Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Verzamelbrief luchtkwaliteit - Schone Lucht Akkoord, houtstook, inzet internationaal (Kamerstuk 30175-448)
30 175 Luchtkwaliteit
Nr. 452 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 26 oktober 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 28 juni 2023 over Verzamelbrief luchtkwaliteit – Schone Lucht Akkoord, houtstook,
inzet internationaal (Kamerstuk 30 175, nr. 448).
De vragen en opmerkingen zijn op 28 september 2023 aan de Staatssecretaris van
Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 25 oktober 2023 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
blz.
Inleiding
2
VVD-fractie
2
D66-fractie
3
PvdA- en GroenLinks-fractie
4
Partij voor de Dieren-fractie
5
BBB-fractie
7
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
en de bijbehorende onderzoeksrapporten en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief en hebben hierover nog
enkele vragen.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie delen de opvatting dat schone lucht van
levensbelang is voor iedereen. Deze leden hebben teleurgesteld kennisgenomen van het
feit dat in 2022 slechts 20% van de maatregelen uit het Schone Lucht Akkoord (SLA)
in uitvoering was. Luchtverontreiniging is volgens het SLA een van de belangrijkste
risicofactoren voor de gezondheid en het is daarom van belang dat er vaart wordt gemaakt
in de uitvoering. Aangezien de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)
zijn aangescherpt, is het noodzakelijk om extra maatregelen te nemen. Deze leden vinden
de voorgestelde maatregelen nog niet voldoende en hebben hier meerdere vragen over.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende
verzamelbrief over luchtkwaliteit en hebben hier nog een aantal vragen en opmerkingen
bij.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
betreffende het SLA en de opgave met betrekking tot houtstook. Deze leden hebben nog
wel wat vragen.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat slechts 107 van de Nederlandse gemeenten deelnemen
in SLA. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom de overige gemeenten, immers het merendeel,
niet deelnemen? Kan de Staatssecretaris aangeven wat zij de afgelopen periode heeft
gedaan om het aantal deelnemende gemeenten te doen stijgen? Kan de Staatssecretaris
aangeven of de luchtkwaliteit beter is in gemeenten die deelnemen aan het SLA?
De leden van de VVD-fractie hebben in eerdere brieven gelezen dat wanneer de maatregelen
worden uitgevoerd zoals voorgenomen, ook de doelen voor 2030 ten aanzien van schone
lucht worden behaald. Deze leden lezen nu dat slechts 20% van de maatregelen in uitvoering
is en dat daaraan gewerkt wordt door kennisdeling en themagroepen. Kan de Staatssecretaris
aangeven of dat voldoende is en kan zij daarmee bij haar beleidsuitgangspunt blijven
dat uitvoering van de bestaande maatregelen voldoende is om aan de luchtkwaliteitsnormen
voor 2030 te voldoen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat uit de flitspeiling van I&O-research blijkt
dat 25% van de inwoners regelmatig tot vaak overlast ondervindt door houtstook. Hoe
verhoudt dat zich tot de onderzoeksgegevens van het RIVM-rapport Beleving Woonomgeving
waarin staat dat 5% hinder ondervindt als gevolg van haarden en allesbranders?
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat de kachelbranche zelf ook aan de
slag is. In eerdere debatten hebben deze leden aandacht gevraagd voor een specifiek
onderdeel uit dit eigen initiatief, namelijk het inzetten van het ecodesign-certificaat
voor bestaande kachels. Deze leden willen weten wat het standpunt van de Staatssecretaris
op dit punt is en waarom daar verder geen invulling aan gegeven lijkt te worden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er geen invulling gegeven kan worden aan de
toezegging zoals gedaan aan het lid Haverkort over het informeren van de Kamer over
vergunningen wat betreft emissies van luchtvervuilende stoffen uit het buitenland.
Deze leden lezen dat lokaal of regionaal bij nieuwe vergunningsaanvragen inspraak
veelal mogelijk is. Deze leden vinden echter dat wanneer 50% van onze luchtvervuiling
door fijnstof en ultrafijnstof afkomstig is van bronnen uit het buitenland, dat op
zijn minst inzichtelijk dient te worden gemaakt van welke bronnen dat dan afkomstig
is. Deze leden vragen de Staatssecretaris dan ook om alsnog in overleg te gaan met
Duitse en Belgische vergunningverleners en te duiden hoeveel fijnstof en van welke
bron afkomstig, Nederland binnenkomt.
D66-fractie
De leden van de D66-fractie merken op dat houtstook een grote bron van vervuiling
is waar veel mensen (en in het bijzonder kwetsbare groepen) last van hebben. Houtstook
is verantwoordelijk voor ongeveer dezelfde uitstoot van fijnstof als de hele industrie.
Daarnaast is ze verantwoordelijk voor 70% van alle uitstoot van polycyclische aromatische
koolwaterstoffen (paks). Voor deze leden zijn concrete stappen nodig om te komen tot
een significante reductie van de hinder en uitstoot als gevolg van houtstook. Over
concrete voorhanden zijnde maatregelen om de uitstoot van houtstook terug te dringen
hebben deze leden nog een aantal vragen. Klopt het dat de doelen op het gebied van
luchtkwaliteit in 2030 en 2050 niet gehaald kunnen worden, als houtstook als bron
van veel fijnstof en paks niet wordt teruggedrongen? Is de Staatssecretaris het met
deze leden eens dat bestaande toestellen die niet voldoen aan ecodesign zo snel mogelijk
moeten worden uitgefaseerd? Duitsland heeft een effectief programma om stapsgewijs
oude toestellen te vervangen door nieuwe toestellen die voldoen aan ecodesign. Is
de Staatssecretaris bereid om een vergelijkbaar programma op te zetten voor het stapsgewijs
uitfaseren van haarden en kachels die niet voldoen aan de ecodesign-richtlijnen? Is
de Staatssecretaris er voor om, in lijn met de wens van de sector, regelmatig onderhoud
aan toestellen verplicht te stellen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie lezen in de stukken dat gemeenten in de afgelopen tijd
meer mogelijkheden hebben gekregen om houtstook aan banden te leggen. Hierover en
over deze stukken hebben deze leden nog een aantal vragen. Uit de enquête blijkt dat
veel mensen die hout stoken bereid zijn rekening te houden met hun buren. Hoe is de
Staatssecretaris van plan opvolging te geven aan deze bereidheid? Wat zal het stookverbod
inhouden dat gemeenten kunnen afkondigen, als de weersomstandigheden slecht zijn?
Wat wordt er bedoeld met de woorden «een breder stookverbod» bij code rood? Hoeveel
gemeenten hebben reeds een beroep gedaan op de middelen uit de Regeling specifieke
uitkering stimulering (SPUK-regeling) voor het verwijderen van rookkanalen? Zijn er
reeds voorbeelden van gemeenten die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om
een houtstookvrije zone in te stellen? Zijn gemeenten op de hoogte van deze mogelijkheid?
Wanneer kan de Kamer de uitvoeringsagenda 2024–2030 verwachten waaraan in het memo
wordt gerefereerd?
De leden van de D66-fractie merken op dat vooral kwetsbare groepen last hebben van
de luchtvervuiling als gevolg van houtstook. Ook hierover hebben deze leden nog een
vraag. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat het voor kwetsbare groepen
(waaronder kinderen en ouderen) niet mogelijk is om massaal te verhuizen naar houtstookvrije
wijken (zoals wordt genoemd in het memo) en dat dus aanvullende maatregelen nodig
zijn voor deze doelgroepen?
GroenLinks- en PvdA-fracties
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie vinden dat er nog veel winst te behalen
is in het bewustzijn van de effecten van houtstook. De Staatssecretaris geeft aan
dat het grootste deel van de mensen wel rekening wil houden met zijn buren, maar zich
niet bewust is hoe dit te doen. Zo kennen veel mensen bijvoorbeeld niet het stookalert
van het RIVM. De Staatssecretaris geeft aan het bewustzijn te willen creëren door
middel van een landelijke communicatieaanpak. Deze leden vinden het goed dat die aanpak
er komt. Tegelijkertijd vragen deze leden zich af of dat voldoende zal zijn. De Staatssecretaris
geeft aan dat een stookverbod op basis van het stookalert pas kan worden doorgevoerd,
als het instrument zich heeft bewezen. Deelt de Staatssecretaris de mening dat enkel
attenderen op het stookalert mogelijk niet voldoende incentive is om de luchtkwaliteit
te verbeteren? Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer het instrument zich heeft
bewezen? Aan de hand van welke voorwaarden is het stookalert betrouwbaar en toegankelijk
genoeg? Waarom is gekozen voor de aanpak om gemeenten het stookverbod aan te laten
kondigen? Is het niet veel eenduidiger en helderder voor mensen als dergelijke maatregelen
landelijk worden aangekondigd? Is een gemeentelijk stookverbod bij een stookalert
zinvol, als er bijvoorbeeld 10 kilometer verderop wél gestookt mag worden?
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie achten het essentieel om te beginnen met
het beschermen van groepen die het meeste last hebben van de luchtvervuiling. Om hoog-gevoelige
groepen te beschermen is de Staatssecretaris voornemens om een pilot te starten met
houtstookvrije zones of wijken. Deze leden wijzen erop dat het belangrijk is om te
sturen op houtstookvrije zones in plaats van houtstookarme zones, aangezien bij elke
vorm van houtstoken schadelijke stoffen vrijkomen. Deelt de Staatssecretaris die opvatting?
Op basis waarvan wordt bepaald wat een acceptabele vorm van stoken is in houtstookarme
wijken? Is er bij het opzetten van de pilots oog voor waar de behoefte het grootst
is? Welke gemeenten of wijken hebben het meeste baat bij deze proef?
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie zijn van mening dat er moet worden gestuurd
op geen houtstook in plaats van minder houtstook. De Staatssecretaris geeft aan dat
er vanaf 1 januari 2022 enkel ecodesign kachels mogen worden verkocht. Deze leden
benadrukken nogmaals dat elke vorm van stoken zorgt voor luchtvervuiling. Kan de Staatssecretaris
aangeven welke verbeteringen van de luchtkwaliteit kunnen worden verwacht naar aanleiding
van deze nieuwe maatregel?
Partij voor de Dieren-fractie
Schone Lucht Akkoord
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn teleurgesteld dat de uitvoeringsagenda
2024–2030 van het SLA wordt vertraagd. Hierdoor is ook de analyse over het tempo waarop
en de tussenstappen waarmee naar de WHO-normen voor luchtkwaliteit van 2021 toegewerkt
gaat worden, vertraagd. Deze leden vinden dit een zeer onwenselijke situatie. Wat
deze leden betreft moeten de WHO-normen voor luchtkwaliteit uit 2021 uiterlijk in
2030 zijn behaald en is er dus geen tijd te verliezen. De luchtkwaliteit in Nederland
moet sterk verbeteren om de gezondheid van Nederlanders beter te borgen. Dat liet
ook The Guardian recent weer zien.1 Nog altijd overlijden er 12.000 mensen per jaar vroegtijdig door ongezonde lucht
en krijgt 20% van de kinderen met astma dit door luchtvervuiling. Kan de Staatssecretaris
meer duidelijkheid geven over de vraag wanneer de voortgangsrapportage van het RIVM
wordt verwacht, aangezien «eind 2023 of begin 2024» wel erg ruim is. En welke éxtra
maatregelen neemt de Staatssecretaris in de tussentijd, in aanloop naar de nieuwe
uitvoeringsagenda? Deze leden gaan er namelijk van uit dat de Staatssecretaris niet
op haar handen gaat zitten, totdat de uitvoeringsagenda wordt vastgesteld.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen daarnaast dat de Staatssecretaris
aangeeft op koers te liggen om de afgesproken doelen uit het SLA te halen, áls de
maatregelen zoals afgesproken in het SLA onverkort worden uitgevoerd. Maar even verderop
staat dat uit de jaarlijkse monitoring van de uitvoering van de maatregelen in 2022
blijkt dat 20% van de maatregelen in uitvoering is en 5% in voorbereiding voor uitvoering.
Dan liggen we dus toch helemaal niet op koers om de (veel te slappe) doelen uit het
SLA te halen? Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat voor de periode 2020–2023
50 miljoen euro was gereserveerd voor de uitvoering van het SLA. In de periode 2024–2025
is dit nog slechts 10 miljoen euro en voor de periode 2026–2030 zijn helemaal geen
middelen meer voor het SLA gereserveerd. Waarom loopt het budget voor het SLA af en
waarom is er vanaf 2026 helemaal geen geld meer gereserveerd voor de uitvoering van
het SLA? Hoe denkt de Staatssecretaris met een dergelijk aflopend budget de steeds
scherper wordende luchtkwaliteitsnormen te gaan halen? Welk signaal wil de Staatssecretaris
afgeven met dit aflopende budget? Kunnen deze leden dit aflopende budget zo interpreteren
dat de Staatssecretaris het belang van schone lucht niet inziet? Zo nee, hoe moeten
deze leden dit dan interpreteren? Hoeveel geld denkt de Staatssecretaris dat er nodig
is om de WHO-normen voor luchtkwaliteit uit 2021 te kunnen behalen in 2030? Waar gaat
de Staatssecretaris het geld hiervoor vandaan halen?
Houtstook
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn blij dat de Staatssecretaris eindelijk
– na jarenlang aandringen van deze leden – aanvullende maatregelen tegen houtstook
heeft aangekondigd, gezien de overlast en de grote negatieve gezondheidseffecten die
houtstook met zich meebrengt. Wel hebben deze leden nog een aantal opmerkingen en
vragen bij de aangekondigde maatregelen en moet er wat deze leden betreft snelheid
worden gemaakt met de uitvoering. Kan de Staatssecretaris overzichtelijk weergeven
welke maatregelen per wanneer ingaan?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat in het SLA als doel
voor houtstook enkel «een dalende trend van emissies naar de lucht» is opgenomen.
Dit is een weinig concreet en ambitieus doel. Gaat de Staatssecretaris een specifieker
en ambitieuzer doel opnemen in het SLA, zoals het lid Van Esch vraagt in de aangehouden
motie over in het SLA een vooruitstrevend reductiedoel voor houtstook opnemen (Kamerstuk
30 175, nr. 406)? Welke impact (een concreet percentage) verwacht de Staatssecretaris van alle maatregelen
gezamenlijk, die zij in de voorliggende brief aankondigt, op de emissies naar de lucht?
En kan de Staatssecretaris in het overzicht met wanneer welke maatregel ingaat – waar
deze leden hierboven om vragen – ook per maatregel aangeven hoeveel procent de emissie
naar de lucht zal dalen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen de stelling van de Staatssecretaris
dat een stookverbod tijdens ongunstige weeromstandigheden fors ingrijpt in de persoonlijke
levenssfeer van mensen. Maar is de Staatssecretaris zich er ook van bewust dat houtstook
fors ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer van mensen die overlast en negatieve
gezondheidseffecten ervaren van houtstook? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de Staatssecretaris
het met deze leden eens dat de vrijheid van mensen die hout stoken ophoudt daar waar
de vrijheid van andere mensen wordt geschaad, bijvoorbeeld doordat zij overlast en/of
gezondheidsschade ervaren? Zeker, gezien voor bijna driekwart van de stokers gezelligheid
de voornaamste reden is voor houtstook, zoals blijkt uit de I&O-flitspeiling. Deze
leden vinden daarom dat de voorlichtingscampagne die de Staatssecretaris aankondigt
moet zijn gericht op «niet stoken», in plaats van «beter stoken». Gezond stoken bestaat
namelijk niet; bij houtstook komen altijd schadelijke stoffen vrij, ook bij ecodesign
kachels. Ligt de nadruk in de voorgenomen voorlichtingscampagne op «niet stoken»?
Zo nee, waarom niet en wat gaat de Staatssecretaris hieraan doen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de Staatssecretaris denkt
aan een houtrookvrije zone rondom scholen, ziekenhuizen en verpleeghuizen en houtstookvrije
wijken, maar daarbij wordt niet concreet per wanneer dit ingaat. Wanneer is de Staatssecretaris
van plan om dergelijke houtstookvrije zones en wijken structureel (dus niet enkel
in pilotvorm) te realiseren? Wat zijn hierbij de knelpunten en hoe gaat de Staatssecretaris
die oplossen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen daarnaast dat de Staatssecretaris
het dit jaar mogelijk heeft gemaakt voor gemeenten om cofinanciering te krijgen voor
een subsidieregeling om rookkanalen te verwijderen. Hoeveel gemeenten hebben hiervan
gebruikgemaakt? En hoe gaat de Staatssecretaris gemeenten stimuleren om gebruik te
maken van deze regeling?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn blij dat er een eenduidig instrument
komt op basis waarvan gemeenten bij ongunstige weersomstandigheden (code rood) een
houtstookverbod kunnen afkondigen, maar vragen waarom er niet is gekozen voor een
stookverbod bij code rood én oranje. Ook lezen zij dat dit eenduidige instrument per
1 oktober 2023 door iedereen gebruikt kan worden. Betekent dit dus dat gemeenten vanaf
1 oktober 2023 kunnen handhaven op basis van dit instrument? Zo nee, hoe zit dit dan?
Gaat de Staatssecretaris bij alle gemeenten onder de aandacht brengen dat op basis
van het eenduidige instrument een stookverbod kan worden afgekondigd? Kan de Staatssecretaris
dan gelijk een inventarisatie doen welke gemeenten van plan zijn daadwerkelijk aan
de slag te gaan met een stookverbod? En is de Staatssecretaris van plan gemeenten
te stimuleren om daadwerkelijk een houtstookverbod in te stellen en hen hierbij de
tools te geven die zij nodig hebben?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen ook dat «pas als het instrument
zich heeft bewezen» aan een breder stookverbod bij code rood kan worden gewerkt. Deze
leden zijn van mening dat het invoeren van een breed stookverbod niet kan wachten,
omdat schadelijke stoffen afkomstig uit houtrook zich makkelijk en ver verspreiden.
Kan de Staatssecretaris toelichten wat er nodig is om het RIVM-instrument als voldoende
betrouwbaar, breed bekend en toegankelijk te beschouwen? En op welke termijn verwacht
zij dat een landelijk houtstookverbod kan worden afgekondigd bij ongunstige weersomstandigheden?
Hoe gaat de Staatssecretaris zich ervoor inzetten dat hiermee vaart wordt gemaakt?
Deze leden willen de Staatssecretaris erop wijzen dat er veel draagvlak (67%) is voor
een landelijk verbod op houtstook bij ongunstige weersomstandigheden.2
Tot slot hebben de leden van de Partij voor de Dieren-fractie nog enkele vragen gerelateerd
aan houtstook, die niet naar voren komen in de voorliggende brief. Zo wordt er in
de brief niet ingegaan op de aangehouden motie van de leden Van Esch en Bouchallikht
over voor het volgende stookseizoen handhaafbare normen ontwikkelen voor houtstook
(Kamerstuk 36 200 XII, nr. 77). Wanneer denkt de Staatssecretaris eindelijk normen te hebben vastgesteld waaraan
gemeenten overlast door houtstook kunnen toetsen? En waarom is er niet voor gekozen
om houtstook op termijn helemaal uit te faseren?
BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie lezen in de brief dat luchtvervuiling door houtstook kan
zorgen voor soms ernstige overlast en gezondheidsklachten. Zijn er concrete aantallen
van mensen die gezondheidsklachten ervaren die direct te herleiden zijn aan houtstook?
De leden van de BBB-fractie merken op dat uit een flitspeiling naar voren komt dat
een kwart van de Nederlanders overlast door houtstook ervaart. Wat is de gehanteerde
definitie van overlast? Uit de peiling blijkt dat er veel gewonnen kan worden vanuit
goede buurrelaties die elkaar attenderen op gebruik. Zit er iets in het pakket aan
maatregelen, activiteiten en pilots waarover geschreven is wat deze cohesie tussen
buren stimuleert en aanspoort?
II Reactie van de bewindspersoon
Antwoord
Vraag 1 (VVD-fractie)
Slechts 107 Nederlandse gemeenten nemen deel in SLA. Waarom nemen de overige gemeenten
niet deel? Wat heeft de Staatssecretaris gedaan om het aantal deelnemende gemeenten
te doen stijgen? Kan de Staatssecretaris aangegeven of de luchtkwaliteit beter is
in gemeenten die deelnemen aan het SLA?
Antwoord 1
Op dit moment nemen naast het Rijk en de 12 provincies bijna 100 gemeenten deel aan
het Schone Lucht Akkoord (SLA). Hoewel het hierbij gaat om ongeveer een derde van
Nederlandse gemeenten, vertegenwoordigen deze meer dan de helft van de inwoners in
Nederland.
Gemeenten geven verschillende redenen waarom ze (nog) niet willen deelnemen aan het
Schone Lucht Akkoord. Bij kleinere gemeenten is vaak een gebrek aan capaciteit en
geld de uitdaging. Daarbij beschouwen deze gemeenten luchtkwaliteit vaak niet als
een groot probleem. Dat kan zijn omdat de luchtkwaliteit daadwerkelijk beter is dan
in andere gemeenten, maar het kan ook zijn dat andere thema’s belangrijker zijn in
desbetreffende gemeente.
De afgelopen jaren hebben mijn voorgangers en ik een aantal stappen genomen om nieuwe
gemeenten te betrekken bij het Schone Lucht Akkoord. Mijn ministerie heeft brieven
aan alle gemeenten gestuurd om hen uit te leggen wat het Akkoord voor hun gemeente
kan betekenen. Dit is meerdere keren gedaan. Zo is er bijvoorbeeld na de laatste gemeenteraadsverkiezingen
een brief aan alle colleges van B&W gestuurd om hen aan te moedigen om deel te nemen
aan het Akkoord. Verder neemt mijn ministerie deel aan bestuurlijke bijeenkomsten
van provincies en gemeenten om het Akkoord toe te lichten en gemeenten aan te moedigen
om deel te nemen. Daarnaast organiseert het programmabureau bij bijeenkomsten van
het Schone Lucht Akkoord ook een deelsessie voor gemeenten die nog niet deelnemen
aan het Akkoord. Zij worden hiervoor gericht uitgenodigd en worden in de deelsessie
geïnformeerd over het Akkoord en krijgen de ruimte om al hun vragen te stellen. Mede
door deze inzet is het aantal deelnemende gemeenten sinds de ondertekening drie jaar
geleden bijna verdriedubbeld van 35 naar 98 gemeenten en zijn verschillende gemeenten
nog in het proces om te gaan deelnemen. De komende periode bekijkt het programmabureau
hoe niet-deelnemende gemeenten alsnog kunnen worden betrokken.
De luchtkwaliteit in een gebied wordt bepaald door verschillende factoren, zoals de
emissies van industrie, landbouw of mobiliteit. De deelnemende gemeenten zijn met
name gelegen in relatief dichtbevolkte gebieden en/of gelegen in gebieden met relatief
veel mobiliteit, houtstook, industrie of landbouw. Hierdoor is de luchtkwaliteit over
het algemeen slechter in de aan het SLA deelnemende gemeenten ten opzichte van gemeenten
die niet deelnemen.
Tegelijkertijd, kijk ik, naar aanleiding van het rapport Industrie en Omwonenden van de Onderzoeksraad voor Veiligheid of het Schone Lucht Akkoord ook een meer verplichtend
karakter kan krijgen3. Ik kom hierop terug bij de nieuwe uitvoeringsagenda Schone Lucht Akkoord 2024–2030.
Vraag 2
Twintig procent van de maatregelen van het SLA zijn in uitvoering. Kan de Staatssecretaris
aangeven of dat voldoende is en kan zij daarmee bij haar beleidsuitgangspunt blijven
dat uitvoering van de bestaande maatregelen voldoende is om aan de luchtkwaliteitsnormen
voor 2030 te voldoen?
Antwoord 2
De voortgangsmeting van het RIVM toetst of wij op koers liggen om de doelen van het
Schone Lucht Akkoord (Kamerstuk 30 175, nr. 339) te halen. In die metingen houdt het RIVM rekening met de huidige stand van uitvoering
van de maatregelen. Verschillende maatregelen zijn nog niet in uitvoering, maar zullen
tussen nu en 2030 wel worden uitgevoerd. RIVM neemt het effect daarvan mee in de prognoses
voor 2030. Juist omdat het RIVM hier rekening mee houdt, geeft de stand van zaken
met betrekking tot de implementatie van maatregelen mij op dit moment geen aanleiding
om te twijfelen aan de haalbaarheid van de SLA doelen. Wel blijft het belangrijk dat
alle voorgenomen maatregelen daadwerkelijk worden uitgevoerd. Ik zet me er daarom
voor in om de SLA-partijen aan te moedigen om alle voorgenomen maatregelen daadwerkelijk
uit te voeren zodat we onze gezamenlijke doelstelling voor 2030 halen. Het uitvoeren
van maatregelen komt steeds aan bod bij sessies met Schone Lucht Akkoord deelnemers.
Ook treedt de stuurgroep van het SLA strenger op tegen deelnemende partijen die bijvoorbeeld
geen uitvoeringsplan opstellen.
Vraag 3
Hoe verhoudt de 25% inwoners die regelmatig tot vaak overlast ondervinden door houtstook
zich tot het RIVM-rapport Beleving Woonomgeving waarin staat dat 5% hinder ondervindt
als gevolg van haarden en allesbranders?
Antwoord 3
Het verschil in de percentages tussen de twee onderzoeken komt doordat de vraagstelling
in beide onderzoeken verschillend was. In het onderzoek Beleving Woonomgeving, RIVM
Rapport 2022–0083, is gevraagd naar geuroverlast van open haard en allesbrander en
gaat het om «ernstige geurhinder». In de flitspeiling4 is gevraagd of mensen «overlast door houtstook» ervaren. Dat is een bredere vraag:
overlast kan, naast geur, bijvoorbeeld ook betrekking hebben op gezondheidsklachten
of het moeten sluiten van ramen en deuren om minder overlast te ervaren.
Vraag 4
De kachelbranche is ook zelf aan de slag namelijk met het inzetten van het eco-design-certificaat
voor bestaande kachels. Wat is het standpunt van de Staatssecretaris op dit punt en
waarom lijkt daar verder geen invulling aan gegeven te worden.
Antwoord 4
Ik vind het positief dat de kachelbranche zelf aan de slag is met het inzetten van
het ecodesign-certificaat voor bestaande kachels. Iedere vermindering van emissies
van houtstook is welkom. Voor de luchtkwaliteit betekent het gebruik van ecodesign
kachels een verbetering ten opzichte van open haarden en oude kachels. Bij een goede
manier van stoken en bij gelijkblijvend gebruik horen deze kachels de lucht minder
te vervuilen dan open haarden en oude kachels. Wel is het zo dat, zoals het RIVM en
het Longfonds ook aangeven, schoon stoken niet bestaat. Ook deze kachels stoten vervuilende
stoffen uit. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat ecodesign kachels meer ultrafijnstof
uitstoten. Hier wordt nog onderzoek naar gedaan. Daarom zet ik vooralsnog in op vrijwillig
minder stoken, met name bij ongunstige weersomstandigheden, omdat niet of minder stoken
zeker leidt tot minder luchtvervuiling en minder overlast.
Vraag 5
Kunt u alsnog in overleg gaan met Duitse en Belgische vergunningverleners om te duiden
hoeveel fijnstof van welke bron afkomstig Nederland binnenkomt.
Antwoord 5
Landen rapporteren jaarlijks hun sectorale emissies aan de EU, inclusief de ruimtelijke
verdeling ervan. Met behulp van verspreidingsmodellen wordt vervolgens de grensoverschrijdende
luchtvervuiling bepaald. Op regelmatige basis brengt de Europese Commissie de zogenaamde
Clean Air Outlook uit. Hierin wordt op basis van Europa-brede modelstudies beschreven
hoe het staat met het terugdringen van emissies van luchtvervuilende stoffen en wat
de effecten zijn op de luchtkwaliteit, gezondheid, ecoystemen en kosten en baten.
RIVM werkt ook mee aan deze modelstudies. De modelresultaten, zoals beschreven in
een rapport van het in Oostenrijk gevestigde International Institute for Applied Systems
Analysis (IIAASA), laat goed zien wat de bronnen zijn van luchtvervuiling, inclusief
die van fijnstof, die mensen in verschillende lidstaten inademen.
Uit deze studies blijkt dat in Nederland ongeveer 40% van de achtergrondconcentratie
van fijnstof (fractie PM2,5) afkomstig is uit binnenlandse bronnen, 20% komt uit België en Duitsland, 10% uit
andere EU-landen en 30% komt van buiten de EU (o.a. VK) en van natuurlijke bronnen.
Meer dan de helft van het fijnstof bestaat uit ammoniumzouten, die in de lucht gevormd
worden uit met name ammoniak en stikstofoxiden. Bij de vorming van dit secundair fijnstof spelen emissies uit landbouw en verkeer een dominante rol.
Uit vergelijkbare modelstudies van het Europese Monitoring en Evaluatie Programma
(EMEP) blijkt dat Nederland netto exporteur van fijnstof is. Nederland exporteert
ongeveer drie keer zoveel ammoniak en stikstofoxiden (waaruit secundair fijnstof ontstaat)
dan het importeert.5
Uit dezelfde studie blijkt ook dat van het primaire fijnstof (uit onder meer houtstook, industrie en verkeer) bijna de helft uit Nederland
komt, 15% uit België, 14% uit Duitsland, 10% uit Frankrijk en 5% uit het VK. Zeescheepvaart
draagt 4% bij.
Vraag 6 (D66)
Klopt het dat de doelen op het gebied van luchtkwaliteit in 2030 en 2050 niet gehaald
kunnen worden als houtstook als bron van veel fijnstof en paks niet wordt teruggedrongen?
Antwoord 6
De doelen van het Schone Lucht Akkoord van 2030 kunnen waarschijnlijk wel gehaald
worden als er nog hout gestookt wordt door particulieren omdat andere sectoren hun
fijnstofemissies verder terugbrengen voor 2030. Als we de WHO-advieswaarden voor luchtkwaliteit
van 2021 zouden willen behalen in 2030 geven zowel het RIVM als PBL aan dat particuliere
houtstook volledig verboden zou moeten worden. De doelstelling van zero pollution
in 2050 is op dit moment ook niet haalbaar als er hout gestookt wordt. Met betrekking
tot PAK’s wordt op dit moment 70% van de concentratie van benzo(a)pyreen in de lucht
veroorzaakt door particuliere houtstook. In het Europese luchtbeleid is Benzo(a)pyreen
opgenomen als een markerstof voor het mengsel van kankerverwekkende PAK’s in de lucht.
De concentratie benzo(a)pyreen neemt af wanneer er minder of geen hout wordt gestookt.
Vraag 7
Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat bestaande toestellen die niet voldoen
aan ecodesign zo snel mogelijk moeten worden uitgefaseerd? Is de Staatssecretaris
bereid op een vergelijkbaar programma (i.e. stapsgewijs oude toestellen vervangen
door nieuwe toestellen die voldoen aan ecodesign) op te zetten voor het stapsgewijs
uitfaseren van haarden en kachels die niet voldoen aan de ecodesign-richtlijnen? Is
de Staatssecretaris bereid om om een programma op te zetten voor het stapsgewijs uitfaseren
van haarden en kachels die niet voldoen aan de ecodesign-richtlijnen? Is de Staatssecretaris
er voor om, in lijn met de wens van de sector, regelmatig onderhoud aan toestellen
verplicht te stellen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Om de luchtkwaliteit te verbeteren zou het goed zijn als zo min mogelijk hout gestookt
wordt. Alle kachels stoten immers vervuilende stoffen uit, ook ecodesignkachels. Andere
landen zijn ons voorgegaan in het vervangen van oude kachels door ecodesign kachels.
De luchtkwaliteit lijkt in deze landen vooralsnog niet te verbeteren door deze vervangingen.
Het Duitse Umwelt Bundes Amt geeft inmiddels actief aan dat houtstook niet wordt aanbevolen
vanwege de schadelijkheid voor de gezondheid, bossen en het klimaat6 en wil warmtepompen stimuleren ter vervanging van houtkachels. Voor mij is dat op
dit moment reden om hier niet op in te zetten. Wel vind ik het positief dat de kachelbranche
zelf aan de slag is met ecodesign en met regelmatig onderhoud van toestellen. Dat
is een goede ontwikkeling en dat past ook bij de rol en verantwoordelijkheid van de
branche zelf.
Vraag 8
Hoe is de Staatssecretaris van plan opvolging te geven aan de bereidheid van mensen
om rekening te houden met hun buren als ze stoken?
Antwoord 8
Veel mensen zijn zich niet bewust van het feit dat houtkachels niet duurzaam en milieuvriendelijk
zijn en nadelige effecten hebben op de gezondheid en het leefmilieu. Ook zijn veel
mensen zich er niet van bewust dat ze met het stoken van hout overlast veroorzaken
voor hun buren. De landelijke communicatie-aanpak zal zich hier in eerste instantie
op richten. Juist omdat veel mensen wel bereid zijn om rekening te houden met hun
buren. Ik vind het belangrijk dat mensen de ruimte krijgen om eerst op vrijwillige
basis rekening te houden met elkaar. Ik zal monitoren wat het effect van de communicatie-aanpak
is. Als dit niet genoeg effect oplevert, zal ik nadenken over vervolgstappen.
Vraag 9
Wat zal het stookverbod inhouden dat gemeenten afkondigen als de weersomstandigheden
slecht zijn? Wat wordt er bedoeld met de woorden «een breder stookverbod» bij code
rood?
Antwoord 9
Gemeenten kunnen zelf bepalen wat een stookverbod bij ongunstige weersomstandigheden
inhoudt. Een stookverbod kan gekoppeld worden aan de stookwijzer van het RIVM (bij
een code rood of bij een code oranje en rood) maar kan ook gebaseerd worden op de
windkracht. Het RIVM heeft geanalyseerd wanneer de meeste klachten over houtstook
binnenkomen. Dit is als er hout wordt gestookt bij geen of zwakke wind (dus windkracht
0, 1 en 2). Bij meer wind, verwaait de rook beter en ervaren buren over het algemeen
minder overlast. Gemeenten kunnen dus ook op basis van alleen (een gebrek aan) windkracht
een stookverbod afkondigen.
Een breder stookverbod betekent dat gekeken wordt of landelijk kan worden afgesproken
of vastgelegd dat bij ongunstige weersomstandigheden niet gestookt mag worden.
Vraag 10
Hoeveel gemeenten hebben een beroep gedaan op de middelen uit de Regeling Specifieke
Uitkering Stimulering (SpUk-regeling) voor het verwijderen van rookkanalen? Zijn er
reeds voorbeelden van gemeenten die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om
een houtstookvrije zone in te stellen? Zijn de gemeenten op de hoogte van deze mogelijkheid?
Antwoord 10
De SpUk om cofinanciering te krijgen voor het opzetten van een subsidieregeling voor
het verwijderen van rookkanalen is sinds 1 april 2023 opengesteld voor alle deelnemers
aan het Schone Lucht Akkoord. Op dit moment zijn er tien SpUk’s toegekend op het gebied
van houtstook, waarvan 5 specifiek voor het verwijderen van rookkanalen. Daarnaast
zitten er ook nog enkele aanvragen in de pijplijn. Met betrekking tot de houtstookvrije
zone: in de pilots houtstookarme/vrije wijken wordt een blauwdruk uitgewerkt om gemeenten
te helpen om, als zij dit willen, dit onder de Omgevingswet (vanaf 1 januari 2024)
ten uitvoer te brengen. Dat is nu dus nog niet het geval.
Vraag 11
Wanneer kan de Kamer de uitvoeringsagenda 2024–2030 verwachten waaraan in het memo
wordt gerefereerd?
Antwoord 11
Zoals aangegeven in de voortgangsbrief Luchtkwaliteit zal de uitvoeringsagenda 2024–2030
van het Schone Lucht Akkoord vóór de zomer 2024 aan de Tweede Kamer gestuurd. Specifieker
kan ik niet zijn, want ik ben afhankelijk van de oplevering van de voortgangsmeting
die het RIVM momenteel uitvoert.
Vraag 12
Vooral kwetsbare groepen hebben last van luchtvervuiling als gevolg van houtstook.
Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat het voor kwetsbare groepen (waaronder
kinderen en ouderen) niet mogelijk is om massaal te verhuizen naar houtstookvrije
wijken en dus dat aanvullende maatregelen nodig zijn voor deze doelgroepen?
Antwoord 12
Dat klopt. Gevoelige groepen verdienen extra aandacht. De Gezondheidsraad heeft dat
ook geadviseerd7. Daarom is het Advies Bescherming Gevoelige Groepen uitgebracht en zijn gemeenten
van het Schone Lucht Akkoord nu verplicht om beleid ter bescherming van gevoelige
functies (plekken waar gevoelige groepen langdurig blijven) te maken8. Daar hoort bij dat gemeenten rondom deze gevoelige functies een houtstookvrije zone
kunnen inrichten, zodat de plekken waar deze groepen langdurig verblijven (zoals scholen,
ziekenhuizen en verpleeghuizen) geen last hebben van houtrook.
Vraag 13 (PvdA en GroenLinks)
Deelt de Staatssecretaris de mening dat enkel attenderen op het stookalert mogelijk
niet voldoende incentive is om de luchtkwaliteit te verbeteren?
Antwoord 13
Ja, enkel een stookalert uitgeven zonder enige toelichting is voor velen waarschijnlijk
niet voldoende incentive om geen hout te stoken. Daarom zet ik in de communicatie-aanpak
ook in op bewustwording van de negatieve effecten van houtstook met het advies om
tijdens ongunstige weersomstandigheden niet te stoken.
Vraag 14
Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer het instrument zich heeft bewezen? Aan de
hand van welke voorwaarden is het stookalert betrouwbaar en toegankelijk genoeg? Waarom
is gekozen voor de aanpak om gemeenten het stookverbod aan te laten kondigen? Is het
niet veel eenduidiger en helderder als dergelijke maatregelen landelijk worden aangekondigd?
Is een gemeentelijk stookverbod bij een stookalert zinvol, als er bijvoorbeeld 10
kilometer verderop wel gestookt mag worden?
Antwoord 14
De stookwijzer is voldoende betrouwbaar als het instrument een jaar lang zonder gebreken
heeft gefunctioneerd en er geen klachten zijn binnen gekomen over de werking ervan.
Het instrument is breed bekend en toegankelijk als uit peilingen blijkt dat een meerderheid
van de bevolking weet dat het instrument bestaat en weet hoe het geraadpleegd kan
worden.
Het instellen van een stookverbod bij voor houtstook ongunstige weersomstandigheden
is het primaat van de gemeenten. Door de invoering van de Omgevingswet krijgen gemeenten
allerlei mogelijkheden om hier passend bij de lokale omstandigheden mee om te gaan.
De binnenstad van Amsterdam laat zich bijvoorbeeld moeilijk vergelijken met het buitengebied
van Emmen. Daarom vind ik het logisch om de aanpak van een stookverbod niet landelijk
op te pakken. Een gemeentelijk stookverbod is zeker zinvol ook als er 10 kilometer
verderop gestookt wordt. De overlast van houtstook waar over geklaagd wordt is vaak
van directe buren. Dan helpt het als bij ongunstige weersomstandigheden niet gestookt
mag worden.
Vraag 15
Het is belangrijk om te sturen op houtstookvrije zones in plaats van houtstookarme
zones, aangezien bij elke vorm van houtstoken schadelijke stoffen vrijkomen. Deelt
de Staatssecretaris die opvatting? Op basis waarvan wordt bepaald wat een acceptabele
vorm van stoken is in houtstookarme wijken? Is er bij het opzetten van de pilots oog
voor waar de behoefte het grootst is? Welke gemeenten of wijken hebben het meeste
baat bij deze proef?
Antwoord 15
Het klopt dat bij elke vorm van houtstook voor de gezondheid schadelijke stoffen vrijkomen.
Het is aan de gemeenten om te bepalen hoe zij hiermee in hun eigen gemeente willen
omgaan. Onder de Omgevingswet kunnen gemeenten in hun omgevingsplan zelf vastleggen
waar zij wat houtstook betreft op willen sturen. Zij moeten daarbij uitdrukkelijk
ook de gezondheidsaspecten meewegen. Gemeenten die meedoen aan de pilots doen onderzoek
naar waar in de gemeente de behoefte aan regulering van houtstook het grootst is en
dus welke wijken het meeste baat hebben bij regulering.
Vraag 16
Vanaf 1 januari 2022 mogen enkel nog ecodesign kachels worden verkocht. Kan de Staatssecretaris
aangeven welke verbeteringen van de luchtkwaliteit verwacht kunnen worden naar aanleiding
van deze nieuwe maatregel?
Antwoord 16
Als oude kachels en open haarden door een ecodesign kachel worden vervangen, zullen
deze bij gelijk gebruik, minder fijnstof (PM10 en PM2,5) en vervuilende stoffen emitteren. Wel zijn er berichten dat ecodesign kachels relatief
meer ultrafijnstof uitstoten, maar dat wordt nog onderzocht. Bij gelijk gebruik zou
een ecodesign kachel dus moeten leiden tot een geringere verslechtering van de luchtkwaliteit.
Vraag 17 (PvdD)
Kan de Staatssecretaris meer duidelijkheid geven over de vraag wanneer de voortgangsrapportage
van het RIVM wordt verwacht.
Antwoord 17
Zoals aangegeven in de voortgangsbrief Luchtkwaliteit zal de uitvoeringsagenda 2024–2030
van het Schone Lucht Akkoord vóór de zomer 2024 aan de Tweede Kamer gestuurd. Specifieker
kan ik niet zijn, want ik ben afhankelijk van de oplevering van de voortgangsmeting
die het RIVM momenteel uitvoert.
Vraag 18
Welke extra maatregelen neemt de Staatssecretaris in de tussentijd in aanloop naar
de nieuwe uitvoeringsagenda?
Antwoord 18
In aanloop naar de nieuwe uitvoeringsagenda worden aanvullende maatregelen genomen
die de luchtkwaliteit schoner zullen maken. Zelf werk ik aan maatregelen ten aanzien
van houtstook en zet ik mij op Europees niveau in voor een ambitieuze herziening van
de Richtlijn Industriële Emissies, de Richtlijn Luchtkwaliteit en voor Euro 7. Daarmee
kunnen we winst realiseren voor de luchtkwaliteit in Nederland en heel belangrijk,
ook voor het deel van de luchtvervuiling dat uit het buitenland afkomstig is.
In het kader van de klimaatopgave, heeft de Minister voor Klimaat en Energie afgelopen
april een pakket aan maatregelen aangekondigd dat ook een gunstig effect op de luchtkwaliteit
zal hebben. Daarnaast zorg ik dat in de maatwerkafspraken en in het Nationaal Programma
Verduurzaming Industrie een verbetering van de luchtkwaliteit wordt meegenomen en
belangrijke bronnen van luchtvervuiling worden aangepakt.
Vraag 19
Kan de Staatssecretaris reflecteren op het halen van de doelen uit SLA in 2030 omdat
20% van de maatregelen nu in uitvoering zijn en 5% in voorbereiding voor uitvoering.
Antwoord 19
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 20
Voor de periode 2020–2023 was 50 miljoen euro gereserveerd voor de uitvoering van
het SLA. In de periode 2024–2025 is dit nog slechts 10 miljoen euro en voor de periode
2026–2030 zijn helemaal geen middelen meer voor het SLA gereserveerd. Waarom loopt
het budget voor het SLA af en waarom is er vanaf 2026 helemaal geen geld meer gereserveerd
voor de uitvoering van het SLA? Hoe denkt de Staatssecretaris met een dergelijk aflopend
budget de steeds scherper wordende luchtkwaliteitsnormen te gaan halen? Welk signaal
wil de Staatssecretaris afgeven met dit aflopende budget? Kunnen deze leden dit aflopende
budget zo interpreteren dat de Staatssecretaris het belang van schone lucht niet inziet?
Zo nee, hoe moeten deze leden dit dan interpreteren? Hoeveel geld denkt de Staatssecretaris
dat er nodig is om de WHO-normen voor luchtkwaliteit uit 2021 te kunnen behalen in
2030? Waar gaat de Staatssecretaris het geld hiervoor vandaan halen?
Antwoord 20
Het budget voor het Schone Lucht Akkoord (SLA) is de komende twee jaar met tien miljoen
Euro per jaar kleiner dan de voorgaande jaren. Om binnen het budget te blijven, wordt
de Specifieke Uitkering van het Schone Lucht Akkoord wat kleiner dan in voorgaande
jaren. Met de Specifieke Uitkering krijgen partijen die deelnemen aan het Akkoord
cofinanciering voor bijvoorbeeld emissie-verlagende projecten. De uitputting van de
Specifieke Uitkering loopt elk jaar wat langzamer dan in de voorgaande jaren. Op basis
daarvan kies ik ervoor om voor de komende twee jaren een kleiner bedrag vrij te maken
(~€ 5 mln. in 2024 en 2025 vs. ~€ 7 mln. in 2023). Als er meer belangstelling is of
als er meer gemeenten meedoen aan het Schone Lucht Akkoord, ga ik kijken of het nodig
en mogelijk is om de Specifieke Uitkering van het Schone Lucht Akkoord op te hogen.
Het Schone Lucht Akkoord is en blijft belangrijk. Daarom heb ik er voor gekozen om
het budget voor het SLA tot en met 2025 te waarborgen binnen de begroting van het
Ministerie van IenW. Dit heb ik gedaan met het idee dat een toekomstig kabinet naar
het vervolg moet kijken.
Het is lastig om aan te geven hoeveel geld er nodig zou zijn om al in 2030 aan de
WHO-advieswaarden voor luchtkwaliteit van 2021 te voldoen omdat grote delen van het
klimaat- en stikstofbeleid nog uitgewerkt en uitgevoerd moet worden. Deze maatregelen
hebben vaak een positief effect op de luchtkwaliteit. Omdat klimaat- en stikstofbeleid
op meerdere manieren kan worden ingevuld, kan ik geen eenduidig antwoord geven op
de vraag hoeveel geld nodig is om in 2030 aan de WHO-advieswaarden voor luchtkwaliteit
te voldoen.
Vraag 21
Kan de Staatssecretaris overzichtelijk weergeven welke aanvullende maatregelen tegen
houtstook per wanneer ingaan? Als doel voor houtstook is in het SLA enkel opgenomen
«een dalende trend van emissies naar de lucht». Gaat de Staatssecretaris een specifieker
en ambitieuzer doel opnemen in het SLA? Welke impact (een concreet percentage) verwacht
de Staatssecretaris van alle maatregelen gezamenlijk, die zij in de voorliggende brief
aankondigt, op de emissies naar de lucht? En kan de Staatssecretaris in het overzicht
met wanneer welke maatregel ingaat – waar deze leden hierboven om vragen – ook per
maatregel aangeven hoeveel procent de emissie naar de lucht zal dalen?
Antwoord 21
Aan de aanvullende maatregelen in het kader van houtstook wordt gewerkt. De stookwijzer
die door het RIVM is geactualiseerd is te raadplegen op de website van de atlas voor
de leefomgeving (Externe link:https://www.atlasleefomgeving.nl/stookwijzer).
Tot op heden zijn dit jaar aan tien gemeenten SpUk’s toegekend op het gebied van houtstook;
er zitten nog meer initiatieven in de pijplijn. De pilots «stookverbod bij een stookalert/code
rood» en «houtstookvrije/arme wijken» lopen tot eind dit jaar. Aan blauwdrukken voor
houtstookvrije zones, houtstookvrije wijken en een stookverbod bij een code rood wordt
gewerkt, inclusief aan de communicatie waarmee dergelijke beleidsveranderingen gepaard
moeten gaan. Het is aan gemeenten om dergelijke veranderingen in hun beleid door te
voeren en hun omgevingsvisies en -plannen daarop aan te passen. Ik verwacht dus niet
dat gemeenten dat direct per 1 januari 2024 kunnen invoeren. Ik zal bijhouden hoeveel
gemeenten hier aan werken en wat de knelpunten eventueel zijn. Daarnaast wordt aan
een landelijke communicatie-aanpak gewerkt. Ik verwacht dat door de landelijke communicatie-aanpak
meer mensen zich bewust zullen worden van de negatieve effecten van houtstook, zowel
voor henzelf als voor hun omgeving. Gezien de uitkomsten van de flitspeiling dat buren
genegen zijn rekening te houden met elkaar, verwacht ik dat mensen die voor de gezelligheid
stoken (de grote meerderheid van de mensen die stoken) vrijwillig niet of minder gaan
stoken, als de weersomstandigheden ongunstig zijn, zodat hun buren geen of minder
last hebben.
Ik ga uit van een cumulatief effect van de verschillende maatregelen. De uitkomsten
ga ik monitoren, zowel via de emissieregistratie als via enquêtes om te zien of de
overlast die mensen ervaren ook daadwerkelijk afneemt. Als de afname van de luchtvervuiling
niet voldoende is om de doelstellingen van het SLA in 2030 te halen, zal ik verdere
stappen nemen.
Vraag 22
Is de Staatssecretaris zich er van bewust dat houtstook fors ingrijpt in de persoonlijke
levenssfeer van mensen die overlast en negatieve gezondheidseffecten ervaren van houtstook?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat de
vrijheid van mensen die hout stoken ophoudt daar waar de vrijheid van andere mensen
wordt geschaad, bijvoorbeeld doordat zij overlast en/of gezondheidsschade ervaren?
Ligt de nadruk in de voorgenomen voorlichtingscampagne op «niet stoken»? Zo nee, waarom
niet en wat gaat de Staatssecretaris hieraan doen?
Antwoord 22
Ik ben me ervan bewust dat de effecten van houtstook fors ingrijpen op de persoonlijke
levenssfeer van mensen die overlast en negatieve gezondheidseffecten ervaren van houtstook.
Dit geldt echter ook aan de andere kant van het spectrum voor degenen die hout stoken.
Het reguleren van houtstook vraagt een gebalanceerde benadering omdat het aan beide
kanten van het spectrum raakt aan de persoonlijke levenssfeer van mensen. Daarom richt
ik me in de landelijke communicatie-aanpak allereerst op bewustwording. Als mensen
die stoken zich niet realiseren dat zij overlast kunnen veroorzaken bij de buren,
kan niet verwacht worden dat zij rekening houden met die buren. Uit een analyse van
het RIVM van klachten bij overlast van houtstook bleek dat veel klachten te voorkomen
zijn als niet gestookt wordt bij geen of zwakke wind (dat is windkracht 0, 1 en 2).
Uit de flitspeiling bleek bovendien dat mensen bereid zijn rekening te houden met
elkaar. Ik ga er daarom vanuit dat bewustwording helpt bij het rekening houden met
elkaar en leidt tot minder stoken bij ongunstige weersomstandigheden.
Vraag 23
Wanneer is de Staatssecretaris van plan om houtstookvrije zones en wijken structureel
(dus niet enkel in pilotvorm) te realiseren? Wat zijn hierbij de knelpunten en hoe
gaat de Staatssecretaris die oplossen?
Antwoord 23
De verantwoordelijkheid om al dan niet houtstookvrije zones en wijken te realiseren
is in de Omgevingswet neergelegd bij de decentrale bevoegde gezagen. Met het ingaan
van de Omgevingswet op 1 januari 2024 hebben de gemeenten ook meer mogelijkheden om
houtstookvrije zones en wijken te realiseren dan nu het geval is. In de pilots ontwikkelen
we blauwdrukken voor gemeenten die aan de slag willen met een houtstookvrije zone
of houtstookvrije wijken, zodat zij relatief eenvoudig een houtstookvrije zone of
wijk kunnen realiseren. Lokale keuzes zullen bepalen of gemeenten dit gaan doen. Op
dit moment kijken we in de pilots wat eventuele knelpunten zijn en hoe we die kunnen
oplossen.
Vraag 24
De Staatssecretaris heeft het dit jaar mogelijk heeft gemaakt voor gemeenten om cofinanciering
te krijgen voor een subsidieregeling om rookkanalen te verwijderen. Hoeveel gemeenten
hebben hiervan gebruikgemaakt? En hoe gaat de Staatssecretaris gemeenten stimuleren
om gebruik te maken van deze regeling?
Antwoord 24
Zoals bij vraag 10 aangegeven is de SpUk om cofinanciering te krijgen voor het opzetten
van een subsidieregeling voor het verwijderen van rookkanalen sinds 1 april 2023 opengesteld
voor alle deelnemers aan het Schone Lucht Akkoord. Op dit moment zijn er tien SpUk’s
toegekend op het gebied van houtstook, waarvan 5 specifiek voor het verwijderen van
rookkanalen. Daarnaast zitten er ook nog enkele aanvragen in de pijplijn.
Om gemeenten te stimuleren gebruik te maken van deze regeling is een bijeenkomst georganiseerd
voor gemeenten waarin specifiek werd toegelicht hoe aanspraak gemaakt kan worden op
de SpUk’s voor houtstook. Daarnaast is in de pilots en de themagroep houtstook toegelicht
welke SpUk’s er zijn en hoe daar gebruikt van kan worden gemaakt. Alle gemeenten die
deelnemen aan het SLA kunnen dus met de SpUk’s bekend zijn.
Vraag 25
Er komt een eenduidig instrument komt op basis waarvan gemeenten bij ongunstige weersomstandigheden
(code rood) een houtstookverbod kunnen afkondigen. Waarom is er niet gekozen voor
een stookverbod bij code rood én oranje. Dit eenduidige instrument kan per 1 oktober
2023 door iedereen gebruikt worden. Betekent dit dat gemeenten vanaf 1 oktober 2023
kunnen handhaven op basis van dit instrument? Zo nee, hoe zit dit dan? Gaat de Staatssecretaris
bij alle gemeenten onder de aandacht brengen dat op basis van het eenduidige instrument
een stookverbod kan worden afgekondigd? Kan de Staatssecretaris dan gelijk een inventarisatie
doen welke gemeenten van plan zijn daadwerkelijk aan de slag te gaan met een stookverbod?
En is de Staatssecretaris van plan gemeenten te stimuleren om daadwerkelijk een houtstookverbod
in te stellen en hen hierbij de tools te geven die zij nodig hebben?
Antwoord 25
Het instellen van een stookverbod, bijvoorbeeld bij ongunstige weersomstandigheden,
is het primaat van de gemeenten. Het is dan ook aan de gemeenten om te bepalen of
zij een stookverbod willen instellen bij code oranje en code rood, alleen bij code
rood, een algeheel stookverbod of bij een bepaalde windkracht.
Gemeenten die op basis van de stookwijzer een stookverbod instellen of hebben ingesteld
bij code oranje en rood of code rood, kunnen dat gaan handhaven op basis van de huidige
stookwijzer.
Het huidige instrument zal ik nogmaals bij alle gemeenten onder de aandacht brengen.
Ik wil dit koppelen aan de uitkomsten van de pilot «stookverbod bij een stookalert
of code rood van de stookwijzer». Deze pilot ontwikkelt een blauwdruk hoe een dergelijk
stookverbod lokaal ingesteld kan worden en loopt eind dit jaar af. Dan zullen de tools
die gemeenten nodig hebben ook gereed zijn en kunnen we hiermee een slag maken. Ik
kan bij de monitoring en evaluatie van de maatregelen een inventarisatie doen welke
gemeenten al aan de slag zijn met een stookverbod en welke dat nog willen gaan doen.
Vraag 26
Kan de Staatssecretaris toelichten wat er nodig is om het RIVM-instrument als voldoende
betrouwbaar, breed bekend en toegankelijk te beschouwen? En op welke termijn verwacht
zij dat een landelijk houtstookverbod kan worden afgekondigd bij ongunstige weersomstandigheden?
Hoe gaat de Staatssecretaris zich ervoor inzetten dat hiermee vaart wordt gemaakt?
Antwoord 26
De stookwijzer is voldoende betrouwbaar als het instrument een jaar lang zonder gebreken
heeft gefunctioneerd en er geen klachten zijn binnengekomen over de werking ervan.
Het instrument is breed bekend en toegankelijk als uit peilingen blijkt dat een meerderheid
van de bevolking weet dat het instrument bestaat en weet hoe het geraadpleegd kan
worden.
Aan een landelijk stookverbod bij ongunstige weersomstandigheden denk ik op dit moment
nog niet. Zoals gezegd ligt het primaat voor een eventueel stookverbod onder de omgevingswet
bij de gemeenten. Daarnaast is het belangrijk dat de stookwijzer zich als instrument
eerst heeft bewezen in de zin van voldoende betrouwbaar, breed bekend en toegankelijk.
Bovendien probeer ik de balans te vinden tussen hen die (al dan niet uit noodzaak)
hout stoken en degenen die daar overlast en gezondheidseffecten van ondervinden. Ik
wil nu eerst kijken of mensen op vrijwillige basis bereid zijn bij ongunstige weersomstandigheden
minder te stoken. Daarvoor ben ik een landelijke communicatie-aanpak aan het voorbereiden.
Ik zal via peilingen laten nagaan wat het effect van de aanpak is op het stookgedrag
van mensen.
Vraag 27
Wanneer denkt de Staatssecretaris eindelijk normen te hebben vastgesteld waaraan gemeenten
overlast door houtstook kunnen toetsen? En waarom is er niet voor gekozen om houtstook
op termijn helemaal uit te faseren?
Antwoord 27
Er is onderzoek gedaan om te bezien hoe overlast van houtstook door middel van instrumenten
getoetst kan worden. Tot op heden is het niet gelukt om met instrumenten te komen
die eenduidig en kosteneffectief kunnen vaststellen welke bron van houtstook welke
overlast veroorzaakt. Zolang we geen instrumentarium hebben om overlast aan te toetsen
kunnen we ook geen concrete norm opstellen. De zoektocht naar goede instrumenten gaat
overigens door.
Zoals ik al eerder heb aangegeven is uitfaseren op dit moment niet aan de orde. Ik
wil een goede balans vinden tussen het voorkomen van overlast en het beschermen van
kwetsbare, hoog-gevoelige groepen enerzijds en begrip voor stoken anderzijds. Daarnaast
ga ik monitoren welk effect de maatregelen die nu genomen worden hebben op de luchtkwaliteit.
Als de luchtkwaliteit niet voldoende verbetert, zal ik verdere stappen nemen.
Vraag 28
Zijn er concrete aantallen van mensen die gezondheidsklachten ervaren die direct te
herleiden zijn aan houtstook?
Antwoord 28
Concrete aantallen van mensen met gezondheidsklachten die direct te herleiden zijn
tot houtstook zijn niet bekend. Wel is in de flitspeiling van IenO, die op 28 juni
2023 naar de Tweede Kamer is gestuurd, duidelijk geworden dat een kwart van de Nederlanders
regelmatig tot vaak overlast door houtstook ervaart. Daarnaast is op 30 maart 2022
een wetenschappelijk onderzoek van RIVM, TNO, GGD Amsterdam en de Universiteit Utrecht
naar de Tweede Kamer gestuurd waarin is bevestigd dat houtrook leidt tot gezondheidsklachten9. Het inademen van rook kan vooral leiden tot kortademigheid in rust en extra medicijngebruik.
Het is in deze studie niet onderzocht wat de concrete aantallen zijn. Wel is uit cijfers
van het Longfonds bekend dat meer dan 1,2 miljoen mensen in Nederland een chronische
longziekte hebben. In ieder geval valt deze groep mensen onder degenen die gezondheidsklachten
(kunnen) ervaren van houtstook.
Over gezondheidseffecten van luchtverontreiniging in het algemeen is het volgende
bekend. De gezondheidseffecten kunnen worden opgedeeld in lange termijn effecten en
acute effecten. Bij effecten van lange termijn blootstelling wordt vaak gekeken naar
levensduurverlies. Voor het Schone Lucht Akkoord is levensduurverlies door luchtverontreiniging
berekend. Daarbij gaat het RIVM uit van de blootstelling aan de jaargemiddelde concentratie
van een combinatie van twee stoffen: fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Het RIVM heeft berekend dat de gemiddelde Nederlander in 2016 gemiddeld 8 maanden
korter leeft door blootstelling aan luchtverontreiniging (Ruyssenaars et al., 2021).
De berekende bijdrage van de sector consumenten (waarvan houtstook een belangrijk
onderdeel uitmaakt) bedraagt 1/7 deel van het totale levensduurverlies in 2016.
Vraag 29
Uit de flitspeiling is naar voren gekomen dat een kwart van de Nederlanders overlast
door houtstook ervaart. Wat is de gehanteerde definitie van overlast? Uit de peiling
blijkt dat er veel gewonnen kan worden vanuit goede buurrelaties die elkaar attenderen
op gebruik. Zit er iets in het pakket aan maatregelen, activiteiten en pilots waarover
geschreven is wat deze cohesie tussen buren stimuleert en aanspoort?
Antwoord 29
In de flitspeiling werd door mensen die overlast ervaren door het stoken van hout
in de omgeving over de overlast het volgende aangegeven: 79% had stankoverlast, de
helft gaf aan de deuren en ramen te moeten sluiten om de rookgeur buiten te houden,
één op de vijf gaf aan een lichte irritatie van de keel te ervaren, één op de 10 kreeg
hoofdpijn en 7% kreeg ademnood. Deze laatste cijfers waren lager voor degenen die
zelf hout stoken (8%, 1% en 1%).
Uit de peiling blijkt dat veel mensen zich niet bewust zijn van het feit dat houtkachels
niet duurzaam en niet milieuvriendelijk zijn en nadelige effecten hebben op de gezondheid
en het leefmilieu. Ook zijn veel mensen zich er niet van bewust dat ze met het stoken
hout overlast veroorzaken voor hun buren. De landelijke communicatie-aanpak zal zich
hier in eerste instantie op richten. Juist omdat veel mensen wel bereid zijn om rekening
te houden met hun buren. Ik vind het belangrijk dat mensen de ruimte krijgen om eerst
op vrijwillige basis rekening te houden met elkaar en ik verwacht dat zij dat ook
zullen doen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier