Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 424 Regels ten behoeve van de compensatie voor burgers wegens de selectie van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen waarvan niet aannemelijk is dat die selectie heeft plaatsgevonden op fiscale gronden (Wet compensatie wegens selectie aan de poort)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 6 oktober 2023
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie spreken andermaal uit dat het ontoelaatbaar is dat burgers
op voor de fiscaliteit niet relevante kenmerken zijn geselecteerd voor extra handmatige
controle. Deze leden ondersteunen daarom de inzet van de regering om hen die daar
financiële schade aan hebben ondervonden hiervoor te compenseren en om alle betrokkenen
formele excuses aan te bieden. Kan de regering ingaan op in hoeverre dit laatste is
afgerond?
De leden van de D66-fractie delen het belang dat de regering hecht aan het snel compenseren
van burgers die op onterechte gronden geselecteerd zijn voor extra toezicht.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel en
hebben daar op dit moment geen verdere vragen over.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met betrokkenheid en bezorgdheid kennisgenomen
van de Wet compensatie wegens selectie aan de poort. Zij zien de noodzaak van goede
grondrechtelijke bescherming in en zijn ook van mening dat bij het schenden hiervan
maatregelen dienen te worden getroffen, maar hebben bij de keuzes die hierin worden
gemaakt enkele aanvullende vragen. In algemene zin vragen deze leden hoe de ervaringen
rond de Catshuisregeling betrokken zijn bij dit voorstel.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de voorgenomen wetswijziging
van de Wet compensatie wegens selectie aan de poort. Zijn hebben hierover nog een
aantal vragen.
De wet gaat over een compensatie voor mensen die geselecteerd zijn op een keuring
op basis van persoonskenmerken in plaats van op gegronde criteria. Per individueel
geval zal worden gekeken hoeveel men aan geld krijgt in geval van schending. Deze
compensatie wordt altijd vastgesteld op 100% van de bruto correctie en de eventuele
bijkomende schade. Gaat dit niet enorm veel extra werk opleveren, vragen de leden
van de BBB-fractie. Is het niet makkelijker op de compensatie op een vast bedrag vast
te stellen? De Raad van State adviseert om in de toelichting nader op het voorgaande
in te gaan, daarbij het alternatief van tegemoetkoming in de vorm van een vast bedrag
te wegen en zo nodig het voorstel aan te passen. Deze leden zouden dit ook graag zien.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende wet. Zij hebben
hierover nog enkele vragen.
Het lid Omtzigt is behoorlijk verbaasd dat de regering denkt nu te kunnen bepalen
wie er gecompenseerd dient te worden en niet voor het illegaal opslaan van persoonsgegevens
en de rechtsgevolgen die dat gehad heeft. De regering heeft geen inzicht willen geven
in met wie de gegevens gedeeld zijn en welke gevolgen dat gehad heeft. Dat betekent
dat, ook al krijgen mensen compensatie, zij toch ergens geregistreerd kunnen staan
en zeer ernstige gevolgen kunnen ondervinden. Daarom heeft dit lid de volgende vragen.
Allereerst: met wie zijn de gegevens uit Fraude Signalering Voorziening (FSV) gedeeld?
En kan de regering een verslag geven van de casussen die opgelost worden door de helpdesk
die sinds een aantal maanden actief is? Zijn daar nog vermoedens bij gekomen van ander
misbruik en oneigenlijk gebruik van FSV?
Meer recentelijk is de regering zelf begonnen met een onderzoek naar de database Risico
Analyse Model (RAM) die nog veel omvangrijker is, zo constateert het lid Omtzigt.
Dat ontslaat de regering niet van de artikel 68-verplichting om antwoorden op vragen
te geven. Dit lid vraagt daarom: welke velden bevatte de RAM-database? Welke strafrechtelijke
gegevens bevatte de RAM-database? En kan de regering alle memo’s over de RAM-database
die de afgelopen vijf jaar ten minste het DG-niveau bereikt hebben aan de Kamer doen
toekomen? Tot slot vraagt dit lid van welke wetsovertredingen in de RAM-database de
regering nu al op de hoogte is.
2.2 Herbeoordeling van de betreffende aangiften
De leden van de CDA-fractie constateren dat het stappenplan voor de herbeoordeling
van de selectie van de betreffende aangiften inkomstenbelasting een uitgebreid en
gedetailleerd document is, en vanuit die aard voor de belanghebbende belastingplichtigen
als complex kan worden ervaren. Deze leden vragen of de regering meerwaarde ziet in
het maken van een overzichtelijke en begrijpelijke samenvatting, bedoeld voor belastingplichtigen
die uiteindelijk een beschikking zullen ontvangen en een goede afweging moeten kunnen
maken om daartegen al dan niet bezwaar aan te tekenen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering in de toelichting verschillende
voorbeelden noemt van een onterechte en een terechte selectie. Deze leden maken uit
de voorbeelden op dat het voor de kwalificatie «terecht» of «onterecht» nogal wat
uitmaakt of de Belastingdienst voldoende archiefinformatie heeft om de juiste conclusie
te kunnen trekken. Deze leden merken bijvoorbeeld op dat het de vraag is of de inspecteur
ten tijde van de beoordeling alle relevante informatie heeft gedocumenteerd en of
al deze informatie op een goede manier bewaard is gebleven. Ook constateren deze leden
uit de voorbeelden dat het voor een juiste herbeoordeling noodzakelijk is dat de registraties
in het ANBI-register van jaar tot jaar kloppen en terug te herleiden zijn. Deze leden
vragen of deze indruk klopt en of de regering kan garanderen dat voldoende informatie
aanwezig is om redelijkerwijs een afweging te kunnen maken. Deze leden vragen daarnaast
of het klopt dat hoe minder informatie beschikbaar is, hoe meer compensatie gegeven
moet worden, aangezien dit volgt uit de werkwijze dat het aan de Belastingdienst is
om aannemelijk te maken dat selectie slechts op fiscale gronden heeft plaatsgevonden.
Deze leden zien hierop graag een reactie van de regering.
2.3 Compensatie Selectie aan de Poort
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering verwacht dat het aantal burgers
dat in aanmerking komt voor compensatie nog zal stijgen of niet. Hoe verwacht de regering
om te gaan met een eventueel groot aantal bezwaren van mensen die óf vinden dat zij
wel recht hebben op compensatie óf recht hebben op meer compensatie? Hoe wordt geborgd
dat deze mensen binnen een redelijke termijn een duidelijke uitspraak krijgen over
hun bezwaar, zodat zij ontvangen waar zij op basis van de regeling recht op hebben?
Welk afwegingskader wordt hierbij gehanteerd?
2.3.1 Reikwijdte compensatie
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering het niet juist acht om geen rekening
te houden met de situatie dat een discriminatoire selectie niet kan worden uitgesloten,
maar wel aannemelijk is dat geen sprake is geweest van een selectie op grond van fiscale
gronden, en dat ook in dat geval wordt gecompenseerd. Deze leden vragen of de regering
bij het nemen van dit besluit een inschatting heeft gemaakt van het aantal aangiften
waarin niet precies duidelijk is of discriminatoire selectie heeft plaatsgevonden
ten opzichte van het totaal en zo ja, hoeveel dit er naar schatting zijn.
2.3.2 Forfaitaire compensatie
De leden van de D66-fractie vragen de regering in welk deel van de gevallen zij verwacht
dat er sprake zal zijn van over- of ondercompensatie vanwege het toekennen van het
bedrag van de brutocorrectie.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering aangeeft dat er bij een forfaitaire
compensatie die gelijk is aan 100% van de bruto correctie van het verzamelinkomen
een grote kans is op voldoende compensatie, en slechts een (zeer) kleine kans op ondercompensatie.
Deze leden vragen of zij hiermee goed begrijpen dat het effect op de toeslagen en
andere regelingen met deze 100% in vrijwel alle gevallen geheel gecompenseerd is.
Deze leden hebben behoefte aan enige verduidelijking hiervan, en vragen of de regering
hierbij een representatief rekenvoorbeeld wil geven.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering passende maatregelen neemt om een
mogelijke doorwerking naar het recht op bijstand in het jaar na het ontvangstjaar
te beperken. Deze leden vragen of de regering deze maatregelen nader wil toelichten.
Ook vragen zij of dit geldt voor het recht op overige inkomensafhankelijke ondersteuning,
bijvoorbeeld bij gemeenten.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de belastingplichtige niet zelf een verzoek
tot ambtshalve vermindering hoeft in te dienen en dat de regering samenloop zoveel
mogelijk wil voorkomen. Deze leden vragen of er al veel verzoeken om ambtshalve vermindering
zijn binnengekomen die zien op dit onderwerp en vragen hoe de regering met deze verzoeken
omgaat.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Raad van State kritisch is op de keuze
om de compensatie te relateren aan de hoogte van de correctie, aangezien dit kan overkomen
als een beloning voor het opgeven van hogere foutieve aftrekposten. De Raad van State
verwijst hierbij naar vragen van de CDA-fractie in een schriftelijk overleg (Kamerstuk
31 066, nr. 1164), waarop de Staatssecretaris antwoordt dat hij het schenden van een grondrecht zwaarder
weegt dan een materieel juiste correctie. Deze leden constateren dat de regering in
de toelichting aangeeft dat het alternatief, een vast bedrag, als nadeel heeft dat
er meer overcompensatie plaatsvindt. Echter, hierbij gaat de regering uit van een
bedrag van 2.400 euro omdat dit het correctiebedrag is dat het meeste voorkomt. Deze
leden constateren dat ook gekozen zou kunnen worden voor bijvoorbeeld het gemiddelde
bedrag, of een ander bedrag dat lager ligt, om overcompensatie te voorkomen. Zij vragen
of de regering hierop wil reageren en de voor- en nadelen wil schetsen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat in de praktijk het verschil is tussen
een bruto compensatie en een netto compensatie. Waarom heeft de regering voor bruto
compensatie gekozen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoeveel het verschil in uitvoeringskosten
is tussen een individuele benadering en het uitkeren van een vast bedrag aan iedereen
die zonder gegronde (fiscale) reden gecorrigeerd is.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat compensatie via een ambtshalve vermindering
niet mogelijk is omdat niet zeker is dat de Belastingdienst beschikt over alle benodigde
gegevens. Deze leden vragen aan welke gegevens gedacht moet worden los van de bewaartermijn.
Ook vragen deze leden in hoeveel gevallen er waarschijnlijk niet voldoende gegevens
zijn voor een ambtshalve vermindering.
De regering zal passende maatregelen nemen om mogelijke doorwerking naar het recht
op een bijstandsuitkering te beperken, zo lezen de leden van de ChristenUnie-fractie
in de toelichting op het wetsvoorstel. Kan de regering toelichten welke passende maatregelen
zij overweegt?
Er is mogelijk sprake van overcompensatie, zo lezen de leden van de SGP-fractie. Kan
de regering hier een inschatting van geven?
2.3.3. Geen actieve verrekening door de Belastingdienst
De leden van de CDA-fractie steunen de regering in het standpunt om compensatie niet
te verrekenen met een openstaande belastingschuld. Deze leden vragen in aanvulling
hierop in hoeverre dit ook geldt voor andere schuldeisers, en of er mogelijkheden
zijn om dit ook voor andere schuldeisers toe te passen naar analogie met de Hersteloperatie
Toeslagenaffaire.
2.4 Aanvullende compensatie bij bijkomend direct nadeel
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering ervoor heeft gekozen om het
initiatief tot aanvullende compensatie bij bijkomend direct nadeel bij de belastingplichtige
te leggen. Deze leden vragen waaraan zo’n verzoek in formele en inhoudelijke zin moet
voldoen om ten eerste in behandeling genomen te worden en om ten tweede al dan niet
aanspraak te kunnen maken op aanvullende compensatie.
De leden van de CDA-fractie maken zich enige zorgen dat deze aanpak veel eist van
het doenvermogen van belastingplichtigen en mogelijk te veel. Deze leden vragen hoe
de Belastingdienst belastingplichtigen hierbij zo goed mogelijk helpt en of belastingplichtigen
altijd toegang hebben tot laagdrempelige hulp hiervoor. Deze leden merken hierbij
op dat het doenvermogen van verschillende groepen burgers verschilt, en vragen of
de Belastingdienst zich inspant om aan te sluiten bij het doenvermogen van de doelgroep.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom, als de regering stelt dat het
niet wenselijk is dat het recht op een bijstandsuitkering kan worden beperkt en de
geselecteerde hier niet zelf om compensatie kan verzoeken, zij dan wel lezen dat geselecteerde
zelf moet verzoeken tot compensatie van bijvoorbeeld huurtoeslag of andere bijkomende
nadelen omtrent belastingen, premies en inkomensafhankelijke regelingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de belastingplichtige het bijkomende
directe nadeel aannemelijk moeten maken. Is het een realistische inschatting dat alle
betrokkenen voldoende kennis bezitten van belastingen en toeslagen om zelf in te kunnen
schatten of zij nadeel hebben ondervonden aan een hogere aanslag van het verzamelinkomen
dan dat zij zelf hebben aangeleverd? Heeft de regering bijvoorbeeld overwogen om de
geselecteerden een begeleidende brief te sturen met een handleiding hoe zij kunnen
achterhalen of zij bijkomend nadeel hebben ondervonden aan de hogere aanslag?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat fiscale partners met ondervonden materiele
schade voor compensatie zich kunnen wenden tot de reeds bestaande schadeprocessen
binnen de Belastingdienst. Deze leden vragen of de getroffenen ook worden geïnformeerd
over deze mogelijkheid.
2.5 Rentecompensatie
De regering is van mening dat de geselecteerden recht hebben op rentecompensatie over
het bedrag dat zij als compensatie ontvangen omdat de belastingplichtige niet heeft
kunnen beschikken over een bepaald bedrag, zo lezen de leden van de ChristenUnie-fractie.
Is de regering, in het licht van dat belastingplichtigen in de basis geen recht hadden
op het verschil in aangifte en correctie, van mening dat zij dan wel recht hebben
op rente over dit geld als dit eigenlijk helemaal niet tot hun vermogen behoort?
De leden van de SGP-fractie vragen welke «passende maatregelen» de regering neemt
om mogelijk (onwenselijke) doorwerking naar het recht op een bijstandsuitkering te
beperken.
3. Uitvoering en budgettaire gevolgen
De leden van de D66-fractie vragen de regering in te gaan op de mate van zekerheid
van de raming van de uitvoeringskosten.
Bij de budgettaire gevolgen lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat de uitvoeringskosten
bij dit wetsvoorstel geschat worden op circa 2,75 miljoen euro. Uit het voorstel maken
de leden op dat de bandbreedte van het verschil tussen de aangifte en de correctie
tussen de 1.600 en 2.400 euro ligt. Ook valt er te lezen dat het gemiddelde bedrag
bij de steekproef 2.200 euro is. De regering vermeldt in de toelichting dat zij niet
kiest voor een vast bedrag ter compensatie, omdat er dan veel overcompensatie plaatsvindt
en zij dit niet wenselijk acht. Wat is het totaalbedrag aan overcompensatie wanneer
gekozen wordt voor een bedrag van 2.200 euro? Zou het zo kunnen zijn dat de uitvoeringskosten
van 2,75 miljoen euro hoogstwaarschijnlijk hoger zullen zijn dan de totale overcompensatie?
Deze leden vragen in dat licht om een reflectie van de regering op de gekozen manier
van compenseren.
4. Doenvermogen
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering omgaat met gevallen waarin de hoogte
van het compensatiebedrag invloed kan hebben op de hoogte van het vermogen en/of verzamelinkomen,
wat in effect invloed kan hebben op de hoogte van toeslagen. Kan de regering daar
nader op ingaan?
7. Advies en consultatie
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat de Belastingdienst een proactieve houding
aanneemt ten aanzien van het contact met belastingplichtigen. In dat kader vragen
deze leden of de brieven die na herbeoordeling aan belastingplichtigen zullen worden
verstuurd begrijpelijk zijn en voldoen aan de kaders die de Belastingdienst hierbij
zelf heeft gesteld, bijvoorbeeld vanuit het project «Begrijpelijke brieven Belastingdienst».
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om een reflectie op de opmerking
van de Raad van State met betrekking tot het hoger «belonen» van grotere fouten.
8. Rechtsbescherming
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Raad van State opmerkingen heeft gemaakt
over de inschatting dat slechts tegen 1% van de beschikkingen bezwaren zal worden
ingediend. Deze leden missen net als de Raad van State een nadere onderbouwing hiervan.
Deze leden lezen bijvoorbeeld dat wordt verwezen naar een vergelijkbaar proces, waarbij
het aantal bezwaren 0,2% bedroeg. Deze leden vragen om welk proces het gaat en hoe
dit vergelijkbaar is met de aanpak in dit wetsvoorstel.
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat de wet een tijdelijk karakter kent. Waarom
kiest de regering niet voor een horizonbepaling?
Artikel 9. Inwerkingtreding
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering wil aangeven wanneer het compenseren
van gedupeerden na inwerkingtreding van het wetsvoorstel op 1 januari 2024 naar verwachting
is afgerond. Deze leden vragen of er een evaluatie van het wetsvoorstel en de compensatie
zal plaatsvinden en hoe dit uit de tekst van het wetsvoorstel blijkt.
OVERIG
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering wil ingaan op de constatering van
de Raad van State dat in het wetsvoorstel niet de dubbele toets gehanteerd wordt,
vanwege de aanname in het voorstel dat sprake is van een grondrechtschending. Deze
leden vragen ook een reactie van de regering op de constatering van de Raad van State
dat uit de jurisprudentie niet lijkt te volgen dat compensatie voor omliggende aangiftejaren
nodig is. Deze leden vragen waarom de regering hier desondanks voor gekozen heeft.
De voorzitter van de vaste commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Meijerink
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.J. Meijerink, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 24 | Voor | |
PVV | 16 | Voor | |
CDA | 14 | Voor | |
PvdA | 9 | Voor | |
SP | 9 | Voor | |
GroenLinks | 8 | Voor | |
PvdD | 6 | Voor | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Voor | |
BBB | 4 | Voor | |
DENK | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 2 | Voor | |
Volt | 2 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Voor | |
Ephraim | 1 | Niet deelgenomen | |
Fractie Den Haan | 1 | Voor | |
Gündogan | 1 | Niet deelgenomen | |
JA21 | 1 | Voor | |
Omtzigt | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.