Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State van het Koninkrijk en Nader rapport
36 467 Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden; Straatsburg, 5 november 1992
B/ Nr. 2 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 7 september 2022 en het nader rapport d.d. 26 oktober 2023, aangeboden aan de
Koning door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de
Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het advies van de Afdeling advisering van de
Raad van State is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 22 juni 2022, no. 2022001336,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 7 september 2022, nr. No. W04.22.0102/I/K, bied ik U hierbij
aan.
De tekst van het advies treft U hieronder schuingedrukt aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 22 juni 2022, no. 2022001336, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister
voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties
en Digitalisering, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
ter overweging aanhangig gemaakt het Europese Handvest inzake regionale talen en minderheidstalen,
met toelichtende nota.
Het Europees Handvest inzake regionale talen en minderheidstalen (hierna: Handvest
of verdrag) beoogt deze talen te beschermen. Op dit moment is het Handvest alleen
voor het Europese deel van Nederland goedgekeurd en in werking getreden. De regering
wenst met de voorgenomen overlegging aan de Staten-Generaal het verdrag stilzwijgend
te doen goedkeuren voor het Caribische deel van Nederland. Doel hiervan is om het
Papiaments, dat op Bonaire wordt gesproken, onder de toepassing van deel III van het
Handvest te brengen. De regering beoogt geen medegelding voor Aruba, Curaçao en Sint
Maarten, maar stelt vast dat het verdrag deze landen wel raakt in de zin van artikel 11,
derde lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en overlegt het verdrag
om die reden tevens aan de Staten van elk van deze drie landen.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ziet geen beletsel
voor de uitbreiding van de werkingssfeer van het Handvest naar het Papiaments op Bonaire
en de daaruit voorvloeiende toepasselijkheid van Deel II van het Handvest. Zij maakt
evenwel opmerkingen over de selectie en motivering van de voorgestelde maatregelen
die er toe moeten dienen om het Papiaments op Bonaire ook onder de verdergaande werking
van Deel III van het Handvest te brengen. De Afdeling is er niet van overtuigd dat
met de voorgestelde lijst van maatregelen en de motivering daarvan het in het Handvest
vereiste minimumaantal van 35 maatregelen wordt behaald.
De Afdeling adviseert de regering om thans te volstaan met goedkeuring van het Handvest
zonder het Papiaments op Bonaire onder de werking van Deel III van het Handvest te
brengen. Om het Papiaments op Bonaire alsnog onder de werkingssfeer van Deel III van
het Handvest te brengen adviseert de Afdeling om nader te inventariseren welke (minstens
35) maatregelen van toepassing kunnen worden verklaard, mede met het oog op (bestaande)
regelgeving en de praktijk.
De regering volgt het advies van de Raad van State van het Koninkrijk (hierna: de
Raad) om voorlopig af te zien van de erkenning van het Papiaments op Bonaire onder
deel III van het Handvest en te volstaan met toepasselijk verklaren van deel II van
het Handvest, niet. Uit een nadere inventarisatie van de bestaande wettelijke regelingen
en de uitwerking ervan in de praktijk, blijkt dat voor de erkenning van het Papiaments
op Bonaire onder deel III van het Handvest een voldoende aantal (namelijk 36) maatregelen
uit dit deel gekoppeld kunnen worden aan bestaande wettelijke regelingen en vigerend
beleid. De geselecteerde maatregelen die volgens de regering van toepassing zijn worden
in paragraaf 4.3 nader toegelicht.
1. Achtergrond en inleiding
Het Handvest heeft tot doel de bescherming en bevordering van regionale talen en minderheidstalen
als onderdeel van het Europees cultureel erfgoed, zonder dat dit ten koste mag gaan
van de officiële talen van landen en van de noodzaak deze te leren. Het beoogt daartoe
sprekers van regionale talen of minderheidstalen de mogelijkheid te bieden deze talen
zowel in het openbare als persoonlijke leven te gebruiken.1 Het verdrag bevat niet alleen normen die discriminatie ten aanzien van het gebruik
van deze talen verbieden, maar ook maatregelen voor het – voor zover redelijkerwijs
mogelijk – bevorderen van het gebruik hiervan in onder andere het onderwijs. Ook is
het verdrag gericht op het toestaan van deze talen voor juridische en bestuurlijke
doeleinden en bij economische, maatschappelijke en culturele activiteiten.
Het Handvest kent twee beschermingsregimes:
1. Bij aanvaarding van het Handvest geldt in elk geval Deel II van het Handvest (artikel 2,
eerste lid). Deel II is algemeen van aard en geldt in zijn geheel voor alle regionale
talen of talen van minderheden die binnen het grondgebied van een staat worden gesproken.
Staten verplichten zich hierbij op grond van artikel 7 van het Handvest tot afstemming
van hun beleid, wetgeving en praktijk op een aantal beginselen en doelstellingen,
waaronder de verplichting geen belemmeringen voor het gebruik van deze talen in wet-
of regelgeving op te nemen.2
2. Een verdragspartij kan er daarnaast voor kiezen om een bepaalde taal onder het specifieke
beschermingsregime van Deel III van het Handvest te brengen. Met een Deel III-erkenning
verplicht een staat zich om ten behoeve van de betreffende taal minimaal 35 leden
of onderdelen daarvan (ook wel «maatregelen» genoemd) uit dit deel van het Handvest
toe te passen. Sinds het Handvest in 1998 voor Europees Nederland geldt zijn het Fries,
Nedersaksisch, Limburgs, Jiddisch en Romanes erkend onder Deel II en is daarnaast
het Fries aangewezen onder Deel III van het Handvest.3
Met de voorgenomen overlegging beoogt de regering de toepassing van het Handvest stilzwijgend
goed te keuren voor ook Caribisch Nederland. Op grond daarvan zou Deel II van het
Handvest niet alleen gaan gelden op Bonaire, maar ook op Sint Eustatius en Saba. Naar
de Afdeling afleidt uit de toelichtende nota is dat laatste echter niet beoogd. Dat
betekent dat de goedkeuring alleen zou moeten zien op Bonaire.
De regering beoogt blijkens de toelichting voor het Papiaments op Bonaire niet alleen
de verplichtingen onder Deel II van het Handvest na te leven, maar ook verplichtingen
onder Deel III van het verdrag specifiek aan te wijzen en met aanvullende maatregelen
te doen beschermen. Hiermee wordt volgens de regering gevolg gegeven aan een bestuursafspraak
over het Papiaments op Bonaire. De bestuursafspraak erkent dat het Papiaments onder
toenemende druk staat van andere talen en benadrukt dat het daarom wenselijk is het
Papiaments op Bonaire te beschermen.4 De bestuursafspraak ziet op het sterker borgen van het Papiaments, binnen de al bestaande
regelgeving. De bestuursafspraak is evenwel niet gericht op de totstandkoming van
nieuwe verplichtingen, aldus de regering.5
2. Aangewezen maatregelen
a. Inleiding
De regering wenst het Papiaments op Bonaire, net als het Fries in de provincie Friesland,
ook onder Deel III van het Handvest te erkennen.6 Op grond van artikel 2, tweede lid, van het Handvest verplicht een verdragspartij
zich bij een dergelijke erkenning tot:
– toepassing van minimaal 35 leden of onderdelen daarvan, gekozen uit de bepalingen
van Deel III van het Handvest;
– waaronder ten minste telkens drie uit artikel 8 en artikel 12; en
– telkens één uit artikel 9, artikel 10, artikel 11 en artikel 13.
Uit de toelichtende nota en bijbehorende bijlage volgt dat de regering exact 35 maatregelen
heeft geïnventariseerd – met inachtneming van bovengenoemde minimumeisen verdeeld
per artikel – om aan de hiervoor genoemde verplichtingen te voldoen.
De Afdeling constateert evenwel dat meerdere opgevoerde maatregelen niet overeenstemmen
met de genoemde regelgeving of de praktijk. Daarnaast blijkt uit de toelichtende nota
veelal niet dat toepassing van bepaalde maatregelen uit het Handvest voldoende zal
plaatsvinden. Op dit moment wordt dan ook niet daadwerkelijk aan het minimumvereiste
van 35 toepasselijke maatregelen voldaan.
Uit een nadere inventarisatie van de bestaande wettelijke regelingen en de uitwerking
ervan in de praktijk, blijkt dat voor de erkenning van het Papiaments op Bonaire onder
deel III van het Handvest een voldoende aantal (namelijk 36) maatregelen uit dit deel
gekoppeld kunnen worden aan bestaande wettelijke regelingen en vigerend beleid.
Daarbij merkt de Afdeling op dat met de erkenning van het Papiaments onder Deel III
van het Handvest verwachtingen worden gewekt, zowel bij Bonaire als bij de Raad van
Europa. Voorkomen moet echter worden dat een onjuist beeld wordt geschetst over het
beschermingsniveau van het Papiaments op Bonaire, en de mate waarin het recht bestaat
om in het openbare leven het Papiaments te gebruiken. Van belang hierbij is ook dat
het Handvest verplicht tot het indienen van periodieke verslagen over de maatregelen
die worden genomen ter toepassing van de bepalingen uit Deel III.7 Het Koninkrijk zal zich aldus tegenover de Raad van Europa moeten kunnen verantwoorden
over implementatie van de maatregelen.
De regering erkent de verplichtingen die de erkenning van het Papiaments op Bonaire
onder deel III van het Handvest met zich meebrengt, zoals de periodieke rapportageverplichting
richting de Raad van Europa. De regering is op basis van het advies van de Raad van
State nagegaan of de erkenning van het Papiaments op Bonaire onder deel III van het
Handvest op basis van bestaande wet- en regelgeving en de bestaande praktijk kan plaatsvinden
en is van mening dat dit het geval is. Een nadere motivering is te lezen in paragraaf 4.3.
Van belang hierbij is ook dat het Handvest verplicht tot het indienen van periodieke
verslagen over de maatregelen die worden genomen ter toepassing van de bepalingen
uit Deel III
Hieronder volgen per deelterrein enkele opmerkingen over de bepalingen die van toepassing
worden verklaard.
b. Onderwijs
i. Keuze voor één subonderdeel
Artikel 8 van het Handvest heeft betrekking op onderwijs en van dit artikel dienen
minimaal drie leden of (sub)onderdelen toegepast te worden. Om aan deze verplichting
te voldoen voert de regering zeven (sub)onderdelen op.
Artikel 8, eerste lid, bestaat uit onderdelen a tot en met i. Het merendeel van deze
onderdelen kent ook subonderdelen. Deze subonderdelen hebben een alternatief karakter
(«of»), waardoor binnen de onderdelen nog keuzes kunnen worden gemaakt. Deze keuze
bestaat uit de mate van intensiteit waarin de taal in het onderwijs wordt gebruikt.
Zo kan bijvoorbeeld de mogelijkheid geboden worden om óf het gehele onderwijs in de
regionale taal aan te bieden óf te voorzien in het onderwijzen van de taal als onderdeel
van het leerplan. Het betreft dus geen cumulatieve opsomming («en») van subonderdelen.
De inventarisatie van de regering houdt hier geen rekening mee. Zo wordt van het eerste
lid, onderdeel b, zowel subonderdeel i als subonderdeel iii opgevoerd. Hetzelfde geldt
ten aanzien van het eerste lid, onderdeel c, waar subonderdelen i en iii worden opgevoerd.
De Afdeling adviseert ten aanzien van de hiervoor genoemde subonderdelen een keuze
te maken. Dit heeft tot gevolg dat aanvullende bepalingen uit het Handvest van toepassing
verklaard moeten worden om aan de minimumverplichting van 35 toepasselijke maatregelen
te voldoen.
Met betrekking tot artikel 8 van het Handvest is gekozen voor de volgende bepalingen
uit het eerste lid, te weten onderdeel b, onder i, onderdeel c, onder iii en onderdeel e,
onder iii, alsmede onderdeel g. In paragraaf 4.2 van de toelichtende nota en in de
bijbehorende bijlage is het overzicht met betrekking tot de bepalingen van artikel 8
aangepast. In paragraaf 4.3 van de toelichtende nota worden de bepalingen van artikel 8
nader toegelicht.
ii. Bepalingen inzake hoger onderwijs
Ten aanzien van artikel 8, eerste lid, onderdeel e, wijst de Afdeling op het getrapte
karakter ervan. Op grond van dit onderdeel kunnen staten hoger onderwijs bieden in
de beschermde taal (subonderdeel i) of voorzieningen verschaffen voor de bestudering
van deze taal in het hoger onderwijs (subonderdeel ii). Pas als deze maatregelen «wegens
de rol van de Staat met betrekking tot instellingen voor hoger onderwijs» niet kunnen
worden toegepast, komt men toe aan subonderdeel iii.8 Niet duidelijk is waarom subonderdeel ii niet kan worden toegepast.9
De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.
In paragraaf 4.2 van de toelichtende nota wordt in het overzicht met betrekking tot
artikel 8, eerste lid, onderdeel e uitsluitend subonderdeel iii genoemd. Subonderdeel ii
kan niet worden toegepast. In die bepaling staat namelijk beschreven dat voorzien
wordt in de faciliteiten voor de studie van de taal als universitair of hoger onderwijs
thema. Dit wordt als niet toepasbaar gezien, omdat er geen universitair onderwijs
op Bonaire is en het hbo zich beperkt tot een kleine dependance van de Universiteit
van Curaçao.
iii. Nadere toelichting op toepasselijkheid bepalingen
Tot slot is de toepasselijkheid van verschillende onderdelen van artikel 8 met enkel
verwijzing naar de regelgeving nog onvoldoende duidelijk. Ter illustratie wijst de
Afdeling op de maatregel dat «een aanmerkelijk deel van het technisch onderwijs en
beroepsonderwijs» in het Papiaments wordt aangeboden. Hierbij wordt enkel verwezen
naar de Wet educatie en beroepsonderwijs BES.10 Daarin wordt het bevoegd gezag de keuze geboden de assistentenopleiding en de basisberoepsopleiding
in het Papiaments of het Nederlands aan te bieden. Hiermee is nog onvoldoende inzichtelijk
gemaakt in hoeverre het daadwerkelijk mogelijk is, of wordt, om een «aanzienlijk deel»
van het technisch onderwijs in het Papiaments aan te bieden.11
De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen, zodat hieruit de toepasselijkheid
van de verschillende bepalingen voldoende blijkt. Indien blijkt dat de bepalingen
in de praktijk niet kunnen worden toegepast, adviseert zij de toepassing van de maatregel
te heroverwegen.
In paragraaf 4.3 van de toelichtende nota zijn vier bepalingen uit artikel 8 nader
toegelicht. De verwijzing naar artikel 8, onderdeel d, subonderdeel ii, is komen te
vervallen, aangezien deze bepaling enkel kan worden toegepast wanneer een aanmerkelijk
deel van het onderwijs in het Papiaments wordt aangeboden. De toepassing van de maatregel
rondom het aanbieden van het Papiaments binnen het mbo is opnieuw beoordeeld. Deze
bepaling was gekoppeld aan artikel 7.1.1, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs,
om voor een kleine specifieke doelgroep de mogelijkheid te bieden een mbo-opleiding
in het Papiaments te volgen. Voor deze specifieke doelgroep is het niet mogelijk de
opleiding in het Nederlands te volgen. Het volgen van de opleiding in het Papiaments
zorgt wel ervoor dat deze groep een positieverbetering op de arbeidsmarkt kan realiseren.
c. Rechterlijke autoriteiten
Artikel 9 van het Handvest heeft betrekking op de rechtspraak en van dit artikel dient
minstens één lid of onderdeel daarvan toegepast te worden. De regering voert zeven
onderdelen op.
Drie van deze onderdelen bepalen dat de rechters, op verzoek van een van de partijen,
de procedure voeren in de beschermde taal.12 Dit is de meest vergaande maatregel waarvoor gekozen kan worden. Het gaat hierbij
om civiele, strafrechtelijke en administratiefrechtelijke procedures. In de bijlage
van de toelichtende nota wordt verwezen naar de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van
Justitie, waarin staat vermeld dat het Papiaments één van de voertalen is bij het
Hof.13 Daarbij wordt in die bijlage vermeld dat in strafzaken altijd een tolk aanwezig is.
Op grond van artikel 9 van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie doen het
Hof en de Gerechten in eerste aanleg uitspraak in het Nederlands en zijn de voertalen
Engels, Nederlands en Papiaments. De bepaling verplicht deze rechtscolleges om toe
te staan en mogelijk te maken dat bijvoorbeeld woordvoering door of voor een partij,
of de taal waarin de rechter ondervraagt, al dan niet met een tolk in onder meer het
Papiaments plaatsvindt, maar verplicht niet om op verzoek van een partij de procedures
in het Papiaments te voeren.
De Afdeling wijst er bovendien op dat de regelgeving op Bonaire is gesteld in de Nederlandse
taal en dat de uitspraken in het Nederlands moeten geschieden. Bovendien hebben veel
beroepsbeoefenaren in Bonaire (waaronder rechters en advocaten) een diverse achtergrond,
waarvan een aanzienlijk deel afkomstig is uit Europees Nederland. Procedures vinden
in de regel dan ook in de Nederlandse taal plaats, waar nodig met gebruik van een
tolk. In onder meer burgerlijke en strafzaken is bovendien de Hoge Raad der Nederlanden
bevoegd het beroep in cassatie te behandelen, hetgeen in de Nederlandse taal geschiedt.14
In het licht van het voorgaande adviseert de Afdeling de aanwijzing van bepalingen
in artikel 9 van het Handvest aan te passen en voor minder vergaande maatregelen te
kiezen, bijvoorbeeld het voor procespartijen waarborgen van het recht om (kosteloos)
de regionale taal of minderheidstaal te gebruiken tijdens de zittingen.15
Het advies van de Raad wordt niet gevolgd, omdat de regering van mening is dat de
geselecteerde maatregelen op passende wijze worden ingevuld.
De opgegeven bepalingen van artikel 9 van het Handvest, die gekoppeld zijn aan artikel 9
van de Rijkswet Gemeenschappelijke Hof, zijn gehandhaafd. Paragraaf 4.3 van de toelichtende
nota bevat een nadere toelichting op deze bepalingen van artikel 9 van het Handvest.
d. Bestuurlijke autoriteiten
Artikel 10 van het Handvest heeft betrekking op de bestuurlijke autoriteiten en de
openbare diensten. Van dit artikel moet minimaal één onderdeel van toepassing worden
verklaard. De regering voert er elf aan.
Hierbij merkt de Afdeling op dat het artikel verschillende bepalingen bevat die van
toepassing zijn op «regionale autoriteiten» of «plaatselijke autoriteiten». De regering
verklaart deze bepalingen van toepassing, onder verwijzing naar bevoegdheden van de
eilandsraad. Zo wordt ten aanzien van de bepalingen dat regionale, respectievelijk
plaatselijke autoriteiten officiële documenten eveneens in de beschermde taal opstellen,
verwezen naar de bevoegdheid van de eilandsraad regels te stellen over het gebruik
van het Papiaments in schriftelijke stukken.16 Elders wordt ten aanzien van de bepalingen dat regionale, respectievelijk plaatselijke
autoriteiten de beschermde taal gebruiken in debatten tijdens hun vergaderingen, verwezen
naar de mogelijkheid om het Papiaments te gebruiken tijdens de vergaderingen van de
Eilandsraad.17
De Afdeling zet vraagtekens bij het van toepassing verklaren van bepalingen over zowel
regionale als lokale autoriteiten, daar waar het uiteindelijk gaat over één bestuurslaag.
Zij adviseert de regering dit nader toe te lichten en indien nodig enkel de bepalingen
inzake lokale autoriteiten óf regionale autoriteiten van toepassing te verklaren.
Dit heeft tot gevolg dat aanvullende bepalingen uit het Handvest van toepassing verklaard
moeten worden om aan de minimumverplichting van 35 toepasselijke bepalingen te voldoen.
Aan het advies van de Raad is gevolg gegeven. De keuze is gemaakt om het openbaar
lichaam Bonaire als plaatselijke c.q. lokale autoriteit te benoemen. Ten aanzien van
artikel 10 van het Handvest zijn daarom de onderdelen c en e van het tweede lid komen
te vervallen. Paragraaf 4.3 van de toelichtende nota bevat een nadere toelichting
op de toe te passen bepalingen van artikel 10 van het Handvest.
e. Culturele activiteiten en voorzieningen
Artikel 12 van het Handvest heeft betrekking op culturele activiteiten en voorzieningen.
Van dit artikel moeten minimaal drie van toepassing worden verklaard. De regering
voert er vier aan.
De van toepassing verklaarde bepalingen houden in dit geval kort gezegd in dat Papiamentstalige
uitingen en initiatieven (en de toegang hiertoe) worden aangemoedigd en bevorderd.18 Daarnaast moet worden bevorderd dat vertegenwoordigers van Papiamentstaligen rechtstreeks
deelnemen aan het bieden van voorzieningen en het plannen van culturele activiteiten.19 Tot slot moet een buitenlands cultuurbeleid gevoerd worden waarin het Papiaments
en de cultuur van Bonaire een passende plaats krijgen.20
De regering voert als motivering aan dat in het Nederlandse cultuurbeleid kwaliteit
en verscheidenheid leidend zijn. Cultuur is van en voor iedereen, aldus de toelichting.
De Afdeling is er niet van overtuigd dat hiermee voldaan wordt aan de specifieke eisen
die het Handvest in de toepasselijke bepalingen stelt. Daarvoor lijkt een meer gerichte
en actieve aanpak aangewezen te zijn ter bevordering van de aangewezen beschermde
taal.
De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen, zodat hieruit de toepasselijkheid
van de verschillende bepalingen voldoende blijkt. Indien blijkt dat de bepalingen
in de praktijk niet kunnen worden toegepast, adviseert zij het van toepassing verklaren
van deze maatregelen te heroverwegen.
Aan het advies van de Raad is gevolg gegeven. In paragraaf 4.3 van de toelichtende
nota wordt de toepasselijkheid van de verschillende bepalingen van artikel 12 van
het Handvest nader toegelicht. Overigens is bij de nadere inventarisatie gebleken
dat met betrekking tot het eerste lid de onderdelen b, d en e ook van toepassing verklaard
kunnen worden. Deze delen zijn in het overzicht van paragraaf 4.2 alsmede in de bijlage
van de toelichtende nota opgenomen.
f. Economisch en sociaal leven
Artikel 13 van het Handvest ziet op het economisch en sociaal leven en van dit artikel
dient minimaal één onderdeel van toepassing worden verklaard. De regering voert er
vijf aan.
Ten aanzien van dit beleidsterrein merkt de Afdeling in algemene zin op dat een (adequate)
toelichting op de van toepassing verklaring van meerdere onderdelen ontbreekt.21
De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen, zodat hieruit de toepasselijkheid
van de verschillende bepalingen voldoende blijkt. Indien blijkt dat de bepalingen
in de praktijk niet kunnen worden toegepast, adviseert zij het van toepassing verklaren
van deze maatregelen te heroverwegen.
Conform het advies van de Raad wordt in paragraaf 4.3 van de toelichtende nota de
toepasselijkheid van vijf bepalingen uit artikel 13 nader toegelicht.
g. Conclusie
Het uitgangspunt van de regering is dat het Papiaments op Bonaire onder Deel III van
het Handvest wordt gebracht.22 Daarbij wordt echter niet voorzien in aanvullende wet- en regelgeving en maatregelen.
Op basis van het voorgaande komt de Afdeling evenwel tot de conclusie dat op basis
van de huidige toelichting niet wordt voldaan aan artikel 2, tweede lid, van het Handvest
voor toepassing van Deel III van het verdrag. Het minimumvereiste van 35 maatregelen
wordt immers niet gehaald.
De Afdeling adviseert om voorlopig af te zien van de erkenning van het Papiaments
op Bonaire onder Deel III van het Handvest en te volstaan met toepasselijk verklaren
van Deel II van het Handvest. Om het Papiaments op Bonaire alsnog ook onder de werkingssfeer
van Deel III van het Handvest te brengen, adviseert de Afdeling om eerst nader te
inventariseren welke (minstens 35) realistische maatregelen van toepassing kunnen
worden verklaard, gelet ook op (bestaande) regelgeving en de praktijk. Op basis van
die noodzakelijke inventarisatie en daaruit voortvloeiende regelgeving en implementatie
kunnen de verplichtingen onder Deel III gespecificeerd worden. Vervolgens kan op de
voet van artikel 3, tweede lid, van het Handvest volstaan worden met een notificatie
daarvan aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, op grond waarvan Deel III
met de gespecifieerde verplichtingen van toepassing wordt.
Uit een nadere inventarisatie van de bestaande wettelijke regelingen en de uitwerking
ervan in de praktijk, is gebleken dat voor de erkenning van het Papiaments onder deel III
van het Handvest een voldoende aantal bepalingen uit dit deel III gekoppeld kunnen
worden aan bestaande wettelijke regelingen en vigerend beleid. Samen realiseren zij
een volledige bescherming van het Papiaments op Bonaire, die tot doel heeft de positie
en de status van het Papiaments structureel te verstevigen en te beschermen tegen
ongewenste verzwakking van die taal. Het advies van de Raad om voorlopig af te zien
van de erkenning van het Papiaments op Bonaire onder deel III van het Handvest en
te volstaan met toepasselijk verklaren van deel II van het Handvest, wordt daarom
niet opgevolgd.
De Afdeling advisering van de Raad van State het Koninkrijk heeft een aantal opmerkingen
bij het verdrag en adviseert daarmee rekening te houden voordat het verdrag aan de
beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van Aruba, aan de Staten van Curaçao
en aan de Staten van Sint Maarten wordt overlegd.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Ik verzoek U, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs, de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering en de Staatssecretaris
Cultuur en Media mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld
van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan
de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en aan de Staten van Aruba, aan
de Staten van Curaçao en aan de Staten van Sint Maarten.
De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede namens
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.