Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 8 en 9 november 2023, EFTA-bijeenkomst en EU-voorstel nieuwe eigen middelen (Kamerstuk 21501-07-1986)
2023D45312 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 1 november 2023 enkele vragen en opmerkingen
                  aan de Minister van Financiën voorgelegd over de geannoteerde agenda voor de Eurogroep/Ecofinraad
                  d.d. 8 en 9 november 2023 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1986) en enige andere stukken.
               
De voorzitter van de commissie,
Tielen
De griffier van de commissie,
Weeber
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
                  ten behoeve van de vergaderingen van de eurogroep en de Ecofinraad van 8 en 9 november
                  2023. Zij hebben daarover nog de volgende vragen.
               
De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over de constatering dat de arbeidsproductiviteitsgroei
                  sterker vertraagt dan in andere delen van de wereld. Zij wijzen hierbij ook op achterlopende
                  investeringen in research and development (R&D). Kan de Minister een overzicht geven van de cijfers op basis waarvan deze stelling
                  is gedaan? Welke acties onderneemt het kabinet om in Europees verband het aandeel
                  investeringen in R&D te verhogen?
               
Kan de Minister nader ingaan op de voortgang in het voltooien van de kapitaalmarktunie,
                  aangezien innoverende bedrijven nu sterk afhankelijk zijn van financiering buiten
                  de EU om hun bedrijven te kunnen opschalen?
               
De leden van de D66-fractie kunnen zich vinden in de positie van Nederland dat er
                  voldoende aandacht dient te zijn voor de aanpak van onnodige regeldruk en administratieve
                  lasten. Op welke terreinen vindt de Minister dat dat nog onvoldoende het geval is?
                  Doet Nederland voorstellen om de aandacht te vergroten?
               
Kan de Minister daarnaast ingaan hoe de constateringen dat de EU achterloopt op arbeidsproductiviteit
                  op bijvoorbeeld de Verenigde Staten stroken met het recente onderzoek van Bruegel
                  dat de arbeidsproductiviteitsgroei juist geconvergeerd is naar de VS in de afgelopen
                  jaren, wanneer gecorrigeerd wordt voor koopkracht?
               
De leden van de D66-fractie wijzen op het grote belang om tot een goede overeenkomst
                  te komen over de herziening van het Europese begrotingsraamwerk. Is er inmiddels al
                  meer duidelijkheid of er compromisteksten beschikbaar zijn voorafgaand aan de Ecofinraad
                  en kan de Minister deze doen toekomen aan de Kamer, inclusief (korte) appreciatie?
                  Kan de Minister uiteenzetten wat het tijdspad wordt als de opgave om te komen tot
                  een algemene oriëntatie inderdaad te ambitieus blijkt te zijn, zoals de voornoemde
                  leden lezen in de geannoteerde agenda? Welke voortgang is er geboekt sinds de vorige
                  vergadering? Ziet het kabinet het belang in van een goede oplossing zodat er een nieuw
                  effectief begrotingsraamwerk komt? Welke acties heeft de Minister reeds ondernomen
                  sinds de vorige Ecofinraad, of is zij nog voornemens om te gaan ondernemen, om een
                  dergelijke oplossing dichterbij te brengen? Is de analyse correct dat er vooral een
                  akkoord tussen Duitsland en Frankrijk nodig is, en welke rol ziet Nederland daarin
                  voor zichzelf om (wellicht met gelijkgestemde landen zoals Spanje) een bemiddelende
                  rol in te spelen ten behoeve van effectieve regels die noodzakelijke hervormingen
                  en investeringen stimuleren? Klopt het dat er een alternatief voorstel ligt vanuit
                  Denemarken? Zo ja, wat is daarvan dan de inhoud, bestaat daarvoor draagvlak en hoe
                  luidt de Nederlandse positie?
               
De leden van de D66-fractie hebben begrip voor de stellingname van Nederland om bij
                  hoger dan verwachte uitgaven bij de Europese Unie eerst ook te kijken waar er geld
                  bespaard kan worden, net zoals dat nationaal de regel is. Zij hebben vernomen dat
                  Zweden een voorstel voor bezuinigingen heeft gedaan. Kan de Minister nader ingaan
                  op de inhoud van dat voorstel, het draagvlak hiervoor en de Nederlandse appreciatie
                  daarvan? Klopt het dat vooral onderzoeksprogramma Horizon geraakt zal worden door
                  bezuinigingen in dit voorstel? Vindt de Minister ook dat middelen voor onderzoek en
                  innovatie van groot belang zijn voor de Nederlandse academia en economie? Hoe verhoudt
                  een dergelijk voorstel zich tot de aangenomen motie-Van Weyenberg/Van der Lee1 over prioriteit geven aan modernisering van de Europese begroting in gesprekken over
                  het MFK? Zal Nederland een tegenvoorstel doen, waarbij de belangen van Nederland beter
                  geborgd zijn?
               
De leden van de D66-fractie hebben met grote teleurstelling kennisgenomen van het
                  bericht dat het de regeringsleiders niet mogelijk is gebleken om een akkoord te bereiken
                  over steun aan Oekraïne. Het is voor deze leden moeilijk te verkroppen dat vanwege
                  het vetorecht regeringsleiders zoals die van Hongarije en Slowakije de rest van de
                  EU kunnen gijzelen op een dermate belangrijk onderwerp. Betekent dit voor Nederland
                  dat de discussie over veto’s binnen de Europese Unie weer gestart dient te worden?
                  Welke opties bestaan er nog meer om ervoor te zorgen dat Oekraïne de benodigde steun
                  krijgt, zonder te hoeven toegeven aan de eisen van Hongarije en Slowakije. Welke stappen
                  zet Nederland bijvoorbeeld om alle mogelijkheden te onderzoeken hoe bevroren Russische
                  tegoeden kunnen aangewend om Oekraïne te steunen?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA danken het kabinet voor de geannoteerde agenda.
                  Zij hebben hierover enkele vragen.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke diplomatieke strategie het kabinet
                  gaat hanteren om te helpen te voorkomen dat Hongarije en Slowakije de hernieuwing
                  van de Oekraïne-faciliteit blijven blokkeren. Zij vragen bovendien zeer scherp te
                  zijn op het voornemen van de Commissie om aan Hongarije dan maar een deel van het
                  RRF- en MFF-geld beschikbaar te stellen; zo wordt de chantagestrategie van Hongarije
                  immers enkel beloond en blijven we in de toekomst tegen dezelfde chantage aanlopen.
                  Graag ontvangen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hierop een reactie.
               
De genoemde leden vragen aan voorts welke strategieën op dit moment wordt gewerkt
                  (bijvoorbeeld enhanced cooperation?) om een blijvende Hongaars-Slowaakse blokkade te kunnen omzeilen en Oekraïne alsnog
                  de financiële steun te bieden die het zo hard nodig heeft.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke mogelijkheden het kabinet ziet
                  om Russische bevroren tegoeden (of de rendementen daarop) te vorderen en in te zetten
                  voor steun aan Oekraïne in de oorlog. Welke stappen worden hier op dit moment (zowel
                  ambtelijk als politiek) al op gezet?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken inzake de herziening van het Stabiliteits-
                  en Groeipact (SGP) op dat er een voorstel ligt van Denemarken dat ziet op een achtervang
                  om voldoende schuldafbouw te realiseren. In dit voorstel zouden landen in de jaren
                  na de aanpassingsperiode verplicht een gemiddelde jaarlijkse schuldreductie dienen
                  te realiseren van 1–1.5% (van het bbp) in het geval dat (1) de schuld na de aanpassingsperiode
                  hoger is dan 60% en (2) uit de schuldhoudbaarheidsanalyse blijkt dat de schuldhoudbaarheid
                  onvoldoende geborgd is. Deze leden vragen naar de Nederlandse positie ten aanzien
                  van dit voorstel. Zij beklemtonen dat te allen tijde voorkomen moet worden dat de
                  regels tot anticyclisch beleid dwingen. Hier kan bij een jaarlijks te realiseren reductiepercentage
                  wel sprake van zijn. Onderschrijft het kabinet deze lezing?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de Franse Minister Le Maire
                  gezegd heeft dat op dit moment diplomatiek gezien vooral een akkoord tussen Frankrijk
                  en Duitsland nodig lijkt om de onderhandelingen over het SGP verder te brengen. Welke
                  constructieve rol gaat Nederland hierin spelen? En op welke manier kan het nog helpen
                  dat Nederland zich in zijn diplomatieke allianties op dit dossier (zie bijv. het non-paper
                  met Spanje) nadrukkelijk breder heeft georiënteerd?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar het risico van een gelijk speelveld
                  tussen landen binnen de Europese markt van het toestaan van een golden rule enkel
                  en alleen voor landen die én een begrotingsevenwicht én een laag tot middelhoog schuldhoudbaarheidsrisico
                  hebben. Dat vergroot die ongelijkheid toch juist? Wat vindt Nederland daarvan, omdat
                  een gelijk speelveld voor Nederland immers ook een speerpunt is. De investeringsopgave
                  waar een gulden financieringsregel ruimte voor kan geven is toch uiteindelijk vooral
                  een Europese investeringsopgave?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke steun er in de Raad is voor het
                  meenemen van klimaatinvesteringen als relevante factor in het al dan niet openen van
                  een buitensporigtekortprocedure. Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
                  hoe voorkomen wordt dat het meenemen van defensie als relevante factor in het openen
                  van een buitensporigtekortprocedure aan de productiezijde vooral de wens inwilligt
                  van bijvoorbeeld de Franse defensie-industrie om haar eigen orderboek een boost te
                  geven. Welke waarborgen gaan er aan het gebruik van defensie als relevante factor
                  gesteld worden?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe met het «meenemen» van defensie
                  als relevante factor een buitensporigtekortprocedure op voorspelbare wijze geopend
                  zal worden.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen een reactie van het kabinet op de kritiek
                  van de het Europees Begrotingscomité (European Fiscal Board, EFB) dat het voorstel tot herziening van begrotingsregels niet voorziet in de stimulering
                  van gezamenlijke strategische publieke goederen.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de Commissie recentelijk geconcludeerd
                  heeft dat het effect van de Amerikaanse Inflation Reduction Act (IRA) op de Europese
                  (macro-)economie tot nu toe ondanks vele waarschuwingen (vanuit de industrie) beperkt
                  is. Deelt het kabinet deze conclusie? En hoeveel kunnen we uit deze voorlopige conclusie
                  afleiden?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten aanzien van de
                  Eurogroep en Ecofinraad. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen.
               
Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat de motie van het lid Tony van
                  Dijck over niet instemmen met een verdergaande collectieve schulduitgifte in EU-verband2   is aangenomen. Zij willen weten op welke wijze uitvoering zal worden gegeven aan
                  deze motie.
               
De leden van de PVV-fractie merken tevens op dat de motie van het lid Tony van Dijck
                  over niet instemmen met BEFIT (het EU-voorstel voor een richtlijn «Business in Europe:
                  Framework for Income Taxation») en dat ook onomwonden kenbaar maken aan de Europese
                  Commissie3 is aangenomen. Ook hierbij willen zij weten op welke wijze uitvoering zal worden
                  gegeven aan deze motie.
               
In het verlengde hiervan willen de leden van de PVV-fractie weten waarom het demissionaire
                  kabinet in het fiche over het BEFIT-voorstel4 alsnog positief staat tegenover BEFIT, terwijl de voordelen daarvan duidelijk niet
                  opwegen tegen de nadelen. De nadelen die genoemd worden door het demissionaire kabinet
                  zijn o.a. dat sprake is van een stapeling van wetgeving; dat het nog jaren gaat duren
                  om systemen van de Belastingdienst aan te passen; dat de voorgestelde wijze van winsttoerekening
                  aan EU-lidstaten niet proportioneel is; dat de winsttoerekening kan leiden tot een
                  onvoorspelbare belastinggrondslag in Nederland; dat er zeer grote kosten gemaakt moeten
                  worden om een nieuwe administratieve infrastructuur op te zetten en dat het naar eigen
                  inzicht inrichten van het belastingstelsel voor bedrijven in Nederland, die onder
                  de richtlijn vallen, beperkt wordt.
               
De leden van de PVV-fractie willen weten hoe de vele nadelen opwegen tegen het voordeel
                  dat genoemd wordt, namelijk de lagere administratieve lasten voor bedrijven. Kan de
                  Minister tevens nader stilstaan bij de genoemde nadelen?
               
Voorts lezen de leden van de PVV-fractie in de antwoorden op vragen van de commissie
                  over het fiche over het BEFIT-voorstel5 dat de Europese Commissie na drie jaar een ander toerekeningsmechanisme kan voorstellen
                  en dat het zou kunnen dat dit mechanisme een soortgelijke verdeelsleutel als de CCCTB
                  kent (op basis van omzet, materiële vaste activa, arbeid en, mogelijk, immateriële
                  activa). De leden van de PVV-fractie vragen hierop te reflecteren: hoe wenselijk is
                  dit?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
                  Eurogroep en Ecofinraad van 8 en 9 november 2023. Zij vinden het verstandig dat er
                  uitvoering wordt gegeven aan de wens van de Kamer om geen onomkeerbare stappen te
                  zetten inzake het EU-voorstel over nieuwe eigen middelen totdat de vaste commissie
                  voor Financiën een overleg heeft kunnen voeren over de Nederlandse inzet. Wel zouden
                  deze leden van het kabinet willen weten wat het voor de Nederlandse inbreng betekent
                  wanneer de voorgestelde nieuwe eigen middelen niet worden doorgevoerd. Dit betekent
                  toch niet dat Nederland steeds meer zal moeten terug onderhandelen omdat hierover
                  nog niet over gesproken is? En wanneer we naar de netto afdracht krijgen, wat zijn
                  dan de gevolgen wanneer de nieuw voorgestelde eigen middelen worden afgewezen en we
                  blijven bij de huidige eigen middelen?
               
De leden van de CDA-fractie nemen er kennis van dat een gedachtewisseling plaatsvindt
                  over de impact van de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne. Zij willen graag weten
                  hoeveel belangen Nederlandse ondernemingen nog hebben in Rusland. Worden deze nu afgebouwd?
                  Wordt dit bijgehouden? En vinden hierover regelmatige voortgangsgesprekken plaats
                  van de Ministeries van Economische Zaken en Financiën met bedrijven die nog belangen
                  hebben in Rusland?
               
Verder wordt er melding gemaakt dat Nederland zijn «fair share» gaat bijdragen wanneer
                  het gaat om steun aan Oekraïne op het gebied van humanitaire noden, het eerste herstel
                  en wederopbouw. Zijn hierover al scenario’s bekend, wat gaat dit betekenen in de komende
                  jaren? Wat betekent een fair share precies? Gaat het dan om alleen financiële afdrachten
                  of ook in technische, juridische en economische kennis?
               
Tot slot hebben de leden van de CDA-fractie vragen bij de herstel- en veerkrachtfaciliteit.
                  Deze leden zien geen enkele aanleiding om tegen de voornemens van het kabinet in te
                  gaan om in te stemmen met de aanpassingen van Oostenrijk, Denemarken, Zweden en Litouwen.
                  Nogmaals willen deze leden benadrukken dat zij goed begrijpen dat er aanpassingen
                  plaatsvinden voor de inzet van deze faciliteiten. De herstel- en veerkrachtfaciliteit
                  kent een achtergrond in de bestrijding van de gevolgen van corona. Ondertussen speelt
                  een andere dreiging. Deze leden vinden het een gemiste kans dat bij aanpassing en
                  inzet van deze faciliteit niet veel meer de gezamenlijke bescherming van de Europese
                  Unie is betrokken en aanpassingen zijn gericht op de opbouw van defensie- en veiligheidstaken.
                  Zijn er landen die wel aanpassingen hebben verricht die betrekking hadden op defensie?
                  Zo nee, waarom niet?
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 A.H.M. Weeber, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
