Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 429 Verlaging van de eigen bijdrage in de huurtoeslag voor de jaren 2024 en verder (Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 5 oktober 2023
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben enkele
vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie zien in het wetsvoorstel een belangrijke verbetering voor
de koopkracht voor veel huishoudens die een huurtoeslag ontvangen.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties hebben het wetsvoorstel met interesse
gelezen en hebben nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de Wet
verlaging eigen bijdrage huurtoeslag. Hierbij hebben deze leden een aantal vragen.
Heeft de regering overwogen het onderhavige wetsvoorstel te integreren met een ander
wetsvoorstel dat in de Kamer voorligt, namelijk de Wet vereenvoudiging huurtoeslag?
Is gelet op de samenloop met de Wet vereenvoudiging huurtoeslag overwogen de wetsvoorstellen
ineen te schuiven? Zo nee, waarom niet?
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Wet verlaging eigen bijdrage
huurtoeslag en hebben hierover de volgende vragen.
Gelet op de inflatieverwachtingen van komende jaren en het afnemen van de absolute
verlaging van de eigen bijdrage, vragen de leden van de BBB-fractie of de relatieve
impact van de maatregel per jaar niet minder accuraat wordt naar mate de tijd vordert.
Ook vragen de leden van de BBB-fractie waarom er niet is gekozen voor een opbouw van
de verlaging en deze andersom dan thans toe te passen en waarbij de verlaging van
de eigen bijdrage tot 2029 toeneemt in plaats van afneemt zodat zij de inflatie beter
dekt.
Verder constateren de leden van de BBB-fractie dat er wordt gesteld dat het onderhavige
wetsvoorstel leidt tot een afname van 0,4 procentpunt in armoede en daarmee ook een
0,4 procentpunt afname is in de kinderarmoede. Waarop is die één op één causaliteit
tussen algemene en kinderarmoede gebaseerd? Hoe en in hoeverre zorgt het onderhavige
wetsvoorstel ervoor dat de verruiming in gelijke mate wordt verdeeld over alle huishoudens
die huurtoeslag ontvangen? Zijn er ook alternatieven onderzocht en zo ja, kunnen deze
dan worden geopenbaard?
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel
en hebben hierover nog enkele vragen.
Het lid Omtzigt constateert dat het onderhavige wetsvoorstel voorziet in een verlaging
van de zogenoemde basishuur. De basishuur is het gedeelte van de huur dat voor rekening
van de huurtoeslagontvanger blijft. Doel van de maatregel is om de stijging van armoede
in het algemeen en armoede onder kinderen in het bijzonder te voorkomen. Hoe voorziet
de regering in maatregelen om de stijging van armoede te voorkomen ten aanzien van
eigen woningbezitters met een hypotheek die arbeidsongeschikt of werkloos zijn geworden
en een laag inkomen hebben?
Concrete invulling van de verruiming
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties delen de zorgen van de regering over
de dreigende toename van armoede en kinderarmoede in Nederland. Tegelijkertijd vragen
deze leden – net als bij het kindgebonden budget – of het verhogen van een inkomensafhankelijke
toeslag het beste middel is om de armoede te verlagen. Ook lijkt de huurtoeslag hiermee
steeds meer een generiek middel voor armoedebestrijding te worden in plaats van een
specifieke toeslag voor het betalen van huur. Kan de regering hierop reflecteren?
Deze leden vragen de regering daarnaast om meer te zeggen over de maatvoering van
de maatregel: de voorgestelde wijziging is in de ogen van deze leden immers niet voldoende
om de armoede substantieel te reduceren.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties zijn benieuwd of de regering ook heeft
overwogen de intensivering van de huurtoeslag anders in te vullen en de regeling zo
wellicht ook enigszins te vereenvoudigen. Daarbij vragen deze leden de regering om
specifiek toe te lichten waarom niet is gekozen voor het gelijktrekken van de verschillende
parameters voor AOW’ers en niet AOW’ers. Ook had de regering in de ogen van deze leden
kunnen kiezen voor het verlagen van de leeftijdsgrens van 23 jaar naar 21 jaar en
het verhogen van de vergoeding tussen de kwaliteitskortingsgrens en de aftoppingsgrens.
Kan de regering voor elk van deze maatregelen toelichten waarom er niet voor gekozen
is?
Deze leden vragen tot slot op dit punt hoeveel de instroom bedraagt van huurtoeslagontvangers.
Inkomenseffecten, administratieve lasten en regeldruk
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten wat het effect is
van het voorliggende wetsvoorstel op de armoedeval en de marginale druk.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben de volgende vraag op dit punt. Wat blijft
voor de gemiddelde huurder en de gemiddelde huurtoeslagontvanger netto over van de
verhoging van de huurtoeslag, gelet op de verwachte huurstijging in 2024? De verhoging
van de huurtoeslag gebeurt door de basishuur, die mensen zelf moeten betalen, te verlagen,
zo constateren deze leden. Tegelijk wordt de basishuur geïndexeerd en vindt de komende
jaren een verhoging plaats om wetgeving te bekostigen. Kan de regering inzicht geven
in deze afzonderlijke ontwikkelingen en hoe die tegen elkaar in werken?
De verlaging van de huur is voor alle huurtoeslagontvangers gelijk, zo constateren
de leden van de SGP-fractie. Kan de regering inzichtelijk maken in hoeverre deze lastenverlichting
neerslaat bij verschillende inkomensgroepen?
Financiële gevolgen
De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat dat door het onderhavige wetsvoorstel
het budget voor de huurtoeslag in 2024 met ongeveer 14 procent stijgt. Dit terwijl
er een brede wens leeft om het toeslagenstelsel te hervormen en/of in te perken. Hoewel
het voorstel veel positieve effecten heeft, ervaren deze leden deze verruiming van
het toeslagenstelsel wel als een negatief bijeffect. Hoe ziet de regering dit? Welke
opties zijn overwogen om buiten het toeslagenstelsel eenzelfde effecten te bereiken?
De voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Meijerink
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 24 | Voor | |
PVV | 16 | Voor | |
CDA | 14 | Voor | |
PvdA | 9 | Voor | |
SP | 9 | Voor | |
GroenLinks | 8 | Voor | |
PvdD | 6 | Voor | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Voor | |
BBB | 4 | Voor | |
DENK | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 2 | Tegen | |
Volt | 2 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Voor | |
Ephraim | 1 | Niet deelgenomen | |
Fractie Den Haan | 1 | Voor | |
Gündogan | 1 | Niet deelgenomen | |
JA21 | 1 | Tegen | |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.