Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de beleidsreactie op het advies van het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) over de afhandeling van Woo-verzoeken door het ministerie van VWS (Kamerstukken 25295/32802-2059)
25 295 Infectieziektenbestrijding
32 802
Toepassing van de Wet open overheid
Nr. 2150
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 12 december 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 1 juni 2023 over de beleidsreactie op het advies van het Adviescollege
Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) over de afhandeling van Woo-verzoeken
door het Ministerie van VWS (Kamerstukken 25 295 en 32 802, nr. 2059).
De vragen en opmerkingen zijn op 28 juni 2023 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 11 december 2023 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
Adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de Groep Van Haga
7
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
9
II.
Reactie van de bewindspersoon
11
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister met
daarin zijn reactie op het advies van het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding
(ACOI) naar aanleiding van een klacht van een journalist over de afhandeling van Wet
open overheid (Woo)-verzoeken. Deze leden danken de Minister voor het delen van zijn
reactie en hebben hierbij nog enkele vragen. De reactie op het advies gaat voornamelijk
over Woo-verzoeken gerelateerd aan de coronacrisis waarbij de teller inmiddels op
440 verzoeken sinds de start van de coronacrisis staat. Genoemde leden zijn benieuwd
naar wat het totaal aantal verzoeken op het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport is.
De leden van de VVD-fractie lezen de opmerking van de Minister waarin hij aangeeft
dat er veel uitdagingen zijn en dat hij alles wat in zijn macht ligt doet om verzoekers
sneller en efficiënter van de gevraagde informatie te voorzien. Kan de Minister aangeven
hoe op dit moment op het ministerie wordt omgegaan en rekening wordt gehouden met
het gegeven dat alles middels Woo-verzoeken opgevraagd kan worden? Hoe wordt de tijd
die hiermee gemoeid is, efficiënt gebruikt?
Genoemde leden begrijpen dat – gezien de hoeveelheid verzoeken – het op tijd afhandelen
van verzoeken een uitdaging is en niet altijd lukt, maar zien dat de Minister werk
maakt van openbaarheid. Zij willen dan ook de Minister vragen naar zijn visie op de
afhandeling van de Woo-procedures. In zijn brief geeft de Minister aan dat hij in
de reactie inzicht geeft in hoe het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
op korte termijn gaat zorgen voor verbetering. Deze leden vragen dan ook hoe de Minister
kijkt naar toekomstige Woo-procedures. Acht hij de aangegeven verbeteringen ook geschikt
voor de lange termijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de documenten omtrent het advies
van het ACOI over de afhandeling van Woo-verzoeken door het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. Zij hebben daarbij nog enkele vragen. Deze leden zijn positief over
de inzet van de Minister om met journalisten, op advies van het ACOI, in gesprek te
treden over onder andere prioritering in bepaalde stukken en vertrouwde inzage. Genoemde
leden lezen dat de Minister het belang van zorgvuldige en terughoudende toepassing
van de weigeringsgrond onderschrijft. Genoemde leden sluiten hierbij aan en zijn van
mening dat wanneer een weigering plaatsvindt op basis van de weigeringsgrond van artikel
5.1, tweede lid, onder i, van de Woo, (de i-grond), dit ook goed onderbouwd dient
te worden. Dit is ook het juridische uitgangspunt.
Genoemde leden achten een transparante overheid van groot belang en hebben tegelijkertijd
begrip voor de complexe afweging in het belang van de staat. Zij willen het belang
van veiligheid van wetenschappers en onderzoekers bij deze benadrukken. Zeker gezien
de recente, zorgelijke, ontwikkeling dat wetenschappers steeds meer te maken krijgen
met bedreiging, intimidatie en haatreacties.
Kan de Minister al verder uitweiden over wat allemaal op de website moet komen, gezien
de fase 1 tot juni 2023 duurt? In dit kader vragen de leden van de D66- fractie ook
aan de Minister wat de terugkoppeling was van de verzoekers als het gaat om de bruikbaarheid
van de website. Tevens vragen genoemde leden of de Minister verder in kan gaan over
of op dit moment ook stappen worden gezet op het gebied van structurele veranderingen
in de informatiehuishouding van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De leden van de D66-fractie benadrukken dat tijdens het commissiedebat Wet open overheid
van 16 maart jongstleden (Kamerstuk 32 802, nr. 68), de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die tevens de coördinerend
Minister is voor de Woo, heeft toegezegd om een invoeringstoets uit te voeren. Genoemde
leden gaan ervan uit de dat de specifieke uitdagingen die het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport ondervindt bij deze casus, ook wordt meegenomen in de analyse van
de toets. Kan de Minister dit bevestigen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het advies van het ACOI en de
reactie van de Minister daarop in zijn brief. Deze leden hebben hierover nog enkele
vragen en opmerkingen. Tevens hebben zij nog vragen over de antwoorden op vragen van
de Minister over Coronawobs1.
Genoemde leden lezen in de brief van de Minister hij «de oproep tot overleg met journalisten en aanpassing werkwijze begrijpt en onderschrijft». En ook dat er inmiddels op 25 april 2023 een bijeenkomst is gehouden op het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor alle journalisten die Woo-verzoeken hebben
ingediend. Deze leden hebben de indruk dat tot zover alles redelijk in lijn is met
het advies van het ACOI. Genoemde leden zijn er echter niet gerust op dat zij hier
de geboorte van een werkelijk open bestuurscultuur zien en willen toch graag de Minister
oproepen om dit «begin van overleg» als een nieuwe start te zien in het contact met
verzoekers en dit ook toe te passen op andere gebieden en met betrekking tot andere
verzoekers en dit overleg ook vooral zo goed mogelijk uit te bouwen en dit te blijven
zien als belangrijk aandachtspunt. Graag ontvangen zij hierop een toezegging.
De leden van de PVV-fractie lezen in de brief van de Minister: «Het maken van dergelijke algemene afspraken om het proces te versnellen is naar mijn
mening in strijd met de zorgvuldigheid die de Woo van ons vereist. Artikel 4.4, derde
lid, van de Woo verplicht een bestuursorgaan uit oogpunt van zorgvuldigheid belanghebbenden
in de gelegenheid te stellen een zienswijze naar voren te brengen. Deze belanghebbenden
mag ik niet passeren met algemene afspraken». Deze leden willen de Minister dringend oproepen meer te kijken naar wat wel kan
in plaats van wat niet kan. De procedures zullen toch echt sneller moeten. «Zorgvuldigheid»
is geen toverwoord waarna Woo-procedures een eeuwigheid vertraagd kunnen worden, dat
is immers ook niet zorgvuldig. De journalist uit het verhaal heeft van februari 2021
tot 1 maart 2023 (!) moeten wachten voor hij zijn gevraagde informatie (deels) had
ontvangen. Dat is echt niet acceptabel! Deze leden denken dat er in ieder geval basale
algemene afspraken gemaakt moeten worden over levering en verder zou de Minister in
ieder geval moeten proberen om met afzonderlijke belangrijke partijen tot meer gedifferentieerde
afspraken te kunnen komen om het proces zo veel mogelijk te kunnen versnellen. Gaat
de Minister hier mee aan de slag?
In antwoord op de vijfde vraag van de schriftelijke Kamervragen antwoordt de Minister
dat op dat moment 125 juristen aan de afhandeling van de coronawobs werken. Tijdens
een debat afgelopen week zei de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
dat het er inmiddels 200 zijn. Klopt dit? Deelt de Minister de mening dat als 125
of 200 juristen aan de oplevering van de coronawobs werken, dat een gepubliceerde
productie van 30 (deel)besluiten in 2022 echt heel gering is2? Inmiddels hebben genoemde leden gezien dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport de afgelopen tijd niet eerder gepubliceerde besluiten uit 2022 wel openbaarde.
Deze leden willen toch graag weten of de opgeleverde productie aan de norm voldoet
en of die, gezien het grote aantal juristen dat eraan werkt, niet flink omhoog kan
en moet. Graag ontvangen zij hierop een reactie van de Minister.
De Minister antwoordt op de tweede vraag van de schriftelijke Kamervragen dat het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 428 coronawobs heeft ontvangen, en
dat er tot 15 februari 2023 in totaal 138 zijn afgehandeld (werkvoorraad is dan 290).
Deze leden vragen waarom dit niet overeenkomt met de publicaties van besluiten van
het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op wobcovid19.rijksoverheid.nl.
Op deze site staan slechts 94 documenten opgenomen, waarvan zelfs de helft deelbesluiten
zijn. Kan de Minister dit ophelderen? Deelt hij de mening dat het aantal van 94 dan
wel 138 afgehandelde coronawobs zeer gering is, te meer als er met 125 of 200 juristen
aan wordt gewerkt? Op welke termijn zijn alle coronawobs afgehandeld?
Deze leden willen graag weten hoeveel coronawobs nog niet zijn afgehandeld uit de
jaren 2020, 2021, 2022 en uit 2023. Deze leden ontvangen graag een overzicht van het
onderhanden werk (volledig anoniem) waarin het onderwerp van het verzoek is opgenomen,
de ontvangstdatum (voor de duur), een voortgangsstatus en een planning voor oplevering.
Deze leden nemen aan dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zo’n
overzicht heeft.
Begrijpen genoemde leden de Minister goed met het achtste antwoord van de schriftelijke
Kamervragen dat het in 2022 dus 300.000 euro kost om een coronawob af te handelen
en dat dat in 2023 nog meer gaat kosten? Deze leden vragen voor welk uurtarief de
125 of 200 juristen die de coronawobs afhandelen, gemiddeld werken. Deze leden vragen
naar aanleiding van de antwoorden op de vragen over de dwangsommen die VWS betaalt
over coronawobs op welke termijn het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
de coronawobs waarop de dwangsommen betrekking hebben, denkt af te handelen.
Het valt deze leden op dat tussen de coronawobs die wel gepubliceerd zijn, nog steeds
een hoop documenten (paar honderd) staan die missen. Deze leden lichten er zomaar
eentje uit. Welk document hoort bij nummer 00000078-PHOTO-2020-04-27-10-26-40.jpg
(uit Woo-besluit Chatberichten)? Wanneer worden de ontbrekende documenten gepubliceerd?
Daarnaast is er bij coronawobs vaak sprake van documenten die opgeschort zijn, die
dus nog niet verstrekt worden omdat derde-belanghebbenden nog hun zienswijze moeten
geven. Deze leden constateren dat de verstrekking van deze documenten na afhandeling
van de zienswijzen niet leidt tot publicatie van deze documenten. Genoemde leden willen
graag weten of de Minister voornemens is om deze documenten alsnog openbaar te maken.
Deze leden vragen waarom zaken worden weggelakt onder de noemer «buiten verzoek».
Zolang het geen gesprekken over het weer of privéaangelegenheden betreft, is er toch
geen reden tot weglakken? Datzelfde geldt voor weglakken onder de noemer «dubbel».
Wat maakt het uit of zaken die gepubliceerd worden, dubbel zijn? Genoemde leden vragen
waarom gepubliceerde coronawobs vaak niet-doorzoekbaar zijn. Deelt de Minister de
mening dat ze altijd doorzoekbaar moeten zijn?
De leden van de PVV-fractie zien tot hun spijt dat de Minister op het punt van de
toepassing van de i-grond (dat wil zeggen bescherming goed functioneren van de staat)
weer volledig in zijn afweermodus gaat. «Dit onderdeel van uw advies («meer concepten al dan niet gedeeltelijk openbaar te
maken en in het bijzonder om bij concepten een nadere toelichting te geven) neem ik
niet over.» Hier laat de Minister zijn eigen afwegingen het zwaarst wegen. Genoemde leden willen
daar tegenover stellen dat zij als volksvertegenwoordigers de belangen van de kiezers
en van de bevolking minstens zo zwaar vinden wegen als de belangen van de door de
Minister genoemde instituties of individuele wetenschappers en andere deskundigen.
In ieder geval zou, naar de mening van deze leden, ernaar gestreefd moeten worden
om een goed afgewogen balans te vinden tussen bovengenoemde deelbelangen. Het evenwicht
ligt nu veel te veel richting de Staat en veel te weinig richting de belangen van
de burgers van dit land. Dit is onacceptabel naar de mening van de leden van de PVV-fractie
en moet echt anders. Het moet echt mogelijk zijn om desnoods geanonimiseerd voor de
betrokken Outbreak Management Team (OMT)-leden en wetenschappers meer van bovengenoemde
documenten en verslagen van vergaderingen openbaar te maken zonder daarbij de belangen
van de betrokken wetenschappers en ambtenaren te schaden. Zoals het ACOI in zijn overwegingen
stelde: «Anders dan in zijn voorganger de Wob, is in de Woo het recht op toegang tot informatie
voor iedereen verankerd». Deze leden krijgen hierop graag een reactie.
De leden van de PVV-fractie lezen verder dat: «De publicatie van eerder gemaakte afspraken en praktische handreikingen draagt mijns
inziens niet bij aan transparantie, omdat deze stukken geen volledig beeld geven van
de werkwijze en beoordeling door mijn ministerie. De handreikingen zijn in de loop
der tijd sterk gewijzigd en nog steeds aan verandering onderhevig vanwege de opbouw
en voortdurende leercurve van de organisatie». Genoemde leden zijn het hier niet mee eens. Juist gewijzigde handleidingen en inzichten
zijn van groot belang voor wetenschappelijk onderzoek (bijvoorbeeld door de Onderzoeksraad
Voor Veiligheid (OVV)), ook in een later stadium, om duidelijk te maken hoe deze in
de loop van de pandemie en op grond van gewijzigde omstandigheden zijn veranderd en
aangepast en dit moet júist ook een «leercurve» zijn om ons als land voor te (kunnen)
bereiden op een volgende pandemie. Daarbij moeten ook onafhankelijke wetenschappers
en journalisten de mogelijkheid hebben om deze informatie op hun merites te beoordelen
en daarover te publiceren. Onderschrijft de Minister dit standpunt?
Genoemde leden denken dat de Minister wat (voorzichtige) stappen heeft gezet ter verbetering
van openheid en openbaarheid van bestuur, maar deze leden zien toch ook nog een aantal
stevige tekortkomingen en wat van de oude terugtrekkende bewegingen van het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarom zeggen deze leden nogmaals en met het
ACOI: Openbaarheid voor een ieder is de norm, en uitzonderingsgronden dienen spaarzaam
te worden toegepast. Openbare verantwoording bevordert (immers) integriteit!
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsreactie op het advies
van het ACOI over de afhandeling van Woo-verzoeken door het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. Zij hebben hier nog een aantal vragen en opmerkingen over. Deze
leden lezen in het advies van het ACOI dat «vertrouwelijke inzage in een beperkte selectie van de geweigerde documenten [...]
[uitwees] dat een deel in aanmerking had moeten komen voor geanonimiseerde of gedeeltelijke
openbaarmaking». Hoe reageert de Minister op deze stelling? Wat zegt dit over de wijze waarop het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bepaalt of documenten kunnen worden
geopenbaard? Heeft deze constatering van het ACOI geleid tot wijzigingen in het beoordelingsproces,
zodat dit bij andere Woo-verzoeken niet weer gebeurt?
De leden van de SP-fractie constateren dat de kritiek van het ACOI op de aangepaste
werkwijze van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zeer fors is: «Het Adviescollege meent dat de werkwijze de controlerende functie van de journalistiek
belemmert en dat ook de toegang tot overheidsinformatie voor eenieder in het gedrang
is». Zij lezen daarnaast dat het ACOI «het liefst [zou] zien dat VWS alsnog de resterende verzoeken individueel afhandelt
en daarvoor overleg zoekt met de verzoekers». Hoe reageert de Minister op deze forse uitspraken van het adviescollege? Is dit
voor het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport reden om bij toekomstige
vergelijkbare situaties niet meer te werken met een dergelijke aangepaste werkwijze?
Het ACOI gaf het advies «Ga alsnog in overleg met de journalistieke beroepsgroep en pas uw werkwijze aan zodat
journalisten hun functie weer kunnen vervullen». De leden van de SP-fractie vragen wat precies gebeurt bij het ministerie om deze
aanbeveling uit te voeren. Het ACOI gaf daarnaast het advies «Maak meer informatie openbaar door de i-grond spaarzaam toe te passen». Deze leden vragen wat precies gebeurt bij het ministerie om deze aanbeveling uit
te voeren. Het ACOI gaf ten slotte het advies «Wees maximaal transparant over motieven voor vertrouwelijkheid». Genoemde leden vragen wat precies gebeurt bij het ministerie om deze aanbeveling
uit te voeren.
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de achterstand van het behandelen van
Woo-verzoeken inmiddels is afgenomen. Hoe lang was de wachttijd tussen het indienen
van een Woo / Wet openbaarheid van bestuur (Wob)-verzoek en de afhandeling hiervan
op het hoogtepunt en hoe lang is dit momenteel? Genoemde leden vragen de Minister
wanneer hij verwacht dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal
kunnen voldoen aan de eisen van de Woo.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse de beleidsreactie op het advies
van het ACOI gelezen. Dit roept wel enkele vragen op. Zij lezen dat het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wil gaan werken met vertrouwelijke inzage van
documenten als er een vertrouwensband is tussen partijen. Hoe definieert de Minister
een vertrouwensband? Hoe wil de Minister op een eerlijke manier omgaan met de inzet
van de vertrouwelijke inzage? Kan de Minister specifiek ingaan op de toepassing van
de i-grond met als uitgangspunt «openbaar tenzij»? Wordt dit uitgangspunt nu voldoende
toegepast door het Minister en waar blijkt dat uit, gezien het advies van het ACOI?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Groep Van Haga
De leden van de Groep Van Haga hebben met verbazing kennisgenomen van de brief van
de Minister met betrekking tot het advies van het ACOI over de afhandeling van Woo-verzoeken
door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en zij hebben nog een aantal
vragen. Deze leden valt het op dat de Minister in zijn reactie aangeeft dat «de teller
op ruim 400 verzoeken staat sinds de coronacrisis» en merken op dat dit wat hen betreft
geen exorbitant hoog aantal is. Zelfs met alle uitdagingen en problemen die de Minister
meldt, moet het toch mogelijk zijn om deze verzoeken voortvarend en in volledigheid
af te handelen? Vindt de Minister niet dat informatieverzoeken over wat de grootste
crisis sinds de Tweede Wereldoorlog is geweest de allerhoogste prioriteit moet hebben
binnen het ministerie, dat in deze crisis een cruciale en leidende rol heeft gespeeld
bij het maken en uitvoeren van beleid met betrekking tot deze crisis?
Kan de Minister uitleggen waarom hij blijft vasthouden aan de zogeheten «gefaseerde
aanpak», terwijl het inmiddels duidelijk is dat het hierdoor voor journalisten en
parlementariërs vrijwel onmogelijk is om de vrijgegeven informatie adequaat te kunnen
duiden, beoordelen en toetsen? Waarom klaagt de Minister bij de beantwoording van
Kamervragen en berichtgeving in de (sociale) media op basis van vrijgegeven Wob/Woo-documentatie
steevast over de «verkeerde context» waarin deze informatie wordt gepubliceerd door
derden, terwijl zijn ministerie er door de afhandelingsstrategie van informatieverzoeken
eigenhandig voor zorgt dat duiding van deze vrijgegeven informatie bijzonder ingewikkeld
is? Waarom kan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de opgevraagde
informatie niet chronologisch en in de context behorend bij het betreffende Wob/Woo-verzoek
verstrekken? Vindt de Minister niet dat deze aanpak zorgt voor verstoring van democratisch
proces en de controlerende taak van de Kamer en de journalistiek bovendien frustreert?
De leden van de Groep Van Haga vinden het verwonderlijk dat de Minister in zijn brief
aangeeft dat de adviezen die het ACOI geeft en die bovendien gestoeld zijn op de wettelijke
grondslag van de Woo, «naar zijn mening» niet opgevolgd kunnen worden, onder andere
omdat deze de zorgvuldigheid van de Woo zouden aantasten. Hoe kan het dat inmiddels
meerdere partijen, rechters en staatsrechtelijk deskundigen de Minister hebben gewezen
op de bepalingen in de Woo en hebben geoordeeld dat de manier van handelen van het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport juist tegengesteld is aan wat de
Woo voorschrijft, maar dat de Minister ervoor kiest om de wet vrij en naar eigen inzicht
te interpreteren? Kortom: waarom overtreedt de Minister bewust, actief en stelselmatig
de wet?
Genoemde leden hebben de Minister herhaaldelijk gevraagd om te concretiseren welk
«belang van de Staat» in het geding komt door het vrijgeven van informatie over de
coronacrisis waar middels Woo-verzoeken om wordt gevraagd. Waarom weigert de Minister
te verklaren op welke manier het verschaffen van transparantie over het coronabeleid
en de keuzes die zijn gemaakt een risico vormt voor het belang en goed functioneren
van de Nederlandse Staat? Waarom geeft de Minister geen gehoor aan de vele deskundigen
die aangeven dat hij de verschoningsgronden van de Woo helemaal niet (meer) mag inzetten?
Indien hij vindt dat hij van deze verschoningsgronden wel gebruik kan maken, omdat
«vertrouwelijkheid voor langere tijd noodzakelijk is», zoals hij beweert, welke (juridische)
onderbouwing en rechtvaardiging heeft hij hier dan voor nu de coronacrisis voorbij
is en er dus geen sprake meer is van een noodsituatie, anders dan het slechts noemen
van de verschoningsgrond zonder verantwoording daarvoor? Als wij ervan uitgaan dat
het kabinet en het OMT altijd naar eer en geweten hebben gehandeld, zelfs als er «controversiële
standpunten» en dusdanige gesprekken zijn geweest en de (epidemiologische, grondwettelijke,
maatschappelijke, economische) informatie, overwegingen en grondslagen waarop het
coronabeleid gebaseerd was logisch te onderbouwen zijn en de communicatie daarover
van het kabinet met, tussen en door andere adviserende en beslissingsbevoegde gremia
ook daarop gebaseerd was, is er toch geen reden om deze informatie geheim te houden,
aangezien hieraan sluitende en zuivere duiding kan worden gegeven en verantwoording
over kan worden afgelegd? De leden van de Groep Van Haga willen graag van de Minister
weten wanneer hij met de in zijn brief aangekondigde «nadere motivatie» van de i-gronden
zal komen en wat deze dan behelst.
Voorts willen de leden van de Groep Van Haga graag een uitleg van de Minister over
zijn directe en intensieve betrokkenheid bij het afhandelen van Wob/Woo-verzoeken
met betrekking tot de coronacrisis. Uit documentatie naar aanleiding van een Woo-verzoek
van de Groep Van Haga blijkt duidelijk dat zowel de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, als de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, bij de afhandelingsstrategie
en woordvoeringslijn over dit verzoek nauw betrokken zijn. Kan de Minister uitleggen
wat hiervan de reden is? Is het gebruikelijk dat bewindspersonen zich op een dusdanig
intensieve wijze persoonlijk bezighouden met Woo-verzoeken, of gebeurt dat alleen
bij verzoeken die betrekking hebben op de coronacrisis en/of bepaalde verzoekers?
Waarom ontbreken de gevraagde chat- en sms-berichten betreffende het onderwerp van
het Woo-verzoek geheel? Zijn deze berichten er in het geheel niet en betekent dat
dus dat de Ministers en/of hun ambtenaren en/of het OMT en/of andere gremia nooit
sms- en/of app-contact hebben gehad met betrekking tot de «onbedoeld en ongewild»
bewaarde OMT-opnames waar in het Woo-verzoek om gevraagd wordt? Hebben de Ministers
over deze opnames en het Woo-verzoek weleens contact (gehad) met (oud)OMT-leden en
zo ja, op welke manier? Kan de Minister verklaren waarom uit de opgeleverde documentatie
blijkt dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zich bij de afhandeling
van het Woo-verzoek van de Groep Van Haga voornamelijk bezig lijkt te houden met het
proces van afhandeling en het de-escaleren van situaties (in de media) die mogelijk
nadelig kunnen uitpakken voor het ministerie en/of van het kabinet en niet met de
inhoud van het Woo-verzoek? Hoe reflecteert de Minister op zijn eigen onafhankelijkheid
in deze kwestie, daar hij zelf op enig moment deel uitmaakte van het OMT? Vindt hij
niet dat het beter zou zijn als hij zich niet bemoeide met het afhandelen van corona-Woo-verzoeken
en dat het wellicht zelfs beter zou zijn als de afhandeling van dergelijke verzoeken
in zijn geheel zou worden belegd bij een ander ministerie, bijvoorbeeld het Ministerie
van Justitie en Veiligheid, teneinde elke (schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen?
Kan de Minister ook uitleggen waarom hij een advies van een commissie die door het
kabinet zelf nog maar kort geleden in het leven is geroepen, juist met als doel meer
openheid en transparantie van bestuur te bewerkstelligen, in de wind slaat en daarvoor
bovendien geen logische onderbouwing biedt? Is het ACOI dan slechts een symbolisch
en beeldvormend orgaan? Indien dat niet het geval is, kan de Minister dan aangeven
wanneer het oordeel en de adviezen van dit orgaan door het kabinet wel ter harte worden
genomen en daaraan opvolging wordt gegeven? Welke criteria worden daarvoor dan gehanteerd
en bestaat er een concreet en gefundeerd afwegingskader?
Kan de Minister de volgende passage uit zijn brief nader verklaren: «Artikel 2.4, vijfde lid, van de Woo is opgenomen ter voorkoming van desinformatie
in situaties waarin overheidsorganen willens en wetens minder betrouwbare informatie
naar buiten brengen als ware deze juist en volledig. Deze bepaling is derhalve niet
geschreven om stukken openbaar te maken die op grond van weigeringsgronden in de Woo
vertrouwelijke behandeling rechtvaardigen. Het Secretaris Generaal / plv. Secretaris
Generaal Programmadirectie Openbaarheid Team F Kenmerk 3598473–1048681-PDO Pagina
5 van 1 bieden van dergelijke contextinformatie past enkel in uitzonderingssituaties»?
Moeten genoemde leden hieruit nu concluderen dat de overheid dus «willens en wetens
minder betrouwbare informatie naar buiten kan brengen als ware deze juist en volledig»,
maar dat deze informatie niet gecontroleerd en getoetst hoeft te worden als daartoe
een informatieverzoek wordt gedaan, op basis van de wet? De overheid kan hiermee dus
altijd alle «minder betrouwbare» informatie die is gecommuniceerd als waarheid een
«vertrouwelijke behandeling» toebedelen en kan daarmee dus waarheidsvinding, effectuering,
controle en evaluatie blokkeren. Kan de Minister uitleggen waarom hij dit geoorloofd
vindt en hoe hij dat rijmt met de volgens het kabinet «ontwrichtende rol van desinformatie
in onze samenleving»?
Ook willen de leden van de Groep Van Haga graag van de Minister weten waarom hij cruciale
epidemiologische informatie bewust buiten het bereik van de Woo houdt, bijvoorbeeld
door deze informatie onder te brengen bij privaatrechtelijke organisaties en/of het
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (waarmee deze informatie dus onder de Wet
CBS komt te vallen), door niet-privacygevoelige informatie te koppen aan wel-privacygevoelige
informatie, waardoor deze informatie niet geopenbaard hoeft te worden en door de Europese
transparantierichtlijnen niet op te volgen.
Afrondend willen deze leden graag een antwoord en reflectie van de Minister op de
volgende vraag: vindt de Minister niet dat door het weigeren van transparantie en
openheid van bestuur het door de Minister zo belangrijk geachte «belang van de Staat»
juist ernstig in gevaar komt, aangezien het vertrouwen in de politiek hierdoor zienderogen
afneemt en dat zorgt voor groeiende maatschappelijke onrust en polarisatie?
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
Het lid Omtzigt heeft met verbazing de reactie van de Minister gelezen naar aanleiding
van het advies van het ACOI. Dit advies is uitgebracht naar aanleiding van een klacht
van een journalist over de afhandeling van Woo-verzoeken door het ministerie. Verschillende
onderdelen van het advies van het ACOI worden volgens genoemd lid door de Minister
te gemakkelijk naast zich neergelegd. Het baart het lid Omtzigt zorgen dat een groot
deel van de Wob- en Woo-verzoeken naar COVID-19 nog lang niet zijn afgehandeld en
dat naar verwachting een groot aantal nieuwe bezwaar en beroepsprocedures komen. Daarnaast
liggen er heldere rechterlijke uitspraken. Het lid concludeert dat het uitvoeren van
de rechterlijke uitspraken over Wob- en Woo-verzoeken inzake COVID-19 geen prioriteit
heeft voor de regering. Is de Minister het eens met het lid Omtzigt dat het ministerie
zichzelf niet boven de wet kan plaatsen en dat de huidige afhandeling van verzoeken
journalisten belemmert om hun werk goed uit te kunnen voeren?
Het lid Omtzigt heeft een motie3 ingediend die de regering verzocht alle uitspraken van de rechter over de opvolging
van de Wob-/Woo-verzoeken uit te voeren en binnen twee maanden te rapporteren over
de uitvoering van deze motie. Tot de grote verbazing van genoemd lid werd deze motie
verworpen door de vier regeringspartijen, die daarmee aangaven dat er kennelijk uitzonderingen
zijn wanneer de regering zich niet aan de uitspraken van de rechter hoeft te houden.
Genoemd lid wil graag een volledig overzicht van alle rechterlijke uitspraken over
Wob/Woo-zaken die corona-gerelateerd zijn. Bij elk van deze uitspraken wil hij graag
de volgende gegevens ontvangen:
– Inhoud van het Wob-verzoek en inschatting van het Ministerie van de werklast die daarmee
gepaard gaat;
– Uitspraak van de rechter (indien openbaar met link);
– Heeft de regering de uitspraak volledig opgevolgd, gedeeltelijk opgevolgd of niet
opgevolgd? (Als gedeeltelijk: welk gedeelte)
– Dwangsom, boete: is de regering een dwangsom, boete verschuldigd en zo ja, is die
opgeëist en uitbetaald?
Genoemd lid ontvangt deze lijst graag binnen een maand.
Het ministerie heeft tot nu toe steeds geweigerd (voorbereidende) documenten van het
OMT (ook Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)-onderzoeken) openbaar
te maken. Er is sprake van een onnavolgbare weigering van documenten met een beroep
op de bescherming van het goed functioneren van de Staat (Woo, artikel 5.1, tweede
lid onder i). Er is daarnaast een gebrekkige motivering van de weigering van documenten
op basis van de i-grond. Het lid Omtzigt verzoekt de Minister de (actuele) werkinstructies
van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op basis waarvan bepaald
wordt wanneer een verzoeker een document (deels) geweigerd wordt of juist wel wordt
gedeeld, binnen twee weken openbaar te maken en met de Kamer te delen.
Het lid Omtzigt vindt het onbegrijpelijk dat de Minister het advies van het ACOI niet
opvolgt om de weigering van voorbereidende documenten van het OMT te heroverwegen,
ook als het gaat om de informatie/documenten over de werkwijze, prognoses en scenario’s.
De reden waarom dit niet zou kunnen volgens de Minister, wordt volgens het lid Omtzigt
voorkomen door persoonlijke beleidsopvattingen te anonimiseren. Er is absoluut geen
reden volgens het lid Omtzigt om voorbereidende documenten van het OMT niet te delen,
aangezien zij een essentiële rol hebben gespeeld in de nationale crisissituatie en
het kabinetsbeleid en er daarom inzicht moet zijn in totstandkoming van adviezen/overwegingen
en besluitvorming. Genoemd lid leest dat de Minister als argument aanvoert dat het
OMT alleen goed kan functioneren, wanneer sprake is van absolute vertrouwelijkheid.
Hoe reflecteert de Minister dan op het feit dat OMT-leden regelmatig de publiciteit,
journalisten en talkshows hebben opgezocht? Hoe verenigt de Minister dit met de grond
waarop hij nu weigert in het belang van het functioneren van de Staat deze informatie
openbaar te maken? Het lid Omtzigt verzoekt de Minister dit besluit om het advies
van het ACOI niet op te volgen, te heroverwegen. Is de Minister bereid zijn besluit
te heroverwegen, tevens als het gaat om concepten (gedeeltelijk) openbaar te maken?
Het lid Omtzigt is het met het ACOI eens dat weigering op basis van i-grond spaarzamer
moet worden toegepast. Er wordt te vaak een beroep gedaan op uitzonderingsgronden.
Genoemd lid vindt het dan ook terecht dat de Minister aangeeft dat op de inventarislijst
bij documenten die geheel of gedeeltelijk zijn geweigerd onder toepassing van de i-grond,
zo spoedig mogelijk een verduidelijking komt te staan van deze weigering. Het lid
vraagt wanneer deze verduidelijking bij geweigerde documenten gereed kan zijn en om
deze inventarislijst met verduidelijking ook zo snel mogelijk aan de Kamer te doen
toekomen. Tevens benadrukt hij dat dit vanzelfsprekend zou moeten zijn om motivering
aan te leveren bij ieder document die wordt geweigerd onder toepassing van de i-grond.
Graag ontvangt het lid Omtzigt een reactie hierop.
Het ACOI concludeerde dat het ministerie niet levert waar de verzoekers om vragen,
namelijk een tijdige openbaarmaking van specifiek de informatie die voor hen van belang
is. Het lid Omtzigt leest dat informatie wordt geleverd op moeilijk te doorgronden
wijze. Er wordt veel meer informatie verstrekt dan gevraagd en dit gebeurt ook nog
in stukjes via moeilijk te doorgronden opeenvolgende deelbesluiten. Is de Minister
het met het genoemde lid eens dat dit het werk van journalisten bemoeilijkt? Herkent
de Minister deze werkwijze hoe documenten worden aangeleverd vanuit het ministerie
en wat wordt precies gedaan om te voorkomen dat deze werkwijze zich voortzet?
Tot slot ontvangt het lid Omtzigt binnen een week nog graag een reactie naar aanleiding
van de toezegging van de Minister, inmiddels twee maanden geleden, om de directeur
van het RIVM te vragen om informatie te verstrekken over de vraag of de wijzigingen
in het conceptadvies van het OMT-advies gedragen worden door het conceptverslag en
het verslag van de vergadering van 14 april 2020, mogelijk na raadpleging van de personen
die deelgenomen hebben aan de vergadering van 14 april.
II. Reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister met
daarin zijn reactie op het advies van het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding
(ACOI) naar aanleiding van een klacht van een journalist over de afhandeling van Wet
open overheid (Woo)-verzoeken. Deze leden danken de Minister voor het delen van zijn
reactie en hebben hierbij nog enkele vragen. De reactie op het advies gaat voornamelijk
over Woo-verzoeken gerelateerd aan de coronacrisis waarbij de teller inmiddels op
440 verzoeken sinds de start van de coronacrisis staat. Genoemde leden zijn benieuwd
naar wat het totaal aantal verzoeken op het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport is.
Binnen VWS worden de Woo-verzoeken over de coronacrisis door de Programmadirectie
Openbaarheid (hierna: PDO) afgehandeld en de reguliere Woo-verzoeken door de directie
Wetgeving en Juridische Zaken (hierna: WJZ). Het totaal aantal verzoeken op het Ministerie
van VWS is 353 met als peildatum 31 augustus 2023. Hiervan zijn 266 verzoeken in behandeling
bij PDO en 87 verzoeken in behandeling bij WJZ.
De leden van de VVD-fractie lezen de opmerking van de Minister waarin hij aangeeft
dat er veel uitdagingen zijn en dat hij alles wat in zijn macht ligt doet om verzoekers
sneller en efficiënter van de gevraagde informatie te voorzien. Kan de Minister aangeven
hoe op dit moment op het ministerie wordt omgegaan en rekening wordt gehouden met
het gegeven dat alles middels Woo-verzoeken opgevraagd kan worden? Hoe wordt de tijd
die hiermee gemoeid is, efficiënt gebruikt?
Een Woo-verzoek moet betrekking hebben op «publieke informatie», dat betekent dat
het verzoek betrekking moet hebben op het beleid van het ministerie, de voorbereiding
en de uitvoering daarvan. Binnen het Ministerie van VWS wordt gewerkt aan een structurele
verbetering van de archivering en het gebruik van ICT systemen zoals ZyLab en waar
mogelijk kunstmatige intelligentie. Dit helpt ervoor te zorgen dat informatie sneller
kan worden teruggevonden.
Genoemde leden begrijpen dat – gezien de hoeveelheid verzoeken – het op tijd afhandelen
van verzoeken een uitdaging is en niet altijd lukt, maar zien dat de Minister werk
maakt van openbaarheid. Zij willen dan ook de Minister vragen naar zijn visie op de
afhandeling van de Woo-procedures.
De afhandeling van Woo-procedures neemt veel tijd in beslag. Zoals in mijn «Reactie
advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19» van 1 juni 2023 vermeld,
staat het Ministerie van VWS bij de afhandeling van Woo-verzoeken en -procedures voor
een aantal uitdagingen.4 Desalniettemin probeer ik continue het (primaire) beoordelingsproces te verbeteren
en te versnellen. Ik doe daarbij alles wat in mijn macht ligt om verzoekers, binnen
de kaders van de Woo, sneller en efficiënter van de gevraagde informatie te voorzien.
In zijn brief geeft de Minister aan dat hij in de reactie inzicht geeft in hoe het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op korte termijn gaat zorgen voor
verbetering. Deze leden vragen dan ook hoe de Minister kijkt naar toekomstige Woo-procedures.
Acht hij de aangegeven verbeteringen ook geschikt voor de lange termijn?
Het Ministerie van VWS heeft op dit moment veel achterstanden. Er wordt met man en
macht gewerkt om deze achterstanden weg te werken. Desalniettemin is niet uit te sluiten
dat nieuwe procedures worden geïnitieerd. Met de ingeslagen verbeteringen is de verwachting
dat we de achterstanden kunnen inlopen. Er wordt continue ingezet op verbetering en
de verdere ontwikkeling van de werkprocessen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de documenten omtrent het advies
van het ACOI over de afhandeling van Woo-verzoeken door het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. Zij hebben daarbij nog enkele vragen. Deze leden zijn positief over
de inzet van de Minister om met journalisten, op advies van het ACOI, in gesprek te
treden over onder andere prioritering in bepaalde stukken en vertrouwde inzage. Genoemde
leden lezen dat de Minister het belang van zorgvuldige en terughoudende toepassing
van de weigeringsgrond onderschrijft. Genoemde leden sluiten hierbij aan en zijn van
mening dat wanneer een weigering plaatsvindt op basis van de weigeringsgrond van artikel
5.1, tweede lid, onder i, van de Woo, (de i-grond), dit ook goed onderbouwd dient
te worden. Dit is ook het juridische uitgangspunt.
Genoemde leden achten een transparante overheid van groot belang en hebben tegelijkertijd
begrip voor de complexe afweging in het belang van de staat. Zij willen het belang
van veiligheid van wetenschappers en onderzoekers bij deze benadrukken. Zeker gezien
de recente, zorgelijke, ontwikkeling dat wetenschappers steeds meer te maken krijgen
met bedreiging, intimidatie en haatreacties.
Kan de Minister al verder uitweiden over wat allemaal op de website moet komen, gezien
de fase 1 tot juni 2023 duurt? In dit kader vragen de leden van de D66- fractie ook
aan de Minister wat de terugkoppeling was van de verzoekers als het gaat om de bruikbaarheid
van de website.
Op de website komen alle Woo-besluiten, met daarbij de bijbehorende documenten. Deze
documenten moeten zo toegankelijk mogelijk, doorzoekbaar en makkelijk vindbaar zijn.
Van verzoekers kreeg ik te horen dat de openbaar gemaakte documenten niet goed doorzoekbaar
zijn. Dit kwam door de te grote hoeveelheid documenten die in één PDF worden gecombineerd.
Dit was de situatie van voor september 2023. Vanaf 7 september 2023 worden de documenten
die voorheen op wobcovid19.rijksoverheid.nl werden gepubliceerd, geplaatst op het
Woo-platform5. De documenten kunnen hier individueel gedownload en doorzocht worden. De komende
maanden worden alle documenten die geplaatst zijn op wobcovid19.rijksoverheid.nl ook
geplaatst op het Woo-platform, zodat ook deze documenten makkelijker vindbaar en doorzoekbaar
zijn.
Tevens vragen genoemde leden of de Minister verder in kan gaan over of op dit moment
ook stappen worden gezet op het gebied van structurele veranderingen in de informatiehuishouding
van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De archivering binnen het Ministerie van VWS zal met het programma «VWS Open op Orde»,
structureel verbeterd worden.6 Het programma sluit aan bij het rijksbrede programma Open op Orde voor de versterking
van de informatiehuishouding. Dit rijksbrede programma loopt tot 2026 (gelijktijdig
met het programma «VWS Open op orde»). De actieplannen van de departementen, waaronder
het plan van VWS, zijn in juli 2022 door de Staatssecretaris van BZK met uw Kamer
gedeeld.7
De leden van de D66-fractie benadrukken dat tijdens het commissiedebat Wet open overheid
van 16 maart jongstleden, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
die tevens de coördinerend Minister is voor de Woo, heeft toegezegd om een invoeringstoets
uit te voeren. Genoemde leden gaan ervan uit de dat de specifieke uitdagingen die
het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ondervindt bij deze casus, ook
wordt meegenomen in de analyse van de toets. Kan de Minister dit bevestigen?
De Woo-invoeringstoets betreft een inventarisatiestudie van knelpunten en best practices die gebruikers van de Woo en bestuursorganen ervaren. Zoals de Minister van BZK in
haar brief van 7 juli jl. heeft aangegeven, wordt de invoeringstoets uitgevoerd door
een onafhankelijk onderzoeksbureau. Dit onderzoeksbureau geeft het onderzoek vorm
en benadert de respondenten. Inmiddels is het Ministerie van VWS ook benadert om middels
een enquête de ervaringen en uitdagingen die het ministerie ondervindt bij toepassing
van de Woo aan te geven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het advies van het ACOI en de
reactie van de Minister daarop in zijn brief. Deze leden hebben hierover nog enkele
vragen en opmerkingen. Tevens hebben zij nog vragen over de antwoorden op vragen van
de Minister over Coronawobs8.
Genoemde leden lezen in de brief van de Minister hij «de oproep tot overleg met journalisten
en aanpassing werkwijze begrijpt en onderschrijft». En ook dat er inmiddels op 25 april
2023 een bijeenkomst is gehouden op het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport voor alle journalisten die Woo-verzoeken hebben ingediend. Deze leden hebben
de indruk dat tot zover alles redelijk in lijn is met het advies van het ACOI. Genoemde
leden zijn er echter niet gerust op dat zij hier de geboorte van een werkelijk open
bestuurscultuur zien en willen toch graag de Minister oproepen om dit «begin van overleg»
als een nieuwe start te zien in het contact met verzoekers en dit ook toe te passen
op andere gebieden en met betrekking tot andere verzoekers en dit overleg ook vooral
zo goed mogelijk uit te bouwen en dit te blijven zien als belangrijk aandachtspunt.
Graag ontvangen zij hierop een toezegging.
Het Ministerie van VWS hecht veel waarde aan contact met Woo-verzoekers. Binnen het
Ministerie van VWS worden de Woo-verzoeken over de coronacrisis door PDO afgehandeld
en de reguliere Woo-verzoeken door WJZ. Het Ministerie van VWS had begin september
2023 een journalistenbijeenkomst georganiseerd die zou voortbouwen op de bijeenkomst
die in april jongstleden heeft plaatsgevonden. Helaas bleek onder journalisten onvoldoende
animo voor de bijeenkomst, waardoor deze is geannuleerd. Met andere verzoekers heeft
PDO contact gelegd om input op te halen die gebruikt kan worden voor het Woo-platform
dat 7 september 2023 online is gegaan. Op dat platform zullen later dit jaar de besluiten
en daarmee gemoeide documenten gepubliceerd worden die al gepubliceerd zijn op wobcovid19.rijksoverheid.nl.
Ook nieuw te publiceren besluiten en daarbij behorende documenten zullen op het platform
gepubliceerd worden. De gepubliceerde documenten zullen toegankelijker, beter doorzoekbaar
en makkelijk vindbaar zijn. Recentelijk heeft PDO contact gelegd met verzoekers om
zodoende te peilen welke informatiebehoefte de meeste prioriteit moet krijgen.
De leden van de PVV-fractie lezen in de brief van de Minister: «Het maken van dergelijke
algemene afspraken om het proces te versnellen is naar mijn mening in strijd met de
zorgvuldigheid die de Woo van ons vereist. Artikel 4.4, derde lid, van de Woo verplicht
een bestuursorgaan uit oogpunt van zorgvuldigheid belanghebbenden in de gelegenheid
te stellen een zienswijze naar voren te brengen. Deze belanghebbenden mag ik niet
passeren met algemene afspraken». Deze leden willen de Minister dringend oproepen
meer te kijken naar wat wel kan in plaats van wat niet kan. De procedures zullen toch
echt sneller moeten. «Zorgvuldigheid» is geen toverwoord waarna Woo-procedures een
eeuwigheid vertraagd kunnen worden, dat is immers ook niet zorgvuldig. De journalist
uit het verhaal heeft van februari 2021 tot 1 maart 2023 (!) moeten wachten voor hij
zijn gevraagde informatie (deels) had ontvangen. Dat is echt niet acceptabel! Deze
leden denken dat er in ieder geval basale algemene afspraken gemaakt moeten worden
over levering en verder zou de Minister in ieder geval moeten proberen om met afzonderlijke
belangrijke partijen tot meer gedifferentieerde afspraken te kunnen komen om het proces
zo veel mogelijk te kunnen versnellen. Gaat de Minister hier mee aan de slag?
Eind april is tijdens een bijeenkomst met journalisten gesproken over gedifferentieerde
afspraken over een versnelde openbaarmaking van bepaalde documenten. Journalisten
zijn uitgenodigd om begin september verder te praten over deze afspraken, maar helaas
zijn de journalisten niet ingegaan op deze uitnodiging. Verder heeft het Ministerie
van VWS met alle verzoekers telefonisch contact opgenomen om uit te vragen of zij
nog belang hebben bij de openbaarmaking van de gevraagde documenten en of er documenten
zijn die zij met voorrang openbaar gemaakt zouden willen hebben. Het Ministerie van
VWS werkt hiermee aan een aantal algemene en gedifferentieerde afspraken om het proces
zo veel mogelijk te versnellen.
In antwoord op de vijfde vraag van de schriftelijke Kamervragen antwoordt de Minister
dat op dat moment 125 juristen aan de afhandeling van de coronawobs werken. Tijdens
een debat afgelopen week zei de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
dat het er inmiddels 200 zijn. Klopt dit?
Het aantal Woo-juristen die zich bezig houden met de afhandeling van de corona Woo-verzoeken
betrof op 1 februari 2023 125 juristen. Inmiddels is dit aantal door vertrek van een
aantal juristen afgenomen tot 94 juristen. Dit aantal betreft enkel de juristen die
bij PDO werkzaam zijn met als peildatum 25 augustus 2023. Verder werken er 16 juristen
bij de directie WJZ aan Woo-verzoeken die geen betrekking hebben op corona.
Deelt de Minister de mening dat als 125 of 200 juristen aan de oplevering van de coronawobs
werken, dat een gepubliceerde productie van 30 (deel)besluiten in 2022 echt heel gering
is9? Inmiddels hebben genoemde leden gezien dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport de afgelopen tijd niet eerder gepubliceerde besluiten uit 2022 wel openbaarde.
Deze leden willen toch graag weten of de opgeleverde productie aan de norm voldoet
en of die, gezien het grote aantal juristen dat eraan werkt, niet flink omhoog kan
en moet. Graag ontvangen zij hierop een reactie van de Minister.
Binnen VWS worden de Woo-verzoeken over de coronacrisis door PDO afgehandeld en de
reguliere Woo-verzoeken door WJZ. Zoals ook genoemd in mijn «Reactie advies inzake
Woo-verzoeken naar informatie over COVID-19», staat PDO voor vele uitdagingen bij
de afhandeling van de vele corona Woo-verzoeken.10 In mijn antwoord op de vraag over het aantal juristen dat momenteel werkt aan de
corona Woo-verzoeken heb ik u ook aangegeven dat dit aantal lager is dan in de vraag
wordt aangegeven. Het doel blijft om zo snel en zoveel mogelijk documenten openbaar
te maken. In dat kader onderzoekt PDO doorlopend waar er mogelijkheden zijn voor verbetering
van de werkprocessen en waar versnelling in de afhandeling kan worden aangebracht,
bijvoorbeeld door middel van de inzet van kunstmatige intelligentie en door gesprekken
met verzoekers over wat beter kan.
De Minister antwoordt op de tweede vraag van de schriftelijke Kamervragen dat het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 428 coronawobs heeft ontvangen, en
dat er tot 15 februari 2023 in totaal 138 zijn afgehandeld (werkvoorraad is dan 290).
Deze leden vragen waarom dit niet overeenkomt met de publicaties van besluiten van
het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op wobcovid19.rijksoverheid.nl.
Op deze site staan slechts 94 documenten opgenomen, waarvan zelfs de helft deelbesluiten
zijn. Kan de Minister dit ophelderen?
Daar zijn twee redenen voor te geven. Allereerst komt dit doordat niet alle afwijzende
besluiten op wobcovid19.rijksoverheid.nl zijn gepubliceerd. PDO is momenteel bezig
om alle nog niet gepubliceerde afwijzende besluiten te publiceren. Ten tweede geldt
dat sommige verzoeken zijn afgedaan met een burgerbrief. Het Ministerie van VWS publiceert
alleen Woo-besluiten en geen burgerbrieven.
Deelt hij de mening dat het aantal van 94 dan wel 138 afgehandelde coronawobs zeer
gering is, te meer als er met 125 of 200 juristen aan wordt gewerkt?
Deze mening deel ik niet. Veel verzoeken zijn omvangrijk en zeer complex. Veel verzoekers
vragen informatie over een langere periode. Bovendien blijft het beoordelen handwerk
van de juristen.
Op welke termijn zijn alle coronawobs afgehandeld?
Er is helaas geen exact antwoord te geven op uw vraag. Ik licht dit graag nader toe.
Er wordt in de meeste gevallen om een grote hoeveelheid documenten gevraagd waarbij
de verzoeken zien op een ruime tijdsperiode. Daarnaast worden er ondanks dat de coronacrisis
al langere tijd achter ons ligt, regelmatig nieuwe Woo-verzoeken over deze periode
ingediend. Het beoordelen van de documenten blijft handwerk waarbij elk document één
voor één moet worden nagelopen en beoordeeld. PDO past bovendien het vier-ogenprincipe
toe. Dit houdt in dat elk document door een tweede jurist gecontroleerd wordt. Deze
werkwijze zorgt voor een grote mate van zorgvuldigheid, maar neemt wel de nodige tijd
in beslag, waardoor dus niet met zekerheid gezegd kan worden wanneer alle corona Woo-verzoeken
afgehandeld zullen zijn.
Deze leden willen graag weten hoeveel coronawobs nog niet zijn afgehandeld uit de
jaren 2020, 2021, 2022 en uit 2023. Deze leden ontvangen graag een overzicht van het
onderhanden werk (volledig anoniem) waarin het onderwerp van het verzoek is opgenomen,
de ontvangstdatum (voor de duur), een voortgangsstatus en een planning voor oplevering.
Deze leden nemen aan dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zo’n
overzicht heeft.
Nee, een overzicht zoals dat hier door de leden van PVV gevraagd wordt, heeft het
Ministerie van VWS niet. Wel wordt er jaarlijks in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering
Rijk (JBR) gerapporteerd over de afhandeling van Woo-verzoeken. In die rapportage
wordt gerapporteerd over de afhandelingstermijnen van Woo-verzoeken, de Woo-bezwaren,
de Woo-(hoger) beroepen en de dwangsommen wegens niet tijdig beslissen. In het laatste
kwartaal van dit jaar wordt de nieuwe rapportage voorbereid. Hieronder volgt een overzicht
van de verzoeken die over de afgelopen jaren nog niet (volledig) zijn afgehandeld.
2020: 43
2021: 125
2022: 57
2023: 41 (t/m 31 augustus 2023)
Begrijpen genoemde leden de Minister goed met het achtste antwoord van de schriftelijke
Kamervragen dat het in 2022 dus 300.000 euro kost om een coronawob af te handelen
en dat dat in 2023 nog meer gaat kosten? Deze leden vragen voor welk uurtarief de
125 of 200 juristen die de coronawobs afhandelen, gemiddeld werken. Deze leden vragen
naar aanleiding van de antwoorden op de vragen over de dwangsommen die VWS betaalt
over coronawobs op welke termijn het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
de coronawobs waarop de dwangsommen betrekking hebben, denkt af te handelen.
Uit het antwoord waar u naar verwijst kan niet opgemaakt worden hoeveel kosten er
met het afhandelen van één corona Woo-verzoek is gemoeid. De juristen houden zich
namelijk ook met andere werkzaamheden bezig. Denk hierbij aan diverse overleggen en
projecten binnen PDO. Bij PDO werken juristen met diverse werkervaring. Inschaling
heeft dan ook op verschillend niveau plaatsgevonden. In zijn algemeenheid kan worden
gezegd dat de juristen zijn ingedeeld in salarisschalen 9 tot en met 13. Veel van
de verzoeken waarop dwangsommen betrekking hebben zijn complexe en omvangrijke verzoeken.
Op voorhand valt niet te zeggen binnen welke termijn het Ministerie van VWS deze verzoeken
kan afhandelen. Wel wordt er binnen het Ministerie van VWS met man en macht gewerkt
om alle Woo-verzoeken binnen de wettelijke termijnen af te handelen.
Het valt deze leden op dat tussen de coronawobs die wel gepubliceerd zijn, nog steeds
een hoop documenten (paar honderd) staan die missen. Deze leden lichten er zomaar
eentje uit. Welk document hoort bij nummer 00000078-PHOTO-2020-04-27-10-26-40.jpg
(uit Woo-besluit Chatberichten)? Wanneer worden de ontbrekende documenten gepubliceerd?
Daarnaast is er bij coronawobs vaak sprake van documenten die opgeschort zijn, die
dus nog niet verstrekt worden omdat derde-belanghebbenden nog hun zienswijze moeten
geven. Deze leden constateren dat de verstrekking van deze documenten na afhandeling
van de zienswijzen niet leidt tot publicatie van deze documenten. Genoemde leden willen
graag weten of de Minister voornemens is om deze documenten alsnog openbaar te maken.
Documenten die onder de reikwijdte van het verzoek vallen, maar reeds openbaar zijn,
vallen niet onder de regime van de Woo en zijn daarom niet gepubliceerd. Volledigheidshalve
wordt er verwezen naar de vindplaats van de reeds openbare informatie. Verder betreffen
de documenten die niet zijn gepubliceerd bijlagen van nieuwsartikelen en krantenartikelen,
of bijlagen met humor/futiliteiten, die niet gaan over corona en als zodanig niet
onder het verzoek vallen en daarom niet zijn gepubliceerd. Het document dat hoort
bij nummer 00000078-PHOTO-2020-04-27-10-26-40.jpg uit Woo-besluit Chatberichten, betreft
een afbeelding van enkele huizen met op de voorgrond een Nederlandse vlag met oranje
wimpel, met op de afbeelding de tekst: Fijne Koningsdag. «Samen sterk». Dit document
geldt als een bijlage met humor/futiliteiten en valt niet onder het verzoek en is
daarom niet gepubliceerd. Het Ministerie van VWS moet rekening houden met de belangen
van derden bij de openbaarmaking van documenten. De documenten die momenteel opgeschort
zijn, worden de komende tijd opnieuw beoordeeld en daarbij wordt bekeken of deze alsnog
geopenbaard kunnen worden. Het doel blijft om zoveel mogelijk documenten openbaar
te maken, tenzij er naar aanleiding van de zienswijze zwaarwichtige redenen zijn om
van openbaarmaking af te zien.
Deze leden vragen waarom zaken worden weggelakt onder de noemer «buiten verzoek».
Zolang het geen gesprekken over het weer of privéaangelegenheden betreft, is er toch
geen reden tot weglakken? Datzelfde geldt voor weglakken onder de noemer «dubbel».
Wat maakt het uit of zaken die gepubliceerd worden, dubbel zijn? Genoemde leden vragen
waarom gepubliceerde coronawobs vaak niet-doorzoekbaar zijn. Deelt de Minister de
mening dat ze altijd doorzoekbaar moeten zijn?
Bij de beoordeling van documenten zijn onze juristen afhankelijk van de reikwijdte
van het Woo-verzoek. Alleen hetgeen betrekking heeft op een publieke taak wordt, behoudens
uitzonderingsgronden geopenbaard. Informatie die ziet op privéaangelegenheden valt
buiten het verzoek en wordt als zodanig als «buiten het verzoek» gelakt. Als iets
«dubbel» wordt gelakt, betekent dit dat het document of de passage terugkomt in een
ander stuk of een ander document. Het doel van «dubbel» lakken is mede ingegeven om
inconsistenties in meerdere gelijkluidende documenten tegen te gaan. Bovendien vergemakkelijkt
dit het doorzoeken van gepubliceerde documenten. Ik deel de mening dat gepubliceerde
Woo-besluit vaak niet-doorzoekbaar zijn. Daarom is een nieuw Woo-platform ontwikkeld
waarop het doorzoeken van de Woo-besluiten (en documenten) voortaan mogelijk is. Dit
nieuwe Woo-platform is per 7 september 2023 operationeel.
De leden van de PVV-fractie zien tot hun spijt dat de Minister op het punt van de
toepassing van de i-grond (dat wil zeggen bescherming goed functioneren van de staat)
weer volledig in zijn afweermodus gaat. «Dit onderdeel van uw advies («meer concepten
al dan niet gedeeltelijk openbaar te maken en in het bijzonder om bij concepten een
nadere toelichting te geven) neem ik niet over.» Hier laat de Minister zijn eigen
afwegingen het zwaarst wegen. Genoemde leden willen daar tegenover stellen dat zij
als volksvertegenwoordigers de belangen van de kiezers en van de bevolking minstens
zo zwaar vinden wegen als de belangen van de door de Minister genoemde instituties
of individuele wetenschappers en andere deskundigen. In ieder geval zou, naar de mening
van deze leden, ernaar gestreefd moeten worden om een goed afgewogen balans te vinden
tussen bovengenoemde deelbelangen. Het evenwicht ligt nu veel te veel richting de
Staat en veel te weinig richting de belangen van de burgers van dit land. Dit is onacceptabel
naar de mening van de leden van de PVV-fractie en moet echt anders. Het moet echt
mogelijk zijn om desnoods geanonimiseerd voor de betrokken Outbreak Management Team
(OMT)-leden en wetenschappers meer van bovengenoemde documenten en verslagen van vergaderingen
openbaar te maken zonder daarbij de belangen van de betrokken wetenschappers en ambtenaren
te schaden. Zoals het ACOI in zijn overwegingen stelde: «Anders dan in zijn voorganger
de Wob, is in de Woo het recht op toegang tot informatie voor iedereen verankerd».
Deze leden krijgen hierop graag een reactie.
Voor een reactie hierop wijs ik op mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie
over COVID-19» die ik op 1 juni 2023 met de Kamer heb gedeeld en dan in het bijzonder
op mijn reactie onder «Concepten» en «Documenten OMT en andere voorbereidende wetenschappelijke
documenten».11
De leden van de PVV-fractie lezen verder dat: «De publicatie van eerder gemaakte afspraken
en praktische handreikingen draagt mijns inziens niet bij aan transparantie, omdat
deze stukken geen volledig beeld geven van de werkwijze en beoordeling door mijn ministerie.
De handreikingen zijn in de loop der tijd sterk gewijzigd en nog steeds aan verandering
onderhevig vanwege de opbouw en voortdurende leercurve van de organisatie». Genoemde
leden zijn het hier niet mee eens. Juist gewijzigde handleidingen en inzichten zijn
van groot belang voor wetenschappelijk onderzoek (bijvoorbeeld door de Onderzoeksraad
Voor Veiligheid (OVV)), ook in een later stadium, om duidelijk te maken hoe deze in
de loop van de pandemie en op grond van gewijzigde omstandigheden zijn veranderd en
aangepast en dit moet júist ook een «leercurve» zijn om ons als land voor te (kunnen)
bereiden op een volgende pandemie. Daarbij moeten ook onafhankelijke wetenschappers
en journalisten de mogelijkheid hebben om deze informatie op hun merites te beoordelen
en daarover te publiceren. Onderschrijft de Minister dit standpunt?
Voor het antwoord op deze vraag wijs ik u op hetgeen de PVV hierboven aanhaalt en
wat ik heb genoemd op pagina 7 van mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie
over COVID-19».12 Daarin heb ik al aangegeven dat de Rijksbrede Woo-instructie uiteindelijk leidend
is bij het beoordelen van documenten inzake corona Woo-verzoeken, waarbij deze instructie
gebaseerd is op de Woo. Verder is de juridische motivering te vinden in het besluit
en dat besluit kan inhoudelijk door de rechter worden getoetst.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsreactie op het advies
van het ACOI over de afhandeling van Woo-verzoeken door het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. Zij hebben hier nog een aantal vragen en opmerkingen over. Deze
leden lezen in het advies van het ACOI dat «vertrouwelijke inzage in een beperkte
selectie van de geweigerde documenten [...] [uitwees] dat een deel in aanmerking had
moeten komen voor geanonimiseerde of gedeeltelijke openbaarmaking». Hoe reageert de
Minister op deze stelling? Wat zegt dit over de wijze waarop het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport bepaalt of documenten kunnen worden geopenbaard? Heeft deze constatering
van het ACOI geleid tot wijzigingen in het beoordelingsproces, zodat dit bij andere
Woo-verzoeken niet weer gebeurt?
Voortschrijdend inzicht leert dat een klein deel van de documenten over corona onterecht
door PDO geweigerd is. Vermoedelijk was dit ook in een bezwaarprocedure aan het licht
gekomen. Op dit moment wordt veel aandacht besteed aan de toepassing van de zogenaamde
i-grond (= het goed functioneren van de Staat). Op die manier wordt kritisch gekeken
of documenten al dan niet (gedeeltelijk) openbaar gemaakt moeten worden. Meer algemeen
kan gezegd worden dat uitvoering geven aan de Woo blijft mensenwerk en is maatwerk.
Met nieuwe inzichten en wijzigingen in de jurisprudentie kan het voorkomen dat de
laklijnen moeten worden aangepast. Het Ministerie van VWS zet stevig in op continue
bijscholing en intensieve begeleiding van de juristen. Er wordt met de uiterste zorgvuldigheid
gewerkt. Het Ministerie van VWS onderschrijft en streeft de waarde van openbaarheid
en transparantie binnen de wettelijk gestelde kaders na. PDO is continu bezig met
het verbeteren van haar werkprocessen. De constateringen van het ACOI leiden, daar
waar mogelijk, tot aanscherpingen in het beoordelingsproces en met name tot de specificering
van de 5.1.2.i-grond.
De leden van de SP-fractie constateren dat de kritiek van het ACOI op de aangepaste
werkwijze van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zeer fors is: «Het
Adviescollege meent dat de werkwijze de controlerende functie van de journalistiek
belemmert en dat ook de toegang tot overheidsinformatie voor eenieder in het gedrang
is». Zij lezen daarnaast dat het ACOI «het liefst [zou] zien dat VWS alsnog de resterende
verzoeken individueel afhandelt en daarvoor overleg zoekt met de verzoekers». Hoe
reageert de Minister op deze forse uitspraken van het adviescollege? Is dit voor het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport reden om bij toekomstige vergelijkbare
situaties niet meer te werken met een dergelijke aangepaste werkwijze?
Ik onderschrijf het belang van een transparante overheid en een daarbij behorende
adequate informatievoorziening van journalisten en andere verzoekers die informatieverzoeken
indienen. Het is, gelet op het grote aantal Woo-verzoeken en de grote hoeveelheid
documenten echter niet mogelijk om de resterende verzoeken individueel af te handelen.
Wel wordt getracht in overleg te blijven met journalisten en overige verzoekers om
een prioritering aan te brengen, zodat de verzoekers sneller en efficiënter van informatie
worden voorzien. Voor toekomstige situaties kijkt het Ministerie van VWS op welke
manier de verzoeken snel en efficiënt afgewikkeld kunnen worden. Het spreekt voor
zich dat we lering trekken uit de ervaringen met de werkwijze van de afhandeling van
de corona Woo-verzoeken.
Het ACOI gaf het advies «Ga alsnog in overleg met de journalistieke beroepsgroep en
pas uw werkwijze aan zodat journalisten hun functie weer kunnen vervullen». De leden
van de SP-fractie vragen wat precies gebeurt bij het ministerie om deze aanbeveling
uit te voeren. Het ACOI gaf daarnaast het advies «Maak meer informatie openbaar door
de i-grond spaarzaam toe te passen». Deze leden vragen wat precies gebeurt bij het
ministerie om deze aanbeveling uit te voeren. Het ACOI gaf ten slotte het advies «Wees
maximaal transparant over motieven voor vertrouwelijkheid». Genoemde leden vragen
wat precies gebeurt bij het ministerie om deze aanbeveling uit te voeren.
Er is op 25 april 2023 een bijeenkomst gehouden voor journalisten met nog aanhangige
Woo-verzoeken. Bij deze bijeenkomst is van gedachten gewisseld over mogelijke prioritering
van onderwerpen en de wijze waarop een dergelijke prioritering tot stand kan komen.
Ook is er gesproken over de mogelijkheid van een vertrouwelijke voorinzage. Op 7 september
2023 zou een vervolg gegeven worden aan de bijeenkomst van 25 april, maar hiervoor
hebben zich geen journalisten aangemeld, waardoor deze vervolgbijeenkomst geannuleerd
is. Mochten de journalisten alsnog in contact willen treden met ons dan kunnen zij
hiervoor contact opnemen met VWS. Er wordt voorts kritisch gekeken naar de toepassing
van de 5.1.2.i-grond. Daar waar mogelijk worden de documenten alsnog openbaar gemaakt.
Indien dit niet mogelijk blijkt, wordt de weigeringsgrond voorzien van een (extra)
motivering. Alle besluiten bevatten een toelichting waarom bepaalde informatie niet
openbaar wordt gemaakt. We doen dit, gelet op de grote hoeveel documenten, kort en
bondig per categorie documenten en werken met inventarislijsten waarin weigeringsgronden
terug te vinden zijn. Vindplaatsen van reeds openbare documenten worden opgenomen
op de inventarislijs en de 5.1.2.i-gronden worden nader gemotiveerd.
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de achterstand van het behandelen van
Woo-verzoeken inmiddels is afgenomen. Hoe lang was de wachttijd tussen het indienen
van een Woo / Wet openbaarheid van bestuur (Wob)-verzoek en de afhandeling hiervan
op het hoogtepunt en hoe lang is dit momenteel? Genoemde leden vragen de Minister
wanneer hij verwacht dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal
kunnen voldoen aan de eisen van de Woo.
Er wordt met man en macht gewerkt aan de afhandeling van Woo-verzoeken, maar de achterstand
is nog niet afgenomen. Nog steeds ontvangt VWS omvangrijke verzoeken over de coronaperiode.
VWS houdt niet bij hoeveel dagen een Woo-verzoek in behandeling is. Door de gefaseerde
aanpak kan het voorkomen dat iemand die in 2020 een verzoek heeft ingediend nog niet
een finaal besluit heeft ontvangen op diens verzoek. Inzet van deze aanpak is om zoveel
mogelijk verzoekers te voorzien in hun informatiebehoefte. De termijnen die de Woo
hanteert zijn, gelet op diverse omstandigheden die genoemd zijn in mijn «Reactie advies
inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19», niet goed realiseerbaar. Desalniettemin
streef ik er naar om verzoekers, binnen de kaders van de Woo, sneller en efficiënter
van de gevraagde informatie te voorzien.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse de beleidsreactie op het advies
van het ACOI gelezen. Dit roept wel enkele vragen op. Zij lezen dat het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wil gaan werken met vertrouwelijke inzage van
documenten als er een vertrouwensband is tussen partijen. Hoe definieert de Minister
een vertrouwensband? Hoe wil de Minister op een eerlijke manier omgaan met de inzet
van de vertrouwelijke inzage? Kan de Minister specifiek ingaan op de toepassing van
de i-grond met als uitgangspunt «openbaar tenzij»? Wordt dit uitgangspunt nu voldoende
toegepast door het Minister en waar blijkt dat uit, gezien het advies van het ACOI?
Kern van de vertrouwelijke inzage is dat met bepaalde partijen (denk hierbij aan journalisten
en/of wetenschappers) afspraken kunnen worden gemaakt die worden vastgelegd in een
overeenkomst. Deze overeenkomst heeft als doel dat de vrijgegeven informatie niet
aan derden kan worden prijsgegeven. VWS onderzoekt hoe meer gebruik kan worden gemaakt
van de vertrouwelijke voorinzage. Ik zal in samenspraak met journalisten bekijken
hoe de vertrouwelijke voorinzage het beste vormgegeven kan worden, zoals ook opgenomen
in mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19».13 Alle documenten in het kader van het bezwaar van de journalist, waar de 5.1.2.i grond
is toegepast, zijn opnieuw bekeken door de juristen. Ook buiten dit bezwaar om worden
dergelijke documenten aan een tweede lezing onderworpen. Daar waar deze weigeringsgrond
onterecht is toegepast is dit hersteld. Zo is voorzien in meer openbaarheid. Het uitgangspunt
van de Woo is openbaarheid, tenzij het Ministerie van VWS kan motiveren waarom het
belang dat met toepassing van de 5.1.2.i-grond is gediend, zwaarder weegt dan het
belang van openbaarmaking. Het Ministerie van VWS geeft uitvoering aan het voornoemde
uitgangspunt. Zoals uit het advies van het ACOI volgt, kan dit altijd beter. Naar
aanleiding van het advies van het ACOI heeft het Ministerie van VWS stappen gezet,
zoals ik aangeef in mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19».14
Vragen en opmerkingen van de Groep Van Haga
De leden van de Groep Van Haga hebben met verbazing kennisgenomen van de brief van
de Minister met betrekking tot het advies van het ACOI over de afhandeling van Woo-verzoeken
door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en zij hebben nog een aantal
vragen. Deze leden valt het op dat de Minister in zijn reactie aangeeft dat «de teller
op ruim 400 verzoeken staat sinds de coronacrisis» en merken op dat dit wat hen betreft
geen exorbitant hoog aantal is. Zelfs met alle uitdagingen en problemen die de Minister
meldt, moet het toch mogelijk zijn om deze verzoeken voortvarend en in volledigheid
af te handelen? Vindt de Minister niet dat informatieverzoeken over wat de grootste
crisis sinds de Tweede Wereldoorlog is geweest de allerhoogste prioriteit moet hebben
binnen het ministerie, dat in deze crisis een cruciale en leidende rol heeft gespeeld
bij het maken en uitvoeren van beleid met betrekking tot deze crisis?
De ruim 450 verzoeken variëren in omvang. Er wordt in de meeste gevallen om een grote
hoeveelheid documenten gevraagd waarbij de verzoeken zien op een ruime tijdsperiode.
Daarnaast worden er ondanks dat de coronacrisis al langere tijd achter ons ligt, regelmatig
nieuwe Woo-verzoeken over deze periode ingediend. Het beoordelen van de documenten
blijft handwerk waarbij elk document één voor één moet worden nagelopen en beoordeeld.
PDO past bovendien het vier-ogenprincipe toe. Dit houdt in dat elk document door een
tweede jurist gecontroleerd wordt. Het afhandelen van de informatieverzoeken heeft
mijn prioriteit. Echter is de afhandeling afhankelijk van diverse factoren. Zo gaat
het allereerst om grote aantallen documenten die bovendien een lange periode omvatten.
Om die reden kent het Ministerie van VWS een aparte programmadirectie voor het afhandelen
van Woo-verzoeken over de coronaperiode, namelijk de Programmadirectie Openbaarheid.
Daarnaast moeten onder andere de juristen opgeleid/bijgeschoold worden en spelen zowel
technische aspecten als de praktische uitvoerbaarheid (o.a. de vraag hoe wij de wet
zo goed mogelijk kunnen toepassen) een rol. Het Ministerie van VWS staat voor een
ongekende opdracht.
Kan de Minister uitleggen waarom hij blijft vasthouden aan de zogeheten «gefaseerde
aanpak», terwijl het inmiddels duidelijk is dat het hierdoor voor journalisten en
parlementariërs vrijwel onmogelijk is om de vrijgegeven informatie adequaat te kunnen
duiden, beoordelen en toetsen?
Afstappen van de «gefaseerde aanpak» zou het Ministerie van VWS veel tijd kosten.
Alle werkprocessen zijn hier immers op ingericht. Het Ministerie van VWS probeert
de processen continue te verbeteren en te verstellen. Dit doen wij in samenspraak
met de verzoekers. Wellicht ten overvloede wijs ik er op dat deze werkwijze wordt
toegestaan door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.15
Waarom klaagt de Minister bij de beantwoording van Kamervragen en berichtgeving in
de (sociale) media op basis van vrijgegeven Wob/Woo-documentatie steevast over de
«verkeerde context» waarin deze informatie wordt gepubliceerd door derden, terwijl
zijn ministerie er door de afhandelingsstrategie van informatieverzoeken eigenhandig
voor zorgt dat duiding van deze vrijgegeven informatie bijzonder ingewikkeld is?
Hier lopen twee dingen door elkaar. Aan de ene kant komt het geregeld voor dat passages
uit documenten worden geciteerd. Deze passages worden vervolgens verkeerd gebruikt
en verkeerd geïnterpreteerd (door onder andere het ontbreken van de juiste context).
Aan de andere kant speelt het feit dat het Ministerie van VWS soms informatie weigert
omdat weigeringsgronden uit de Woo van toepassing zijn. In dergelijke gevallen wordt
de betreffende informatie niet verstrekt en openbaar gemaakt.
Waarom kan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de opgevraagde informatie
niet chronologisch en in de context behorend bij het betreffende Wob/Woo-verzoek verstrekken?
Vindt de Minister niet dat deze aanpak zorgt voor verstoring van democratisch proces
en de controlerende taak van de Kamer en de journalistiek bovendien frustreert?
De prioritering wordt intern bepaald. Hierbij wordt gekeken naar welke onderwerpen
er binnen de coronabestrijding maatschappelijk relevant zijn. Naar aanleiding van
de eerste journalistenbijeenkomst (afgelopen april) is een informatiepyramide opgesteld.
De daar besproken onderwerpen zijn dan ook degene die voorrang krijgen. Het Ministerie
van VWS heeft aan het begin van de crisis voor een groot dilemma gestaan. Het coronavirus
moest worden bestreden en gelijktijdig moest mijn ministerie gevolg geven aan de (destijds
geldende) Wob. In dat licht is de gefaseerde aanpak tot stand gekomen. Woo-verzoekers
hebben recht op de door hun gevraagde informatie en zullen die ook ontvangen. Voor
wat de Kamer betreft, kunnen de Kamerleden gebruik maken van het in de Grondwet verankerde
artikel 68. Gedurende de crisis hebben wij de journalistieke beroepsgroep betrokken
in onze afwegingen. Ook nu vinden nog overleggen plaats. Dat het democratische proces
en de controlerende taak van de Kamer en de journalistiek hiermee wordt verstoord
onderschrijf ik dan ook niet.
De leden van de Groep Van Haga vinden het verwonderlijk dat de Minister in zijn brief
aangeeft dat de adviezen die het ACOI geeft en die bovendien gestoeld zijn op de wettelijke
grondslag van de Woo, «naar zijn mening» niet opgevolgd kunnen worden, onder andere
omdat deze de zorgvuldigheid van de Woo zouden aantasten. Hoe kan het dat inmiddels
meerdere partijen, rechters en staatsrechtelijk deskundigen de Minister hebben gewezen
op de bepalingen in de Woo en hebben geoordeeld dat de manier van handelen van het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport juist tegengesteld is aan wat de
Woo voorschrijft, maar dat de Minister ervoor kiest om de wet vrij en naar eigen inzicht
te interpreteren? Kortom: waarom overtreedt de Minister bewust, actief en stelselmatig
de wet?
Ik doe er alles aan om binnen de grenzen van de wet, de informatieverzoeken af te
handelen. Hierbij zijn de juristen – zoals eerder aangegeven – afhankelijk van diverse
factoren en ontwikkelingen. Dat de wet bewust, actief en stelselmatig wordt overtreden
is niet juist.
Genoemde leden hebben de Minister herhaaldelijk gevraagd om te concretiseren welk
«belang van de Staat» in het geding komt door het vrijgeven van informatie over de
coronacrisis waar middels Woo-verzoeken om wordt gevraagd. Waarom weigert de Minister
te verklaren op welke manier het verschaffen van transparantie over het coronabeleid
en de keuzes die zijn gemaakt een risico vormt voor het belang en goed functioneren
van de Nederlandse Staat? Waarom geeft de Minister geen gehoor aan de vele deskundigen
die aangeven dat hij de verschoningsgronden van de Woo helemaal niet (meer) mag inzetten?
Indien hij vindt dat hij van deze verschoningsgronden wel gebruik kan maken, omdat
«vertrouwelijkheid voor langere tijd noodzakelijk is», zoals hij beweert, welke (juridische)
onderbouwing en rechtvaardiging heeft hij hier dan voor nu de coronacrisis voorbij
is en er dus geen sprake meer is van een noodsituatie, anders dan het slechts noemen
van de verschoningsgrond zonder verantwoording daarvoor?
In mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19» heb ik op
pagina 5 en 6 genoemd waarom met betrekking tot concepten en documenten van het OMT
en andere voorbereidende wetenschappelijke documenten het goed functioneren van de
Nederlandse Staat zwaarder weegt dan het belang van het verschaffen van transparantie
over het coronabeleid.16 Alleen in het geval het Ministerie van VWS de i-weigeringsgrond toepast met het oog
op tijdelijke afwijzingen, hangende een crisis, kan gezegd worden dat er geen rechtvaardiging
meer is voor toepassing van deze weigeringsgrond. Dit omdat er geen sprake meer is
van een crisis, nu de coronacrisis voorbij is. Echter, het Ministerie van VWS past
de i-weigeringsgrond toe vanwege gevallen waarbij de vertrouwelijkheid langere tijd
noodzakelijk is, zoals ik ook aangeef in mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar
informatie over COVID-19».17 Van toepassing van de i-weigeringsgrond met het oog op tijdelijke afwijzingen, hangende
een crisis, heeft het Ministerie van VWS dus geen gebruik gemaakt. Het toepassen van
de i-weigeringsgrond vanwege gevallen waar de vertrouwelijkheid langere tijd noodzakelijk
is, is niet gebonden aan de aanwezigheid van een crisis. Voor het overige verwijs
ik u dan ook naar mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19».18
Als wij ervan uitgaan dat het kabinet en het OMT altijd naar eer en geweten hebben
gehandeld, zelfs als er «controversiële standpunten» en dusdanige gesprekken zijn
geweest en de (epidemiologische, grondwettelijke, maatschappelijke, economische) informatie,
overwegingen en grondslagen waarop het coronabeleid gebaseerd was logisch te onderbouwen
zijn en de communicatie daarover van het kabinet met, tussen en door andere adviserende
en beslissingsbevoegde gremia ook daarop gebaseerd was, is er toch geen reden om deze
informatie geheim te houden, aangezien hieraan sluitende en zuivere duiding kan worden
gegeven en verantwoording over kan worden afgelegd? De leden van de Groep Van Haga
willen graag van de Minister weten wanneer hij met de in zijn brief aangekondigde
«nadere motivatie» van de i-gronden zal komen en wat deze dan behelst.
Ik verwijs hiervoor nogmaals naar mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie
over COVID-19» op p. 6.19 In de eerste en tweede alinea onder het kopje «Documenten OMT en andere voorbereidende wetenschappelijke documenten» is uiteengezet waarom de gevraagde informatie niet openbaar wordt gemaakt. In gesprek
met journalisten en andere verzoekers brengt PDO verbeteringen aan in inventarislijsten
bij besluiten. Op de inventarislijst wordt nader toegelicht waarom toepassing is gegeven
aan de 5.1.2.i-grond en om wat voor soort document het gaat, bijvoorbeeld een conceptnota.
Ook worden de uitzonderingsgronden in nieuwe besluiten beter gemotiveerd.
Voorts willen de leden van de Groep Van Haga graag een uitleg van de Minister over
zijn directe en intensieve betrokkenheid bij het afhandelen van Wob/Woo-verzoeken
met betrekking tot de coronacrisis. Uit documentatie naar aanleiding van een Woo-verzoek
van de Groep Van Haga blijkt duidelijk dat zowel de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, als de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, bij de afhandelingsstrategie
en woordvoeringslijn over dit verzoek nauw betrokken zijn. Kan de Minister uitleggen
wat hiervan de reden is? Is het gebruikelijk dat bewindspersonen zich op een dusdanig
intensieve wijze persoonlijk bezighouden met Woo-verzoeken, of gebeurt dat alleen
bij verzoeken die betrekking hebben op de coronacrisis en/of bepaalde verzoekers?
In het genoemde Woo-verzoek werd gevraagd om geluidsopnames van vergaderingen van
het OMT en om de transcripties van de geluidsopnamen van het OMT. Eerder waren deze
bestanden geweigerd op grond van het belang van de staat uit artikel 68 Grondwet.
Het Ministerie van VWS heeft het Woo-verzoek dan ook afgewezen. Omdat er eventuele
media-aandacht verwacht werd, heeft het Ministerie van VWS een woordvoeringslijn voorbereid.
Dat is staande praktijk. In een dergelijk geval is het van belang dat zowel de Minister
van VWS als ook de Minister van LZS op de hoogte zijn van de mogelijkheid tot berichtgeving
in de media en welke woordvoeringslijn hiervoor geldt. Dit is dan ook de reden dat
beide Ministers op de hoogte zijn gebracht van voornoemd verzoek. Normaliter is het
niet gebruikelijk dat bewindspersonen op de hoogte worden gesteld van een Woo-verzoek.
Waarom ontbreken de gevraagde chat- en sms-berichten betreffende het onderwerp van
het Woo-verzoek geheel? Zijn deze berichten er in het geheel niet en betekent dat
dus dat de Ministers en/of hun ambtenaren en/of het OMT en/of andere gremia nooit
sms- en/of app-contact hebben gehad met betrekking tot de «onbedoeld en ongewild»
bewaarde OMT-opnames waar in het Woo-verzoek om gevraagd wordt? Hebben de Ministers
over deze opnames en het Woo-verzoek weleens contact (gehad) met (oud)OMT-leden en
zo ja, op welke manier?
Alle gevraagde correspondentie rond de OMT-opnames is, naar aanleiding van het Woo-verzoek
2022.292 van Van Haga, door het RIVM overgedragen aan VWS.20 Zowel ik, als de Minister van Langdurige zorg, hebben geen contact gehad met (oud)
OMT-leden over de opnames of over het Woo-verzoek.
Kan de Minister verklaren waarom uit de opgeleverde documentatie blijkt dat het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zich bij de afhandeling van het Woo-verzoek
van de Groep Van Haga voornamelijk bezig lijkt te houden met het proces van afhandeling
en het de-escaleren van situaties (in de media) die mogelijk nadelig kunnen uitpakken
voor het ministerie en/of van het kabinet en niet met de inhoud van het Woo-verzoek?
Hoe reflecteert de Minister op zijn eigen onafhankelijkheid in deze kwestie, daar
hij zelf op enig moment deel uitmaakte van het OMT? Vindt hij niet dat het beter zou
zijn als hij zich niet bemoeide met het afhandelen van corona-Woo-verzoeken en dat
het wellicht zelfs beter zou zijn als de afhandeling van dergelijke verzoeken in zijn
geheel zou worden belegd bij een ander ministerie, bijvoorbeeld het Ministerie van
Justitie en Veiligheid, teneinde elke (schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen?
Na beoordeling van de inhoud van het eerdergenoemde Woo-verzoek is het Ministerie
van VWS met toepassing van de Woo tot een afwijzing gekomen. Dit betekent dat het
Ministerie van VWS zich eerst met de beoordeling van het Woo-verzoek heeft beziggehouden
om tot een besluit te kunnen komen. Vervolgens was de verwachting zoals hierboven
is aangegeven dat de afwijzing van het genoemde Woo-verzoek zou leiden tot meer dan
gebruikelijke media aandacht. In een dergelijk geval is het gebruikelijk dat het Ministerie
van VWS een woordvoeringslijn voorbereidt. Het feit dat ik op enig moment deel uitmaakte
van het OMT doet geenszins af aan mijn onafhankelijkheid in deze kwestie. Immers op
het moment dat ik dit ambt bekleedde, maakte ik niet langer deel uit van het OMT.
Nu ik niet langer onderdeel van het OMT uitmaak, ben ik voldoende in staat om onafhankelijk
om te gaan met zaken die raken aan het OMT. Het Ministerie van VWS heeft verantwoordelijkheid
gedragen voor het beleid ten aanzien van de coronacrisis. Hier bevindt zich dan ook
de expertise om corona gerelateerde Woo-verzoeken af te handelen.
Kan de Minister ook uitleggen waarom hij een advies van een commissie die door het
kabinet zelf nog maar kort geleden in het leven is geroepen, juist met als doel meer
openheid en transparantie van bestuur te bewerkstelligen, in de wind slaat en daarvoor
bovendien geen logische onderbouwing biedt?
Daar waar mogelijk zijn de adviezen van het ACOI ter harte genomen en de aanbevelingen
opgevolgd. Hierbij wijs ik u bijvoorbeeld op de georganiseerde bijeenkomst met journalisten
en de ontwikkeling van een nieuw Woo-platform. Verder zijn de juristen kritischer
ten aanzien van de toepassing en motivering van de 5.1.2.i grond.
Is het ACOI dan slechts een symbolisch en beeldvormend orgaan? Indien dat niet het
geval is, kan de Minister dan aangeven wanneer het oordeel en de adviezen van dit
orgaan door het kabinet wel ter harte worden genomen en daaraan opvolging wordt gegeven?
Welke criteria worden daarvoor dan gehanteerd en bestaat er een concreet en gefundeerd
afwegingskader?
Het Ministerie van VWS hecht veel waarde aan het door het ACOI afgegeven advies. Dit
advies is ter harte genomen en waar mogelijk volgt het Ministerie van VWS dit advies
op. Zoals reeds aangegeven wordt er, voor zover mogelijk, opvolging gegeven aan de
adviezen van het ACOI. Daar waar het op dit moment nog niet mogelijk dan wel wenselijk
is, is in de reactie op het advies aangegeven om welke reden er geen opvolging gegeven
kan worden aan het advies. Of de adviezen ter harte worden genomen is afhankelijk
van diverse factoren, zoals de technische- en praktische uitvoerbaarheid van het advies
in relatie tot de toepassing van de wet (Woo) en de daarop gebaseerde Rijksbrede Woo-instructie.
Kan de Minister de volgende passage uit zijn brief nader verklaren: «Artikel 2.4,
vijfde lid, van de Woo is opgenomen ter voorkoming van desinformatie in situaties
waarin overheidsorganen willens en wetens minder betrouwbare informatie naar buiten
brengen als ware deze juist en volledig. Deze bepaling is derhalve niet geschreven
om stukken openbaar te maken die op grond van weigeringsgronden in de Woo vertrouwelijke
behandeling rechtvaardigen. Het Secretaris Generaal / plv. Secretaris Generaal Programmadirectie
Openbaarheid Team F Kenmerk 3598473–1048681-PDO Pagina 5 van 1 bieden van dergelijke
contextinformatie past enkel in uitzonderingssituaties»?
Artikel 2.4 lid 5 Woo luidt als volgt: «Indien het bestuursorgaan kennis draagt van
de onjuistheid of onvolledigheid van de verstrekte informatie, doet het hiervan mededeling.»
Doel van dit artikel is voorkomen dat informatie die een bestuursorgaan op grond van
de Woo dient te openbaren, maar waarvan het bestuursorgaan weet dat deze informatie
onjuist of onvolledig is, geopenbaard wordt als zijnde juist of volledig. Het bestuursorgaan
dient mededeling te doen van de onjuistheid of onvolledigheid van dergelijke informatie.
Een concept bevat informatie die nog niet volledig is, dan wel informatie die nog
niet juist is. Het ACOI adviseert om concepten, ondanks het feit dat dergelijke documenten
onjuiste of onvolledige informatie bevatten, alsnog te openbaren en hierbij met toepassing
van art. 2.4 lid 5 Woo mededeling/uitleg te geven dat de informatie in een concept
niet noodzakelijk juist en volledig was, maar werk-in-uitvoering.21 Echter, in mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19»
heb ik aangegeven dat deze bepaling niet is geschreven om stukken openbaar te maken
die op grond van weigeringsgronden in de Woo, vertrouwelijke behandeling rechtvaardigen.22 Dit betekent niet dat concepten nooit openbaar worden gemaakt. Wanneer er door het
niet verstrekken van een concept een onjuist of onvolledig beeld bestaat over het
besluitvormingsproces, kan dit aanleiding vormen om het concept wel te openbaren.
Dit is ook als dusdanig benoemd in de Rijksbrede Woo-instructie.
Moeten genoemde leden hieruit nu concluderen dat de overheid dus «willens en wetens
minder betrouwbare informatie naar buiten kan brengen als ware deze juist en volledig»,
maar dat deze informatie niet gecontroleerd en getoetst hoeft te worden als daartoe
een informatieverzoek wordt gedaan, op basis van de wet? De overheid kan hiermee dus
altijd alle «minder betrouwbare» informatie die is gecommuniceerd als waarheid een
«vertrouwelijke behandeling» toebedelen en kan daarmee dus waarheidsvinding, effectuering,
controle en evaluatie blokkeren. Kan de Minister uitleggen waarom hij dit geoorloofd
vindt en hoe hij dat rijmt met de volgens het kabinet «ontwrichtende rol van desinformatie
in onze samenleving»?
De conclusie die hierboven wordt genoemd betreft een onjuiste lezing van artikel 2.4
lid 5 van de Woo. Mocht het Ministerie van VWS op grond van de Woo gehouden zijn informatie
te openbaren waarvan bekend is dat deze informatie onvolledig of onjuist is, dan dient
het Ministerie van VWS hiervan mededeling te doen. Dit om te voorkomen dat deze informatie
zich in de maatschappij bevindt onder de assumptie dat deze juist en volledig is.
Geenzins biedt artikel 2.4 lid 5 van de Woo grond om willens en wetens minder betrouwbare
informatie naar buiten te brengen als ware deze juist en volledig.
Ook willen de leden van de Groep Van Haga graag van de Minister weten waarom hij cruciale
epidemiologische informatie bewust buiten het bereik van de Woo houdt, bijvoorbeeld
door deze informatie onder te brengen bij privaatrechtelijke organisaties en/of het
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (waarmee deze informatie dus onder de Wet
CBS komt te vallen), door niet-privacygevoelige informatie te koppen aan wel-privacygevoelige
informatie, waardoor deze informatie niet geopenbaard hoeft te worden en door de Europese
transparantierichtlijnen niet op te volgen.
Verschillende wetten kennen een eigen regeling voor het openbaar maken van informatie.
De Wet op het Centraal bureau voor de statistiek is hier een voorbeeld van. Op grond
van artikel 8.8. van de Woo gaat bijzondere regelgeving vóór op de bepalingen uit
de Woo. Het CBS levert informatie aan het Ministerie van VWS, maar deze gegevens mogen
wij enkel gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek. Het is niet toegestaan deze gegevens
aan derden openbaar te maken. Ten aanzien van het koppelen van niet-privacygevoelige
informatie aan wel-privacygevoelige informatie kan ik mededelen dat wij de privacygevoelige
informatie op grond van de Woo moeten lakken. Indien de niet privacygevoelige informatie
zodanig verweven is met de privacygevoelige informatie, kunnen wij op grond van de
Woo niet anders dan het stuk of de desbetreffende alinea integraal weigeren. Dat bewust
informatie buiten het bereik van de Woo wordt gehouden is dan ook onjuist.
Afrondend willen deze leden graag een antwoord en reflectie van de Minister op de
volgende vraag: vindt de Minister niet dat door het weigeren van transparantie en
openheid van bestuur het door de Minister zo belangrijk geachte «belang van de Staat»
juist ernstig in gevaar komt, aangezien het vertrouwen in de politiek hierdoor zienderogen
afneemt en dat zorgt voor groeiende maatschappelijke onrust en polarisatie?
Het Ministerie van VWS onderschrift het belang van een open overheid en transparantie.
Echter, de Woo biedt de mogelijkheid om bepaalde informatie niet of gedeeltelijk openbaar
te maken. Dit is het geval als «het goed functioneren van de Staat» in gevaar komt.
In die gevallen geven wij toepassing aan artikel 5.1.2.i van de Woo.
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
Het lid Omtzigt heeft met verbazing de reactie van de Minister gelezen naar aanleiding
van het advies van het ACOI. Dit advies is uitgebracht naar aanleiding van een klacht
van een journalist over de afhandeling van Woo-verzoeken door het ministerie. Verschillende
onderdelen van het advies van het ACOI worden volgens genoemd lid door de Minister
te gemakkelijk naast zich neergelegd. Het baart het lid Omtzigt zorgen dat een groot
deel van de Wob- en Woo-verzoeken naar COVID-19 nog lang niet zijn afgehandeld en
dat naar verwachting een groot aantal nieuwe bezwaar en beroepsprocedures komen. Daarnaast
liggen er heldere rechterlijke uitspraken. Het lid concludeert dat het uitvoeren van
de rechterlijke uitspraken over Wob- en Woo-verzoeken inzake COVID-19 geen prioriteit
heeft voor de regering. Is de Minister het eens met het lid Omtzigt dat het ministerie
zichzelf niet boven de wet kan plaatsen en dat de huidige afhandeling van verzoeken
journalisten belemmert om hun werk goed uit te kunnen voeren?
Het Ministerie van VWS hecht veel waarde aan de correcte afhandeling van Woo-verzoeken,
maar wordt geconfronteerd met diverse dilemma’s.23 Binnen het Ministerie van VWS wordt met man en macht gewerkt om zoveel mogelijk verzoeken
af te handelen. De afgelopen jaren zijn er verschillende briefings van journalisten
geweest en zijn stappen gezet om de journalistieke beroepsgroep te betrekken bij de
bij hun bestaande informatiebehoefte.
Het lid Omtzigt heeft een motie24 ingediend die de regering verzocht alle uitspraken van de rechter over de opvolging
van de Wob-/Woo-verzoeken uit te voeren en binnen twee maanden te rapporteren over
de uitvoering van deze motie. Tot de grote verbazing van genoemd lid werd deze motie
verworpen door de vier regeringspartijen, die daarmee aangaven dat er kennelijk uitzonderingen
zijn wanneer de regering zich niet aan de uitspraken van de rechter hoeft te houden.
Genoemd lid wil graag een volledig overzicht van alle rechterlijke uitspraken over
Wob/Woo-zaken die corona-gerelateerd zijn. Bij elk van deze uitspraken wil hij graag
de volgende gegevens ontvangen:
– Inhoud van het Wob-verzoek en inschatting van het Ministerie van de werklast die daarmee
gepaard gaat;
– Uitspraak van de rechter (indien openbaar met link);
– Heeft de regering de uitspraak volledig opgevolgd, gedeeltelijk opgevolgd of niet
opgevolgd? (Als gedeeltelijk: welk gedeelte)
– Dwangsom, boete: is de regering een dwangsom, boete verschuldigd en zo ja, is die
opgeëist en uitbetaald?
Genoemd lid ontvangt deze lijst graag binnen een maand.
Ik verwijs hiervoor deels naar de uitvoering van uw eerdere motie waarin om dezelfde
informatie is gevraagd.25 In de reactie op die motie is tot juni 2023, in het door u gevraagde overzicht met
rechterlijke uitspraken, aangegeven welke dwangsommen er zijn verbeurd en uitbetaald.
Verder is in deze reactie aangegeven dat u driemaandelijks een overzicht ontvangt
met rechterlijke uitspraken met daarbij aangegeven welke dwangsommen er zijn verbeurd
en uitbetaald.26 Ten aanzien van de inhoudelijke rechterlijke uitspraken het volgende. Tot op heden
zijn er hiervan zes uitspraken gepubliceerd waarvan hieronder de vindplaats vermeld
is. De overige inhoudelijke uitspraken zijn geanonimiseerd als bijlage toegevoegd.
Gepubliceerde uitspraken:
1. ECLI:NL:RVS:2022:2584;27
2. ECLI:NL:RVS:2022:3282;28
3. ECLI:NL:RBMNE:2021:2719 / ECLI:NL:RVS:2021:2348;29
4. ECLI:NL:RBNHO:2021:6435;30
5. ECLI:NL:RVS:2021:234631 en
6. ECLI:NL:RBZWB:2023:2324.32
Het ministerie heeft tot nu toe steeds geweigerd (voorbereidende) documenten van het
OMT (ook Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)-onderzoeken) openbaar
te maken. Er is sprake van een onnavolgbare weigering van documenten met een beroep
op de bescherming van het goed functioneren van de Staat (Woo, artikel 5.1, tweede
lid onder i). Er is daarnaast een gebrekkige motivering van de weigering van documenten
op basis van de i-grond. Het lid Omtzigt verzoekt de Minister de (actuele) werkinstructies
van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op basis waarvan bepaald
wordt wanneer een verzoeker een document (deels) geweigerd wordt of juist wel wordt
gedeeld, binnen twee weken openbaar te maken en met de Kamer te delen.
Ik zie geen aanleiding om de interne werkinstructie te delen. De wet (Woo) zelf en
de daarop gebaseerde rijksbrede Woo-instructie zijn leidend. De werkinstructie heeft
als doel het werk door alle juristen zo eenduidig mogelijk te laten gebeuren. Ook
zijn de verschillende werkprocessen beschreven. De handleiding bouwt voort op de Woo
en de rijksbrede instructie.
Het lid Omtzigt vindt het onbegrijpelijk dat de Minister het advies van het ACOI niet
opvolgt om de weigering van voorbereidende documenten van het OMT te heroverwegen,
ook als het gaat om de informatie/documenten over de werkwijze, prognoses en scenario’s.
De reden waarom dit niet zou kunnen volgens de Minister, wordt volgens het lid Omtzigt
voorkomen door persoonlijke beleidsopvattingen te anonimiseren. Er is absoluut geen
reden volgens het lid Omtzigt om voorbereidende documenten van het OMT niet te delen,
aangezien zij een essentiële rol hebben gespeeld in de nationale crisissituatie en
het kabinetsbeleid en er daarom inzicht moet zijn in totstandkoming van adviezen/overwegingen
en besluitvorming. Genoemd lid leest dat de Minister als argument aanvoert dat het
OMT alleen goed kan functioneren, wanneer sprake is van absolute vertrouwelijkheid.
Hoe reflecteert de Minister dan op het feit dat OMT-leden regelmatig de publiciteit,
journalisten en talkshows hebben opgezocht? Hoe verenigt de Minister dit met de grond
waarop hij nu weigert in het belang van het functioneren van de Staat deze informatie
openbaar te maken? Het lid Omtzigt verzoekt de Minister dit besluit om het advies
van het ACOI niet op te volgen, te heroverwegen. Is de Minister bereid zijn besluit
te heroverwegen, tevens als het gaat om concepten (gedeeltelijk) openbaar te maken?
Ik heb geen invloed op het feit dat OMT-leden op persoonlijke titel de publiciteit,
journalisten en talkshows opzoeken. Voor het overige: ten aanzien van de absolute
vertrouwelijkheid verwijs ik naar mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie
over COVID-19».33 Ik blijf bij mijn standpunt dat het belang van het functioneren van het OMT, en daarmee
de Staat, zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking van deze documenten. Voor
de motivering verwijs ik graag naar de Kamerbrief van 19 oktober 2022 waarin het belang
van vertrouwelijkheid van OMT-audiofragmenten is benadrukt én mijn «Reactie advies
inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19».34 Daar waar mogelijk is het advies van het ACOI opgevolgd. Ik zie verder geen aanleiding
om mijn beslissing in deze te heroverwegen.
Het lid Omtzigt is het met het ACOI eens dat weigering op basis van i-grond spaarzamer
moet worden toegepast. Er wordt te vaak een beroep gedaan op uitzonderingsgronden.
Genoemd lid vindt het dan ook terecht dat de Minister aangeeft dat op de inventarislijst
bij documenten die geheel of gedeeltelijk zijn geweigerd onder toepassing van de i-grond,
zo spoedig mogelijk een verduidelijking komt te staan van deze weigering. Het lid
vraagt wanneer deze verduidelijking bij geweigerde documenten gereed kan zijn en om
deze inventarislijst met verduidelijking ook zo snel mogelijk aan de Kamer te doen
toekomen. Tevens benadrukt hij dat dit vanzelfsprekend zou moeten zijn om motivering
aan te leveren bij ieder document dat wordt geweigerd onder toepassing van de i-grond.
Graag ontvangt het lid Omtzigt een reactie hierop.
De verduidelijking wordt niet met terugwerkende kracht (lees: bij reeds genomen besluiten)
toegepast. Daar waar mogelijk passen we de verduidelijking ten aanzien van de toepassing
van de 5.1.2.i grond toe. De inventarislijst met verduidelijking wordt te zijner tijd
gepubliceerd. Ik kan u volgen in uw standpunt dat het vanzelfsprekend zou moten zijn
om een motivering aan te leveren bij ieder document dat wordt geweigerd onder toepassing
van de i-grond. Zoals reeds aangegeven kijken de juristen hier kritisch naar. Dit
is erg arbeidsintensief en vergt tijd.
Het ACOI concludeerde dat het ministerie niet levert waar de verzoekers om vragen,
namelijk een tijdige openbaarmaking van specifiek de informatie die voor hen van belang
is. Het lid Omtzigt leest dat informatie wordt geleverd op moeilijk te doorgronden
wijze. Er wordt veel meer informatie verstrekt dan gevraagd en dit gebeurt ook nog
in stukjes via moeilijk te doorgronden opeenvolgende deelbesluiten. Is de Minister
het met het genoemde lid eens dat dit het werk van journalisten bemoeilijkt? Herkent
de Minister deze werkwijze hoe documenten worden aangeleverd vanuit het ministerie
en wat wordt precies gedaan om te voorkomen dat deze werkwijze zich voortzet?
Ik begrijp uw punt. Gelet op de grote hoeveelheid verzoeken en documenten is deze
werkwijze ten tijde van de coronacrisis een weloverwogen beleidskeuze geweest. Deze
werkwijze wordt toegestaan door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.35 Ik heb dit ook toegelicht in mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie
over COVID-19».36 Met het organiseren van de journalistenbijeenkomsten probeert het Ministerie van
VWS samen met de journalisten te kijken hoe wij de informatievoorziening efficiënter
kunnen inrichten. Tot slot kan ik mededelen dat PDO een nieuw platform aan het ontwikkelen
is, waar de besluiten en de bijbehorende documenten op gepubliceerd worden. Dit platform
is een verbetering ten opzichte van de huidige wijze van publicatie (https://wobcovid19.rijksoverheid.nl) en is naar verwachting in september 2023 gereed. Dat er meer openbaar wordt gemaakt
dan wordt gevraagd herken ik. Dat dit gebeurde is eerder ingegeven vanuit de gedachte
om zo volledig mogelijk te zijn. Met het voortschrijdend inzicht blijkt dat dit de
efficiënte niet ten goede komt. Het is een uitdaging om te kijken hoe wij de informatievoorziening
richting de verzoekers efficiënter kunnen inrichten én kunnen verbeteren en waar mogelijk
zelfs versnellen. Daarin zijn al stappen gezet.
Tot slot ontvangt het lid Omtzigt binnen een week nog graag een reactie naar aanleiding
van de toezegging van de Minister, inmiddels twee maanden geleden, om de directeur
van het RIVM te vragen om informatie te verstrekken over de vraag of de wijzigingen
in het conceptadvies van het OMT-advies gedragen worden door het conceptverslag en
het verslag van de vergadering van 14 april 2020, mogelijk na raadpleging van de personen
die deelgenomen hebben aan de vergadering van 14 april.
Tijdens het Tweeminutendebat «Niet informeren van de Kamer over de beschikbaarheid
van opnames van OMT-vergaderingen» (Handelingen II 2022/23, nr. 64, item 17) heeft de Minister van VWS de Kamer toegezegd de directeur van het Cib te vragen
om binnen twee maanden informatie te verstrekken over de vraag of de wijzigingen in
het conceptadvies van het OMT-advies gedragen worden door het conceptverslag en het
verslag van de vergadering van 14 april 2020, zo mogelijk na raadpleging van de personen
die deelgenomen hebben aan de vergadering van 14 april. De directeur van het Cib is
in kennis gesteld van dit verzoek maar gaat hier niet op in. De Onderzoeksraad voor
de Veiligheid heeft de aanpak van de coronacrisis geëvalueerd, waarbij ook aandacht
is voor het OMT. Mocht de Tijdelijke commissie corona nog een parlementaire enquête
naar corona uitvoeren, dan zal daarin ook aandacht zijn voor de rol van het OMT. De
inzet van deze instrumenten voor onderzoek zijn goed gereguleerd. Indien de directeur
van het Cib in zou gaan op een individueel verzoek van de kamer ontstaat het risico
en precedent dat ambtenaren steeds opnieuw moeten verklaren dat zij hun werk naar
beste eer en geweten doen.
Ondertekenaars
-
, -
, -
Eerste ondertekenaar
M. Agema, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier