Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over voorkomen van niet-medisch noodzakelijke non-consensuele behandelingen intersekse kinderen (Kamerstuk 30420-384)
2023D41531 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 6 juli 2023 inzake de brief Voorkomen van
niet-medisch noodzakelijke non-consensuele behandelingen intersekse kinderen (Kamerstuk
30 420, nr. 384).
De voorzitter van de commissie
Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie
Meester-Schaap
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
• Inbreng van de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie
• Inbreng van de leden van de PvdD-fractie
• Inbreng van de leden van de SGP-fractie
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief Voorkomen
van niet-medisch noodzakelijke non-consensuele behandelingen intersekse kinderen.
Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat uit het onderzoek blijkt dat er meer data nodig
is om kinderen met DSD1 goed in kaart te brengen. Welke data mist op dit moment nog en hoe gaat de Minister
ervoor zorgen dat de benodigde data beschikbaar komt? Daarnaast lezen deze leden dat
de Minister samen met de Minister van VWS2 op korte termijn een verkenning gaat doen samen met de betrokken zorgprofessionals
hoe nnmb’s3 waar mogelijk kunnen worden voorkomen. Wanneer verwacht de Minister de resultaten
hiervan met de Kamer te kunnen delen?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de aankondiging van een nadere
verkenning naar de mogelijkheden van het voorkomen van niet-medisch noodzakelijke
ingrepen bij intersekse kinderen. Deze leden zijn het met de Minister eens dat het
van belang is om verschillende betrokkenen en belangenvertegenwoordigers hier ook
in te horen. Zij kijken uit naar de planning van de verkenning aankomende december.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie
De leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen
van de brief van de Minister over niet-medisch noodzakelijke en non-consensuele behandelingen
bij intersekse kinderen. Deze leden zijn verheugd te lezen dat de intentie van de
Minister is om nnmb’s bij intersekse kinderen te voorkomen, maar betreuren de trage
voortgang. Daarover hebben zij enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie vinden het zeer urgent dat intersekse
kinderen beter worden beschermd tegen onnodige medische ingrepen. Al in 2019 heeft
de Kamer de motie van de leden Bergkamp en Van den Hul aangenomen waarin wordt verzocht
om een onderzoek naar de mate waarin nnmb’s plaatsvinden bij jonge intersekse kinderen.4 Het heeft echter tot december 2022 geduurd voordat het onderzoeksrapport van Nivel5 verscheen en pas in juli 2023 informeerde de Minister de Kamer over het vervolgproces.
Dat de boodschap daarvan is dat de Minister van OCW6 samen met de Minister van VWS een verkenning gaat uitvoeren naar het voorkómen van
nnmb’s bij intersekse kinderen vinden deze leden teleurstellend. Hoe verklaart het
kabinet deze trage voortgang? De Minister wijst op de complexiteit van het onderwerp,
maar had de verkenning niet meteen na het verschijnen van het onderzoeksrapport van
start kunnen gaan?
De leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet aangeeft
te verkennen hoe nnmb’s waar mogelijk voorkomen kunnen worden. Tegelijkertijd is er
consensus tussen de Nederlandse organisatie voor seksediversiteit, het VN7-comité tegen foltering, het VN-kinderrechtencomité, de Raad van Europa, het Europees
Parlement en de Nationaal Coördinator Discriminatie en Racisme dat onnodig chirurgisch
ingrijpen bij kinderen met DSD in strijd is met mensenrechten. Het is dus bekend dat
nnmb's een schending zijn van door Nederland geratificeerde verdragen en dat nnmb's
nog steeds plaatsvinden. Het is ook bekend dat artsen al zeventig jaar nnmb's uitvoeren
en dat meer dan twintig jaar overleg met artsen niet tot een oplossing heeft geleid.
Deze leden zijn dus erg benieuwd naar waarom de Minister zolang nodig heeft om daar
iets aan te doen. Is dan een «verkenning» om nnmb’s «waar mogelijk» te voorkomen niet
te voorzichtig? Zou het niet wenselijker zijn om zo snel mogelijk naar een verbod
op nnmb’s toe te werken? Zo ja, welke concrete stappen zet de Minister om dit doel
te bereiken? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie vinden de verkenning op dit moment
ook bijzonder, omdat Nederland recent nog in VN-verband heeft opgeroepen om de intersekse
rechten te beschermen, waaronder de oproep «om meer inspanningen te leveren om geweld,
schadelijke praktijken en discriminatie op basis van geslachtskenmerken te bestrijden,
de onderliggende oorzaken aan te pakken en beschermende wetten en beleid te implementeren
in nauw overleg met de betrokkenen, om de volledige realisatie van de mensenrechten
van intersekse personen te garanderen».8 Deze leden vinden het opvallend dat Nederland zo'n oproep doet terwijl het kabinet
de zaken hier nog niet op orde heeft. Kan de Minister hierop reflecteren? Tevens verwijzen
de leden hierbij naar het feit dat het kabinet twee jaar geleden al het Regenboogstembusakkoord
heeft ondertekend, waarin de belofte is opgenomen om de komende kabinetsperiode te
komen met een wettelijk verbod op non-consensuele, niet-noodzakelijke medische behandelingen
van intersekse kinderen en volwassenen.9 Graag ook een reflectie op dit punt.
De leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie lezen in de beslisnota dat een
nadeel van een wettelijk verbod weerstand van medische professionals is en dat deze
weerstand de totstandkoming van een kwaliteitstandaard in de weg zou kunnen zitten.
Binnen de Wgbo10 is bepaald dat artsen medische ingrepen mogen doen, met toestemming van de ouders,
bij kinderen onder twaalf jaar als daar medisch gezien noodzaak voor is. Deze artsen
hebben dus alle ruimte om medische standaarden te ontwikkelen voor ingrepen bij kinderen
en het zijn artsen die bepalen wanneer behandelingen medisch noodzakelijk zijn via
diezelfde standaarden. De Wgbo geeft artsen ook veel ruimte, zoals blijkt uit de wettekst:
«alle verrichtingen – het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen – rechtstreeks
betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen,
hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen.»
Kan de Minister nader toelichten waar deze weerstand bij medische professionals vandaan
komt? En op welke manier zou dit de totstandkoming van een kwaliteitstandaard in de
weg zitten? In hoeverre staat hierbij het belang van het kind voorop?
In de Wgbo is bepaald dat ouders mogen bepalen welke behandeling hun kinderen, tot
twaalf jaar, krijgen. Na het twaalfde levensjaar kunnen kinderen daar zelf over beschikken.
De wet is primair gericht op geneeskundige behandelingen, hetgeen niet opgaat voor
niet-medisch noodzakelijke ingrepen. Toch wordt de bevoegdheid die ouders hebben over
hun kinderen tot twaalf jaar zo begrepen dat zij ook mogen bepalen over niet-noodzakelijke
medische behandelingen. Deelt de Minister de mening van de leden van de PvdA-fractie
en GroenLinks-fractie dat de wet nu ruimer wordt opgevat dan deze is bedoeld? Zo ja,
is de Minister bereid de Wgbo aan te scherpen zodat wordt geëxpliciteerd dat er altijd
een medische noodzaak moet zijn voor behandelingen van kinderen onder de twaalf jaar?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie constateren dat de titel van het
onderzoeksrapport van Nivel «kinderen met DSD» vermeldt. De motie van de leden Bergkamp
en Van den Hul richtte zich echter op intersekse kinderen. Hoewel het nagenoeg om
dezelfde groep mensen gaat, betreft het een verschil tussen een geneeskundige en een
sociaalwetenschappelijke benadering. Welke overwegingen liggen eraan ten grondslag
dat een geneeskundige benadering is verkozen boven een sociaalwetenschappelijke voor
het onderzoeksrapport? Is hiermee het aspect van mensenrechten, zoals ook verwoord
in de aanbeveling van het VN-Comité tegen Foltering om intersekse kinderen beter te
beschermen tegen onnodige medische ingrepen, wel voldoende in beeld gebleven?
De leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie stellen dat het gebruik van de
woorden als «normaliseren» of «corrigeren» bij medische ingrepen bij intersekse kinderen
eraan bijdraagt dat opereren door de ouders niet wordt ervaren als keuze, maar als
noodzakelijk om het uiterlijk van de geslachtsorganen aan te passen en de functionaliteit
te waarborgen. De voor het onderzoeksrapport geïnterviewde zorgprofessionals zeggen
daarentegen dat het beleid ten aanzien van genitale ingrepen bij kinderen met DSD
de laatste tien jaar veel terughoudender is geworden en zorgverleners soms zien dat
juist ouders aandringen op een operatie bij hun kind terwijl dit medisch niet noodzakelijk
is, bijvoorbeeld omdat zij bang zijn dat hun kind later gepest gaat worden en het
hebben van (een kind met) DSD in bepaalde omgevingen erg moeilijk ligt. In beide gevallen
wordt er vóór en niet dóór de intersekse kinderen besloten. Deze leden vinden echter
dat het belang en de geïnformeerde wens van de intersekse kinderen zelf voorop moeten
staan en zien het liefst een verbod op medisch niet-noodzakelijke behandelingen van
intersekse personen zonder hun eigen toestemming. De demissionair coördinerend Minister
van Emancipatie lijkt van goede wil, maar ondertussen kunnen er nog altijd zulke medische
ingrepen plaatsvinden. Ziet ook de demissionair Minister van VWS de urgentie van een
verbod? Zo nee, waarom niet?
Tenslotte willen de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie weten of het kabinet
ook vindt dat er een taak ligt in het zorgen voor meer bekendheid en het verspreiden
van feitelijke kennis over het onderwerp. Dat is volgens deze leden noodzakelijk om
te zorgen voor een samenleving waarin ook intersekse personen zich thuis voelen en
om vooroordelen weg te nemen. Kan het kabinet toelichten op welke wijze hieraan wordt
bijgedragen?
Inbreng van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief aangaande
het voorkomen van nnmb’s bij intersekse kinderen. Deze leden zijn van mening dat het
de hoogste tijd is om met een wettelijke regulering te komen van nnmb’s bij intersekse
kinderen. Intersekse kinderen verdienen het om goed geïnformeerd te worden en toestemming
te geven voordat zij een medische ingreep ondergaan. De leden zijn van mening dat
er voldoende aanleiding is om met een degelijk juridisch kader te komen.
De leden van de PvdD-fractie lezen in de brief dat het kabinet een extra verkenning
wil laten uitvoeren en daarbij in gesprek gaat met experts en betrokken organisaties.
Deze leden erkennen en waarderen dat het kabinet de eerste stappen in de juiste richting
lijkt te zetten en de zorgen, aanbevelingen en argumenten van de NNID11, VN-comités, de Raad van Europa, het Europese Parlement en de NCDR12 serieus lijkt te nemen. Al deze organisaties pleiten ervoor om met niet-medisch noodzakelijke
behandelingen bij intersekse personen te wachten tot een kind oud genoeg is om zelf
toestemming te geven. Deelt de Minister dat deze organisaties zwaarwegend advies geven,
van experts tot vertegenwoordigers van de mensen over wie er gesproken wordt? Hoe
zorgt de Minister dat er geen beleid gevoerd wordt over intersekse personen zonder
dat zij zich herkennen in het gevoerde beleid?
Daarnaast vragen de leden van de PvdD-fractie of het kabinet, ondanks de demissionaire
staat, nog van plan is om de Kamer uiterlijk in december van dit jaar te informeren
over de uitkomsten van de verkenning en de vervolgstappen die zij naar aanleiding
van deze verkenning zullen nemen. Wordt de bredere beleidsreactie op het Nivel-rapport
ook in december 2023 verwacht?
De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat de regulering van nnmb’s onderdeel was
van het Regenboogstembusakkoord. Klopt het dat in het coalitieakkoord «Omzien naar
elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» staat dat het Regenboogstembusakkoord de basis
vormt voor het beleid aangaande acceptatie, veiligheid en emancipatie van de LHBTIQA+-gemeenschap?
Deze leden vragen dan ook waarom het kabinet zich hier niet volledig aan committeert.
Daarnaast vragen zij waarom er veel informatie in de beslisnota’s weggelakt wordt
op basis van «eenheid van kabinetsbeleid», aangezien de regulering van nnmb’s onderdeel
is van het Regenboogstembusakkoord en dus het regeerakkoord.
Tot slot vragen de leden van de PvdD-fractie hoe het nog niet komen tot een wettelijke
regulering van nnmb’s bij intersekse kinderen zich verhoudt tot de internationale
oproep van onder andere Nederland om internationaal intersekse rechten te beschermen.13
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister en het onderzoeksrapport. Deze leden vinden het belangrijk dat meer inzicht
ontstaat in de mate waarin medische ingrepen bij intersekse kinderen plaatsvinden.
Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister een duiding kan geven van de keuze
om te spreken van non-consensuele ingrepen. Deze leden merken op dat hiervan gemakkelijk
de suggestie kan uitgaan dat sprake zou zijn van ingrepen waarvoor in het geheel geen
toestemming is gegeven. Zij constateren dat deze aanduiding niet gelukkig is tegen
de huidige juridische achtergrond waarbij ouders in ieder geval tot de leeftijd van
twaalf jaar ten volle verantwoordelijk zijn om keuzes te maken en hun instemming te
geven. De leden vragen of de Minister tegen die achtergrond een andere aanduiding
van de problematiek niet gelukkiger zou vinden.
De leden van de SGP-fractie vragen waarom de Minister in zijn brief enkel het cijfer
van 58 DSD-kinderen noemt en hoe hij de stelling rechtvaardigt dat slechts 65 genitale
ingrepen zijn verricht bij naar schatting 58 intersekse kinderen. Hoe geeft de Minister
zich rekenschap van het feit dat nog in vele honderden andere gevallen genitale ingrepen
zijn verricht, zoals in gevallen van hypospadie, die weliswaar strikt genomen niet
de indicatie DSD betreffen, maar die wel voluit het vraagstuk van niet-noodzakelijke
ingrepen bij minderjarigen kunnen betreffen. Wil de Minister hieraan in het vervolg
ook uitdrukkelijk aandacht geven?
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de Minister het feit dat nog geen duidelijke
regeling bestaat inzake beperkingen van ingrepen bij intersekse kinderen ziet in het
licht van ontwikkelingen op andere terreinen, waarbij wel tot verdergaande beperking
is gekomen. Deze leden wijzen op het voorbeeld dat na een aangekondigd wettelijk verbod
op cosmetische chirurgie zonder noodzaak bij minderjarigen door de beroepsgroep een
uitsluiting van deze ingrepen is geregeld. Zou deze situatie in het geval van intersekse
niet ook voor de hand liggen? Vindt de Minister het vanuit gezondheidsrechtelijk perspectief
verantwoord dat nog zo beperkt bescherming is geregeld?
De leden van de SGP-fractie constateren dat vanuit de medische beroepsgroepen soms
terughoudendheid bestaat als het gaat om een wettelijk verbod. Deze leden vragen of
de Minister ook verkent of een gedeeltelijk verbod wenselijk kan zijn, bijvoorbeeld
alleen voor die categorieën waarvan duidelijk is dat ingrepen absoluut onwenselijk
zijn.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.