Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 470 XVII Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 21 december 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met
het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te
brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 11 december 2023 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 15 december 2023 zijn ze door de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Thijssen
De griffier van de commissie, Meijers
Vragen en antwoorden
1
Kunt u toelichten in de vorm van een overzichtstabel voor de periode 2023–2027 wat
de totale omvang is van de reeds in de begrotingen opgenomen verplichtingen met de
stand van eind 2023? Kunt u dit meerjarig toelichten, gespecificeerd op het niveau
van de beleids(sub)artikelen?
Antwoord
In bijlage 1 vindt u een overzichtstabel met meerjarige toelichting.
2
Kunt u de Kamer enige tijd van tevoren informeren wanneer en welke grote meerjarige
verplichtingen u van plan bent aan te gaan?
Antwoord
Het departement gaat verplichtingen aan binnen vastgestelde beleidskaders en het in
de begroting vastgelegde kas- en verplichtingenbudget. De beleidsinzet wordt uiteengezet
in de memorie van toelichting bij de begroting, Kamerbrieven en beleidsnota’s, zoals
bijvoorbeeld de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is», de planningsbrief Humanitaire
Hulp en brieven zoals de Internationale Klimaatstrategie. Bij ieder begrotingsmoment
(bij begroting, Eerste en Tweede Suppletoire begroting, de nieuwe Prinsjesdag suppletoire
begroting en het jaarverslag) wordt de Kamer geïnformeerd over de (mutaties op de)
verplichtingenbudgetten per begrotingsartikel, per jaar. Het verplichtingenbudget
geeft aan hoeveel verplichtingen in een jaar kunnen worden aangegaan, waarbij deze
verplichtingen wel een meerjarig kasbeslag kunnen hebben. Dit kasbeslag moet wel binnen
de dan geldende meerjarige kasbudgetten passen. Ook wordt aangegeven welk deel van
de kasuitgaven in het lopende jaar juridisch verplicht is. Dat gebeurt conform de
Comptabiliteitswet 2016.
3
Kunt u nader specificeren welke criteria en prioriteiten worden gehanteerd bij het
aangaan van meerjarige verplichtingen voor de uitvoering van decentrale projecten
en hoe deze projecten zich verhouden tot de projecten via internationale organisaties?
Antwoord
De keuze voor projecten en het vervolgens aangaan van meerjarige verplichtingen voor
een project verloopt via de activiteitencyclus van het departement. Inhoudelijk worden
projecten getoetst aan de op dat moment geldende beleidskaders, zoals het Coalitieakkoord,
de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is», en de Afrikastrategie. Deze beleidskaders
dienen als input voor de Meerjaren Landenstrategieën en de jaarplannen van posten
en directies.
Daarnaast geldt het Rijksbrede afwegingskader (het Beleidskompas) en meer praktische
zaken, zoals het ORIA-keurmerk voor partnerorganisaties. Iedere directie en post heeft
jaarlijks een verplichtingenbudget en een kasbudget waarbinnen deze committeringen
aangegaan dienen te worden. Er bestaat geen verschil tussen het afwegingskader voor
decentrale projecten en voor internationale organisaties. Het Ministerie van Buitenlandse
Zaken stuurt niet op kanalen, maar kiest op basis van inhoudelijke overwegingen voor
het meest geschikte instrument om het beleidsdoel te behalen.
4
Relatief veel subsidie/subartikelen vallen hoger uit dan begroot, terwijl in de voorjaarsnota
de budgetten flink naar beneden zijn bijgesteld. Is er destijds per post naar de haalbaarheid
van de reductie gekeken of zijn alle posten met een vaste verdeelsleutel bijgesteld?
Kan geconcludeerd worden dat veel van de verhogingen posten betreffen uit de oorspronkelijke
begroting?
Antwoord
De haalbaarheid van de reductie was inderdaad leidend voor de verwerking van de ombuiging
in 2023, er was in dit jaar geen sprake van een vaste verdeelsleutel. Gezien het feit
dat de ombuiging gedurende het lopende jaar duidelijk werd, is gekozen voor een technische
verwerking in 2023. Dit betekent dat alleen is omgebogen op budgetten die nog niet
juridisch verplicht waren. De rest van de ombuiging wordt behaald door betalingen
door te schuiven naar 2024.
Artikel 2 en 4 vallen hoger uit dan begroot door de verwerking van het amendement
Grinwis c.s. (Kamerstuk 36 435-XVII-15), dat EUR 70 miljoen uit de buffer (subartikel 5.4) van 2028 toegevoegd heeft aan
de begroting 2023 om de ombuigingen in 2023 te dempen, specifiek op artikel 2 en 4,
en om te intensiveren op humanitaire hulp aan Gaza. Daarnaast waren er hogere uitgaven
dan eerder verwacht aan het Dutch Trade and Investment Fund (artikel 1), die gedekt
zijn door een onttrekking uit de FOM begrotingsreserve.
5
Wat is de actuele situatie wat betreft totale uitgaven in de begroting Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking (in miljoenen euro’s) voor Oekraïne sinds de oorlog
tot en met 2023?
Antwoord
De totale uitgaven vanaf de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
voor Oekraïne sinds de oorlog tot en met moment van schrijven bedragen circa EUR 482 miljoen.
Dit betreft met name uitgaven voor humanitaire hulp en steun via de Wereldbank, Verenigde
Naties en IMF voor wederopbouw.
6
Gaat het bij de stijging van het budget binnen artikel 1.2 door o.a. hogere uitgaven
aan het Programma Internationaal Ondernemen, aan het Dutch Trade and Investment Fund
(DTIF) garanties en aan de DTIF- subsidies om een onvoorziene stijging van de uitgaven?
Zo ja, welke onvoorziene omstandigheden hebben geleid tot een verhoging van de uitgaven?
Zijn de verhogingen van structurele aard?
Antwoord
De hogere uitgaven zijn veroorzaakt door een hogere vraag naar financiering van internationale
activiteiten door het Nederlandse MKB. Deze verhoging is niet structureel van aard.
7
Is de vraag van Nederlandse ondernemers in 2023 gestegen voor hulp en begeleiding
van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en het Dutch Trade and Investment
Fund (DTIF)?
Antwoord
De cijfers over de vraag naar dienstverlening door de RVO in 2023 zijn op dit moment
nog niet beschikbaar, deze worden in Q1 2024 verwacht. Wel kan worden aangegeven dat
deze vraag over de jaren heen relatief constant is, met soms schommelingen als gevolg
van (geopolitieke) ontwikkelingen en de gevolgen hiervan voor het bedrijfsleven (zoals
de Rusland-sancties). Verder was er sprake van een toenemende vraag naar financiering
via DTIF.
8
Zijn er budgettaire tekortkomingen bij RVO of personele onderbezetting, waardoor Nederlandse
ondernemers afzien van investeren in het buitenland?
Antwoord
De middelen voor de RVO-ondersteuning voor het bedrijfsleven zijn nominaal constant.
Hiermee kan de RVO de informatievoorziening en ondersteuning aan het internationaliserende
Nederlandse bedrijfsleven uitvoeren. Wel is het zo dat de RVO wordt geconfronteerd
met stijgende kosten als gevolg van inflatie en lonen, waardoor in toenemende mate
scherpe keuzes moeten worden gemaakt op terreinen als handelsmissies, beurzen en de
beschikbaarheid van middelen voor de door de RVO-uitgevoerde MKB-regelingen en programma’s.
Van structurele personele onderbezetting is momenteel geen sprake.
9
Betreft het hogere bedrag aan garanties extra uitgezette garanties of extra uitkeringen
op garanties? Indien het laatste, wat is de oorzaak van deze percentueel grote verhoging?
Om welk totaalbedrag aan uitgezette garanties gaat het?
Antwoord
Het hogere bedrag aan garanties van EUR 23,5 miljoen, betreft geen extra garanties
die uitgezet zijn of extra schades die uitgekeerd zijn.
Het hogere bedrag betreft de uitbetalingen van wisselfinancieringen. Tevens wordt
het ontvangen bedrag aan premies en aflossingen op de wisselfinancieringen gestort
in de begrotingsreserve. Deze storting wordt als uitgave bij het instrument garanties
zichtbaar in de begroting.
10
Kunt u nader specificeren waar de mutatie van zo’n € 53 miljoen vandaan komt op de
post infrastructuurontwikkeling?
Antwoord
De mutatie wordt veroorzaakt doordat voor DRIVE minder schenkingsarrangementen die
tot uitgaven leiden in 2023, zijn getekend dan verwacht. Tevens is de nieuwe verplichting
voor een bijdrage aan een infrastructuurprogramma van de Wereldbank uitgesteld naar
2024.
11
Waarom wordt het budget voor artikel 1.1 met € 4,1 miljoen verlaagd? Wat betekent
dit voor bedrijven die aan kop gaan op het gebied van maatschappelijk verantwoord
ondernemen?
Antwoord
De verlaging van het budget voor artikel 1.1 met € 4,1 miljoen betreft het non-ODA
deel van dat subartikel. Deze verlaging wordt veroorzaakt door een vertraagde opstart
van een nieuw programma en lager dan verwachte uitgaven voor bestaande programma’s.
Deze verlaging heeft geen consequenties voor bedrijven die aan kop gaan op het gebied
van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
12
Kunt u toelichten hoe het komt dat de uitgaven voor DTIF subsidies en garanties hoger
zijn uitgevallen? Kunt u daarbij ook aangeven hoeveel van de subsidies en garanties
terecht zijn gekomen bij het Nederlandse bedrijfsleven en hoeveel bij lokale bedrijven?
Antwoord
De uitgaven voor DTIF subsidies zijn gestegen door toegenomen vraag naar DTIF financiering
vanuit het internationaliserende Nederlandse MKB. Alle DTIF subsidies en garanties
komen terecht bij het Nederlandse bedrijfsleven.
13
Kunt u een lijst geven van de materiele posten die het totaal bedrag aan extra verplichtingen
maken? Kunt u bij elk item aangeven of het om een nieuwe verplichting gaat of om een
verhoogde bestaande verplichting? Kunt u per item aangeven in welk jaar de kasstroom
staat gepland?
Antwoord
Onderstaande tabel geeft de lijst weer voor het totaal aan extra verplichtingen op
artikel 1, gezien de verwijzing naar pagina 9.
14
Waarom waren de extra verplichtingen niet terug te vinden in de eerdere begrotingen
voor toekomstige jaren? Wat zijn de criteria om een verplichting van een buitenlandse
organisatie op te nemen in de begroting?
Antwoord
Jaarlijks wordt een budget voor het aangaan van nieuwe verplichtingen opgenomen in
de begrotingen. Voor artikel 1 geldt dat door aflopende verplichtingen en de wens
om nieuwe meerjarige programma’s te starten die niet eerder waren voorzien, deze verplichtingen
nog niet opgenomen waren in eerdere begrotingen.
Een financiële verplichting die wordt aangegaan met een «derde» moet worden opgenomen
in de begroting ongeacht of het een buitenlandse organisatie is of niet.
15
Zitten er nog meer additionele verplichtingen in de pijplijn?
Antwoord
Voor 2023 zijn voor artikel 1 geen additionele verplichtingen voorzien.
16
Kunt u deze FOM reserve toelichten, waaraan middelen zijn onttrokken om de DTIF subsidies
te dekken, en aangeven waar informatie over bestaande reserves te vinden is? Hoe groot
is de reserve die resteert?
Antwoord
De FOM-reserve is een begrotingsreserve voor de risicoregeling «Fonds Opkomende Markten».
Deze regeling is in 2016 stopgezet en de middelen uit de begrotingsreserve zijn beoogd
voor DTIF. Informatie over de reserves kunt u vinden in de begroting BHOS 2023 en
het jaarverslag BHOS 2022. De resterende begrotingsreserve bedraagt circa EUR 16 miljoen.
17
Kunt u toelichten hoe de toename van de verplichtingen op artikel 1 is verdeeld over
de in de toelichting genoemde bestemmingen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 13.
18
Welke «successen» zijn er in het kader van voedselzekerheid geboekt in 2023 met de
financiële middelen die daarvoor beschikbaar waren en wat kon er meer gedaan worden?
Antwoord
Naar aanleiding van de door het kabinet aangekondigde intensivering op Voedselzekerheid
zijn in de Memorie van Toelichting bij de BHOS-begroting van 2023 verhoogde streefwaarden
opgenomen voor het aantal te bereiken ondervoede mensen, boeren en hectare land. In
het in mei 2024 te verschijnen jaarverslag zal worden gerapporteerd over de resultaten
van de inzet op Voedselzekerheid over het verslagjaar 2023. Daarbij zal worden ingegaan
op successen en zal worden aangegeven in hoeverre de streefwaarden zijn gerealiseerd.
Uit de voorlopige resultaten blijkt onder andere dat de geïntensiveerde inzet op ecologische
duurzaamheid succesvol is geweest: het landbouwareaal waarop duurzame praktijken werden
gepromoot was in 2023 anderhalf keer zo groot dan in de jaren daarvoor.
19
Kunt u toelichten hoe de prijsstijgingen van het afgelopen jaar het aantal mensen
dat bereikt is onder artikel 2.1 hebben beïnvloed?
Antwoord
Door het totaal aan activiteiten onder het budget voor Voedselzekerheid worden jaarlijks
gemiddeld circa 20 miljoen ondervoede mensen en 10 miljoen kleinschalige voedselproducenten
bereikt, respectievelijk om hun voedingssituatie structureel te verbeteren, en om
hun productiviteit en inkomen duurzaam te verhogen. De relatief hoge voedsel-, brandstof-
en kunstmestprijzen van de afgelopen jaren maakt die inzet weliswaar duurder, maar
dit vertaalt zich niet direct door naar het aantal bereikte mensen. Interventies zijn
vooral gericht op het scheppen van randvoorwaarden en het verschaffen van toegang
tot diensten en producten, en in mindere mate op de directe voorziening van voedsel
of productiemiddelen. Waar dat laatste wel het geval is worden strategieën veelal
aangepast om alsnog beoogde doelgroepen te bereiken. Mogelijk is er in een context
van geringe bestedingsruimte en/of investeringsruimte wel sprake van minder impact
per bereikte begunstigde.
20
Kunt u toelichten uit welke mutaties de toename van de verplichtingen op artikel 2
met een saldo van plus € 5,6 miljoen is opgebouwd?
Antwoord
De negatieve bijstelling van EUR 14 miljoen was gedaan op grond van doorgeschoven
verplichtingen naar 2024 zoals bijvoorbeeld de committering voor het Programme de Dévéloppement Integré et Durable du Sourou (PDIDS) in Mali. Als gevolg van het uitvoeren van de motie Grinwis c.s. is het verplichtingenbudget
op artikel 2 gecompenseerd met EUR 20 miljoen, dit resulteert in het saldo van EUR
5,6 miljoen.
21
Waarom schrijft u in de toelichting op de mutaties van de verplichtingen op artikel 2
dat er minder verplichtingenbudget nodig is dan verwacht, terwijl uit tabel 5 blijkt
dat de mutatie een toename is van € 5,6 miljoen?
Antwoord
De toelichting op de mutaties was geschreven voordat een kasschuif van EUR 20 miljoen,
naar aanleiding van de motie Grinwis c.s (Kamerstuk 36 435-XVII-15), verwerkt was, en is helaas niet meer aangepast. Voor de kasschuif was er sprake
van een negatieve bijstelling op het verplichtingenbudget van EUR 14 miljoen.
22
Welke doelen zijn er concreet bereikt in 2023 met de miljoenen die via beleidsartikel 2.3
(Klimaat) beschikbaar kwamen?
Antwoord
Over hetgeen bereikt is in 2023, wordt gerapporteerd via het jaarverslag en de resultatenrapportage,
die uw Kamer in mei 2024 toekomen.1 Vooruitlopend hierop deel ik graag alvast het volgende resultaat met u. Een belangrijke
doelstelling onder beleidsartikel 2.3. is om met Nederlandse steun 100 miljoen mensen
in staat te stellen toegang te krijgen tot hernieuwbare energie per 2030. Het streefcijfer
voor 2023 was om 3,8 miljoen mensen te bereiken. Dit streefcijfer is gehaald. In het
jaarverslag en de resultatenrapportage wordt u nader geïnformeerd over deze en overige
in 2023 behaalde resultaten, waaronder ook het aantal hectare bos dat met Nederlandse
steun duurzaam beheerd en beschermd wordt.
23
Op basis waarvan is gekozen voor bijdragen aan het Access to Energy Fund en het Africa
Adaptation Acceleration Program?
Antwoord
De keuze voor bijdrages op het terrein van hernieuwbare energie respectievelijk klimaatadaptatie
(het aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering) was ingegeven door de wens
aan te sluiten bij prioriteiten op de klimaattop COP28. Het Access to Energy Fund is daarnaast een van de pilaren voor het bereiken van het Nederlandse doel om 100 miljoen
mensen in staat te stellen toegang te krijgen tot hernieuwbare energie per 2030. Het
Africa Adaptation Acceleration Program van de African Development Bank past bij het belang dat Nederland hecht aan adaptatie in Afrika en de rol die Afrikaanse
intergouvernementele organisaties hierbij spelen.
24
Kunt u toelichten uit welke mutaties de toename van de verplichtingen op artikel 3
is opgebouwd?
Antwoord
De toename van het verplichtingenbudget van per saldo EUR 36,3 mln is het resultaat
van verschillende mutaties. Dit is voornamelijk het gevolg van ophogen van het verplichtingenbudget
om de meerjarige algemene vrijwillige bijdrage 2023–2025 van EUR 105 miljoen voor
UNFPA van EUR 35 miljoen per jaar te kunnen realiseren. Deze meerjarige verplichting
was oorspronkelijk voorzien in 2022.
In 2022 is besloten om de algemene vrijwillige bijdrage te verhogen van EUR 33 miljoen
naar EUR 35 miljoen per jaar, gezien UNFPA een belangrijke partner is van Nederland
voor het behalen van BHOS resultaten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid
en rechten. De meerjarige verplichting voor de jaren 2023–2025 is een continuering
van het besluit uit 2022 om de jaarlijkse bijdrage met EUR 2 miljoen te verhogen.
Daarnaast zijn diverse verplichtingenbudgetten met ongeveer EUR 70 mln neerwaarts
bijgesteld, waaronder EUR 51 miljoen vanwege de ombuigingen op mondiale gezondheid
en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (artikel 3.1). Nieuwe committeringen
zijn hierdoor uitgesteld naar 2024. Daarnaast is vanwege een langere voorbereidingstijd
dan verwacht, de start van een aantal nieuwe SRGR-programma’s doorgeschoven naar 2024
zoals in Oeganda (EUR 14 miljoen) en Burundi (EUR 5,5 miljoen).
25
Kunt u nader toelichten hoe de verhoging van de vrijwillige bijdrage voor het Bevolkingsfonds
van de Verenigde Naties (UNFPA) met € 105 miljoen zich verhoudt tot de neerwaartse
bijstelling van € 70 miljoen en op basis waarvan deze keuze is gemaakt?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 24.
26
Kunt u toelichten hoe de prijsstijgingen van het afgelopen jaar het aantal mensen
dat bereikt is onder artikel 4.1 hebben beïnvloed?
Antwoord
Verschillende factoren hebben invloed gehad op het bereiken van het aantal mensen
in nood: een forse toename in het aantal en de intensiteit van conflicten, stijging
in klimaat gerelateerde rampen, economisch schokken en stijgende inflatie. De prijsstijgingen
hebben er mede voor gezorgd dat het aantal noden wereldwijd is toegenomen, maar ook
dat kosten van hulporganisaties zijn opgelopen.
27
Kunt u toelichten uit welke mutaties de toename van de verplichtingen op artikel 4
is opgebouwd en hoe deze meerjarig in de begroting worden opgenomen?
Antwoord
De mutatie van EUR 237,6 miljoen is als volgt opgebouwd (met verwachte meerjarige
kaseffecten):
sub
Betreft
Bedrag
Kaseffecten
4.1
Meerjarige verhoging subsidies DRA en NRK
EUR 85 miljoen
2023–2026
4.1
Country Based Pooled Funds voor Democratische Republiek Congo, Zuid Soedan, Soedan,
Somalië en Jemen.
EUR 72 miljoen
2024–2025
4.1
Amendement Grinwis c.s voor humanitaire hulp voor Gaza en crises elders in de wereld.
EUR 30 miljoen
2023
4.1
Humanitaire hulp voor Gaza via de Verenigde Naties en het ICRC, zoals toegezegd door
de Minister voor BHOS in de brief aan de Kamer van 17 oktober 2023
EUR 10 miljoen
2023
4.1
Aardbeving Marokko
EUR 5 miljoen
2023
4.2
Migratiepartnerschappen, COMPASS Migration Partnership Funding – IOM
EUR 30 miljoen
2023–2026
4.2
Amendement Grinwis c.s. voor opvang in de regio (m.n. onderwijs voor vluchtelingkinderen)
EUR 20 miljoen
2023
4.2.
In verband met opstarten decentrale programma’s (saldo van meevallers en tegenvallers
in de planning) opvang in de regio
EUR 5,6 miljoen
2024–2026
4.3 onverdeeld
Technische mutatie, door het deels terugdraaien van de ombuiging door de cMEV.Dit
bedrag is verdeeld over budgetplaatsen binnen dit artikelonderdeel.
–/– EUR 20 miljoen
2023
Totaal:
EUR 237,6 miljoen
28
Heeft de regering al een idee aan welke andere humanitaire noden het bedrag van € 15 miljoen
uit artikelonderdeel 4.1 besteed gaat worden?
Antwoord
Dit betreft het niet geoormerkte deel van de verhoging van de begroting afkomstig
uit het amendement Grinwis c.s. (Kamerstuk 36 435-XVII, nr. 15). Dat is ingezet via een verhoging van de bijdrage aan het Wereldvoedselprogramma
(WFP) van EUR 10 miljoen en een verhoging van de subsidie voor noodhulpprogramma’s
ten behoeve van het Nederlandse Rode Kruis (NRK) van EUR 5 miljoen. Deze ongeoormerkte
bijdragen kunnen het WFP en NRK wereldwijd voor crises inzetten, daar waar de noden
het hoogst zijn.
29
In hoeverre denkt u dat we bij het flink hoger dan begrote verplichtingenbudget op
art. 4 te maken hebben met een structurele verhoging van verplichtingen, gezien de
geopolitieke ontwikkelingen, conflicten en daarmee samengaande humanitaire uitdagingen,
en op welke wijze wilt u deze voor de toekomst structureel begroten?
Antwoord
Artikel 4 ziet op Humanitaire Hulp, Opvang in de Regio en Migratiesamenwerking en
Veiligheid en Rechtsorde. Vanuit deze beleidsterreinen wordt ingezet op het adresseren
van crises. Als gevolg van geopolitieke- en andere ontwikkelingen zijn deze crises
afgelopen tijd toegenomen in aantal en intensiteit.
In algemene zin geldt dat op alle artikelonderdelen reeds zoveel mogelijk structureel
meerjarig wordt geprogrammeerd, bijvoorbeeld volgend uit afspraken in het kader van
de «Grand Bargain».
De verhoging van het verplichtingenbudget betreft 13,5% en hangt ten dele samen met
de ophoging van het kasbudget.
Zoals opgenomen in de beleidsnota «Doen waar Nederland goed in is» is op de thema’s
Humanitaire Hulp en Opvang in de Regio structureel geïntensiveerd voor de periode
vanaf 2022. Dit leidt in eerste instantie tot het aangaan van hogere verplichtingen
gevolgd door hogere kasuitgaven. Voor Humanitaire Hulp betreft dit ophogingen van
reeds aangegane meerjarige verplichtingen met VN organisaties tot en met 2025 en de
partnerschappen met de DRA en NRK, die lopen tot en met 2026.
Voor Opvang in de Regio betekent het dat de nieuwe verplichtingen die worden aangegaan
(eerdere programmering die was aangegaan op basis van de vorige beleidsnota «Investeren
in Perspectief» loopt dit jaar af), worden gebaseerd op deze structurele intensivering.
Voor het aangaan van verplichtingen geldt dat de meerjarige kaseffecten kunnen worden
opgevangen binnen de meerjarige kasbudgetten.
30
Waarom is er een overboeking van € 10,7 miljoen naar het Ministerie van Justitie en
Veiligheid ter dekking van de eerstejaarsopvangkosten van asielzoekers (blz. 32) ondanks
de meevaller op de reguliere opvangkosten bij het COA door een lagere dan geraamde
bezetting (€ 207,5 miljoen euro)?
Antwoord
Deze stijging is het gevolg van twee effecten. Enerzijds is er inderdaad sprake van
een lagere instroom. Hierdoor daalt de ODA-bijdrage van de eerstejaarsopvang met EUR
44,2 miljoen. Echter stijgt het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’ers).
De opvangkosten voor een AMV’er liggen ongeveer driemaal hoger. Dat heeft een opwaarts
effect op de ODA-bijdrage aan eerstejaaropvang van EUR 54,9 miljoen, waardoor er per
saldo EUR 10,7 miljoen hogere ODA-uitgaven aan eerstejaars asielopvang zijn. De definitieve
afrekening van de ODA-bijdrage aan eerstejaars asielopvang over 2023 vindt plaats
bij Voorjaarsnota 2024.
31
Zijn de bedragen voor de VN Vluchtelingenorganisatie (UNHCR) en UNICEF ten behoeve
van opvang in de regio geoormerkt? Zo ja, op welke manier? Waarom is gekozen voor
een focus op onderwijs voor kinderen?
Antwoord
De bedragen voor UNHCR en UNICEF ten behoeve van opvang in de regio zijn geoormerkt.
Beide uitvoerders hebben een specifiek voorstel aangeleverd, inclusief concrete doelstellingen
en indicatoren binnen bepaalde sectoren, waaronder onderwijs. De verhoging van EUR
20 miljoen op artikelonderdeel 4.2 betreft de verwerking van het aangenomen amendement
Grinwis c.s. (Kamerstuk 36 435 XVII, nr. 15), waarin de indiener aangeeft dat het de bedoeling is om de middelen uit dit amendement
op het gebied van opvang in de regio m.n. in te zetten voor onderwijs voor vluchtelingenkinderen.
32
Welke overwegingen heeft u gemaakt om overprogrammering 2023 niet in de artikel-budgetten
te zoeken, maar te lasten te laten komen van artikel 5.4? Hoe voorkomt u in dat geval
dat structurele overprogrammerning van specifieke artikel-budgetten nu niet kritische
bekeken worden en wellicht binnen het eigen artikel toekomstbestendig worden gemaakt?
Antwoord
Zoals in de Kamerbrief naar aanleiding van motie Van der Graaf (36 200-XVII nr. 66) is uiteengezet, dient het verdeelartikel 5.4 onder meer voor het weergeven van overprogrammering
van het ODA-budget. Overprogrammering houdt in dat er meer programma’s of bijdragen
worden gepland dan waarvoor budget beschikbaar is. Om de kabinetsdoelen op het gebied
van ontwikkelingssamenwerking te behalen en binnen het plafond aan ODA-middelen maximaal
tegemoet te kunnen komen aan de noden en behoeften werkt BHOS met een overprogrammering.
De uitvoering van het beleid leert dat bijvoorbeeld (geo)politieke ontwikkelingen
en uitvoeringsmogelijkheden in de landen waarin programma’s worden uitgevoerd gedurende
het jaar kunnen leiden tot vertragingen in de uitputting van de ODA-middelen. Indien
er sprake is van overprogrammering is dat zichtbaar als een negatieve stand op het
verdeelartikel. Om de inzichtelijkheid van de overprogrammering te vergroten is gekozen
om dit op één artikelonderdeel weer te geven. Bovendien geldt de overprogrammering
voor het gehele ODA-budget, dus ook de ODA-uitgaven op andere begrotingen zoals de
begrotingen van Buitenlandse Zaken en Financiën.
33
De tabel met mutaties op het verdeelartikel geeft meer inzicht, is het mogelijk om
een tabel met mutaties op het verdeelartikel 5.4 ook op te nemen in de toelichting
bij de andere begrotingsmomenten, zoals de begroting en de slotwet?
Antwoord
Ja, ik zal in de memorie van toelichting van de reguliere begrotingsstukken een tabel
toevoegen met de oorzaken van de mutatie en nieuwe stand op artikel 5.4. De Slotwet
is minder geschikt voor deze tabel omdat deze voornamelijk technische wijzigingen
bevat. Wel zal ik een tabel op hoofdlijnen opnemen in het financieel jaarverslag waarin
ik de mutaties tussen de begroting 2023 en Slotwet 2023 zal beschrijven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier