Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Fiche: Richtlijn invoering Europese gehandicaptenkaart en Europese gehandicaptenparkeerkaart (Kamerstuk 22112-3791)
2023D41800 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet over de brief
van de Minister van Buitenlandse Zaken betreffende het BNC-Fiche: Richtlijn invoering
Europese gehandicaptenkaart en Europese gehandicaptenparkeerkaart d.d. 29 september
2023 (Kamerstuk 22 112, nr. 3791).
De voorzitter van de commissie,
Smals
De adjunct-griffier van de commissie,
Krijger
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
– VVD-fractie
– D66-fractie
– CDA-fractie
– SP-fractie
– PvdA- en GroenLinks-fractie
– BBB-fractie
II. Reactie van het kabinet
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche: Richtlijn invoering
Europese gehandicaptenkaart en Europese gehandicaptenparkeerkaart en hebben hierover
nog enkele vragen en opmerkingen.
Genoemde leden vragen waarom niet alle mensen die recht hebben op een dergelijke Europese
gehandicapten(parkeer)kaart deze automatisch krijgen. Nu moet deze handmatig aangevraagd
worden. Het zou logisch zijn dit te automatiseren, aangezien de kaarten ook digitaal
verkrijgbaar zijn en straks misschien niet iedereen op de hoogte is van het bestaan
van de (parkeer)kaart. Deze leden missen net als het kabinet in het voorstel een EU-brede
bewustmakingscampagne. Het is goed om te lezen dat hierop in de onderhandelingen wordt
ingezet.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe deze Europese (parkeer)kaart zich verhoudt
tot de aanvullende beleidsregels voor parkeren met een gehandicaptenkaart die veel
gemeenten hebben. Hebben mensen met een Europese (parkeer)kaart in Nederland dan meer
mogelijkheden of wordt dit uniform gemaakt?
De leden van de VVD-fractie lezen voorts dat erkende begeleiders en familieleden van
mensen met een beperking tot de begunstigden behoren. Hoe wordt voorkomen dat door
deze mensen misbruik van deze begunstiging wordt gemaakt als de persoon met de beperking
niet aanwezig is? Dit in lijn met de eerdergenoemde kostenbesparing op pagina 4 van
het BNC-fiche, omdat zij gebruik zouden kunnen maken van openbare parkeerplaatsen
die voorbehouden zijn aan mensen met een beperking. Genoemde leden vinden het goed
om te lezen dat het kabinet ook een kritische houding heeft ten aanzien van deze erkende
begeleiders en dat het kabinet dit mee zal nemen in de onderhandelingen.
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie in het BNC-fiche dat het door de Europese
Commissie uitgevoerde impact assessment geen inzicht biedt in de implicaties van het handhaven van de kaarten. Het kabinet
zal zelf op korte termijn de implicaties voor het toezicht binnen Nederland in kaart
brengen. Welke indicatoren zouden moeten worden opgenomen in de impact assessment over de digitale parkeerkaart? Is het kabinet voornemens om de gevolgen van deze
aspecten ook op nationaal niveau te analyseren?
Bovengenoemde leden lezen dat de lidstaten binnen 30 maanden na inwerkingtreding van
deze richtlijn aan de regels moeten voldoen. Wat zijn de consequenties als een lidstaat
te laat is?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het BNC-fiche aangaande
de richtlijn over de invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese gehandicaptenparkeerkaart.
In algemene zin onderschrijven deze leden de doelstelling van de richtlijn en ook
het voorgenomen standpunt van het demissionaire kabinet in het fiche. De leden van
de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de uitvoering en het proces, die meegenomen
kunnen worden in de onderhandelingen over de richtlijn.
De leden van de D66-fractie willen benadrukken dat het de voorkeur geniet om Europees
gehandicaptenbeleid zoveel mogelijk te harmoniseren. Het streven is naar een inclusieve
samenleving en dat betekent juist dat mensen met een handicap gebaad zijn bij duidelijkheid.
Deze leden lezen in de richtlijn dat lidstaten nu afzonderlijk mogen bepalen wie aanspraak
kan maken op de gehandicaptenkaart of de parkeerkaart. Zij vragen of het in hypothetische
gevallen kan, dat iemand met een handicap in het ene land wél aanspraak kan maken
op een gehandicaptenkaart en in het andere land niet. Is het niet logischer om tot
een gezamenlijke afspraak te komen over de vraag voor wie de kaart bedoeld is? Tevens
lezen genoemde leden dat ook familieleden en/of begeleiders tot de begunstigden van
de richtlijn horen. Kan worden verduidelijkt hoe dit in de praktijk werkt en wie toezicht
houdt op de vraag wie begeleider is van wie? Dit lijkt een opgave met een grote administratieve
lastendruk.
De leden van de D66-fractie lezen in het BNC-fiche dat het samenvoegen tot één kaart
voor mensen met een handicap niet haalbaar is. Het ontbreekt echter aan een goede
onderbouwing hiervan. In hoeverre zijn de voorkeuren van de doelgroep in dit traject
meegenomen, bijvoorbeeld door middel van patiëntenorganisaties? Waarom is het niet
haalbaar om de verschillende kaarten samen te voegen tot één kaart, met meerdere uitgiften
(voor bijvoorbeeld in de auto)?
Tenslotte, zo stellen de leden van de D66-fractie, is er nog veel onduidelijk over
de vraag welke instantie de verantwoordelijkheid gaat dragen voor de implementatie
van de richtlijn. Momenteel geven gemeenten parkeerkaarten uit in Nederland, maar
het lijkt logisch dat eenzelfde organisatie verantwoordelijk wordt voor de uitgifte
van digitale varianten van de kaarten. Bovendien achten genoemde leden het van groot
belang dat de organisatie de juiste kennis en kunde in huis heeft om de persoonlijke
levenssfeer van de gebruikers te kunnen waarborgen. Dat betekent dat er waarschijnlijk
budget vrijgemaakt moet worden om een uitvoeringsorganisatie dit goed te kunnen laten
doen. Kan het kabinet het standpunt hierover nader toelichten? In hoeverre is er voor
Nederland al een organisatie in beeld die dit zou kunnen uitvoeren? Hoe wordt de digitale
variant van de kaarten uitgegeven? Wordt dat gekoppeld aan bijvoorbeeld een DigiD?
Is het kabinet bereid om eerst advies in te winnen bij bijvoorbeeld het Adviescollege
ICT-toetsing voordat een landelijke database wordt aangelegd?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om enkele aanvullende
vragen te stellen over het voorliggende BNC-fiche. Genoemde leden onderschrijven en
ondersteunen van harte het doel van de verplichte en gewijzigde gehandicaptenkaarten,
namelijk dat indien een inwoner uit een lidstaat in die lidstaat een formele gehandicaptenstatus
heeft, die status bij een kort verblijf in een andere lidstaat (bijvoorbeeld als toerist
of als bezoeker) erkend wordt.
De lidstaten bepalen zelf wie in aanmerking komt voor een gehandicaptenstatus en welke
preferentiële behandelingen of bijzondere voorwaarden voor diensten daaraan verbonden
zijn. Dat begrijpen de leden van de CDA-fractie. Deze leden vragen hoe mensen met
een handicap uit een lidstaat weten, indien ze kort verblijven in een andere lidstaat,
wat met deze kaarten kan of mag. Het is een beetje hetzelfde als parkeren met een
invalidenparkeerkaart in Nederland, waarbij gemeenten verschillende eisen stellen
(bijvoorbeeld Amsterdam) als men met de invalidenparkeerkaart wil parkeren. Dit betekent
dat mensen met een handicap die een invalidenparkeerkaart gebruiken, de eisen van
die verschillende gemeenten moeten kennen. Wat is volgens het kabinet de praktische
uitwerking hiervan? Wat betekent dit voor de Nederlandse situatie? Stel dat een persoon
met een handicap en een langdurige invalidenparkeerkaart naar Amsterdam komt. Hoe
werkt de Europese gehandicapten(parkeer)kaart dan precies? Wat kunnen de gebruikers
ermee? Is de Europese gehandicapten(parkeer)kaart een «kaart» of een digitaal systeem/kaart
die men op de telefoon kan zetten?
Voorts lezen de leden van de CDA-fractie dat het kabinet risico’s ziet omtrent eventuele
kosten voor medische keuringen en de eventuele toename van de regeldruk voor mensen
met een beperking. Dit punt delen genoemde leden met het kabinet. Mensen met een handicap
hebben echter toch al een formele gehandicaptenstatus, zo vragen deze leden. Hoe moeten
deze leden de formele gehandicaptenstatus dan zien? Wat is de waarde hiervan in Europa?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de termijn voor een kort verblijf volgens de
Europese Commissie is vastgelegd in de regelgeving rondom de Schengen-regio,1 waarin kort verblijf wordt gedefinieerd als een tijdsduur van drie maanden. Deze
leden lezen dit zo dat indien een persoon met een handicap drie weken naar Italië
op vakantie gaat en daarbij Rome bezoekt, hij of zij dan van deze faciliteit gebruik
mag en/of kan maken, en dat het dan vervolgens aan Italië is om te bepalen wat er
wel of niet onder valt. Begrijpen deze leden dat goed?
Het European Disability Forum stelt dat een verordening een effectiever instrument
zou zijn om de doelstellingen te behalen. Hoe beoordeelt het kabinet het instrument
dat voor de doelstellingen wordt ingezet? Verwacht het kabinet dat een richtlijn tot
optimale en consistente resultaten binnen de lidstaten zal leiden?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie lezen in het voorliggende BNC-fiche dat zowel voor de gehandicaptenkaart
als voor de Europese gehandicaptenparkeerkaart zowel een fysieke als een digitale
optie geboden wordt. Genoemde leden willen benadrukken dat zij de optie voor een fysieke
kaart belangrijk vinden. Zij willen dan ook dat deze optie ook in de toekomst in stand
blijft. Is het kabinet het met deze leden eens dat de fysieke kaart ook in de toekomst
altijd een optie moet blijven? Is het kabinet bereid om ook in zijn inzet mee te nemen
dat de optie voor een fysieke kaart ook in de toekomst gegarandeerd blijft?
Vragen en opmerkingen van de PvdA- en GroenLinks-fracties
De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks hebben met interesse kennisgenomen
van de richtlijn voor de invoering van de gehandicapten(parkeer)kaart. Vrij verkeer
van personen geldt helaas binnen de Europese Unie niet voor veel mensen met een beperking.
Deze beide kaarten kunnen eraan bijdragen om het voor mensen met een beperking eenvoudiger
te maken om gemakkelijker te kunnen reizen binnen de Schengenzone. Genoemde leden
zijn positief gestemd over het feit dat de ingezette acties volgen uit de Europese
strategie voor mensen met een beperking. Zij zijn dan ook verheugd dat Nederland ook
snel met een eigen langdurige strategie komt om de positie van mensen met een beperking
te verbeteren.
Om te beginnen hebben de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA enkele vragen
over het voorstel van de Europese Commissie. Zo is het voornoemde leden niet helemaal
duidelijk of lidstaten worden verplicht om gehandicaptenkaarten uit te geven of enkel
om de gehandicaptenkaarten die in andere lidstaten worden uitgegeven te erkennen.
Met andere woorden, zijn alle lidstaten, ook lidstaten die nu geen gehandicaptenkaart
uitgeven, verplicht om hiermee te starten?
De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA begrijpen voorts de aarzeling van
het kabinet ten aanzien van de invoering van een gehandicapten(parkeer)kaart. Deze
leden zien ook liever een maatschappij die integraal toegankelijk is voor iedereen,
waar een dergelijke kaart niet nodig is. Ook genoemde leden zien echter de voordelen
voor een gehandicapten(parkeer)kaart, zeker zo lang de samenleving niet volledig toegankelijk
is. De Europese gehandicapten(parkeer)kaart kan echter zelfs een voordeel zijn indien
de samenleving volledig toegankelijk zou zijn. Wat is de opvatting van het kabinet
hierin? Is de gehandicapten(parkeer)kaart een noodzakelijke tussenoplossing of een oplossing voor de lange termijn?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties vragen het kabinet daarnaast waarom hij
verwacht dat een medische keuring in combinatie met een eigen bijdrage waarschijnlijk
is. In principe bepalen lidstaten toch zelf aan wie zij de gehandicaptenkaart en de
gehandicaptenparkeerkaart uitgeven en onder welke voorwaarden? Indien de uitgifte
een nationale bevoegdheid is, dan hoeven daar toch zeker geen serieuze regeldrukgevolgen
aan verbonden te zitten en al helemaal geen kosten? Deze leden vragen het kabinet
of hij wil toezeggen dat er geen extra kosten worden verbonden aan het aanvragen van
een gehandicapten(parkeer)kaart indien deze in Nederland wordt uitgegeven en de bewijslast
daarvoor zoveel mogelijk te beperken. Mensen met een beperking moeten al vaak genoeg
bewijzen dat zij een beperking hebben om zorg te kunnen krijgen. Het lijkt deze leden
dan ook mogelijk om deze groep niet nog een aanvullende medische keuring te laten
ondergaan, indien mensen met een beperking een zorgindicatie hebben. Wat is de opvatting
van het kabinet hierin?
De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA lezen in het BNC-fiche dat het
kabinet meer duidelijkheid wenst over de tijdsduur van «kort verblijf». Genoemde leden
vragen het kabinet waarom het precies nodig is dat deze duidelijkheid wordt verschaft.
Klopt het dat «kort verblijf» in de EU in principe maximaal drie maanden betekent?
Tevens vragen deze leden waarom het überhaupt nodig is om kort verblijf te definiëren.
Het recht op gelijke behandeling is toch niet afhankelijk van de duur van het verblijf
in een ander land? Daarbij vragen deze leden dat de gehandicaptenkaart of de parkeerkaart
toch ook geen plichten opleggen aan andere lidstaten? Dus waarom maakt de duur van
het verblijf dan uit? Indien deze duur niet uitmaakt, kan het kabinet zich dan ook
inzetten om de bepaling van kort verblijf uit de regelgeving te schrappen?
De insteek van deze regeling is om vrij verkeer van personen te verbeteren voor mensen
met een beperking. Dit is sterk gericht op mensen met een auto. De leden van de fracties
van GroenLinks en de PvdA ondersteunen het pleidooi dat mensen met een beperking zich
net zo gemakkelijk moeten kunnen verplaatsen met de auto als mensen zonder beperking.
Dat betekent ook dat mensen met een beperking niet aan extra eisen moeten hoeven voldoen
voordat zij een rijbewijs kunnen halen. Natuurlijk kan het zo zijn dat er fysieke
of psychische aandoeningen zijn die de rijvaardigheid verminderen. Momenteel gaat
deze medische keuring echter onnodig ver en is deze ook nog eens duur. Dit geldt bijvoorbeeld
voor mensen met autisme. Zij moeten allemaal eerst worden gekeurd alvorens zij rijexamen
mogen doen. De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA vragen het kabinet
of het nu werkelijk nodig is dat al deze mensen worden beoordeeld op de aandoening
en niet op de rijvaardigheid. Is het bijvoorbeeld mogelijk om, samen met ervaringsdeskundigen,
verder onderscheid te maken tussen aandoeningen die wel echt een medische keuring
nodig hebben en aandoeningen waar dit niet voor nodig is?
Tot slot merken de leden van de GroenLinks- en de PvdA-fracties op dat de gehandicaptenparkeerkaart
een belangrijk middel is voor vrij verkeer van personen met een beperking in bezit
van een auto. Veel mensen zijn, vanwege de hoge kosten van de auto, aangewezen op
het openbaar vervoer. Integraal toegankelijk openbaar vervoer is daarom tenminste
net zo belangrijk. In Nederland zijn er veel stations ontoegankelijk vanwege een gebrek
aan werkende liften of een perron met een ongelijke hoogte ten opzichte van de instap
van de trein. In de strategie van de Europese Unie wordt benoemd dat vanaf 2022 barrières
voor toegankelijkheid op trainstations worden geïdentificeerd. Genoemde leden vragen
het kabinet hoe het staat met de uitvoering van dit punt uit de Europese strategie
en of hij erop aan kan dringen dat er meer nodig is voor vrij verkeer van personen
met een beperking dan een gehandicapten(parkeer)kaart.
Vragen en opmerkingen van de BBB-fractie
De leden van de fractie van BBB hebben kennisgenomen van het BNC-fiche: Richtlijn
invoering Europese gehandicaptenkaart en Europese gehandicaptenparkeerkaart, evenals
van de bevindingen en conclusies die het kabinet hieruit trekt. Zij hebben nog een
aantal vragen.
Genoemde leden vinden het van groot belang dat mensen met een handicap ongehinderd
gebruik kunnen maken van hun rechten en voorzieningen, ongeacht in welk land ze zich
bevinden. Zij vragen wat de reikwijdte van de gehandicaptenkaart is.
Vanwege beveiligingsaspecten vragen deze leden welke specifieke veiligheidsmaatregelen
aan de nieuwe Europese gehandicapten(parkeer)kaart zullen worden toegevoegd. Hoe zal dit bijdragen aan het handhaven van de kaart
en wanneer denkt het kabinet de mogelijke gevolgen voor de handhaving in kaart te
kunnen brengen?
De leden van de BBB-fractie richten hun aandacht tevens op de huidige structuur in
Nederland met betrekking tot het uitgeven van kaarten voor mensen met een beperking.
Genoemde leden vragen welke organisaties in Nederland verantwoordelijk zijn voor het
verstrekken van kaarten voor mensen met een beperking. Tevens vragen deze leden of
deze organisaties ook in staat zullen zijn om in de toekomst de Europese gehandicapten(parkeer)kaart
uit te geven.
Er is in het voorstel een evaluatiebepaling opgenomen waarbij de Europese Commissie
een verslag uitbrengt over de toepassing van de richtlijn. Het kabinet vindt deze
bepaling wenselijk. Hoe wordt deze echter in de praktijk uitgevoerd? Is nu reeds duidelijk
wat de criteria zijn aan de hand waarvan de evaluatie zal plaatsvinden?
De leden van de BBB-fractie vragen tevens hoe het kabinet ervoor kan zorgen dat de
digitale versie van de kaarten toegankelijk en gebruiksvriendelijk wordt voor alle
EU-burgers, inclusief ouderen en mensen met een beperking, en ongeacht de taal die
zij spreken.
Tot slot vragen de leden van de BBB-fractie met betrekking tot soevereiniteit hoe
het kabinet denkt over het feit dat lidstaten zelf bepalen wie zij erkennen als persoon
met een beperking en wie dus in aanmerking komen voor de Europese gehandicaptenkaart
en de Europese gehandicaptenparkeerkaart. Deze leden vragen naar de opvatting van
het kabinet inzake de verschillen die dan zullen ontstaan en wat dat betekent.
II. Reactie van het kabinet
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.