Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over het afnametijdstip in 2024 van het vwo-examen Nederlands (Kamerstuk 31289, nr. 555)
2023D41746 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister
voor Primair en Voortgezet Onderwijs d.d. 8 september 2023 en 11 september 2023 inzake
de resultaten examens voortgezet onderwijs 2023 en de reactie op het verzoek van de
commissie over het afnametijdstip in 2024 van het vwo-examen Nederlands (Kamerstuk
31 289, nrs. 554 en 555).
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
– Inbreng van de leden van de VVD-fractie
– Inbreng van de leden van de D66-fractie
– Inbreng van de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie
– Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
– Inbreng van de leden van de BBB-fractie
– Inbreng van de leden van de SGP-fractie
II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Resultaten
examens voortgezet onderwijs 2023 en afnametijdstip in 2024 van het vwo-examen Nederlands».
Zij hebben daar nog enkele vragen over.
Resultaten examens voortgezet onderwijs 2023
De leden van de VVD-fractie zijn trots op alle leerlingen die geslaagd zijn voor hun
examen. Zij lezen ook dat het slagingspercentage licht is gedaald ten opzichte van
voorgaande jaren. Gezien het vrijwel geheel afschalen van de coronamaatregelen is
het resultaat gunstiger dan verwacht, zo zegt bijvoorbeeld de VO-raad. De leden zijn
het ermee eens dat de resultaten daarmee relatief goed zijn, ook gezien de hogere
gemiddelde cijfers. Zij maken zich echter wel zorgen om het feit dat het aandeel leerlingen
dat niet is aangemeld voor het examen of zich heeft terug getrokken is toegenomen.
Kan de Minister vertellen wat de oorzaak is van deze stijging? Is dit een trend van
de afgelopen jaren of alleen een stijging van 2022 naar 2023? Welke maatregelen is
de Minister van plan te nemen om deze daling tegen te gaan?
Deze leden schrikken van het feit dat er een daling is van 3,9% op havoniveau ten
opzichte van 2019. Is er onderzocht waarom deze daling zo groot is op de havo in tegenstelling
tot de andere niveaus? Kan de Minister uitleggen wat de reden is van dit grote verschil
ten opzichte van de andere niveaus? Welke maatregelen gaat de Minister treffen om
deze forse daling tegen te gaan?
Deze leden van de VVD-fractie lezen in de meegestuurde beslisnota dat vorig jaar de
vaardigheid in alle schoolsoorten is gedaald. Het cluster wiskunde daalde zelfs met
0,7 cijferpunt. Wat heeft de Minister het afgelopen jaar gedaan om deze daling tegen
te gaan? Wat is de prognose voor alle clusters in 2023 en 2024? Wat wordt er gedaan
om van deze daling een stijging te maken?
Afnametijdstip vwo-examen Nederlands in 2024
De leden van de VVD-fractie lezen dat het centraal examen Nederlands vwo achter in
het rooster van het eerste tijdvak stond, wat als onprettig werd ervaren door correctoren
omdat dit hen weinig tijd gaf om goed na te kijken. Deze leden zijn blij dat het examen
is verplaatst naar het begin van het eerste tijdvak. Waarom is er in eerste instantie
besloten om een kernvak met veel nakijkwerk achter in het eerste tijdvak te plaatsen?
Bent u het met de leden eens dat het goed is om te overleggen met partijen zoals Levende
Talen tijdens het vastleggen van de examenplanning? Worden andere partijen zoals Levende
Talen betrokken bij de examenplanning van 2025?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de examenresultaten
en de brief over het examen Nederlands. Deze leden zijn verheugd met de verplaatsing
van het afnametijdstip van het vwo-examen Nederlands. Deze leden zijn dankbaar voor
de inspanningen van de Minister, het College voor Toetsen en Examens en de Vereniging
van Leraren in Levende Talen. Zij willen de Minister wel nog enkele vragen voorleggen
over de examenmonitor.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister dat de slagingspercentages
«richting normaal» gaan ten opzichte van de coronaperiode. Ondanks dit oordeel van
de Minister lezen zij dat de uitslagen 2,6 procentpunt lager zijn, met in het bijzonder
de havo als uitschieter met 3,9 procentpunt. Deze leden merken ook op dat bij deze
lichting sprake is van een aangepaste normering. Wat behelst precies de nieuwe normering,
zo vragen zij. Deze leden lezen dat er vanwege de impact van de coronapandemie een
herziene aanpak is toegepast, hierbij vragen deze leden of dit automatisch een lagere
n-term behelst. Zij vragen of de Minister een inschatting kan maken van het effect
van deze aanpassing. In hoeverre acht zij dat er sprake is van terug naar «normaal»
indien de slagingspercentages lager zijn en een aangepaste normering gehanteerd wordt?
Bovendien vragen zij of de Minister voornemens is om deze aangepaste normering te
hanteren voor 2024, gegeven de keuze voor de aangepaste normering vanwege de impact
van de coronapandemie.
De leden van de D66-fractie lezen in de examenmonitor dat het aantal gezakte leerlingen
zonder herkansing gestegen is, met name bij havoleerlingen. Deze leden vragen of de
Minister deze groei kan verklaren. Zij vragen tevens of de Minister zich zorgen maakt
over de stijging van leerlingen die in één keer gezakt zijn.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de stijging in teruggetrokken leerlingen
en niet aangemelde leerlingen. Met name bij het vmbo-bb1 lijkt hier een zorgwekkende en langdurige stijging zichtbaar. Bij vmbo-kb2 zien deze leden een stijging onder met name de niet deelnemende leerlingen. Deze
leden vragen hoe de Minister deze stijgingen verklaart en wat zij doet en gaat doen
om deze trend te keren. Deze leden ontvangen via het LAKS3 signalen dat leerlingen omwille van de slagingspercentages van de school worden teruggetrokken
of worden uitgesloten van het centraal examen. Herkent de Minister deze signalen en
deelt zij de zorgen van het LAKS, zo vragen zij.
De leden van de D66-fractie willen daarnaast aandacht vragen voor de leerlingen die
tijdens de coronapandemie examen hebben afgelegd. Deze leden lezen dat een deel van
hen vaker uitvalt in het vervolgonderwijs. Wat doet de Minister om hen hierbij te
ondersteunen in het vervolgonderwijs, zo vragen zij. Zij vragen daarnaast hoe lang
de Minister van plan is dit cohort te volgen.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie
Het deed de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie pijn in het hart, veel
examendocenten hielden hun hart vast en veel examenkandidaten sloeg de schrik om het
hart, toen een Kamermeerderheid begin april 2023 de motie van het lid De Hoop over
een extra herkansingsmogelijkheid voor de huidige cohort examenkandidaten4 verwierp. Zo’n extra herkansingsmogelijkheid was gerechtvaardigd geweest omdat deze
cohort examenkandidaten de voorafgaande schooljaren nog volop te lijden heeft gehad
onder alle coronamaatregelen. De wrange vruchten hiervan zijn nu zichtbaar in een
slagingspercentage dat zelfs anderhalf procent lager ligt dan vóór de coronajaren.
Voor degenen die nog wel geslaagd zijn, zal dit een opluchting zijn, maar voor al
die examenkandidaten die met een extra herkansing alsnog zouden zijn geslaagd, betekent
dit een zware en onnodige tegenslag. Wat dit betreft hebben deze leden zich gestoord
aan de zelfgenoegzame toonzetting van de brief van de Minister. Is dit het enige wat
zij heeft te zeggen tegen de getroffen examenkandidaten, die een extra examenjaar
moeten afleggen ten gevolge van onnodig getreuzel of onwil van de Minister?
Kent de Minister het spreekwoord: «kan niet» ligt op het kerkhof en «wil niet» ligt ernaast? Haar ambtsvoorganger motiveerde dat hij de motie inzake de extra herkansingsmogelijkheid
ontried, met een uitleg dat zoiets in dat stadium niet meer viel te organiseren. Mocht
dit al waar zijn, dan had dit alles te maken met de uitgesproken trage beantwoording
van de vragen en opmerkingen in het voorafgaande schriftelijke overleg, waardoor ook
het tweeminutendebat pas in april kon plaatsvinden. Het doet deze leden en ongetwijfeld
ook vele vwo-examendocenten van het vak Nederlands, deugd dat bij het hoogst ongelukkig
geplande vwo-eindexamen Nederlands 2024 ditmaal wel een aanpassing mogelijk was. Dit
blijkt ook harde noodzaak, nu het onderzoek «Correctielast centrale examens VO» onlangs
weer bevestigde dat Nederlands op alle niveaus zeer correctie-intensief is.5 Tegelijkertijd verbaast het de leden dat de Minister het vaststellen van het examenrooster
een «uiterst zorgvuldig proces» noemt. Herinnert de Minister zich de toezegging van
haar verre ambtsvoorganger Dekker in 2016: «Het CvTE6 houdt rekening bij de roostering met de correctie-intensieve vakken. Dat heeft in
ieder geval al geleid tot de verplaatsing van een aantal vakken in het rooster. Geschiedenis
en maatschappijleer zijn bijvoorbeeld naar voren gehaald in het rooster van 2017 en
in het conceptrooster van 2018 is bijvoorbeeld ook filosofie naar voren gehaald binnen
de eerste week.»7? Hoe verklaart deze Minister dat het CvTE voor het rooster van 2024 aanvankelijk
deze toezegging aan zijn laars had gelapt? Deze leden vinden dat geen enkel individu
en geen enkel instituut blindelings vertrouwen verdient, alleen maar omdat deze beweert
alles zorgvuldig te hebben afgewogen. Dat dit evenmin geldt voor het CvTE is eens
te meer gebleken bij het aanvankelijke examenrooster 2024. Daarom bepaalt de Wet College
voor toetsen en examens ook dat de Minister verantwoordelijkheid draagt voor het examenstelsel
en voor de kwaliteit en inhoud van de examenprogramma’s.8 Is deze Minister zich bewust van deze verantwoordelijkheid? Welke consequenties verbindt
zij hieraan voor de examenroosters in het algemeen en daarbij de plaats van correctie-intensieve
vakken in het bijzonder?
De prestatiedruk in het onderwijs vormt een groot probleem voor de mentale gezondheid
van leerlingen, constateren de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie. Volgens
de leden gaat het niet alleen om resultaten, maar ook om wat er in de aanloop naar
deze resultaten gebeurt. Ziet ook de Minister de noodzaak voor het verbeteren van
de mentale gezondheid van leerlingen in relatie tot de centrale examens en de prestatiedruk
die de centrale examens met zich meebrengen gedurende de hele schoolloopbaan? Welke
consequenties verbindt zij daaraan?
Scholierenorganisatie LAKS heeft in de aanloop naar de examens veel signalen ontvangen
dat leerlingen zich niet goed voorbereid voelden op het examen. Uit de cijfers blijkt
ook dat minder leerlingen zijn opgegaan voor een herkansing, constateren de leden
van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie. Het vermoeden is dat meer leerlingen in
één keer waren gezakt en dus geen kans meer hadden om te slagen met een herkansing.
Ook dit moet meegewogen worden in de resultaten van de examens. Deelt de Minister
de zorgen van het LAKS hierover? Zo nee, waarom niet? Het is een erg zorgwekkend signaal
dat meer examenleerlingen in 2023 werden uitgesloten van of teruggetrokken uit het
examen. Leerlingen worden uitgesloten van het examen, omdat ze hun PTA9 niet op tijd hebben afgerond. Scholen bieden ook niet de ruimte aan leerlingen om
het PTA alsnog voor het examen af te ronden. Een motief hiervoor zou kunnen zijn dat
scholen geen lage slagingspercentages willen, omdat dat niet goed is voor het imago
van de school, waardoor minder leerlingen zich aanmelden voor de school en de school
dus minder lumpsumbekostiging ontvangt. In zulke gevallen acht de school zijn imago
dan belangrijker dan het belang van de leerling. Hoe beziet de Minister het toenemende
aantal van uitgesloten en teruggetrokken leerlingen van het examen? Wat gaat zij hiertegen
ondernemen?
Het is de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie een doorn in het oog dat
nog altijd niet is geregeld dat examenkandidaten in het voortgezet speciaal onderwijs
de resultaten van het schriftelijk examen op hetzelfde moment krijgen als de andere
examenkandidaten die ook krijgen. Heeft de Minister inmiddels stappen gezet om hierin
voortgang te boeken? Zo ja, welke stappen betreft het? Zo nee, waarop baseert zij
dan haar onwil?
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister.
Net als de Minister willen deze leden de leerlingen die hun diploma hebben behaald
veel succes wensen bij hun vervolgstappen. De leden wensen ook de leerlingen succes
die helaas aankomend jaar opnieuw eindexamen moeten doen.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister refereert aan de duimregeling,
die afgelopen jaar niet meer gold. Nu zijn er nog steeds examenleerlingen in het voortgezet
speciaal onderwijs (vso) die in de coronaperiode begonnen zijn aan hun examens, maar
nog niet voldoende certificaten hebben behaald voor een diploma. Zij zijn wellicht
trager dan hun medeleerlingen, maar hebben in de coronaperiode onder soortgelijke
omstandigheden onderwijs gekregen, namelijk voornamelijk thuis. Hoe kijkt de Minister
hiernaar? Is de Minister bereid om de duimregeling in stand te houden voor examenleerlingen
die in de coronaperiode (2020, 2021 en 2022) zijn gestart met hun examens en enkel
voor deze groep de regeling nog in stand te houden?
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie nemen kennis van twee brieven van de Minister voor Primair
en Voortgezet Onderwijs, de ene over de jaarlijkse examenmonitor van DUO10 en de andere over het eerder afnemen in 2024 van het vwo-eindexamen Nederlands.
Over de tweede brief hebben de leden van de BBB-fractie geen opmerkingen, over de
eerste hebben deze leden een paar vragen. De terugkeer in 2023 naar lagere slagingspercentages
van de periode vóór de examenmaatregelen in verband met corona (2020, 2021, 2022),
waarbij de eindcijfers als gevolg van de zogenoemde duimregeling per examenniveau
zijn toegenomen ten opzichte van 2022, laat zien hoe eenvoudig het is om binnen een
zekere bandbreedte te sturen op examenresultaten. Voor deze leden benadrukt dat opnieuw
het gegeven dat examens een betekenisvol meetmoment blijven, maar dat het werkelijke
niveau van verworven kennis en kunde afhangt van de kwaliteit van het onderwijs genoten
in de jaren die tot de periode van toetsing leiden. Een open deur weliswaar, maar
soms kan het geen kwaad om wat vanzelfsprekend is nog eens expliciet te benoemen.
Zeker ook in het licht van de examinering in 2020, 2021 en 2022. De studenten uit
deze examenjaren zijn slachtoffer van de schoolsluitingen tijdens de coronaperiode,
los van een inhoudelijk oordeel over dit beleid. De leden vragen een bevestiging van
het gegeven dat voor het geven en volgen van kwalitatief hoogwaardig onderwijs een
fysieke setting onontbeerlijk is. Deze leden vragen de Minister in aansluiting op
deze constatering te bevestigen dat het alternatief van digitaal onderwijs nooit als
volwaardig alternatief kan worden bestempeld. Ook niet wanneer het een groep scholieren
of leerlingen betreft. De examenleerlingen uit genoemde jaren kunnen er niets aan
doen dat compenserende examenmaatregelen nodig waren. Dit vooropgesteld, toont de
cohortanalyse van DUO glashard aan dat een aantal van deze studenten door het ijs
zakt in het vervolgonderwijs. Deze leden vragen of deze lichting is gebaat bij extra
ondersteuning in het vervolgonderwijs. Zij vragen de Minister deze vraag door te geleiden
naar de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze leden hopen tot slot dat
ze ervan uit kunnen gaan dat er methoden bestaan om objectiveerbaar te bewaken dat
het niveau van het onderwijs niet sluipend aan niveau inboet, maar liefst stijgt.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister. Deze leden zouden graag een nadere toelichting ontvangen op de opmerking
dat de resultaten van dit jaar niet zonder meer te vergelijken zijn met die van eerdere
jaren, zowel tijdens als voor de coronaperiode. Zou het niet adequater zijn om te
zeggen dat de resultaten door de toegepaste maatregelen eigenlijk nauwelijks meer
op zinvolle wijze te vergelijken zijn? In welke mate is een vergelijking nog mogelijk?
Deze leden vragen eveneens of de Minister de opvatting deelt dat veel meer ingezet
zou moeten worden op het meten aan de hand van absolute beheersingsniveaus, zodat
de kwaliteit van het onderwijs door de tijd heen beter gemeten kan worden? Kan de
Minister meer toelichting geven op het onderzoek dat verricht wordt naar het niveau
van de leerlingen in 2023?
II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.