Brief regering : Kabinetsreactie op het eindrapportage ''Aanjager schulden''
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 531
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2023
Met deze brief informeer ik uw Kamer mede namens de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en de
Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst over het rapport van
de aanjager problematische schulden voor ondernemers. De heer Bruno Tideman is in
september 2022 als aanjager aanpak problematische schulden voor ondernemers aangesteld
voor een periode van een jaar. Zijn opdracht was het versterken van de regievoering
over de aanpak van problematische schulden van ondernemers en het aanjagen van oplossingen
voor problematische schuldensituaties van door de coronacrisis getroffen ondernemers.
Het kabinet weet dat ondernemers een moeilijke periode achter de rug hebben en begrijpt
dat de weg naar herstel in deze tijd extra uitdagend is. We zijn daarom blij om het
rapport van de heer Tideman te ontvangen. Namens het Kabinet wil ik de heer Tideman
hartelijk danken voor het rapport en de inzichten die hieruit voortkomen. In deze
brief vindt uw Kamer een reactie op dit rapport en de daarin opgenomen aanbevelingen.
Deze brief richt zich hoofdzakelijk op de aanbevelingen die ondanks de demissionaire
status van het kabinet direct kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast informeer ik uw
Kamer via deze brief ook over de tussentijdse aanbevelingen van de aanjager uit het
voorjaar 2023 die, gezien hun noodzaak, al door het kabinet in gang zijn gezet. Met
deze brief acht ik daarmee de motie van het lid Graus1 en de motie van het lid De Jong c.s.2 afgedaan. In de bijlage van deze brief zijn alle aanbevelingen van de aanjager met
een reactie van het kabinet opgenomen.
Aanleiding en stand van zaken
Tijdens de coronacrisis hebben veel ondernemers een zware tijd doorgemaakt omdat hun
onderneming direct of indirect geraakt werd door maatregelen die zijn genomen ter
bescherming van de volksgezondheid. Het kabinet is ondernemers dan ook erkentelijk
voor bijdrage die zij hebben geleverd in deze ongebruikelijke tijd. Om getroffen ondernemers
hierin te ondersteunen heeft het kabinet een steunpakket geïntroduceerd. Dit betrof
regelingen als de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), Noodmaatregel Overbrugging voor
Werkgelegenheid (NOW) en belastinguitstel. Het effect hiervan is zichtbaar geweest
met een historisch laag aantal faillissementen tijdens deze periode3. De steunmaatregelen zijn beëindigd met het eindigden van de coronacrisis. Sinds
1 april 2022 moeten ondernemers weer voldoen aan hun belastingverplichtingen. Daarnaast
moeten ondernemers die van het betalingsuitstel gebruik hebben gemaakt deze coronabelastingschuld
vanaf 1 oktober 2022 in termijnen aflossen, evenals eventueel te veel ontvangen TVL
en NOW-subsidies. Het kabinet ziet dan ook dat sinds eind 2022 het aantal faillissementen
weer oploopt. We begrijpen de zorgen die hiermee gepaard gaan omdat faillissementen
niet alleen zakelijke gevolgen hebben, maar ook persoonlijke uitdagingen met zich
meebrengen. Hoewel het aantal faillissementen momenteel stijgt is het aantal nog altijd
relatief laag in verhouding tot het totale aantal ondernemingen en de historische
faillissementscijfers van voor de coronaperiode. Achter de statistieken schuilen menselijke
verhalen van veerkracht, opoffering en vastberadenheid. We willen de persoonlijke
inspanning die ondernemers brengen erkennen, en begrijpen dat schulden niet alleen
financiële lasten zijn, maar ook emotioneel belastend zijn.Het kabinet is zich bewust
van de uitdagingen waarmee ondernemers momenteel worden geconfronteerd. We volgen
de ontwikkelingen zorgvuldig om, indien nodig, gepaste maatregelen te kunnen nemen.
Het kabinet streeft naar het bieden van een evenwichtige benadering tussen het voorkomen
van faillissementen en het ondersteunen van ondernemers en het faciliteren van een
gezonde en veerkrachtige economie.
Voortgang van de (terug)betaling
Sinds 1 oktober 2022 hebben ongeveer 266.000 ondernemers een betalingsregeling gekregen
voor het aflossen van hun totale (corona)belastingschuld tot 1 april 2022, dus ook
voor eventuele belastingschulden van vóór de coronacrisis. Zij mogen die schuld in
beginsel in 60 maandelijkse termijnen aflossen. Daarnaast moeten zij voldoen aan hun
nieuw opkomende verplichtingen. Niet alle ondernemers blijken echter in staat om de
ontstane schulden af te lossen. In de Kamerbrief van 16 oktober jl. is toegelicht
dat inmiddels 34.000 ondernemers niet meer deelnemen aan de betalingsregeling (bijvoorbeeld
doordat deze ingetrokken is) en er ongeveer 60.000 ondernemers zijn met een betalingsachterstand4. Op peildatum 25 september 2023 hebben nog ongeveer 193.000 ondernemers een betalingsregeling
voor coronabelastingschulden. Uw Kamer ontvangt in april 2024 de volgende periodieke
rapportage over de stand van zaken van de betalingsregeling coronabelastingschuld,
en in de tussentijd als daar aanleiding toe is.
Veel ondernemers zijn persoonlijk aansprakelijk voor hun schulden; zij zijn extra
kwetsbaar. Ondernemers en ondernemingen die op dit moment geconfronteerd worden met
een betalingsachterstand en die hun schulden niet kunnen betalen, kunnen wanneer aan
bepaalde voorwaarden wordt voldaan in aanmerking komen voor sanering van hun schulden.
De Belastingdienst neemt nog tot 1 april 2024 genoegen met hetzelfde uitkeringspercentage
dat aan concurrente crediteuren wordt aangeboden. Hierdoor wordt de kans vergroot
dat andere schuldeisers willen meewerken aan een akkoord. Per 15 november is deze
regeling aangepast, juist om bedrijfsbeëindiging via turboliquidatie verder te faciliteren.5
Ondernemers die een te hoog bedrag aan TVL-subsidie hebben ontvangen, dienen dit terug
te betalen. In de laatste integrale voortgangsrapportage steunpakket met focus op
NOW, TVL en fiscale steun6 staat vermeld dat 5% van de terugbetalingsregelingen voor de TVL is afgesloten voor
een periode van meer dan 24 maanden. Bij de voorbereiding voor de begrotingsbehandeling
is geconstateerd dat dit onjuist is opgenomen in de voortgangsrapportage.
Van de ondernemers met een betalingsregeling voor de TVL heeft 52% een betalingsregeling
voor de duur van twee jaar getroffen. Daarnaast is 11% van de betalingsregelingen
getroffen voor een duur variërend tussen 1 tot en met 24 maanden en 37% wordt met
maatwerk vastgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden van de
ondernemer. Deze maatwerk-betalingsregelingen variëren in looptijd tussen de 25 tot
en met 60 maanden.
Tussentijdse aanbevelingen (voorjaar 2023)
Voordat de aanjager zijn definitieve rapport heeft opgesteld, heeft de aanjager in
mei 2023 het kabinet voorzien van een tussentijds rapport met daarin een aantal voorlopige
bevindingen. Dit zodat het kabinet met enkele bevindingen al direct aan de slag kon
gaan.
Activeringscampagne
In zijn voorlopige bevindingen heeft de aanjager geadviseerd om ondernemers te activeren
door snel te starten met (nog) gerichte(re) communicatie bijvoorbeeld via een (social)mediacampagne.
Deze aanbeveling is vanuit de Belastingdienst direct opgepakt, zoals ook in de gezamenlijke
voortgangsrapportage coronasteunmaatregelen7 is gemeld. Dit heeft geleid tot een communicatiecampagne voor hulp aan ondernemers
op verschillende sociale media. In samenwerking met de Kamer van Koophandel (KVK),
VNO-NCW en Geldfit Zakelijk is een boodschap geformuleerd en is beeldmateriaal gemaakt.
De campagne was gericht op ondernemers met betalingsproblemen, hun directe omgeving
en hun fiscaal dienstverleners, om aan te geven dat ondernemers met financiële problemen
hulp kunnen krijgen. Voor hulp werd op dat moment vooral verwezen naar Geldfit Zakelijk.
De campagne is verspreid onder verschillende stakeholders, met de vraag om de tekst
en de beelden te gebruiken in hun nieuwsbrieven. Ook KVK, VNO-NCW, MKB Nederland,
Instituut Midden- en Kleinbedrijf, SZW, NVVK8 en VNG9 hebben berichten geplaatst in nieuwsbrieven en/of sociale media. De effectiviteit
hiervan was terug te zien in de daling van het aantal ondernemers die nog geen enkele
actie hadden ondernomen. Waar dit voor de zomer nog circa 50 à 60 duizend ondernemers
betrof, is dit over de zomer gedaald tot ongeveer 35.000.
Verlenging van het saneringsbeleid
De aanjager heeft bij de voorlopige bevindingen ook aandacht gevraagd voor een eventuele
verlenging van de tijdelijke versoepeling van het saneringsbeleid van de Belastingdienst.
De versoepeling houdt in dat dat de Belastingdienst bij saneringen genoegen neemt
met hetzelfde uitkeringspercentage dat aan concurrente schuldeisers toekomt. Deze
versoepeling is inmiddels verlengd van 1 oktober 2023 tot 1 april 2024.10 Vanuit monitoringscijfers is gebleken dat de toename van het aantal saneringsverzoeken
bij de Belastingdienst later is gestart dan eerder verwacht. Met deze verlenging van
de versoepeling neemt de slagingskans van saneringsakkoorden toe, omdat het voor concurrente
schuldeisers aantrekkelijker wordt om eraan deel te nemen: zij ontvangen immers een
hoger bedrag dan voorheen. Hierdoor is de kans groter dat in de kern levensvatbare
ondernemingen blijven bestaan.
Kwijtscheldingsbeleid van het UWV
In de tussenrapportage heeft de schuldenaanjager al enkele voorlopige aanbevelingen
gedaan die ondertussen onderdeel zijn geworden, of al onderdeel waren, van staand
beleid of reguliere dienstverlening van het UWV. De aanjager heeft bijvoorbeeld het
UWV bevraagd op haar kwijtscheldingsbeleid. Mede naar aanleiding van vragen en opmerkingen
van herstructureringsdeskundigen en insolventieadvocaten, alsmede naar aanleiding
van de aanbeveling van de schuldenaanjager in de tussentijdse rapportage, heeft het
UWV haar kwijtscheldingsbeleid aangepast. Het gaat hierbij om een procesmatige aanpassing
om sneller tot een oordeel te komen.
Samenvatting van de aanbevelingen die direct kunnen worden opgepakt
Informatie schuldhulpverlening via accountants
De aanjager raadt aan om hulpverlening vanuit het rijk die beschikbaar is voor het
saneren of reorganiseren van een bedrijf bij ondernemers duidelijker aan de man te
brengen door te bevorderen dat accountants die voor ondernemers met financiële problemen
werken hen hierop te wijzen. Via het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt
deze mogelijkheid onderzocht om ondernemers op deze hulpverlening te wijzen via de
branche vereniging voor accountants.
Persoonlijke contact bij invordering van schulden door de Belastingdienst
Daarnaast raadt de aanjager aan om bij de (dwang)invordering van de schulden te streven
naar zoveel mogelijk persoonlijke contactmomenten met de ondernemer met schulden.
Bij deze contactmomenten dient de ondernemer gewezen te worden op de hulpverlening
die beschikbaar is en moet aan de ondernemer toestemming gevraagd worden voor het
delen van diens contactgegevens met organisaties die de ondernemer warm kunnen doorverwijzen.
Vanzelfsprekend streeft de Belastingdienst naar zoveel mogelijk persoonlijk contact
met ondernemers, zeker wanneer desbetreffende zaken zoveel impact hebben. Gezien de
grote aantallen ondernemers bij wie sprake is van het niet (tijdig) betalen van een
belastingschuld, kan dit niet in alle gevallen. Verder kunnen bij het delen van contactgegevens
formeelrechtelijke aspecten spelen die nader in kaart zouden moeten worden gebracht.
Uiteraard doet de Belastingdienst er alles aan om ondernemers met betalingsproblemen
zorgvuldig te ondersteunen. Met name door het bieden van handelingsperspectief, door
ze bijvoorbeeld te wijzen op de mogelijke versoepelingen in de betalingsregeling voor
coronabelastingschuld of door te wijzen op de mogelijkheden die een saneringsverzoek
biedt. Bij schriftelijke aankondigingen van dwangmaatregelen en in contact met de
Belastingtelefoon worden ondernemers verder op weg geholpen door te verwijzen naar
de KVK en gemeente (voor problematische schulden) en in het kader van de begeleiding
van de corona-regeling ook naar Geldfit Zakelijk.
Persoonlijke contact bij invordering van schulden door het UWV
Het UWV handelt in lijn met de aanbeveling. Dit doet zij onder andere door bij de
terugvordering van te veel uitgekeerde NOW-subsidie in te zetten op zo veel mogelijk
persoonlijk contact met werkgevers die (een deel van) de NOW voorschotten moeten terugbetalen.
Er wordt op diverse manieren contact gezocht met de werkgevers. Dit gebeurt indien
nodig meermaals, zowel per brief, via het digitale kanaal van het UWV en telefonisch.
Ook voordat het UWV een vordering overdraagt aan de deurwaarder, neemt het UWV telefonisch
of per brief contact op. Daarbij heeft het UWV een schulddienstverleningsteam dat
in contact treedt met werkgevers met schulden om met hen indien nodig specifieke afspraken
te maken rondom het terugbetalen van hun NOW schulden. Dit team verwijst werkgevers
ook door naar andere (schuldhulp)organisaties en desgewenst naar de gemeentelijke
schuldhulpverlening.
Persoonlijke contact bij invordering van schulden door RVO
Ook de RVO begrijpt dat in een tijd van hoge inflatie, hoge energieprijzen en lagere
koopkracht het terugbetalen van TVL lastig kan zijn. Daarom heeft RVO ruime betalingsregelingen
en is extra maatwerk mogelijk. Hiervoor is persoonlijk contact met de ondernemer essentieel.
RVO biedt ondernemers zo veel mogelijk maatwerk, flexibiliteit en persoonlijk contact
aan, indien zij (een deel) van het verkregen voorschot aan TVL terug moeten betalen.
Zo kan een ondernemer kiezen voor een terugbetaaltermijn van 6, 12, 18 of 24 maanden.
Ook is een tijdelijke uitstel van betaling mogelijk en worden bedragen kleiner dan
vijfhonderd euro kwijt gescholden. Indien dat nog steeds niet past bij de situatie
van de ondernemer zijn er maatwerkoplossingen mogelijk tot een termijn van vijf jaar.
Tussentijds kan een ondernemer ook zijn betalingsregeling aanpassen. Met elke ondernemer
die moet terugbetalen wordt persoonlijk contact opgenomen. Dit gebeurt per brief,
email en telefonisch. Indien na minimaal 6 pogingen van persoonlijk contact zoeken
geen reactie van een ondernemer komt, gaat RVO over tot de overdracht van de vordering
aan het CJIB. Meestal zijn er dan al enkele maanden verstreken. Zodra de overdracht
naar het CJIB heeft plaats gevonden verstuurt RVO nog een ansichtkaart naar de ondernemer
met een laatste aanbod om een betalingsregeling af te sluiten met RVO. In circa 10%
van de gevallen sluit de ondernemer dan alsnog een betalingsregeling.
Vorderingsoverzicht Rijk en Betalingsregeling Rijk
Ook onderstreept de aanjager het belang om voortgang te maken met het project Vorderingenoverzicht
Rijk en een gezamenlijke Betalingsregeling Rijk. Het doel van het Vorderingenoverzicht
Rijk is om mensen de mogelijkheid te bieden een overzicht van hun actuele betalingsverplichtingen
aan overheidsorganisaties in te zien. Zo weten mensen welke vorderingen open staan
en kunnen zij op basis daarvan de noodzakelijke of gewenste acties ondernemen. De
Betalingsregeling Rijk is erop gericht om te komen tot één betalingsregeling voor
vorderingen bij de Rijksoverheid. De Betalingsregeling Rijk biedt een concreet en
laagdrempelig handelingsperspectief in de fase voorafgaand aan de deurwaarder vanuit
de gedachte: één overheidsdebiteur, één schuldenlast en één afloscapaciteit. Over
beide initiatieven heeft de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
uw Kamer op 6 oktober jl. geïnformeerd dat de ambitie is dat alle partijen betrokken
bij de clustering Rijksincasso11 eind 2025 bij het Vorderingenoverzicht Rijk zijn aangesloten. Het streven is dat
al deze partijen in 2027 de mogelijkheid bieden om een gezamenlijke betalingsregeling
aan te gaan.12 Tot die tijd zijn er betalingsregelingen per organisatie mogelijk.
Verder noemt de aanjager de pilot die de NVVK samen met het Waarborgfonds saneringskredieten
is gestart een goed initiatief. Deze pilot onderzoekt de mogelijkheid van verbreding
van het Waarborgfonds saneringskredieten voor ondernemers. Met een saneringskrediet
lost een (gemeentelijke) kredietbank de schulden van de ondernemer bij verschillende
schuldeisers in één keer af waardoor de ondernemer nog maar één schuldeiser heeft.
Doel van deze pilot is om de behoefte te peilen en de feitelijke risico’s in kaart
te brengen op (gemiddeld) hogere kredieten. Deze pilot loopt tot en met 31 december
2024.
Ook is een aanbeveling van de aanjager om het griffierecht van de Wet Homologatie
Onderhands Akkoord (WHOA) te verlagen. Zoals is aangekondigd in een brief van de Minister
voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 27 juni jl., zal ervoor worden gezorgd
dat zowel verzoeken tot homologatie van een akkoord op grond van de WHOA als verzoeken
tot afwijzing van een dergelijk akkoord onder hetzelfde lagere griffierecht komen
te vallen.13
Tot slot
Het kabinet begrijpt de diepgaande zorgen van veel ondernemers over de hoge energieprijzen,
inflatie in het algemeen, en een uitdagende arbeidsmarkt. De impact op ondernemers
kan overweldigend zijn, zeker wanneer zij daarnaast kampen met coronaschulden. Daarom
worden de ontwikkelingen op dit gebied op de voet gevolgd, we zijn ons bewust zijn
van de menselijke kant van deze uitdagingen. De inzet van het kabinet is erop gericht
alle ondernemers met schulden te bereiken en waar mogelijk faillissementen van levensvatbare
bedrijven te voorkomen. Tegelijk is het onvermijdelijk dat er bedrijven zijn die,
om welke reden dan ook, in een toestand komen waarbij schuldeisers niet meer betaald
kunnen worden en het ondernemingsmodel niet (meer) levensvatbaar is. Een faillissement
is soms onvermijdbaar en tegengaan daarvan is dan ook geen doel op zichzelf. Het kabinet
onderkent dat hoewel faillissement bij onze economie horen het voor ondernemers en
hun gezinnen enorme impact kan hebben. Het stopzetten van een bedrijf, hoe noodzakelijk
ook, heeft namelijk diepgaande persoonlijke gevolgen. We realiseren ons dat schulden
niet alleen financiële obstakels zijn, maar ook emotionele lasten met zich meedragen.
Het kabinet spant zich in om de impact van faillissementen zo veel mogelijk te beperken
door goede begeleiding en hulpverlening aan ondernemers.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
BIJLAGE: AANBEVELINGEN IN DE EINDRAPPORTAGE VOORZIEN VAN REACTIE
De aanjager schulden doet in zijn eindrapportage verschillende aanbevelingen voor
een verbeterde schuldhulpverlening aan ondernemers. Deze bijlage informeert de kamer
over deze aanbevelingen en de reactie van het kabinet hierop.
1.
Verplicht de Belastingdienst om krachtens de Wgs (structurele) betalingsachterstanden
van zelfstandige ondernemers te melden aan de gemeenten.
Reactie:
Voor iedereen met geldzorgen, ook voor zelfstandig ondernemers, is het cruciaal dat
financiële problemen vroegtijdig gesignaleerd worden en hulp beschikbaar is. Om mensen
met beginnende schuldenproblematiek sneller in beeld te hebben is per 1 januari 2021
de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) gewijzigd, waardoor vroeg signalering
duidelijker verankerd is in de wet. Naast signalen van de zorgverzekeraars, energiebedrijven,
woningverhuurders en drinkwaterbedrijven biedt de wet mogelijkheden om via pilots
te verkennen of aanvullende signalen de vroeg signalering verbeteren.
De Belastingdienst en Dienst Toeslagen onderzoeken de mogelijkheden om deel te nemen
aan een experiment waarbij signalen over betalingsachterstanden bij de Belastingdienst
en Dienst Toeslagen worden gedeeld met deelnemende gemeenten. Onderzocht wordt of
deze signalen voorspellers zijn van problematische schulden en er op die manier een
nieuwe groep mensen met schulden in beeld komt bij gemeenten. Daarnaast wordt bij
uitvoering van de pilot gekeken naar de uitvoeringstechnische (on)mogelijkheden bij
de Belastingdienst, Dienst Toeslagen en de deelnemende gemeenten. Voorwaarde is dat
deelnemende gemeenten over voldoende capaciteit beschikken om die signalen daadwerkelijk
te kunnen behandelen en contact te zoeken met de burger. De Belastingdienst en Dienst
Toeslagen komen voor het einde van het jaar met een voorstel voor SZW voor een concept-ministeriële
regeling om te zorgen voor de juridische basis en inkadering van het experiment. Om
tot een uitvoerbare regeling te komen wordt gezamenlijk uitgewerkt hoe op een veilige,
proportionele en effectieve wijze gegevensdeling plaats kan vinden en hoe goede informatie
en dienstverlening geboden kan worden aan de mensen die het betreft.
2.
Bevorder dat accountants ondernemers met financiële problemen voor wie zij werken
(schriftelijk) wijzen op de mogelijkheden van het saneren of reorganiseren van bedrijfsactiviteiten
en de hulpverlening die daarvoor beschikbaar is.
Reactie:
Via het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt de mogelijkheid onderzocht
om een informatie campagne te starten in samenwerking met de brancheverenigingen voor
accountants om ondernemers te wijzen op de beschikbare hulpverlening.
3.
Streef bij de (dwang)invordering van de schulden naar zoveel mogelijk persoonlijke
contactmomenten met de ondernemer met schulden. Bij deze contactmomenten dient de
ondernemer gewezen te worden op de hulpverlening die beschikbaar is en aan de ondernemer
toestemming gevraagd worden voor het delen van diens contactgegevens met organisaties
die de ondernemer warm kunnen doorverwijzen.
Reactie:
De belastingdienst begrijpt het belang van persoonlijk contact met ondernemers, maar
gezien de aantallen is het voor de Belastingdienst onmogelijk om persoonlijke contactmomenten
te hebben in alle gevallen waarin sprake is van het niet (tijdig) betalen van een
belastingschuld. Bij het delen van contactgegevens kunnen juridische belemmeringen
spelen die nader in kaart zouden moeten worden gebracht.
Bij schriftelijke aankondigingen van dwangmaatregelen en in contact met de Belastingtelefoon
wordt handelingsperspectief geboden in de vorm van de verwijzing naar KVK en gemeente
(voor problematische schulden) en in het kader van de begeleiding bij de coronaschulden
ook naar Geldfit Zakelijk.
Het UWV zet bij de terugvordering van te veel uitgekeerde NOW-subsidie in op zo veel
mogelijk persoonlijk contact met werkgevers die (een deel van) de NOW voorschotten
moeten terugbetalen. Er wordt op diverse manieren contact gezocht met de werkgevers.
Dit gebeurt indien nodig meermaals, zowel per brief, via het digitale kanaal van UWV
en telefonisch. Voordat het UWV een vordering overdraagt aan een gerechtsdeurwaarder,
neemt het UWV telefonisch of per brief contact op. Daarbij heeft het UWV een schulddienstverleningsteam
dat in contact treedt met werkgevers met schulden om met hen indien nodig specifieke
afspraken te maken rondom het terugbetalen van hun NOW schulden. Dit team verwijst
werkgevers ook door naar andere (schuldhulp)organisaties en desgewenst naar de gemeentelijke
schuldhulpverlening.
4.
Organiseer (regionale) vangnetten voor ondernemers met (financiële) problemen in de
vorm van een netwerk van de belangrijkste private en (semi)publieke organisaties die
een rol spelen bij de voorlichting, advisering en schuldhulpverlening aan ondernemers
(waaronder de gemeente).
Reactie:
In deze aanbeveling verwijst de aanjager naar het advies Dienstbare Dienstverlening
uit zomer 2022 van het Nederlands Comité voor Ondernemerschap. De aanbeveling van
de aanjager sluit daarmee aan op een al lopend traject binnen het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat voor een verbeterde dienstverlening aan het mkb. De aanbeveling van
de aanjager wordt in dit traject zoveel mogelijk meegenomen. Besluitvorming op het
gebied van dienstverlening is aan het nieuwe kabinet.
5.
Zorg voor een ondernemersgericht toegangspunt tot dit ecosysteem waar de ondernemer
met (financiële) problemen zich online kan aanmelden voor een kosteloos gesprek, advies
en warme doorverwijzing binnen het achterliggende netwerk of de gemeentelijke schuldhulpverlening.
Reactie:
Een centraal, onafhankelijk, online toegangspunt is een waardevolle aanvulling op
de bestaande toegangspunten tot het ecosysteem rond de ondernemer. Een goed voorbeeld
hiervan is Ondernemer Centraal van de gemeente Utrecht en het ondernemersloket in
Lelystad. Ondernemers kiezen hun eigen toegangspunt, online of persoonlijk. In een
goed functionerend ecosysteem komen zij altijd in één stap via warme doorverwijzing
op de juiste plek terecht. Dit vraagt om goede samenwerkingsafspraken, een infrastructuur
voor warme doorverwijzing en kennis van elkaars dienstverlening, met helder onderscheid
tussen triage (eerste lijn) en hulpverlening (tweede lijn).
Het is goed om hierbij uit te gaan van een ecosysteem waarin ondernemers terecht kunnen
voor zowel schuldhulp als generieke ondersteuning en versterking van ondernemerschap.
Deze aanbeveling raakt eveneens aan de verbeterde publieke dienstverlening voor het
mkb met minder versnippering waar door het Ministerie van economische zaken en klimaat
momenteel aan wordt gewerkt. Daarnaast biedt het Ondernemersklankbord een vergelijkbare
dienst. Eventuele versterking of uitbreiding is aan een volgend kabinet.
6.
Zorg dat zelfstandige ondernemers met schulden in het hele land ondersteuning kunnen
krijgen bij het bijwerken of reconstrueren van hun boekhouding en (7) Zorg voor een
voucherregeling om deze ondernemers in staat te stellen hun boekhouding alsnog bij
te laten werken.
Reactie:
Het onderhouden van een boekhouding wordt gezien als de eigen verantwoordelijkheid
van de ondernemer, het kabinet ziet daarom geen noodzaak om hierin structureel te
voorzien. Een dergelijke (financiële) ondersteuning van de bedrijfsvoering van ondernemers
werkt marktverstorend ten opzichte van ondernemers die hun zaken in deze wel op orde
hebben.
In veel gemeenten is in samenwerking met plaatselijke hogescholen en het Ondernemersklankbord
een Zaak-aanpak beschikbaar voor ondernemers die een Bbz14 aanvraag doen. Wanneer een onvoldoende bijgehouden boekhouding een knelpunt vormt
bij de Bbz-aanvraag, wordt deze door inzet van studenten via de Zaak bijgewerkt.
8.
Maak in een zo vroeg mogelijk stadium een financiële prognose om de levensvatbaarheid
en/of financierbaarheid van de onderneming te beoordelen volgens een eenduidige methodiek.
Reactie:
Er wordt met experts gekeken of de huidige werkwijze bij de levensvatbaarheidstoets
eenvoudiger kan. Ook voor het saneringskrediet voor ondernemers is een toets op levensvatbaarheid
en afloscapaciteit van belang. De discussie over het betalen van de kosten staat vaak
in de weg aan de totstandkoming van een succesvolle regeling. Een op te stellen handreiking
gegevensuitvraag Bbz kan van dienst zijn bij het bevorderen van meer uniformiteit
in het Bbz bij het uitvoeren van de levensvatbaarheidtoets. Deze handreiking wordt
dit najaar nog verwacht.
9.
Roep een voucherregeling in het leven voor de kosten van het opstellen van deze prognose.
Reactie:
De beoordeling hiervan is aan een nieuw kabinet.
10.
Haal de Bbz kredietverlening weg bij de gemeenten en breng deze onder bij een landelijke
opererende, professionele kredietverstrekker die saneringskredieten kan verstrekken
aan ondernemers in zwaar weer.
Reactie:
Het advies om de Bbz kredietverlening weg te halen bij gemeenten en in plaats daarvan
onder te brengen bij een landelijke opererende, professionele kredietverstrekker vergt
wetswijziging en is daarom ter beoordeling aan het nieuwe kabinet. Hierbij dienen
wel een paar zaken te worden opgemerkt. Enerzijds dat dit voorstel gefocust is op
sanering van schulden, terwijl sanering via een Bbz-lening bedrijfskapitaal alleen
onder bepaalde voorwaarden kan en maar een klein onderdeel vormt van de bedoeling
van de bijstand in de vorm van bedrijfskrediet. Er kan ook behoefte aan bedrijfskrediet
zijn voor dringend noodzakelijke investeringen waarvoor onvoldoende middelen beschikbaar
zijn. Anderzijds wordt opgemerkt dat zolang de kredieten van overheidswege met publiek
geld worden gefinancierd er ook aandacht voor zal moeten zijn dat verstrekking binnen
de staatssteunkaders gebeurt met aandacht voor marktconformiteit. Een gestandaardiseerd
levensvatbaarheidsonderzoek kan ertoe leiden dat de zelfstandig ondernemer niet in
aanmerking komt voor een bedrijfskrediet net zomin als bij voorliggende professionele
kredietverstrekkers.
In het Bbz is een levensvatbaar bedrijf of zelfstandig beroep immers het bedrijf of
zelfstandig beroep waaruit de zelfstandige naar verwachting na bijstandsverlening
een inkomen zal verwerven dat, samen met het overige inkomen, toereikend is voor de
voortzetting van het bedrijf of zelfstandig beroep en voor de voorziening in het bestaan.
In het Bbz-levensvatbaarheidsonderzoek telt overig inkomen en partnerinkomen mee bij de beoordeling of sprake
is van een levensvatbaar bedrijf of zelfstandig beroep. Daardoor is de norm lager/socialer
dan bij voorliggende professionele geldverstrekkers waar overig inkomen of partnerinkomen
niet meetelt en waar alleen wordt gekeken of het bedrijf of zelfstandig beroep rendeert.
Bij een gestandaardiseerd levensvatbaarheidsonderzoek dat voor iedereen gelijk is,
dat wordt gehanteerd door alle geldverstrekkers, ligt het in de rede dat de levensvatbaarheidtoets
dan een hogere drempel krijgt om een bedrijf aan te merken als levensvatbaar bedrijf.
Overig inkomen en partnerinkomen zullen daarbij evenals in de Participatiewet in principe
altijd meetellen zolang als het Bbz een bijstandsuitkering is.
11.
Breid de pilot van het waarborgfonds saneringskredieten uit tot voorliggende financieringsvoorzieningen.
Begin van dit jaar is een pilot gestart naar de mogelijkheid van verbreding van het
Waarborgfonds saneringskredieten voor ondernemers. Met een saneringskrediet lost een
(gemeentelijke) kredietbank de schulden van de ondernemer bij verschillende schuldeisers
in één keer af waardoor de ondernemer nog maar één schuldeiser heeft. Met het wijzigen
van de aflosperiode in de Msnp15 en de duur van het Wnsp-traject per 1 juli 2023 naar anderhalf jaar is ook de aflosperiode
voor dir saneringskrediet anderhalf jaar waar dit voorheen drie jaar was. Doel van
deze pilot is om de behoefte te peilen en de feitelijke risico’s in kaart te brengen
op (gemiddeld) hogere kredieten. Deze pilot loopt tot en met 31 december 2024.
12.
Maak het voor particulieren (fiscaal) aantrekkelijk om risicodragend kapitaal te verstrekken
bij bedrijfssaneringen of cofinanciering te doen.
Reactie:
Dit betreft nieuw beleid en beoordeling hiervan is daarom aan een nieuw kabinet.
13.
Maak de TOA-regeling toegankelijker.
Reactie:
Deze mogelijkheid is in de tussentijdse rapportage van de aanjager onderzocht. Het
Time-out-arrangement (TOA) in zijn huidige vorm loopt af in het voorjaar van 2024
Gezien deze geringe resterende tijd past een eventuele aanpassing op de TOA niet meer
binnen deze termijn. Daarom wordt een aanpassing op de TOA aan een nieuw kabinet overgelaten.
Wel wordt er onderzocht of de TOA toegankelijk kan blijven voor ondernemers over het
hele jaar 2024 binnen de gestelde financiële kaders.
De TOA is een mogelijkheid tijdens een WHOA traject. De toegankelijkheid en gebruik
van de TOA is daarmee afhankelijk van de toegankelijkheid van de WHOA. Informatie
over de WHOA wordt gecommuniceerd via de website van de KVK en via het ondernemersplein
van de KVK. Uit de data van de website blijkt dat de informatie goed gevonden wordt.
De WHOA pagina’s van kvk.nl worden door ruim 18.500 unieke bezoekers gevonden, in
relatie tot het aantal WHOA-uitspraken is dit een goede score en kan geconcludeerd
worden dat de regeling voldoende onder de aandacht is. Hiermee is invulling gegeven
aan de toezegging uit het debat van 22 november 2022 om te toetsen of de website van
de WHOA voldoende is of dat er meer communicatie nodig is om de regeling onder de
aandacht te brengen.16
14.
Verlaag het griffierecht van de WHOA.
Reactie:
Deze aanbeveling neemt het kabinet over. Zoals is aangekondigd in een brief van de
Minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 27 juni jl., zal ervoor worden
gezorgd dat zowel verzoeken tot homologatie van een akkoord op grond van de Wet homologatie
onderhands akkoord (WHOA) als verzoeken tot afwijzing van een dergelijk akkoord onder
hetzelfde lagere griffierecht komen te vallen.17
15.
Financier WHOA Quick Scans.
Reactie:
De aanjager doelt hier op het mogelijk maken om het TOA-krediet te gebruiken voor
het financieren van een WHOA Quickscan. Deze aanbeveling is daarmee opgenomen in aanbeveling
13, daarom verwijs ik voor het antwoord naar reactie op aanbeveling 13. Daarnaast
benoemt de aanjager hier het gebruiken van een subsidie of een voucher. De beoordeling
hiervan laat ik aan een nieuw kabinet.
16.
Verzamel structureel data over de effectiviteit van (financiële) ondersteuning van
ondernemers met problematische schulden.
Reactie:
Dit is tevens een onderdeel dat wordt meegenomen in het traject voor verbeterde mkb
dienstverlening dat loopt binnen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
Dit is daarom aan een nieuw kabinet.
17.
Professionaliseer en reguleer de schuldhulpverlening van ondernemers.
Reactie:
Binnen de reguliere schuldhulpverlening wordt op dit moment door het Ministerie van
SZW samen met VNG, Divosa en NVVK gewerkt aan een verbeterplan basisdienstverlening.
Doel van dit plan is om de kwaliteit van de schuldhulpverlening te verbeteren. In
de basisdienstverlening worden verschillende elementen beschreven. Het doel van de
basisdienstverlening is om het aantal schuldregelingen jaarlijks te verdubbelen. Indien
het aantal schuldregelingen op geleidelijke schaal wordt verdubbeld, is de verwachting
dat de kabinetsdoelstelling om het aantal huishouden met problematische schulden te
halveren per 2030 dichterbij komt. Met het aanbieden van de elementen van basisdienstverlening
worden de verschillen tussen gemeenten ten opzichte van bereik en aanbod verkleind.
Verbetering van de kwaliteit van de schuldhulphulpverlening aan ondernemers maakt
onderdeel uit van dit traject.Uw Kamer is op 16 november jl. geïnformeerd over de
basisdienstverlening voor schuldhulpverlening.18
18.
Breid de pilot toevoeging Wsnp uit met een toevoeging voor de uitvoering van een schuldenregeling
in het kader van de Msnp.
Reactie:
De Wet op het consumentenkrediet biedt de mogelijkheid aan bepaalde beroepsgroepen,
zoals accountants, advocaten en (Wsnp19)-bewindvoerders om schuldbemiddeling uit te oefenen. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid
om een instelling te mandateren om schuldbemiddeling uit te voeren. In het geval van
ondernemers zou dit bijvoorbeeld een schuldhulpverlenende instelling kunnen zijn,
gespecialiseerd op ondernemers met schulden.
De Tweede Kamer heeft begin 2023 een motie aangenomen waarbij deze aanbeveling aansluit
van Kamerlid Ceder (Christen Unie) die de regering verzoekt om samen met betrokken
partijen te verkennen of de bestaande pilot toevoeging verzoek Wsnp uitgebreid kan
worden met de mogelijkheid om een stagnerend minnelijk traject vlot te trekken met
behulp van het stelsel van toevoegingen.20 In deze pilot is door de schuldhulpverlening en Wsnp-bewindvoerders ingezet om een
Wsnp-verzoek op te stellen en in te dienen om zo de doorstroom naar de Wsnp te verbeteren.
De verkenning met betrekking tot deze motie loopt nog.
19.
Experimenteer met de Msnp voor ondernemers om best practices te ontwikkelen.
Reactie:
Gemeenten/schuldhulpverleners maken gebruik van de Msnp en ondersteunen ondernemers
bij een oplossing voor hun problematische schulden met behoud van de onderneming.
Het ophalen van goede voorbeelden en het leren van elkaars ervaringen maakt onderdeel
uit van de aanpak van het programma Verbinden Schuldendomein van de VNG. Ook de NVVK
pilot saneringskredieten voor ondernemers in samenwerking met het Waarborgfonds saneringskredieten
is een belangrijk voorbeeld.
20.
Maak mogelijk dat ondernemers die een Msnp traject doorlopen een afkoelingsperiode
kunnen vragen.
Reactie:
Als een ondernemer (natuurlijk persoon) naast zijn privé schulden persoonlijk aansprakelijk
is voor zakelijke schulden dan staat de weg naar de schuldhulpverlening open en daarmee
ook de weg naar een minnelijke schuldregeling (Msnp). Inzet van het breed moratorium,
oftewel een afkoelingsperiode om orde op zaken te stellen, behoort dan ook tot de
mogelijkheden. Het breed moratorium is onlangs geëvalueerd. De komende periode zal
hier verder naar worden gekeken, in samenhang met het dwangakkoord in artikel 287a
Faillissementswet.
Voor de Belastingdienst geldt dat zodra hij in het kader van een aanstaand Msnp traject
(een afschrift van) een zogenoemde stabilisatie-overeenkomst van een schuldhulpverlener ontvangt, de Belastingdienst in beginsel geen dwanginvorderingsmaatregelen
neemt voor een periode van maximaal 8 maanden. Als er al invorderingsmaatregelen zijn
genomen schort de Belastingdienst deze op, zo nodig in overleg met de schuldhulpverlener.
Daarnaast vindt in beginsel geen verrekening meer plaats. Dit is vergelijkbaar met
een afkoelingsperiode.
Via de landelijke convenanten die door de NVVK met alle grote overheidspartijen zijn
afgesloten (waaronder de Belastingdienst), is het nu al mogelijk voor hulpverleners
om voor de hulpvrager om maximaal 8 maanden schuldenrust in de stabilisatiefase te
verzoeken. Ook de ontwikkeling van een Landelijke pauzeknop moet bijdragen aan het
creëren van schuldenrust. Via de pauzeknop vraagt een inwoner met schulden aan schuldeisers
om de schulden te «pauzeren» zodat deze niet verder oplopen door incassomaatregelen.
Voor de inwoner ontstaat rust waardoor de begeleiding sneller kan starten. Dit zorgt
voor motivatie bij mensen met schulden om zich aan te melden bij schuldhulpverlening.
21.
Stel het dwangakkoord ex artikel 287a Fw open voor rechtspersonen bij wie sprake is
van persoonlijke aansprakelijkheid van de betrokken ondernemer.
Reactie:
Het dwangakkoord in artikel 287a Faillissementswet is een akkoordregeling voor natuurlijke
personen waarbij de rechter één of meer schuldeisers die op onredelijke gronden weigeren
mee te werken aan een buitengerechtelijke schuldregeling, alsnog aan deze regeling
kan binden. Als een ondernemer (natuurlijk persoon) naast zijn privé schulden persoonlijk
aansprakelijk is voor zakelijke schulden dan staat de weg naar de gemeentelijke schuldhulpverlening
open.Weigerachtige schuldeisers die niet willen meewerken aan een minnelijke schuldregeling
kunnen vanuit de schuldhulpverlening via een dwangakkoord door de rechter gedwongen
worden mee te werken aan een schuldregeling. Deze aanbeveling roept op om het dwangakkoord
voor natuurlijke personen breder mogelijk te maken, ook zonder gemeentelijk voortraject.
De achterliggende gedachte is dat voor sommige natuurlijke personen, bijvoorbeeld
zzp-ers en kleine ondernemers, dit een betere en snellere oplossing kan zijn om van
hun schulden af te komen dan een Msnp of Wsnp, terwijl schuldeisers meer en soms sneller
zekerheid krijgen over hoeveel zij op hun vordering mogen verwachten. Ter sanering
van deze schulden kan het een mogelijkheid bieden om tot een overeenkomst ((dwang)akkoord)
tussen schuldeisers en de schuldenaar te komen, zo nodig met tussenkomst van de rechter
en tegen de wil van een minderheid van de schuldeisers. Deze mogelijkheid zal verder
worden onderzocht.
22.
Beoordeel het dwangakkoord van ondernemers ex artikel 287a Fw door dit te vergelijken
met wat de schuldeisers in een faillissement zouden ontvangen.
Reactie:
De rechter beoordeelt bij toepassing van het dwangakkoord op grond van artikel 287a
Faillissementswet onder meer of de uitwerking van het schuldregelingsvoorstel (Msnp)
een gunstiger resultaat heeft voor de schuldeisers dan in de situatie dat de wettelijke
schuldsaneringsregeling (Wsnp) van toepassing zou zijn. Een vergelijk wordt in de
praktijk dus al gemaakt. Echter is dat sinds 1 juli 2023 niet langer gebaseerd op
3 jaar maar op 18 maanden omdat voor de standaardduur van zowel een Msnp als een Wsnp-traject
sindsdien 18 maanden geldt. De aanjager geeft aan dat een termijn van 18 maanden voor
ondernemers te kort kan zijn om een passend schuldregelingsvoorstel op te baseren.
Hij stelt voor om niet naar de verwachte Wsnp uitkomst te kijken, maar het voorgestelde
akkoord te vergelijken met hetgeen de schuldeisers in een faillissement van de ondernemer
zouden ontvangen. In de WHOA geldt het «no creditor worse off»-principe, kort gezegd dat geen enkele schuldeiser slechter af mag zijn dan in een
faillissement. Dit criterium zou ook kunnen worden toegepast bij een dwangakkoord
voor natuurlijke personen. Deze mogelijkheid zal verder worden verkend bij het onderzoek
naar de verbetering van het dwangakkoord.
23.
Beslis zo snel mogelijk op kwijtscheldingsverzoeken, (24) Hanteer de menselijke maat
en (25) Lever bij kwijtschelding maatwerk voor zover dat binnen de kaders van beleid
en regelgeving mogelijk is, wees niet rigide.
Reactie:
Iedere mogelijkheid tot persoonlijk contact met de ondernemer en effectieve doorverwijzing
naar beschikbare hulp moet hiertoe worden aangegrepen. Ook dit is een aanbeveling
waaraan al zoveel mogelijk uitvoering wordt gegeven en het kabinet onderschrijft deze
aanbeveling. Hier bestaat ook een raakvlak met de verbetering van de overheidsdienstverlening
zoals onder andere opgenomen in de actieagenda mkb-dienstverlening.
In het betreffende hoofdstuk worden opmerkingen gemaakt over de (werkwijze van de)
Belastingdienst. Omdat het gaat om niet nader geduide signalen is het op dit moment
niet mogelijk om hierop adequaat te reageren. Uiteraard staat de Belastingdienst open
voor signalen en gaat de Belastingdienst met de heer Tideman in gesprek over de achtergrond
van de signalen.
De beoordeling van verzoeken om kwijtschelding (en sanering) is bij de Belastingdienst
altijd maatwerk. Ook roept de tijdelijke instructie saneringen op tot een «welwillende
blik».
Ten onrechte ontvangen NOW-subsidie dient te worden terugbetaald. Het gaat immers
om subsidie die ten onrechte is verstrekt omdat de uiteindelijke omzetdaling lager
was dan eerder door de werkgever was ingeschat of omdat de loonsom is gedaald. Naast
dat het UWV een ruim terugbetalingsbeleid hanteert, kan een werkgever het UWV wel
verzoeken om de openstaande NOW-schulden (deels) kwijt te schelden, zodat de onderneming
met een gezonde financiële basis kan worden voortgezet of om de onderneming op een
nette manier te beëindigen. Hoewel het UWV in principe terughoudend omgaat met dergelijke
verzoeken, heeft het UWV een kwijtscheldingsbeleid opgesteld dat specifiek ziet op
kwijtschelding van NOW-schulden. Het UWV toetst elk verzoek inhoudelijk aan de gestelde
voorwaarden. Deze voorwaarden heeft het UWV op haar website gepubliceerd. Mede naar
aanleiding van vragen en opmerkingen van herstructureringsdeskundige en insolventieadvocaten,
alsmede naar aanleiding van de aanbeveling van de schuldenaanjager in de tussentijdse
rapportage, heeft het UWV het reeds bestaande beleid voor (geheel of gedeeltelijk)
kwijtschelden van NOW-schulden recentelijk beperkt aangepast. Ten opzichte van het
eerdere beleid ligt de nadruk nu meer op een inhoudelijke toetst (in combinatie met
het voldoen aan noodzakelijke voorwaarden) in plaats van een formele toets (op grond
van de WHOA). Met deze proceswijziging maakt het UWV geen onderscheid meer in verzoeken
die al dan niet onderdeel uitmaken van een WHOA-traject. In de praktijk betekent dit
dat het UWV waarschijnlijk binnengekomen verzoeken tot kwijtschelding sneller inhoudelijk
zal toetsen. Deze inhoudelijke toets is niet gewijzigd.
26.
Wees creatief bij oplossingen die zelfstandig ondernemers in staat stellen hun eigen
woning te behouden.
Reactie:
Het Bbz voorziet al in mogelijkheden om de eigen woning te behouden en mogelijkheden
om er een hypotheek op te vestigen bij wijze van zekerheid voor de terugbetaling van
het bedrijfskrediet. Daarnaast kunnen gemeenten en gemeentelijke kredietbanken saneringskredieten
verstrekken als er sprake is van overwaarde op de eigen woning van de ondernemer.
De overwaarde dient dan als zekerheid van het saneringskrediet.
(Aanbeveling 27 betreft aantal punten, zie hieronder de reactie per punt)
27.
Geef gevolg aan mijn aanbevelingen aan de Belastingdienst, het UWV en RVO.
• Schaal de bezetting op en verbeter de dienstverlening. Zorg voor speciale behandelteams
die dit soort kwijtscheldingsverzoeken behandelen. Het is belangrijk dat de kwantiteit
en de kwaliteit wordt geborgd.
Reactie:
De Belastingdienst onderschrijft deze aanbeveling. Tegelijkertijd is het, gezien de
grote aantallen ondernemers (en burgers) en de beperkte capaciteit waarmee de Belastingdienst
te maken heeft, niet mogelijk om iedereen persoonlijk te benaderen. Ook is het niet
mogelijk om te werken met speciale behandelteams. De krapte op de arbeidsmarkt is
hierbij van invloed, waarbij de inzet gericht blijft op het vinden van voldoende gekwalificeerd
personeel. In het licht van de beperkt beschikbare capaciteit wordt onderzocht of
het meest urgente werk nog efficiënter kan worden georganiseerd, waarbij het belang
van de ondernemers niet uit het oog wordt verloren. Op dit moment worden verzoeken
van ondernemers (bijvoorbeeld om uitstel van betaling of sanering) al met prioriteit
boven andere werkzaamheden in behandeling genomen.
• Wees daadwerkelijk welwillend en bied ruimte voor maatwerk, dat recht doet aan de
bijzondere omstandigheden van de ondernemer.
• Neem niet direct een afwijzende beslissing, maar biedt eerst gelegenheid voor overleg.
Geef ondernemers gelegenheid om eventuele omissies recht te zetten en eventueel te
komen tot een aanpassing van het aanbod.
Reactie:
De Belastingdienst onderkent de wens om maatwerk te leveren en zal daar waar nodig
en mogelijk ook naar streven, zonder het belang van rechtsgelijkheid uit het oog te
verliezen. Gezien de aantallen ondernemers (en burgers) waarmee de Belastingdienst
te maken heeft, is het niet mogelijk in alle gevallen persoonlijk contact te hebben
met mensen met schulden.
• Zorg voor via de e-mail bereikbare aanspreekpunten met deskundigheid en doorzettingsmacht
voor intermediairs en schuldhulpverlening. Zorg dat documentatie (zoals Excelbestanden)
digitaal kan worden aangeleverd. Dit bevordert de snelheid en dit soort stukken laten
zich niet altijd goed printen.
Reactie:
De technische en organisatorische mogelijkheden worden verkend om met intermediairs
en schuldhulpverleners beter en directer verbonden te zijn, zoals dat al voor bewindvoerders
geldt.
• Neem de kwijtscheldingswinst mee in de saneringsakkoorden.
Reactie:
Op 1 januari 2022 zijn de verliesverrekeningsregels van artikel 20, tweede lid van
de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 aangepast. Deze aanpassing kan ertoe leiden
dat na de totstandkoming van een saneringsakkoord (zoals een WHOA-akkoord) aan een
onderneming een belastingaanslag wordt opgelegd waarin de kwijtscheldingswinst wordt
belast. Deze aanslag maakt geen onderdeel uit van het saneringsakkoord en moet alsnog
voldaan worden. Er zijn bij de Belastingdienst gevallen bekend waarin deze problematiek
speelt. De aanbeveling benadrukt het belang om te onderzoeken of, en zo ja hoe, voor
deze situaties een oplossing kan worden gevonden. Zoals toegezegd bij de Nota naar
aanleiding van het nader verslag bij de Fiscale verzamelwet 2024, wordt nader bezien
of en zo ja, op welke wijze, al dan niet geclausuleerd, nadere maatregelen moeten
worden getroffen. De budgettaire aspecten en de uitvoeringsaspecten worden in de afweging
betrokken. Het kabinet streeft ernaar de Tweede Kamer hierover in het eerste kwartaal
van 2024 nader te informeren.
• Wees voorspelbaar en niet te strikt bij de afbakening van dwangcrediteuren in een
WHOA-akkoord. Hiermee wordt onnodige onrust bij deze groep van crediteuren voorkomen.
Reactie:
De Belastingdienst onderschrijft in het algemeen de behoefte aan voorspelbaar beleid
dat ruimte laat voor maatwerk in dit verband.
• Vraag als het UWV en RVO het advies van de Belastingdienst (en volg dat advies) over
WHOA-akkoorden die worden voorgesteld. De Belastingdienst is meer ervaren in behandeling
kwijtscheldingsverzoeken.
Reactie:
Op dit moment vindt er geen afstemming plaats tussen de Belastingdienst en het UWV
over de afhandeling van lopende kwijtscheldingsverzoeken. Noch over ieders inhoudelijke
beoordeling van de ingediende financiële stukken van het bedrijf dat een kwijtscheldingsverzoek
heeft ingediend. Noch over het uitwisselen van informatie over het al dan niet instemmen
met een kwijtscheldingsverzoek. Hoewel het zeker leerzaam en nuttig kan zijn om kennis
en ervaringen uit te wisselen. Ten aanzien van het laatste punt is het belangrijk
om op te merken dat het UWV en Belastingdienst als schuldeisers verschillende posities
innemen. De Belastingdienst is in bepaalde situaties een preferente schuldeiser, het
UWV is dat voor NOW schulden niet. Dit kan ertoe leiden dat het innemen van verschillende
standpunten aangewezen kan zijn. Daarnaast is een nauwere samenwerking op niveau van
concrete casuïstiek gecompliceerd als gevolg van privacywetgeving. Een volgend kabinet
zou eventueel kunnen kijken naar verdere mogelijkheden voor samenwerking in combinatie
met de privacywetgeving.
Er bestaat wel een mogelijkheid om te komen tot afstemming van de uitkomsten van betalingsregelingen
van de Belastingdienst, RVO en het UWV in specifieke cases mits de betrokken werkgevers
hiervoor toestemming geven. Voor dat doel hebben de Belastingdienst, RVO en het UWV
een casuïstiektafel ingericht. Eventuele oplossingen moeten wel passen binnen de bestaande
kaders van wet- en regelgeving en beleid van de betrokken overheidspartijen.
28.
Maak voortgang met project Vorderingenoverzicht Rijk, en 29. Maak voortgang met een
gezamenlijke Betalingsregeling Rijk.
Reactie:
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft uw Kamer op 6 oktober
jl. geïnformeerd dat de ambitie is dat alle partijen betrokken bij de clustering Rijksincasso21 eind 2025 bij het Vorderingenoverzicht Rijk zijn aangesloten. Het streven is dat
al deze partijen in 2027 de mogelijkheid bieden om een gezamenlijke betalingsregeling
aan te gaan. Tot die tijd zijn er betalingsregelingen per organisatie mogelijk.
30.
Maak voortgang met het project DDAS (Datadelen op Armoede en Schulden).
Reactie:
Het Ministerie van SZW is in gesprek met de VNG, als penvoerder van het project DDAS,
over de subsidiëring van de vervolgfases van het project Datadelen op Armoede en Schulden
(DDAS). Het doel van het project is om een eenduidige en landelijke uitvraag van cijfers
met betrekking tot de gemeentelijke schuldhulpverlening mogelijk te maken. Fases 3
en 4 behelzen onder andere een gestandaardiseerde set aan definities en een gestandaardiseerde
uitvraag van schuldendata bij gemeenten. De inzet is om fases 3 en 4 begin 2024 van
start te laten gaan.
31.
Voer geen rigide of complexe wetgeving in die het herstructureren of doorstarten van
bedrijven bemoeilijkt.
Reactie:
Er kunnen goede redenen zijn, zoals de bescherming van werknemers, om met een bepaald
wetsvoorstel te komen, zoals de Wet overgang van ondernemingen in faillissement. Doel
van dit voorstel is om werknemers beter te beschermen, terwijl voor ondernemers meer
duidelijkheid ontstaat over welke werknemers mee overgaan na een doorstart in faillissement.
Bij het ontwerpen van een wetsvoorstel wordt vanzelfsprekend ook gekeken naar de gevolgen
voor ondernemingen, bijvoorbeeld in het kader van een doorstart in faillissement.
De aanbeveling sluit in algemene zin aan bij het traject voor verbeterde mkb dienstverlening
waar het advies van het comité voor ondernemerschap was om bij de ontwikkeling van
nieuwe regelingen en regelgeving te beredeneren vanuit de behoefte van de ondernemer.
De verdere uitwerking van nieuwe beleid op dit thema komt toe aan een nieuw kabinet.
32.
Ontwikkel regelgeving of beleid om de instroom van kwetsbare zelfstandigen te beperken
en hun zelfredzaamheid en veerkracht te vergroten.
Reactie:
Het kabinet kan zich vinden in de aanbeveling om de instroom van kwetsbare zelfstandigen
te beperken en hun zelfredzaamheid en veerkracht te vergroten. Eerder constateerde
het kabinet dat de verschillen tussen werknemers en (kwetsbare) zelfstandigen groot
zijn. Het kabinet zet in op het gelijker maken van het speelveld tussen werknemers
en zelfstandigen, en op minder verschillen in (fiscale)behandeling tussen werknemers
met een vaste (duurzame) arbeidsrelatie en werknemers met een flexibel contract. Naar
verwachting vermindert dit de instroom van kwetsbare zelfstandigen en maakt het de
stap naar loondienst gemakkelijker. Dit heeft het kabinet gemeld in haar brief rondom
arbeidsmarktbeleid.22 Voorstellen uit dit brede pakket rondom het bieden van meer zekerheid aan flexwerkers
en het verduidelijken van de scheidslijn tussen werknemers en zelfstandigen en het
vergemakkelijken van het opeisen van rechten door kwetsbare zelfstandigen zijn reeds
in internetconsultatie geweest (wetsvoorstel meer zekerheid voor flexwerkers) of recent
gegaan (wetsvoorstel verduidelijken beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden).
De daadwerkelijke toepassingen hiervan zijn echter aan het nieuwe kabinet.
33.
Stimuleer dat startende zelfstandigen een basiscursus ondernemerschap doorlopen.
Reactie:
De KVK biedt ondernemers uitgebreide informatie over het hebben en onderhouden van
een bedrijf. Daarnaast voorziet de markt in ruime mate in informatie, hulpmiddelen
en opleidingen om (aspirant)ondernemers te helpen een deugdelijke bedrijfsvoering
op te zetten. Het is niet aan de overheid om hierin te interveniëren.
34.
Verplicht iedere startende zelfstandige om een voorlopige aanslag voor de Inkomstenbelasting
aan te vragen.
Reactie:
Het doel van de aanbeveling is om ervoor te zorgen dat startende ondernemers «bij
blijven» met de financiële verplichtingen die uit hun bedrijfsvoering voortvloeien.
Het invoeren van een voorlopige aanslag voor de inkomstenbelasting voor startende
ondernemers leidt tot een aanvullende administratieve last. Het vraagt daarnaast een
goed inzicht in de te verwachten inkomsten in het eerste levensjaar van de onderneming.
Aanpassing van de voorlopige aanslag vergt een inspanning van de ondernemer zelf:
hij moet opnieuw aangifte doen met inachtneming van de gewijzigde omstandigheden/verwachtingen.
De financiële positie van de ondernemer wordt daarmee niet per definitie overzichtelijker.
Mede gezien het aantal kleine ondernemers met schulden, is het de vraag of deze ondernemers
met een verplichting geholpen zijn. Ook is het een inbreuk op de autonomie van ondernemers.
Op vrijwillige basis is het aanvragen van een voorlopige aanslag uiteraard al mogelijk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat