Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het onderzoek indicatieve kosten-batenanalyse kansspelen (Kamerstuk 24557-210)
2023D40802 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben de onderstaande fracties
de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Rechtsbescherming
over het onderzoek indicatieve kosten-batenanalyse kansspelen (Kamerstuk 24 557, nr. 210).
De voorzitter van de commissie,
Kat
De adjunct-griffier van de commissie,
Burger
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de verkenning van
de maatschappelijke kosten en baten van kansspelen en hebben daarover nog enkele vragen.
In het onderzoek worden de maatschappelijke kosten en baten van kansspelen onderzocht,
waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen risicovolle en risicoarme kansspelen. De
leden van de VVD-fractie lezen dat de maatschappelijke kosten van loterijen beperkt
zijn vanwege het lage verslavingsrisico. Tevens zijn de maatschappelijke baten groot
dankzij de afdrachten aan goede doelen en de sportsector. Het onderscheid tussen risicovolle
en risicoarme kansspelen is meermaals ter sprake gekomen en bekrachtigd met de motie
van het lid Rudmer Heerema over het verankeren van het onderscheid tussen risicovolle
en risicoarme kansspelen (Kamerstuk 24 557, nr. 182). Echter merken voornoemde leden dat dit onderscheid nog altijd onvoldoende wordt
gewaarborgd. Deze leden vragen daarom of naar aanleiding van dit onderzoek het risicoprofiel
van het kansspel centraler kan worden gesteld tijdens het ontwikkelen van beleid en
invoeren van maatregelen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de laatste verhoging van de kansspelbelasting
tot complexe problemen in de sportsector heeft geleid, immers de afdrachten aan de
sport worden lager als de kansspelbelasting wordt verhoogd. De sportsector heeft na
corona en na de energiecrisis geen vet meer op de botten dus een verhoging van de
kansspelbelasting kan desastreus uitpakken voor deze sector. Deelt de Minister deze
mening? Op welke wijze gaat de Minister garanderen dat de afdrachten aan de sport
op ministens hetzelfde niveau blijven zodat de sportsector weet waar ze aan toe is?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het hoofdstuk waarin de bruikbaarheid
van het onderzoek wordt beschreven voor verdere beleidsvorming en toekomstige beleidsevaluaties.
Hoe zullen de resultaten van dit onderzoek worden meegenomen in de ontwikkeling van
toekomstig beleid?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
het onderzoek indicatieve kosten-batenanalyse kansspelen en het onderzoek «Rood-zwart
ontward». Zij hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
Kwantificering maatschappelijke kosten en baten
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister en in het onderzoek
«Rood-zwart ontward» dat de tot nu toe ingeschatte kosten voor kansspelverslaving
aanzienlijk zijn. Volgens deze leden bevestigt dit dat de risico’s omtrent kansspelen
groot zijn, bijvoorbeeld op het gebied van veel geldverlies en het ontstaan van verslavingen.
Wat zijn volgens de Minister geschikte maatregelen om ervoor te zorgen dat de verslavingscijfers
omlaag gaan? Kan hij daarbij specifiek ingaan op het opstellen van richtlijnen over
de inhoud van de zorgplicht van kansspelaanbieders, speellimieten, verdergaande (gerichte)
reclameverboden en het vergroten van de bekendheid en vindbaarheid van bijvoorbeeld
het Cruks?
De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister in de brief het belang onderkent
van verslavingspreventie en onderzoek en monitoring hieromtrent en dat hij de komende
tijd in beleid de nadruk gaat leggen op verslavingspreventie. Deze leden onderschrijven
dat dit een belangrijk punt is om op te focussen, zeker waar het gaat om kwetsbare
groepen zoals jongeren tussen de 18 en 24 jaar. Kan de Minister toelichten wat hij
concreet wil gaan doen om de nadruk meer op preventie te leggen?
De leden van de D66-fractie lezen dat de kosten van schuldhulpverlening als gevolg
van gokschulden meetellen als materiële maatschappelijke kosten en dat het evenwel
lastig is om de causaliteit van een schuldhulpverleningstraject goed te ontrafelen.
Vaak spelen er ook andere factoren een rol, zoals financiële laaggeletterdheid. Kan
de Minister toelichten wat hij concreet wil gaan doen om dit op te lossen?
De leden van de D66-fractie lezen dat hoog-risicospelers terecht een speerpunt van
het kansspelbeleid zijn, maar ook dat midden-risicospelers een categorie zijn die
niet moet afglijden richting ernstigere vormen van speelgedrag. Hoe gaat de Minister
voorkomen dat dit gebeurt?
De leden van de D66-fractie lezen in het onderzoek «Rood-zwart ontward» een aanbeveling
om de periodieke bevolkingsenquête aan te passen met vragen specifiek gericht op gambling harms, die toegespitst zijn op het uitgebreid meten van de financiële, psychische, werkgerelateerde
en relatieproblemen die veroorzaakt kunnen worden door gokproblematiek en op effecten
op de arbeidsproductiviteit. Ook zou er meer aandacht kunnen komen voor de ervaringen
van de mensen in de directe omgeving/het huishouden van de probleemgokker. Verder
kan de registratie van de gemeentelijke schuldhulpverlening worden verbeterd zodat
de link met problematisch gokgedrag beter gelegd kan worden. Het zou goed zijn om
gokgerelateerde suïcide(pogingen) scherper in beeld te brengen. Is de Minister voornemens
om deze aanbevelingen op te volgen? Zo ja, welke en hoe? Zo nee, welke niet en waarom
niet?
Vervolg
De leden van de D66-fractie lezen dat het vooronderzoek voor de evaluatie van de Wet
Kansspelen op afstand (Wet Koa) loopt en dat de Minister op basis van dit onderzoek
nog geen conclusies voor het kansspelbeleid trekt maar de evaluatie in 2024 afwacht.
Deze leden merken op dat er in de tussentijd een advies is uitgebracht door de Nationaal
Rapporteur Verslavingen over online kansspelen, waarin 22 concrete voorstellen zijn
gedaan om bijvoorbeeld de risico’s op verslavingen te verkleinen. Is de Minister voornemens
om al eerder met deze voorstellen aan de slag te gaan en zo ja, met welke?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor
Rechtsbescherming over het onderzoek indicatieve kosten-batenanalyse kansspelen. Deze
leden zijn allereerst van mening dat het legaliseren van online kansspelen heeft geleid
tot meer gokkers, verslavingen en schulden. Dit is volgens deze leden een pijnlijke
waarheid, dus vraagt het om directe actie om te voorkomen dat nog meer gokkers verstrikt
raken in de verslavende wereld van het online gokken. Deze leden vragen daarom allereerst
of de Minister het met deze leden eens is of een averechts effect is bereikt met de
Wet Koa, waardoor maatregelen genomen moeten worden om het huidige beleid rondom online
kansspelen te herzien.
De leden van de CDA-fractie lezen dat op basis van de beschikbare informatie en de
keuzes die de onderzoekers gemaakt hebben bij het wegen van de informatie over de
kosten en baten, het consumentensurplus voor een groot deel bijdraagt aan de baten
en kansspelverslaving aan de kosten. Risicovolle kansspelen, in het bijzonder casino’s,
speelautomaten en kansspelen op afstand, laten aanzienlijk hogere kosten van kansspelverslaving
zien. Deze leden vragen een reflectie hierop van de Minister, met name als het gaat
om de kosten van kansspelverslavingen. Is de Minister het met deze leden eens dat
de cijfers rondom kansspelverslavingen sinds 1 oktober 2021 zorgwekkend zijn? Zo nee,
waarom niet en zo ja, welke maatregelen gaat de Minister nemen?
Kwantificering maatschappelijke kosten en baten
De leden van de CDA-fractie lezen dat de indicatieve berekening van de kosten en baten
van online kansspelen ook laat zien dat bij een legaal aanbod van online kansspelen
de baten de kosten overstijgen. In hoeverre zouden de kosten de baten alsnog overstijgen
als het aanbod van online kansspelen niet legaal zou zijn?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister inziet dat het belang van verslavingspreventie
en onderzoek en monitoring hieromtrent aanzienlijk is. Deze leden vragen welke gevolgen
de Minister hieraan gaat verbinden, in andere woorden vragen zij welke concrete maatregelen
de Minister gaat nemen om de verslavingspreventie uit te breiden en resultaten te
boeken om online gokverslavingen tegen te gaan.
Onzekerheden
De leden van de CDA-fractie lezen dat een aantal kanttekeningen wordt gemaakt bij
de indicatieve beelden van de kosten-baten-analyse, met name dat er sprake is van
ontbrekende informatie. Dit is bijvoorbeeld het geval bij witwassen en ondermijning.
Deze leden vragen of de Minister deze informatie alsnog inzichtelijk kan maken, zodat
een compleet beeld verkregen kan worden van de kosten en baten. Zo nee, waarom niet?
Vervolg
De leden van de CDA-fractie lezen dat op dit moment het vooronderzoek voor de evaluatie
van de Wet Koa loopt, waar ook vanuit andere aspecten, zoals maatschappelijke impact,
naar de wet wordt gekeken. In hoeverre worden hier de verslavingscijfers van met name
jongvolwassenen meegenomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties hebben met belangstelling kennisgenomen
van het onderzoek indicatieve kosten-batenanalyse kansspelen en de brief van de Minister
voor Rechtsbescherming daarover. De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat
het Nederlands kansspelbeleid in het algemeen en de markt voor online gokken in het
bijzonder scherp getoetst moeten worden aan de doelstellingen van het beschermen van
consumenten, het tegengaan van kansspelverslaving en het aanpakken van illegaal gokken
en de daarmee samengaande criminaliteit. Zij zullen de kosten en baten van kansspelen
daarom tegen deze achtergrond bezien. Bijvoorbeeld financiële baten voor de overheid
achten zij van ondergeschikt belang daaraan. De winsten voor gokbedrijven zien deze
leden eerder als lasten ten koste van de burger dan als financiële baten.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties lezen in de bevindingen van de onderzoekers
dat, vanwege de hoge afdrachten en relatieve lage risico’s op verslaving, loterijen
een groot positief saldo hebben. Vooral omdat naar de mening van deze leden de risico’s
klein zijn en de financiële baten deels gebruikt worden voor maatschappelijk relevante
doelen, zien zij dit deel van de kansspelmarkt als minder schadelijk in het licht
van de bovengenoemde doelstellingen van het kansspelbeleid. Zij hebben hierover dan
ook geen verdere vragen. Dat is anders daar waar het de risicovolle kansspelen, zoals
casino’s, speelautomaten en kansspelen op afstand betreft. Die laten, zo blijkt uit
het onderzoek, aanzienlijk hogere kosten van kansspelverslaving zien. De Minister
stelt dat dit het beeld van het belang van verslavingspreventie en onderzoek en monitoring
hieromtrent bevestigt. De aan het woord zijnde leden delen deze mening. Echter, zo
vragen zij, wat betekent het feit dat er een groot risico op kansspelverslaving is
voor de visie van de Minister op de markt van dergelijke risicovolle kansspelen? In
welke mate hebben kansspelaanbieders een zorgplicht om verslaving te voorkomen en
hoe kan die worden aangescherpt? Of kunnen er strengere eisen worden gesteld aan het
verkrijgen van een vergunning met duidelijker sanctiemogelijkheden tot aan het intrekken
van een vergunning? Deelt de Minister de mening dat het wellicht ook tijd is om maatregelen
te treffen om de omvang van die markt terug te brengen en op die manier de risico’s
in te dammen? Zo ja, aan welke maatregelen, naast de restricties op het maken van
reclame, denkt de Minister? Acht hij het wenselijk om het aantal vergunningen voor
het aanbieden van bijvoorbeeld online kansspelen terug te brengen, desnoods door de
Wet Koa daarop aan te passen? Zo nee, waarom niet? Hoe denkt de Minister over het
vastleggen van een maximale inzet per speler per week?
Tenslotte hebben de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties een vraag over hoe de
Minister aankijkt tegen de wijze waarop de onderzoekers de baten voor consumenten
definiëren. De onderzoekers gebruiken daarvoor het economische begrip consumentensurplus.
Dat begrip vullen zij voor de kansspelmarkt in als het plezier dat deelnemers met
gokken ervaren en de mate waarin dat hun financiële inleg en andere kosten overstijgt.
Om dat plezier – een immateriële bate – in geld uit te drukken wordt de betalingsbereidheid
gebruikt. Dat wil zeggen dat de kansspeldeelnemer voor het deelnemen aan een kansspel
bereid is minstens zo veel of meer te betalen dan de prijs die er moet worden betaald.
De aan het woord zijnde leden vragen echter of degenen die aan de genoemde risicovolle
kansspelen deelnemen wel goed genoeg geïnformeerd zijn over de markt waarop zij actief
zijn. Hebben zij wel genoeg kennis over de winstkansen van hun deelname of genoeg
kennis van de risico’s op verslaving? Immers, zo menen deze leden, mocht dat niet
het geval zijn dan is de keuze om aan een kansspel deel te nemen niet op goede gronden
genomen en vallen de feitelijke baten wellicht lager uit dan in het geval er wel sprake
was van een goed geïnformeerde en rationeel handelende deelnemer. Kan de Minister
hier nader op ingaan? Wat zegt dat over de uitkomst van de door de onderzoekers genoemde
baten voor consumenten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben het onderzoek «Rood-zwart ontward, Verkenning van
de maatschappelijke kosten en baten van kansspelen», uitgevoerd door het Wetenschappelijk
Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), met veel interesse gelezen. Deze leden willen
het WODC bedanken voor het «pionierswerk» dat zij hebben gedaan in het kader van een
kosten-batenanalyse ten aanzien van de kansspelen. Zij hebben aan de hand van het
onderzoek nog een aantal vragen aan de Minister.
De leden van de SP-fractie willen hierover in algemene zin zeggen dat het moeilijk
te kwantificeren is om de kosten voor de samenleving goed uit te rekenen. Juist omdat
zaken als verslaving voor sommige mensen dusdanig grote effecten hebben op iemands
leven, dat een kwantificatie vrijwel onmogelijk is. Het enkel economisch uitrekenen
van de gevolgen van kansspelen is daarmee hooguit een factor binnen het totale beleid
dat moet worden gemaakt op kansspelen waarbij de maatschappelijke en juridische effecten
wat deze leden betreft zwaarder wegen. Hiermee willen zij absoluut niet het werk van
de onderzoekers teniet doen, maar wel waken voor het feit dat dit op geen enkele manier
een sluitend onderzoek is dat zonder deze andere effecten van invloed kan zijn op
het beleid. Deelt de Minister deze mening?
De leden van de SP-fractie lezen dat er een onderscheid in de baten wordt gemaakt
van vier categorieën te weten consumentensurplus, producentensurplus, filantropie
en belastingeffecten. Hieruit valt te lezen dat het consumentensurplus, dus wat wordt
verdiend aan de gokkers, het grootste «positieve» effect heeft op de baten. Vindt
de Minister dit een wenselijke opbrengst? Is dit één op één te vergelijken met het
effect dat de kosten voor verslavingszorg lager worden geschat dan de opbrengsten
van het consumentensurplus? Deelt de Minister de mening dat dit niet duidelijk tegenover
elkaar te zetten is en dat dit vanuit een maatschappelijk oogpunt, appels met peren
vergelijken is?
De leden van de SP-fractie lezen dat tegenover de baten in het onderzoek ook maatschappelijke
kosten worden omschreven, te weten verslaving, illegaliteit en criminaliteit, kosten
voor de overheid en de bescherming van consumenten. Hierin zijn de kosten ruimschoots
terug te vinden in de verslavingskosten. Is hier ook recidive in meegenomen? Op welke
manier valt volgens de Minister de schade te berekenen die mensen oplopen vanwege
een verslaving, bijvoorbeeld ook in de persoonlijke sfeer? Onderschrijft de Minister
de analyse dat de totale kosten in het onderzoek onderschat worden juist omdat er
geen duidelijke schatting kan worden gemaakt van het criminele en illegale circuit?
De leden van de SP-fractie zien dat de onderzoekers constateren dat de baten opwegen
tegen de kosten en dat het beleid omtrent kansspelen daarmee meer «baten» dan lasten
heeft. Het positieve saldo is jaarlijks 2 miljard euro, vooral vanwege loterijen die
volgens de onderzoekers veel opleveren en een lage kans op verslaving meebrengen.
Deze leden zijn het WODC dankbaar voor het onderzoek maar zien ook veel onzekerheden
in de resultaten van het onderzoek, die het WODC ook zelf erkent. Juist de berekeningen
in de kostenkant zijn niet geheel accuraat omdat niet alles te kwantificeren viel,
en daarmee worden de kosten naar inschatting van voornoemde leden nu wel onderschat,
waardoor het bedrag van 2 miljard euro ook een overschatting is aan totale baten minus
kosten. Onderschrijft de Minister deze analyse? Er ontbrak informatie waardoor bepaalde
zaken niet te kwantificeren waren. Zo zijn ook de kosten betreffende witwassen en
ondermijning erg moeilijk in te schatten. De Minister geeft daarnaast terecht de zorg
aan dat de kosten die meekomen met kansspelverslaving aan de hand van de legale online
gokmarkt echt aanzienlijk zijn. Heeft dit op enige manier invloed op het huidige Nederlandse
beleid? Laat dit ook niet zien dat extra investeringen in de verslavingszorg hard
nodig zijn? Is het voor eventueel vervolgonderzoek nog mogelijk de effecten te kwantificeren
per leeftijdscategorie? Is het in dit opzicht een idee om bij een volgend onderzoek
uitgebreid verslavingsexperts, zowel wetenschappelijk als in de praktijk, mee te nemen
om zo een beter beeld te krijgen van deze gevolgen?
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat de resultaten van dit
onderzoek geen invloed hebben op het kansspelbeleid maar dat dit wel zal worden betrokken
bij de evaluatie van het kansspelbeleid. Dat vinden deze leden een verwarrende conclusie.
Kan daarmee niet worden aangenomen dat dit vanwege de rol die dit zal gaan innemen
bij de evaluatie, wel als bouwsteen zal worden gebruikt voor nieuw beleid? Voornoemde
leden willen in dat opzicht namelijk wel wijzen op de onzekerheden die in het onderzoek
zitten, zoals het nog niet volledige beeld van de effecten van de legalisering online
gokken en de maatschappelijke kosten van verslaving die in veel gevallen niet in geld
uit te drukken is. Deelt de Minister deze mening? Wat concludeert de Minister uit
het onderzoek betreffende het huidige Nederlandse beleid?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties danken de Minister voor de toegezonden
stukken. Zij hebben behoefte aan het stellen van nadere vragen.
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties vragen de Minister of voorafgaand, tijdens
of na afloop van dit onderzoek contact is geweest met gokbedrijven of lobby-organisaties.
Zo ja, welke invloed hebben zij gehad op het onderzoek danwel de kabinetsreactie?
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties zijn diep geschokt door de inschatting
dat in 2019 107 zelfdodingen voortkwamen uit gokproblematiek. Zij maken zich zorgen
over de ontwikkeling in deze trend nu meer en meer mensen gaan gokken en juist ook
deelnemen aan meer verslavende vormen van gokken. In 2022 is bijna 1 miljard euro
meer online vergokt dan in 2019. Zij vragen de Minister een diepgaande reflectie hierop
en hierbij in te gaan op de volgende drie punten:
1. de verwachtingen voor 2023 en verder nu steeds meer mensen gaan gokken, het aandeel
jongeren toeneemt en ook steeds meer sprake is van deelname aan meer verslavende vormen
van gokken. Indien dit niet mogelijk is horen voornoemde leden graag op welke wijze
een monitoringsmechanisme gaat worden ontwikkeld om dit wel in beeld te krijgen;
2. de ontwikkeling dat een bovengemiddeld groot deel van de deelnemers aan online gokken
jongvolwassen is en de invloed die dit kan hebben op de ontwikkelingen van het aantal
zelfdodingen voortkomend uit gokproblematiek;
3. de opvolging die wordt gegeven aan de oproep van onderzoekers om nader onderzoek te
doen naar de relatie tussen gokproblematiek en suïcide.
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties voelen een groot ongemak dat ondanks
deze schrikbarende cijfers in het onderzoek wordt gesproken van een positieve balans
van de baten ten opzichte van de maatschappelijke kosten. Zij vragen of de Minister
dit ongemak deelt temeer daar die baten zitten in zaken als consumentensurplus en
staatsinkomsten. Is het niet pijnlijk dat de Staat verdient aan gokverslaving, met
alle gevolgen van dien? Hoe verhoudt dit zich tot het preventiebeleid dat de overheid
hanteert? Moet niet drastischer worden ingegrepen in plaats van de zogenaamde zelfregulering
door gokbedrijven zelf? Slaat de balans wat de Minister betreft ook positief uit?
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties zijn benieuwd wat nu eigenlijk de doelstellingen
zijn van de Minister voor het gokbeleid en welke maatschappelijke baten worden verwacht.
Ziet de Minister dat een kanalisatiegraad van 93% bijvoorbeeld helemaal geen goed
nieuws is, als dat betekent dat 60% van de huidige gokkers voorheen niet gokte?
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties zien dat een groot gedeelde van de baten
wordt gevat in het zogeheten consumentensurplus. Dit ziet er vooral op dat mensen
bereid waren meer te betalen voor het product dan ze hebben gedaan. In hoeverre is
dat nou echt een maatschappelijke baat te noemen? Voorts vragen deze leden of het
ook als consumentensurplus wordt gezien wanneer iemand met een gokverslaving bereid
was geweest meer te betalen voor deelname aan online gokken. Tot slot vragen voornoemde
leden of zij het juist zien dat dat deel van het consumentensurplus dat bestaat uit
het positieve gevoel dat mensen hebben wanneer geld wordt afgedragen aan een goed
doel, ook wordt bereikt wanneer mensen rechtstreeks kiezen voor het geven van geld
aan een goed doel.
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties vragen wat de Minister ervan vindt dat
juist ook vanuit staatsdeelnemingen mensen worden aangezet tot deelname aan loterijen
met miljoenenprijzen in het vooruitzicht wetende dat mensen met een laag inkomen een
groter deel van hun inkomen besteden aan dergelijke loterijen. Hoe past dit binnen
het armoedebeleid van de regering en het preventiebeleid dat de overheid voert op
het voorkomen van armoede en schulden?
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties vragen of het niet beter zou zijn te
stoppen met de miljoenenbeloftes bij loterijen en te kiezen voor een hoger afdrachtspercentage
dan nu het geval is. Voornoemde leden denken zelf aan een percentage van bijvoorbeeld
90% maar kunnen zich ook een ander percentage voorstellen. Kan de Minister aangeven
waarom het huidige percentage goed is?
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties vragen de Minister wanneer de evaluatie
van de wet Koa zal zijn afgerond.
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties vragen hoe de Minister de ontwikkeling
duidt dat sinds het verbieden van reclame voor online gokken, gokbedrijven meer tv-programma’s
zijn gaan sponsoren. Wat vindt de Minister ervan dat de markt op deze manier weer
regels probeert te omzeilen? Is het passend dat programma’s op de publieke omroep
door gokbedrijven worden gesponsord?
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties zien dat de afgelopen maanden waarschuwing
op waarschuwing komt vanuit verslavingszorg over de toename van gokproblematiek, met
de laatste rapportage van de Nationaal Rapporteur Verslavingen als nieuw dieptepunt
(Kamerstuk 24 557, nr. 212). Daar bovenop komt nu ook de relatie tussen gokproblematiek en zelfdodingen. Hoeveel
nieuwe gokkers moeten er nog bijkomen voordat de Minister realiseert dat de legalisering
van online gokken moet worden teruggedraaid en er écht werk gemaakt moet worden van
consumentenbescherming? Is de Minister bereid per direct een wetsvoorstel voor te
bereiden om de legalisering van online gokken terug te draaien?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Kat, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
M.C. Burger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.