Brief regering : Update Rijksincassovisie
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 724
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2023
Tijdens het Tweeminutendebat Armoede- en schuldenbeleid van 15 februari jl. (Handelingen
II 2022/23, nr. 53, item 4) heeft het Kamerlid Kat (D66) gevraagd om een actualisering van de Rijksincassovisie
uit 2016. Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek.
Met de Rijkincassovisie en de actualisering pogen we een goede balans te vinden tussen
verschillende waarden. De overheid heeft enerzijds een rol bij het voorkomen en oplossen
van problematische (overheids)schulden. Anderzijds heeft de overheid een inningstaak.
Het uitgangspunt blijft dat mensen (terug)betalen wat ze aan de overheid zijn verschuldigd,
zodat draagvlak voor solidariteit in de verschillende stelsels wordt geborgd. Het
vinden van een juiste balans tussen beide overheidstaken is essentieel. Hetzelfde
geldt voor een juiste balans tussen harmonisatie en vereenvoudiging enerzijds en voldoende
mogelijkheden voor maatwerk en keuzemogelijkheden voor mensen met schulden anderzijds.
Deze brief is tevens een vervolg op de beantwoording van de Kamervragen over het rapport
van de Algemene Rekenkamer «Betalingsregelingen bij uitvoeringsorganisaties van het
Rijk».1 Ik heb bij die beantwoording toegezegd om bij de actualisering van de Rijksincassovisie
2016 in te gaan op de mogelijkheid van een uniforme definitie en toepassing van het
bestaansminimum bij het aangaan van betalingsregelingen op maat. Ook kom ik met deze
brief tegemoet aan het informatieverzoek van het lid Azarkan (DENK) over de rol van
de overheid als schuldeiser, dat hij naar aanleiding van genoemd rapport van de Algemene
Rekenkamer heeft gedaan.
Ik stuur deze brief mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, de Minister voor Rechtsbescherming, de Staatssecretarissen van Financiën,
de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering en de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De Rijksincassovisie 2016 fungeert als leidraad voor de overheidsincasso. Mede gezien
de kabinetsdoelstelling om het aantal huishoudens met problematische schulden in 2030
te halveren is het noodzakelijk om de implementatie van de Rijksincassovisie 2016
te versnellen en te verbreden. Daarbij wordt de focus verplaatst van een gecoördineerde
beslagfase naar een gecoördineerde fase voorafgaand aan het beslag. Het voorkomen
en oplossen van (problematische) schulden wanneer mensen hun vorderingen niet direct
kunnen betalen krijgt dus prioriteit.
Deze brief bevat drie onderdelen. In het eerste deel blik ik terug op de inhoud van
de Rijksincassovisie 2016. In het tweede deel ga ik in op de voortgang die sinds 2016
is bereikt. De brief eindigt met een blik vooruit op de rol en inzet van overheidsorganisaties
bij het voorkomen van problematische schulden.
Ik wil op deze plaats mijn waardering uitspreken voor alle initiatieven die de overheidsorganisaties
al initiëren en uitwerken om tot een betere en verantwoorde overheidsincasso te komen
met oog voor de menselijke maat.
I. Rijksincassovisie 2016
In april 2016 is de Rijksincassovisie naar uw Kamer gestuurd (zie bijlage 1).2 Deze visie is erop gericht om overheidsinstanties bij het incasseren van schulden
meer samen te laten werken. Op die manier kan beter rekening worden gehouden met de
omstandigheden en (betaal)mogelijkheden van mensen met schulden. De autonomie van
de verschillende overheidsorganisaties bij het inrichten van invorderingsprocessen
en invorderingsbeleid wordt daarbij zoveel mogelijk gerespecteerd. Die verschillen
zijn soms onvermijdelijk omdat bijvoorbeeld de aard van de vorderingen en van de doelgroepen
wezenlijk anders zijn. De visie moet leiden tot betere dienstverlening en betere bescherming
van het bestaansminimum door de overheid, rekening houdend met het feit dat de burger
maar één afloscapaciteit heeft. Voorkomen moet dus worden dat verschillende incassotrajecten
van (overheids-)schuldeisers naast elkaar lopen zonder rekening te houden met die
ene afloscapaciteit.
De visie is uitgewerkt in vier thema’s:
1. Transparantie; helderheid over de procedure
Iemand met schulden moet weten waar hij of zij aan toe is. Dit vraagt om duidelijke
communicatie over de verschillende stappen in het incassotraject, over het bedrag
dat is verschuldigd en duidelijkheid over de bijkomende kosten. De persoon met schulden
moet een totaalplaatje kunnen krijgen; welke schulden bij welke overheidsorganisatie
open staan en in welke fase van incasso die zich bevinden. Vervolgens moet iemand
met schulden de overheidsorganisatie op een eenvoudige manier kunnen wijzen op zijn
beperkte afloscapaciteit. De betreffende overheidsorganisatie kan hier dan rekening
mee houden en zo voorkomen dat die persoon onder het bestaansminimum terecht komt.
2. Afstemming Rijksoverheid
Iedere persoon beschikt in beginsel slechts over één afloscapaciteit. Het totale beroep
dat op deze afloscapaciteit wordt gedaan, blijft buiten beeld indien incasso op verschillende
inkomensbestanddelen plaatsvindt. Om zicht te houden op die totale afloscapaciteit
is daarom zowel interne (binnen de betreffende overheidsorganisatie) als externe (met
andere overheidsorganisaties en private partijen) afstemming wenselijk. Vervolgens
is ook afstemming met de persoon zelf van belang om te bespreken wat zijn aflosmogelijkheden
zijn.
3. Maatwerk waar nodig
Overheidsorganisaties houden rekening met de persoonlijke situatie van de betrokkene
en bieden waar nodig en gewenst de mogelijkheid van een maatwerkoplossing. Als sprake
is van problematische schulden is samenwerking met de gemeentelijke schuldhulpverlening
essentieel.
4. Voorkomen (onnodige) schuldenoploop
Extra incassokosten, rente en boetes leiden tot ophoging van de schulden. Voor mensen
met een beperkte afloscapaciteit is een schuldenoploop extra belastend. Waar mogelijk
moet dit worden voorkomen. Hierbij helpt het als incassohandelingen in dergelijke
situaties elkaar niet automatisch opvolgen, maar dat daarin bewuste keuzes te worden
gemaakt.
II. Voortgang
Clustering Rijksincasso
In het samenwerkingsverband clustering Rijksincasso werken de grootste schuldeisers
van het Rijk3 op bovenstaande thema’s samen om een bijdrage te leveren aan het ontzorgen en ondersteunen
van mensen met betalingsproblemen, zodat zij zo veel als mogelijk kunnen voldoen aan
hun financiële verplichtingen. Sinds 2016 zijn de volgende resultaten behaald.
Eén deurwaarder
In 2017 is de clustering Rijksincasso gestart met de bundeling van de deurwaarderstrajecten
van CJIB, DUO, CAK, UWV en RVO.4 Hierdoor hebben mensen (en bedrijven) met schulden bij deze organisaties nog maar
met één deurwaarderskantoor te maken. Dit zorgt voor een vermindering van de complexiteit
en deurwaarderskosten voor de betrokkene en bevordert het maatschappelijk verantwoord
incasseren. Inmiddels zijn achttien overheidsinstanties aangesloten op dit gezamenlijke
deurwaarderstraject.5 Het CJIB heeft met 37 deurwaarderskantoren een contract voor de uitvoering van de
clustering van de deurwaarderstrajecten.
De Belastingdienst en Dienst Toeslagen nemen geen deel aan dit gezamenlijke deurwaarderstraject,
onder meer vanwege het grote volume en de complexiteit van hun vorderingen. De Belastingdienst
heeft eigen deurwaarders in dienst, belastingdeurwaarders, die ook worden ingezet
voor de invordering van toeslagschulden. Gezien de specialistische aard van de werkzaamheden
blijft deze situatie ongewijzigd. Ook de SVB neemt geen deel aan de clustering van
deurwaarderstrajecten, onder meer vanwege de toepassing van vereenvoudigd loonbeslag.
Het aantal zaken dat alsnog naar een deurwaarder wordt doorgezet, is daardoor zeer
beperkt.
Eén betalingsregeling
Een volgende stap binnen de clustering Rijksincasso was de start in 2022 van de eerste
fase van de gezamenlijke Betalingsregeling Rijk met een aantal vorderingen van CAK,
CJIB en DUO. Het doel van de Betalingsregeling Rijk is te komen tot één betalingsregeling
voor vorderingen bij de Rijksoverheid. De Betalingsregeling Rijk biedt een concreet
en laagdrempelig handelingsperspectief in de fase voorafgaand aan de deurwaarder vanuit
de gedachte: één overheidsdebiteur, één schuldenlast en één afloscapaciteit. Het streven
is dat alle deelnemende partijen aan het samenwerkingsverband clustering Rijksincasso
(CRI-partijen) in 2027 de mogelijkheid bieden om een gezamenlijke betalingsregeling
aan te gaan. In het laatste deel van deze brief wordt deze ambitie verder toegelicht.
Vorderingenoverzicht Rijk
Ook wordt binnen de clustering Rijksincasso gewerkt aan het Vorderingenoverzicht Rijk.
Het doel van het Vorderingenoverzicht Rijk is om mensen de mogelijkheid te bieden
een overzicht van hun actuele betalingsverplichtingen aan overheidsorganisaties in
te zien. Zo weten mensen welke vorderingen open staan en kunnen zij op basis daarvan
de noodzakelijke of gewenste acties ondernemen. De ambitie is dat alle CRI-partijen
eind 2025 bij het Vorderingenoverzicht Rijk zijn aangesloten. Ook deze ambitie zal
verder worden toegelicht in het deel waar de acties voor de toekomst worden beschreven.
Vereenvoudiging beslagvrije voet
Op 1 januari 2021 is de wet Vereenvoudiging beslagvrije voet (wvBvv) in werking getreden.
De beslagvrije voet is het deel van het inkomen waar door schuldeisers geen beslag
op mag worden gelegd. Hierdoor blijft ondanks een beslag op inkomen of een verrekening
van periodieke inkomsten altijd een minimumbedrag over om van te leven. Door de wvBvv
is het proces van het berekenen van de beslagvrije voet transparanter geworden. Bovendien
kan de beslagvrije voet worden berekend zonder dat mensen hier zelf gegevens voor
aan hoeven te leveren. Met de Wet herziening beslag- en executierecht is daarnaast
het beslagvrije bedrag bij bankbeslag geïntroduceerd, zodat ook bij bankbeslag het
bestaansminimum is geborgd.
Overheidsconvenant schuldhulpverlening
In 2020 hebben de Belastingdienst (mede namens Dienst Toeslagen), UWV, CJIB, Sociale
verzekeringsbank, het CAK en DUO samen met de NVVK een handtekening gezet onder «Eén
Overheidsconvenant». Het convenant is van grote betekenis voor het schuldregelingsproces.
Het verbetert de samenwerking tussen de schuldhulpverlener en overheidsorganisaties:
• Voor mensen met schulden betekent het convenant dat er sneller duidelijkheid komt
over hun financiële situatie, doordat schuldhulpverleners bij deze zes organisaties
niet meer hoeven te wachten op instemming op een schuldregeling.
• De zes overheidsorganisaties zijn minder tijd kwijt aan het reageren op voorstellen
om schulden te regelen.
• Voor schuldhulpverleners creëert het convenant tijd om dieper in te gaan op gedragsverandering
bij hulpvragers.
Momenteel wordt het convenant geëvalueerd en werken de deelnemende partijen aan een
update.
Menselijke maat
In de Rijksincassovisie 2016 is «maatwerk waar nodig» één van de vier centrale thema’s.
Sindsdien is het belang van het uitgangspunt dat overheidsorganisaties rekening houden
met de persoonlijke situatie van betrokkene alleen maar toegenomen. De Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft uw Kamer op 11 juli 2022 geïnformeerd
hoe de menselijke maat in wet- en regelgeving kan worden bevorderd en heeft de visie
van het kabinet gegeven op hardheidsclausules en het meer mensgericht maken van de
Algemene wet bestuursrecht (Awb).6
Verder stimuleert het overheidsbrede programma Werk aan Uitvoering de reeds ingezette
beweging van uitvoeringsorganisaties om de dienstverlening te verbeteren, zodat deze
beter passend is bij de verwachtingen van mensen en bedrijven met oog voor de menselijke
maat. In het rapport van de TCU «Klem tussen balie en beleid» wordt in dit verband
maatwerk omschreven als «rekening houden met de individuele omstandigheden van mensen
én de bedoeling van de wet». Maatwerk kan nodig zijn omdat een proces niet is toegesneden
op de specifieke situatie van mensen. Maar maatwerk kan ook nodig zijn omdat de (samenloop
van) regelgeving voor de betreffende persoon op een manier uitpakt die niet met de
wet bedoeld is. Vaak zal de professional daarbij ruimte krijgen om een maatwerkoplossing
te kunnen bieden aan mensen en bedrijven. Deze maatregelen en acties dragen tevens
bij aan het rekening houden met de mogelijkheden en omstandigheden van iemand met
schulden en worden door de CRI-partijen meegenomen in de wijze waarop zij aan hun
uitvoeringstaken vorm geven.
Visie op de schuldenketen
Ook zijn de Rijksincassopartijen samen met gemeenten en organisaties en professionals
die zich direct en indirect bezighouden met schuldhulpverlening, en gerechtsdeurwaarders,
onderdeel van de zogenoemde schuldenketen. In 2022 hebben deze partijen een gezamenlijke
visie op de schuldenketen ontwikkeld. Op basis van deze visie willen betrokken partijen
de samenwerking versterken, digitale gegevensuitwisseling stimuleren en ervaringen
delen om van elkaar te leren. Met de tweede Voortgangsrapportage Aanpak geldzorgen,
armoede en schulden informeer ik u begin december verder over deze visie op de schuldenketen
en zal u deze doen toekomen.
III. De toekomst
Sinds 2016 is er voortgang geboekt op de verschillende thema’s uit de Rijksincassovisie,
maar een optimale samenwerking tussen de overheidsorganisaties met borging van het
(absolute) bestaansminimum is nog niet bereikt. Dit blijkt onder meer uit het rapport
van de Algemene Rekenkamer «Betalingsregelingen bij uitvoeringsorganisaties van het
Rijk».
De operationalisering van de Rijksincassovisie 2016 is in hoge mate bepaald door de
vereenvoudiging van de beslagvrije voet en de Wet Herziening beslag en executierecht.
Hiermee worden flinke verbeteringen gerealiseerd, vooral ten aanzien van het borgen
van het bestaansminimum en een eenduidigere dienstverlening. Geborgd moet worden dat
huishoudens met problematische schulden genoeg geld over houden om van te kunnen leven.
De private en publieke partijen streven primair naar oplossingen aan de voorkant en
het voorkomen van dwanginvordering. Voor de gevallen waarbij dwanginvordering onvermijdelijk
is, worden passende maatregelen uitgewerkt om ervoor te zorgen dat ook in geval van
meerdere schulden mensen niet onder het bestaansminimum terecht komen. Gegevensuitwisseling
tussen de beslagleggende partijen is hiervoor nodig. Ook wil het kabinet mensen zelf
meer inzicht en grip geven op hun schuldenpositie.
Door meer in te zetten op het voorkomen en oplopen van schulden zorgen CRI-partijen
dat mensen tijdig aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit kan door waar
mogelijk vorderingen te voorkomen7 en mensen te helpen om vorderingen te betalen (bijvoorbeeld via betalingsregelingen),
en zo uiteindelijk dwanginvordering (en de daarbij bijkomende verhogingen voor de
schuldenaar) tegen te gaan. Daarnaast zien de CRI-partijen de noodzaak om de dienstverlening
te verbeteren en waar nodig te stroomlijnen. Tot slot hebben deze partijen de gezamenlijke
ambitie om te voorkomen dat mensen bij het aangaan van een (of meer) maatwerk betalingsregelingen
onder het bestaansminimum terecht komen.
De vier thema’s uit de Rijksincassovisie 2016 (transparantie richting de burger, afstemming
tussen de verschillende incasserende instanties, ruimte voor maatwerk en voorkomen
van schuldenoploop) zijn nog steeds de leidende principes bij incasso-activiteiten
van de overheid. Daarmee verandert de Rijksincassovisie niet wat betreft thematiek,
alleen heeft de focus zich meer verplaatst naar het voorkomen van problematische schulden.
Om te komen tot een halvering van het aantal huishoudens met problematische schulden
in 2030 is niet alleen verandering van focus noodzakelijk, maar ook het opschalen
en verbreden van verschillende activiteiten en initiatieven overheid breed. Onderstaand
volgt een overzicht van de belangrijkste acties om bovenstaande verandering van focus
te realiseren. De activiteiten zijn geordend onder drie overkoepelende ambities:
1. Het voorkomen van problematische schulden
Als mensen hun vorderingen aan het Rijk niet (kunnen) betalen, loopt de schuldpositie
al snel op. Dit wordt mede veroorzaakt door het in rekening brengen van kosten, boetes
en rente. Verschillende activiteiten moeten eraan bijdragen om ophogingen tegen te
gaan:
• Zoals hierboven al genoemd is de eerste fase van de Betalingsregeling Rijk van start
gegaan, te weten: één gezamenlijke betalingsregeling voor alle openstaande vorderingen
bij CRI-partijen. Er is een verkenning gestart naar de mogelijkheid tot uitbreiding
van de Betalingsregeling Rijk met vorderingen van zowel de Belastingdienst als de
Dienst Toeslagen.8 Het uitgangspunt is dat mensen via één ingang een overzichtelijke betalingsregeling
kunnen afsluiten voor al hun overheidsvorderingen. Hierbij zijn voldoende keuzemogelijkheden
voor maatwerk van belang, zodat mensen op passende wijze aan hun financiële verplichting
kunnen voldoen. Zoals aangegeven is de ambitie dat in 2027 alle overheidsschuldeisers
(met een groot deel van de vorderingen) zijn aangesloten. Of deze ambitie gehaald
wordt, is mede afhankelijk van te verwachte onvermijdelijke wijzigingen in wet- en
regelgeving en ICT- en uitvoeringscapaciteit.
• Daarnaast wordt een onderzoek voorbereid naar de doelmatigheid van ophogingen. De
CRI-partijen brengen samen met de verantwoordelijke departementen in kaart welke ophogingen
tijdens het invorderingstraject kunnen ontstaan. Ook worden de opties verkend om die
schuldoploop te verminderen, inclusief de budgettaire gevolgen daarvan. Het standaard
versturen van een kosteloze betalingsherinnering maakt onderdeel uit van dit traject.9 Dit onderzoek wordt naar verwachting in het voorjaar van 2024 afgerond.
• In reactie op het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie
Kinderopvangtoeslag (Kamerstuk 35 510, nr. 4), zijn de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en Toeslagen herijkt. Op
23 december 2022 (Kamerstukken 31 006 en 24 525, nr. 1161) hebben de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst en de Staatssecretaris
Toeslagen en Douane de vernieuwde invorderingsstrategieën aan de Tweede Kamer gestuurd.
Ook hierin wordt de Rijksincassovisie 2016 in acht genomen. De strategische uitgangspunten
in de invorderingsstrategieën zijn: een persoonsgerichte aanpak, mensen stimuleren
om uit zichzelf te betalen, het voorkomen van probleemschulden, het waarborgen van
het bestaansminimum en dwangmaatregelen als uiterste middel inzetten. Op dit moment
wordt gewerkt aan de uitwerking van de herijkte invorderingsstrategieën in concrete
maatregelen. De laatste stand van zaken is per brief van 4 sept jl.10 naar de Kamer gestuurd. Deze invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en de
Dienst Toeslagen bieden voor hen het uitgangspunt bij de uitwerking van de ingezette
acties binnen CRI, zoals bij de verkenning naar de Betalingsregeling Rijk en de Landelijke
Schuldpauzeknop. Zo ontstaat er een coherente samenloop bestaat tussen de invordering
door de Belastingdienst en Dienst Toeslagen enerzijds en de rijksbrede initiatieven
anderzijds. De Belastingdienst en Dienst Toeslagen informeren de Kamer naar verwachting
in januari 2024 separaat over de voortgang via de stand-van-zakenbrief invordering.
• Tot slot zijn er ook situaties waarin mensen echt niet kunnen betalen. Voor hen is
schuldhulpverlening van belang. CRI-partijen wijzen mensen consequent op de mogelijkheden
hiertoe en zorgen dat hun processen goed zijn aangesloten op schuldhulpverleningsprocessen:
○ Alle CRI partijen streven om waar mogelijk uiterlijk in 2024 bij het Schuldenknooppunt
aan te sluiten.11 Een aantal CRI-partijen moet nog een uitvoeringstoets uitvoeren om te bezien of deze
ambitie valt te realiseren binnen de ICT-portfolio. Het Schuldenknooppunt is een publiek-private
samenwerking tussen schuldhulpverleners en schuldeisers, die de gegevensuitwisseling
tussen schuldhulpverleners en schuldeisers makkelijker en sneller maakt.
○ De CRI-partijen gaan in gesprek met de NVVK over mogelijke deelname aan de Landelijke
Schuldpauzeknop. Via inzet van de Landelijke Schuldpauzeknop wordt aan schuldeisers
gevraagd om innings- en incassomaatregelen tijdelijk op te schorten om rust voor de
hulpvrager te creëren en tijd om de precieze schuldensituatie in beeld te brengen
om tot een oplossing te komen om de schulden af te kunnen betalen. Naast de bestaande
mogelijkheid om de invordering te pauzeren bij aanmelding en gedurende de stabilisatiefase
bij de start van een schuldhulpverleningstraject, wordt verkend of het mogelijk is
om de invordering onder voorwaarden ook op andere momenten te pauzeren, zoals op verzoek
van de hulpvrager.
2. Het verbeteren van de dienstverlening
• Zoals hierboven al beschreven is de belangrijkste verbetering de extra inzet op de
invoering van het Vorderingenoverzicht Rijk. De ambitie is dat alle CRI partijen in
2025 zijn aangesloten met zoveel mogelijk vorderingen.
• Bij alle ontwikkelingen die plaatsvinden om te komen tot het Vorderingenoverzicht
Rijk staat privacy als belangrijke publieke waarde voorop. Mensen vragen zelf hun
gegevens rechtstreeks bij de bron op zonder dat er een derde partij tussen zit. De
vorderingen worden vervolgens in een transparant overzicht in een gebruiksvriendelijke
mobiele applicatie getoond. Ook wordt gewerkt aan een webversie, die via MijnOverheid
toegankelijk wordt. Het overzicht zal mensen ook handelingsperspectieven bieden. Er
wordt onderzoek gedaan welke perspectieven gewenst zijn, maar te denken valt aan het
delen van het overzicht met een hulpverlener, het betalen van vorderingen en het aanvragen
van een betalingsregeling. Ook zal in 2024 worden beoordeeld of het mogelijk is om
ook andere overheden (gemeenten, provincies, en waterschappen) aan te laten sluiten,
wat daar technisch voor nodig is en op welke termijn.
• Daarnaast zal er extra aandacht zijn voor verbetering van de communicatie. Dit mede
naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer. Uit dat rapport blijkt
dat de communicatie over de mogelijkheid om een maatwerkbetalingsregeling af te sluiten
bij CJIB, CAK en de Belastingdienst niet voldoende is. Onder andere naar aanleiding
van deze conclusie hebben CRI-partijen kritisch naar hun communicatie-instrumenten
en werkinstructies gekeken en deze waar nodig verbeterd. Dit vormt overigens een permanent
punt van aandacht in de uitvoering. In aanvulling op deze verbeterslag willen CRI-partijen
hun communicatie meer visueel maken en daarbij gedragsinzichten betrekken. Deze verbeterslag
vraagt om de nodige tijd en inspanningen die in de komende jaren verder zijn beslag
krijgt.
3. Het respecteren van het bestaansminimum
Wettelijk is geregeld dat het bestaansminimum wordt gerespecteerd in geval van beslag.
CRI partijen willen bij het aangaan van betalingsregelingen echter als schuldeisers
ook zo veel mogelijk voorkomen dat mensen met het aangaan van betalingsregelingen
onder het bestaansminimum zakken. Dat is complex omdat het onder meer vraagt om inzicht
in inkomsten, private- en overheidsschulden, verplichte uitgaven van mensen en afstemming
van betalingsregelingen tussen schuldeisers. Om deze ambitie vorm te geven zetten
partijen de volgende acties in gang:
• Uit het rapport van de Algemene Rekenkamer blijkt dat overheidsorganisaties bij het
aangaan van een betalingsregeling verschillende normen hanteren om het bestaansminimum
vast te stellen, zoals de beslagvrije voet, het vrij te laten bedrag en andere wijzen
van berekening van de betalingscapaciteit. Dat maakt het voor mensen extra complex.
Daarom onderzoeken CRI-partijen wat wenselijk en haalbaar is ten aanzien van een eenduidige
norm voor het vaststellen van het bestaansminimum. Daarbij wordt tevens onderzocht
wat hiervoor nodig is voor wat betreft aanpassing in onder andere wet-, regelgeving
en ICT.
• Ook blijkt uit het rapport dat mensen soms door een samenloop van verschillende betalingsregelingen
feitelijk onder het bestaansminimum terecht komen. Dit komt onder andere doordat overheidsorganisaties
onvoldoende zicht hebben op aflossingen aan andere (private) schuldeisers en daarmee
onvoldoende inzicht hebben in de totale beschikbare afloscapaciteit. In 2024 zal SZW
samen met de uitvoeringsorganisaties verkennen wat de mogelijkheden zijn om bij het
aangaan van een betalingsregeling tijdig te signaleren dat er onvoldoende afloscapaciteit
is en dat er andere maatregelen nodig zijn. Dit is een complexe opgave. Het is nu
niet zeker of er voor dit probleem daadwerkelijk een oplossing kan worden gevonden.
Bovenstaande acties zijn ambitieus en noodzakelijk, maar vragen flinke aanpassingen
in de werkprocessen van de betrokken partijen. Bij de verdere uitwerking moet onder
andere aandacht zijn voor geheimhoudingsverplichtingen, privacybelangen en de benodigde
(juridische) grondslagen. Bovendien zijn er vaak grote verschillen in de ICT-landschappen
van uitvoeringsinstanties en wordt er naast verbetering van de Rijkincasso veel van
alle partijen verwacht. Aanpassingen in de uitvoering kunnen alleen op een verantwoorde
manier worden doorgevoerd na een gedegen toets van de exacte gevolgen en een zorgvuldige
implementatie. De genoemde deadlines zijn daarop indicatief en afhankelijk van verder
onderzoek naar de impact op de uitvoering.
Daarbij vraagt de ontwikkeling naar een meer mensgerichte invordering door de overheid
om een eenduidig invorderingsproces en betere dienstverlening voor mensen, die de
verschillende overheidsinstanties als één overheid zien. Dit vraagt veel van de verandercapaciteit
binnen de overheid. Het appel dat hiermee op de zorgplicht van de overheid wordt gedaan,
in een tijd dat de kosten van leven voor iedereen hoger worden, vraagt om keuzes en
oplossingen die niet altijd (eenvoudig) zijn te realiseren. De maatschappelijke opgave
om problematische schulden in 2030 te halveren moet centraal staan.
Deze actualisering van de Rijksincassovisie 2016 moet bijdragen aan het realiseren
van de stip op de horizon dat overheidsorganisaties het ontstaan en oplopen van schulden
zoveel als mogelijk voorkomen, het incassotraject toegankelijker en begrijpelijker
maken en daarbij het bestaansminimum respecteren. Hiermee leggen we een nieuw fundament
voor een toekomstige Rijksincasso, waarbinnen de preventie van schulden centraal staat,
het bestaansminimum is geborgd en er voldoende aandacht is voor de mens achter de
schulden. In de voortgangsrapportages van de aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden
zal ik u informeren over de voortgang op de ambities met bijbehorende activiteiten.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen