwijtscheldingswinst wordt
                        belast. Deze aanslag maakt geen onderdeel uit van het saneringsakkoord en moet alsnog
                        voldaan worden. Er zijn bij de Belastingdienst gevallen bekend waarin deze problematiek
                        speelt. De aanbeveling benadrukt het belang om te onderzoeken of, en zo ja hoe, voor
                        deze situaties een oplossing kan worden gevonden. Zoals toegezegd bij de Nota naar
                        aanleiding van het nader verslag bij de Fiscale verzamelwet 2024, wordt nader bezien
                        of en zo ja, op welke wijze, al dan niet geclausuleerd, nadere maatregelen moeten
                        worden getroffen. De budgettaire aspecten en de uitvoeringsaspecten worden in de afweging
                        betrokken. Het kabinet streeft ernaar de Tweede Kamer hierover in het eerste kwartaal
                        van 2024 nader te informeren.
                     
• Wees voorspelbaar en niet te strikt bij de afbakening van dwangcrediteuren in een
                                 WHOA-akkoord. Hiermee wordt onnodige onrust bij deze groep van crediteuren voorkomen.
Reactie:
De Belastingdienst onderschrijft in het algemeen de behoefte aan voorspelbaar beleid
                        dat ruimte laat voor maatwerk in dit verband.
                     
• Vraag als het UWV en RVO het advies van de Belastingdienst (en volg dat advies) over
                                 WHOA-akkoorden die worden voorgesteld. De Belastingdienst is meer ervaren in behandeling
                                 kwijtscheldingsverzoeken.
Reactie:
Op dit moment vindt er geen afstemming plaats tussen de Belastingdienst en het UWV
                        over de afhandeling van lopende kwijtscheldingsverzoeken. Noch over ieders inhoudelijke
                        beoordeling van de ingediende financiële stukken van het bedrijf dat een kwijtscheldingsverzoek
                        heeft ingediend. Noch over het uitwisselen van informatie over het al dan niet instemmen
                        met een kwijtscheldingsverzoek. Hoewel het zeker leerzaam en nuttig kan zijn om kennis
                        en ervaringen uit te wisselen. Ten aanzien van het laatste punt is het belangrijk
                        om op te merken dat het UWV en Belastingdienst als schuldeisers verschillende posities
                        innemen. De Belastingdienst is in bepaalde situaties een preferente schuldeiser, het
                        UWV is dat voor NOW schulden niet. Dit kan ertoe leiden dat het innemen van verschillende
                        standpunten aangewezen kan zijn. Daarnaast is een nauwere samenwerking op niveau van
                        concrete casuïstiek gecompliceerd als gevolg van privacywetgeving. Een volgend kabinet
                        zou eventueel kunnen kijken naar verdere mogelijkheden voor samenwerking in combinatie
                        met de privacywetgeving.
                     
Er bestaat wel een mogelijkheid om te komen tot afstemming van de uitkomsten van betalingsregelingen
                     van de Belastingdienst, RVO en het UWV in specifieke cases mits de betrokken werkgevers
                     hiervoor toestemming geven. Voor dat doel hebben de Belastingdienst, RVO en het UWV
                     een casuïstiektafel ingericht. Eventuele oplossingen moeten wel passen binnen de bestaande
                     kaders van wet- en regelgeving en beleid van de betrokken overheidspartijen.
                  
28.
Maak voortgang met project Vorderingenoverzicht Rijk, en 29. Maak voortgang met een
                           gezamenlijke Betalingsregeling Rijk.
Reactie:
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft uw Kamer op 6 oktober
                        jl. geïnformeerd dat de ambitie is dat alle partijen betrokken bij de clustering Rijksincasso21 eind 2025 bij het Vorderingenoverzicht Rijk zijn aangesloten. Het streven is dat
                        al deze partijen in 2027 de mogelijkheid bieden om een gezamenlijke betalingsregeling
                        aan te gaan. Tot die tijd zijn er betalingsregelingen per organisatie mogelijk.
                     
30.
Maak voortgang met het project DDAS (Datadelen op Armoede en Schulden).
Reactie:
Het Ministerie van SZW is in gesprek met de VNG, als penvoerder van het project DDAS,
                        over de subsidiëring van de vervolgfases van het project Datadelen op Armoede en Schulden
                        (DDAS). Het doel van het project is om een eenduidige en landelijke uitvraag van cijfers
                        met betrekking tot de gemeentelijke schuldhulpverlening mogelijk te maken. Fases 3
                        en 4 behelzen onder andere een gestandaardiseerde set aan definities en een gestandaardiseerde
                        uitvraag van schuldendata bij gemeenten. De inzet is om fases 3 en 4 begin 2024 van
                        start te laten gaan.
                     
31.
Voer geen rigide of complexe wetgeving in die het herstructureren of doorstarten van
                           bedrijven bemoeilijkt.
Reactie:
Er kunnen goede redenen zijn, zoals de bescherming van werknemers, om met een bepaald
                        wetsvoorstel te komen, zoals de Wet overgang van ondernemingen in faillissement. Doel
                        van dit voorstel is om werknemers beter te beschermen, terwijl voor ondernemers meer
                        duidelijkheid ontstaat over welke werknemers mee overgaan na een doorstart in faillissement.
                        Bij het ontwerpen van een wetsvoorstel wordt vanzelfsprekend ook gekeken naar de gevolgen
                        voor ondernemingen, bijvoorbeeld in het kader van een doorstart in faillissement.
                     
De aanbeveling sluit in algemene zin aan bij het traject voor verbeterde mkb dienstverlening
                     waar het advies van het comité voor ondernemerschap was om bij de ontwikkeling van
                     nieuwe regelingen en regelgeving te beredeneren vanuit de behoefte van de ondernemer.
                     De verdere uitwerking van nieuwe beleid op dit thema komt toe aan een nieuw kabinet.
                  
32.
Ontwikkel regelgeving of beleid om de instroom van kwetsbare zelfstandigen te beperken
                           en hun zelfredzaamheid en veerkracht te vergroten.
Reactie:
Het kabinet kan zich vinden in de aanbeveling om de instroom van kwetsbare zelfstandigen
                        te beperken en hun zelfredzaamheid en veerkracht te vergroten. Eerder constateerde
                        het kabinet dat de verschillen tussen werknemers en (kwetsbare) zelfstandigen groot
                        zijn. Het kabinet zet in op het gelijker maken van het speelveld tussen werknemers
                        en zelfstandigen, en op minder verschillen in (fiscale)behandeling tussen werknemers
                        met een vaste (duurzame) arbeidsrelatie en werknemers met een flexibel contract. Naar
                        verwachting vermindert dit de instroom van kwetsbare zelfstandigen en maakt het de
                        stap naar loondienst gemakkelijker. Dit heeft het kabinet gemeld in haar brief rondom
                        arbeidsmarktbeleid.22 Voorstellen uit dit brede pakket rondom het bieden van meer zekerheid aan flexwerkers
                        en het verduidelijken van de scheidslijn tussen werknemers en zelfstandigen en het
                        vergemakkelijken van het opeisen van rechten door kwetsbare zelfstandigen zijn reeds
                        in internetconsultatie geweest (wetsvoorstel meer zekerheid voor flexwerkers) of recent
                        gegaan (wetsvoorstel verduidelijken beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden).
                        De daadwerkelijke toepassingen hiervan zijn echter aan het nieuwe kabinet.
                     
33.
Stimuleer dat startende zelfstandigen een basiscursus ondernemerschap doorlopen.
Reactie:
De KVK biedt ondernemers uitgebreide informatie over het hebben en onderhouden van
                        een bedrijf. Daarnaast voorziet de markt in ruime mate in informatie, hulpmiddelen
                        en opleidingen om (aspirant)ondernemers te helpen een deugdelijke bedrijfsvoering
                        op te zetten. Het is niet aan de overheid om hierin te interveniëren.
                     
34.
Verplicht iedere startende zelfstandige om een voorlopige aanslag voor de Inkomstenbelasting
                           aan te vragen.
Reactie:
Het doel van de aanbeveling is om ervoor te zorgen dat startende ondernemers «bij
                        blijven» met de financiële verplichtingen die uit hun bedrijfsvoering voortvloeien.
                        Het invoeren van een voorlopige aanslag voor de inkomstenbelasting voor startende
                        ondernemers leidt tot een aanvullende administratieve last. Het vraagt daarnaast een
                        goed inzicht in de te verwachten inkomsten in het eerste levensjaar van de onderneming.
                        Aanpassing van de voorlopige aanslag vergt een inspanning van de ondernemer zelf:
                        hij moet opnieuw aangifte doen met inachtneming van de gewijzigde omstandigheden/verwachtingen.
                        De financiële positie van de ondernemer wordt daarmee niet per definitie overzichtelijker.
                        Mede gezien het aantal kleine ondernemers met schulden, is het de vraag of deze ondernemers
                        met een verplichting geholpen zijn. Ook is het een inbreuk op de autonomie van ondernemers.
                        Op vrijwillige basis is het aanvragen van een voorlopige aanslag uiteraard al mogelijk.
                     
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
