Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde Agenda Informele Raad Cultuur in Cáceres, Spanje, 26 september 2023 (Kamerstuk 21501-34-403)
21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Nr. 406
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 26 september 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
over de brief van 5 september 2023 over de geannoteerde Agenda Informele Raad Cultuur
in Cáceres, Spanje, 26 september 2023 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 403).
De vragen en opmerkingen zijn op 18 september 2023 aan de Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 22 september 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
Inbreng van de leden van de D66-fractie
2
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
3
II
Antwoord/reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
4
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Informele Cultuurraad. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland het idee van cultuur als essentieel
publiek goed en als mondiaal publiek goed steunt. Wat betekenen deze termen precies?
Wat zijn de gevolgen van deze kwalificering? Welke implicaties heeft dit standpunt
voor het te maken beleid? Hoe is het standpunt van Nederland tot stand gekomen?
De leden van de VVD-fractie vernemen dat tijdens de raad zal worden gesproken over
duurzame ontwikkelingen van de culturele sector. Wat zal de inzet van het kabinet
zijn omtrent de Mondiacult-verklaring tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties? Hoe verhoudt dit zich tot de inzet van andere lidstaten van de Europese Unie?
Ook constateren de leden van de VVD-fractie dat het kabinet het belang van erfgoedparticipatie
onderschrijft als het gaat om duurzame ontwikkeling van de culturele sector. Op welke
wijze ondersteunt het kabinet de verduurzaming van erfgoed, zodat deze taak ook vervuld
kan worden? Ziet het kabinet mogelijkheid om Europese middelen aan te wenden voor
de verduurzaming van Nederlands erfgoed om zo bij te dragen aan gemeenschapszin en
de duurzame transformatie van de Nederlandse samenleving?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet verschillende voorbeelden zal benoemen
tijdens het beleidsdebat Erfgoed van succesvolle duurzame culturele erfgoederen in
Nederland. Ziet het kabinet potentie voor ander bestaand Nederlands erfgoed om ook
een duurzame mitigatie te maken?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Nederlandse
inzet voor de Informele Cultuurraad en steunen de lijn van het kabinet. Deze leden
hebben nog enkele vragen.
Ten eerste onderschrijven de leden van de D66-fractie dat Nederland de rol van cultuur
in grote maatschappelijke opgaven, zoals duurzame ontwikkeling, versterkt door zich
te richten op alle dimensies hiervan.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de vereiste transitie een gedragsverandering
vergt en de culturele sector een rol heeft om dit tastbaar te maken. Deze leden steunen
dan ook de oproep dat cultuur erkend zou moeten worden als aparte SDG1. Kan de staatsecretaris toelichten wat de implicaties zijn voor Nederland als dit
gebeurt? Welke verplichtingen brengt dit in internationaal verband mee?
De leden van de D66-fractie constateren dat gesteld wordt dat de culturele sector
gebruikt kan worden in relatie tot de energietransitie.
Kan de Staatssecretaris uiteenzetten hoe dit concreet aansluit bij het huidige beleid?
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of de Cáceres-verklaring, die thans nog
niet gedeeld is, voor aanvang van de Informele Raad beschikbaar is.
De leden van de D66-fractie delen de mening dat vergroening via het Creative Europe-programma
van belang is. Deze leden vragen wat deze vergroening voor de Nederlandse culturele
sector, volgens de staatsecretaris, concreet inhoudt.
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang dat cultureel erfgoed heeft
in het bijdragen aan economische en sociale inclusie. Kan de Staatssecretaris concrete
voorbeelden geven hoe cultureel erfgoed een rol kan spelen om de sociale en economische
inclusie te vergroten? Op welke wijze wordt daar invulling aan te geven binnen het
huidige beleid? Welke voorwaarden gaat de Staatssecretaris creëren om de genoemde
sociale en economische inclusie te bevorderen?
Tot slot zijn de leden van de D66-fractie benieuwd hoe de Nederlandse culturele instellingen
gebruik zouden kunnen maken van Europese subsidies in het kader van vergroening en
verduurzaming.
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie nemen kennis van de brief van de Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de Informele Cultuurraad op dinsdag 26 september
2023 in Cáceres (Spanje).
De leden van de BBB-fractie vragen hoe de Staatssecretaris aankijkt tegen de mogelijkheid
om schriftelijk inbreng te leveren, terwijl ze niet eens op de hoogte zijn van de
inhoud van de Cáceres-verklaring, omdat het Spaanse voorzitterschap van de Europese
Unie deze nog niet heeft gedeeld. Is het correct dat een verklaring, die eind september
op een cultuurraad wordt besproken, nog geen twee weken van tevoren nog altijd niet
beschikbaar is? Kan dat echt niet anders? Gaat de Staatssecretaris in Spanje ter plekke
een verklaring ondertekenen waarvan zij nu zelf nog naar de inhoud moet gissen?
De leden van de BBB-fractie vragen de Staatssecretaris op korte termijn na te gaan
wat de ministeriële zogeheten Cáceres-verklaring exact inhoudt, de Kamer per omgaande
te informeren over wat deze inhoudt en wat daarvan de gevolgen zijn. Dit in het licht
van de constatering dat Nederland ook de Mondiacult-verklaring heeft ondertekend.
Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen het stapelen van intenties en verklaringen
die prettig vaag klinken, maar die vroeg of laat onverhoopt tot allerlei verplichtingen
kunnen leiden? Deze leden vragen wat de noodzaak is om cultuur te bestempelen tot
SDG. Zij vragen ook een toelichting op het voornemen om cultuur een instrumentele
waarde toe te kennen als vehikel voor overheidsbeleid. Onderkent de Staatssecretaris
dat wanneer eenmaal de stap is genomen om cultuur in te zetten als vehikel voor «duurzame
ontwikkeling» de principiële grens is genomen om cultuur steeds verder te politiseren?
Zij vragen de Staatssecretaris of de wijze waarop de Staatssecretaris omgaat met cultuur
onvermijdelijk gaat leiden tot het kwalificeren van goede cultuur die beleidsondersteunend
is en slechte cultuur die haaks staat op wat de politieke meerderheid van het moment
vindt.
II Antwoord/reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Met interesse heb ik kennisgenomen van de vragen van de VVD- D66-fractie en BBB-fracties.
Ik dank de fracties voor hun inbreng. De antwoorden houden dezelfde volgorde aan zoals
in de inbreng van de fracties. Ik heb hierbij de vragen cursief overgenomen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland het idee van cultuur als essentieel
publiek goed en als mondiaal publiek goed steunt. Wat betekenen deze termen precies?
Wat zijn de gevolgen van deze kwalificering? Welke implicaties heeft dit standpunt
voor het te maken beleid? Hoe is het standpunt van Nederland tot stand gekomen?
Het Spaanse voorzitterschap geeft in de Cáceres-verklaring aan om welke redenen cultuur
als essentieel publiek goed, oftewel een collectief goed, gezien wordt. In de Verklaring
wordt aangegeven dat dit is omdat cultuur het hart van democratische samenlevingen
is, artistieke vrijheid en gedachten, vrede, identiteit, gelijkheid, universele toegang
en inclusie bevordert, en een element tegen klimaatverandering is.
De manier van naar cultuur kijken in deze verklaring sluit aan bij mijn beleid. In
mijn meerjarenbrief «De kracht van creativiteit»2 stel ik dat cultuur midden in de samenleving staat. Mijn inzet is er op gericht deze
centrale positie te versterken, omdat cultuur uit artistiek, maatschappelijk en economisch
oogpunt van belang is. Eenieder moet cultuur kunnen ervaren, zich cultureel kunnen
ontwikkelen en mee kunnen doen.
Met de kracht van creativiteit kunnen we omgaan met veranderingen, en de noodzakelijke
veranderingen richting een duurzame, rechtvaardige en vreedzame samenleving teweegbrengen.
Samen cultuur maken en beleven verbindt niet alleen, maar draagt ook bij aan het welzijn
van mensen. Door cultuur te verankeren in het post-2030-raamwerk en het een SDG te
maken zal de bijdrage van cultuur aan een duurzame ontwikkeling verduidelijkt worden,
en zal daarnaast ook de verbinding met verschillende domeinen die ook ons welzijn
bevorderen, zoals het onderwijs en de zorg worden versterkt. De voorgestelde verklaring
van Cáceres, zie de bijlage bij deze beantwoording, sluit dan ook goed aan bij het
bestaande Nederlandse beleid.
We werken niet alleen in nationaal en in Europees verband aan cultuur als essentieel
publiek goed, maar ook in mondiaal verband. Zo is het idee van cultuur als een (mondiaal)
publiek goed in de afgelopen jaren op diverse plekken besproken, bijvoorbeeld in het
UNESCO-rapport uit 2022 «(Re)shaping Policies for Creativity – Addressing culture
as a global public good», dat een opmaat was naar de Mondiacult-verklaring die in
september 2022 in Mexico werd aangenomen door de VN-lidstaten.
De leden van de VVD-fractie vernemen dat tijdens de raad zal worden gesproken over
duurzame ontwikkelingen van de culturele sector. Wat zal de inzet van het kabinet
zijn omtrent de Mondiacult-verklaring tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties? Hoe verhoudt dit zich tot de inzet van andere lidstaten van de Europese Unie?
De Mondiacult-verklaring is vorig jaar september in Mexico aangenomen door de 194
lidstaten van UNESCO. Tijdens de Informele Raad zullen, voor zover nu bekend, de EU-landen
zich achter het voorstel van Spanje scharen, en een gezamenlijk standpunt innemen
over de resultaten van Mondiacult ten behoeve van de inzet in bijvoorbeeld de Algemene
Vergadering van de VN en de Summit of the Future in 2024. In de toekomstige onderhandelingen
hierover zal ik nauw samen optrekken met mijn collega van BZ.
Op welke wijze ondersteunt het kabinet de verduurzaming van erfgoed, zodat deze taak
ook vervuld kan worden? Ziet het kabinet mogelijkheid om Europese middelen aan te
wenden voor de verduurzaming van Nederlands erfgoed om zo bij te dragen aan gemeenschapszin
en de duurzame transformatie van de Nederlandse samenleving?
In de meerjarenbrief «de kracht van creativiteit» is een aantal maatregelen aangekondigd
om de verduurzaming van erfgoed te stimuleren, zoals de continuering van het Programma
Erfgoed en Duurzaamheid van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, en het versterken
van het revolverende fonds van het Nationaal Restauratiefonds dat hiermee meer ruimte
krijgt om laagrentende leningen voor verduurzaming van rijksmonumenten te verstrekken.
Ook zet het kabinet in op verduurzaming van maatschappelijk vastgoed, waarbinnen aandacht
is voor monumenten. Zo is de subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA)
tot stand gekomen en is er een ontzorgingsprogramma voor eigenaren van rijksmonumenten
opgezet om hulp te bieden bij het verduurzamen.
Verschillende Europese programma’s kunnen aangewend worden. Zo is in 2021, als onderdeel
van het TERTS3-consortium, de Oostkerk in Middelburg verduurzaamd via middelen uit het Interreg-programma.
Daarnaast kunnen in het kader van het New European Bauhaus- initiatief, dat zich richt
op de verduurzaming van de gebouwde omgeving, middelen vanuit de Europese structuurfondsen
aangewend worden voor de verduurzaming van erfgoed. De middelen voor de hierboven
genoemde DUMAVA-regeling zijn afkomstig uit de Europese Herstel- en Veerkracht Faciliteit.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de vereiste transitie een gedragsverandering
vergt en de culturele sector een rol heeft om dit tastbaar te maken. Deze leden steunen
dan ook de oproep dat cultuur erkend zou moeten worden als aparte SDG4. Kan de staatsecretaris toelichten wat de implicaties zijn voor Nederland als dit
gebeurt? Welke verplichtingen brengt dit in internationaal verband mee?
Het proces van het ontwikkelen van de volgende SDG-agenda start in de komende periode,
en zal afgerond worden voor 2030. Als cultuur onderdeel van een volgende SDG-agenda
wordt, zal dit betekenen dat er wereldwijd bepaalde doelen worden afgesproken, bijvoorbeeld
over de bestrijding van de illegale handel in cultuurgoederen, of over een eerlijke
beloning voor kunstenaars en creatieven. Dit zijn onderwerpen waarover nu ook al uitwisseling
bestaat met de lidstaten van UNESCO of bijvoorbeeld via de G20-bijeenkomst van Ministers
van cultuur waar ik recent bij aanwezig was.
Welke verplichtingen de opname van cultuur in de volgende SDG-agenda met zich meebrengt,
zal de komende tijd onderdeel zijn van de onderhandelingen in VN-verband. Wel heeft
Nederland nu ook internationale verplichtingen op deze terreinen die uit UNESCO-verdragen
voortvloeien, zoals het beheer en behoud van cultureel en erfgoed vanuit het Werelderfgoedverdrag,
en de bescherming van erfgoed tijdens gewapend conflict vanuit het Haags Verdrag en
zijn protocollen.
De leden van de D66-fractie constateren dat gesteld wordt dat de culturele sector
gebruikt kan worden in relatie tot de energietransitie. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten
hoe dit concreet aansluit bij het huidige beleid?
Een voorbeeld hiervan is de Erfgoed Deal, die de verbinding van erfgoed bij maatschappelijke
opgaven, waaronder verduurzaming, stimuleert. De projecten hierin zijn een voorbeeld
van de manier waarop, mede met inzet van ontwerp, erfgoed een rol van betekenis kan
spelen in deze opgave. In de periode 2021–2024 is het Stimuleringsfonds Creatieve
Industrie een belangrijke uitvoeringspartner van het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp
(ARO), het beleidsprogramma van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gericht op het versterken van
ontwerp bij ruimtelijke opgaven. Zo zijn er vanuit het stimuleringsfonds open oproepen
gericht op energievraagstukken. Deze zijn gericht op de ruimtelijke implicaties van
lokale en regionale klimaat- en energiemaatregelen en het merendeel van deze voorstellen
heeft betrekking op gebiedsopgaven. De oproepen richten zich op ontwerpend onderzoek
ter verkenning en versterking van ruimtelijk beleid. Via de Open Oproep Ruimte voor
klimaat en energie zijn bijvoorbeeld 18 projecten geselecteerd. Een voorbeeld van
een project is «ontwerpen met een vernieuwende bewonersgerichte energiestrategie»
in Eindhoven. Deze verkenning is gericht op de versnelling van de energietransitie
door beperkte woningaanpassingen als alternatief voor de zeer kostbare en verstorende
verzwaringen van het collectieve elektriciteitsnetwerk.
Een derde traject wordt gestart in oktober met het programma PONT, de publieke ontwerppraktijk.
In dit programma worden maatschappelijke opgaven en ontwerp, in samenwerking met het
publieke domein, aan elkaar verbonden. Ook de energietransitie kan hier een onderwerp
voor zijn.
Daarnaast wordt ingezet op de verbinding tussen de culturele sector en de energietransitie
via het Horizon Europe-programma, dat via verschillende oproepen innovatieve- en onderzoeksprojecten
binnen de culturele sector op het gebied van duurzaamheid en energie ondersteunt.
De leden van de D66-fractie delen de mening dat vergroening via het Creative Europe-programma
van belang is. Deze leden vragen wat deze vergroening voor de Nederlandse culturele
sector, volgens de staatsecretaris, concreet inhoudt.
De vergroening van het Creative Europe-programma is een recente ontwikkeling en wordt
de komende jaren uitgewerkt door de Commissie, lidstaten en ondersteunende instellingen.
Concreet kan het vergroenen inhouden dat instellingen hun grondstofverbruik reduceren,
gebruik maken van duurzame energie of minder vaak gebruik maken van het vliegtuig
bij projecten waar een fysieke uitwisseling onderdeel van is. Daarnaast zal Creative
Europe kennis delen over hoe culturele instellingen werk kunnen maken van verduurzaming
en zal het programma instrumenten beschikbaar stellen waarmee uitstoot gemeten kan
worden.
Kan de Staatssecretaris concrete voorbeelden geven hoe cultureel erfgoed een rol kan
spelen om de sociale en economische inclusie te vergroten? Op welke wijze wordt daar
invulling aan te geven binnen het huidige beleid? Welke voorwaarden gaat de Staatssecretaris
creëren om de genoemde sociale en economische inclusie te bevorderen?
Zoals aangegeven in de Geannoteerde Agenda kan cultureel erfgoed sociale en economische
inclusie vergroten via erfgoedparticipatie.
Een voorbeeld van economische inclusie is de Stichting Brugwachtershuisjes waarbij
een sociale ondernemer samen met vrijwilligers leegstaande brugwachtershuisjes herbestemt,
hetgeen een sociale uitwerking heeft op de omgeving. Denk aan de transformatie van
een brugwachtershuisje naar een kunstruimte, winkel met producten van lokale ondernemers,
kapsalon of muziekstudio. Tevens heeft de herbestemming een economische functie. Op
deze manier ontstaat rond een brugwachtershuisje een sociale gemeenschap van buurtbewoners,
klanten, gebruikers, en andere belangstellenden. Daarnaast kunnen ondernemers voor
wie het lastig is om ruimte voor hun activiteiten te vinden, hier baat bij hebben.
Een ander voorbeeld van sociale inclusie is de Sint Maartenviering in Utrecht. De
gemeenschap zet bij de Sint Maartenviering samen met de gemeente sterk in op sociale
cohesie, gezondheid en burgerschap door verschillende groepen en scholen met elkaar
en het immaterieel erfgoed te verbinden, aansluitend bij de betekenis van het feest.
Voorgaande voorbeelden illustreren de inzet van erfgoedparticipatie om maatschappelijke
doelen te verwezenlijken en bij te dragen aan sociale betekenis. Dit is de kern van
het Verdrag van Faro, die de waarde van erfgoed voor de samenleving onderstreept.
De uitvoering van het Verdrag van Faro krijgt in Nederland vorm rond drie kerndoelen.
Ten eerste het meedoen en meebeslissen meer gemeengoed in de erfgoedpraktijk maken.
Ten tweede het verbinden van cultureel erfgoed aan sociaal-maatschappelijke doelen
en ten slotte het openstaan voor andere erfgoedopvattingen en het ruimte bieden aan
kennis van burgers.
Ik heb in mijn brief aan uw Kamer van april dit jaar de intentie uitgesproken het
verdrag van Faro te ondertekenen5. Tot en met 2026 is zes miljoen euro beschikbaar gesteld om samen met de erfgoedsector
het gedachtegoed van het verdrag duurzaam onderdeel van de erfgoedpraktijk te maken.
Deze ontwikkeling wordt gefaciliteerd door een uitvoeringsprogramma Faro van de Rijksdienst
voor Cultureel Erfgoed, geënt op de Uitvoeringsagenda Faro. De uitvoering is nadrukkelijk
in samenwerking met partners uit de breedte van de erfgoedsector.
Tot slot zijn de leden van de D66-fractie benieuwd hoe de Nederlandse culturele instellingen
gebruik zouden kunnen maken van Europese subsidies in het kader van vergroening en
verduurzaming.
Culturele instellingen kunnen gebruik maken van de middelen uit het Creative Europe-programma
om uitwisselingen te ondernemen waarin vergroening en verduurzaming centraal staan.
Verder zijn er middelen beschikbaar vanuit het Horizon Europe-programma die onderzoeksinstellingen
en culturele instellingen kunnen gebruiken om nieuwe antwoorden te vinden op de uitdagingen
waar klimaatverandering ons voor stelt. Verder kunnen zoals eerder genoemd in het
kader van het New European Bauhaus-initiatief, dat zich richt op duurzaamheid en participatie,
middelen aangevraagd worden via de Europese structuurfondsen. Culturele instellingen
dienen hun aanvragen in bij de Europese Commissie, maar worden daarbij ondersteund
door de verschillende Nationale Contactpunten zoals de Creative Europe Desk bij DutchCulture
en de Rijksdienst voor Ondernemen (voor Horizon Europe en Europese structuurfondsen).
De leden van de BBB-fractie vragen hoe de Staatssecretaris aankijkt tegen de mogelijkheid
om schriftelijk inbreng te leveren, terwijl ze niet eens op de hoogte zijn van de
inhoud van de Cáceres-verklaring, omdat het Spaanse voorzitterschap van de Europese
Unie deze nog niet heeft gedeeld. Is het correct dat een verklaring, die eind september
op een cultuurraad wordt besproken, nog geen twee weken van tevoren nog altijd niet
beschikbaar is? Kan dat echt niet anders? Gaat de Staatssecretaris in Spanje ter plekke
een verklaring ondertekenen waarvan zij nu zelf nog naar de inhoud moet gissen?
Het Spaanse voorzitterschap is verzocht om deze niet-bindende verklaring ruim voor
de Raad te delen. De verklaring is op 19 september 2023 beschikbaar gesteld (zie ook
de bijlage bij de beantwoording van dit Schriftelijk Overleg) en is bedoeld als inspiratie
voor de gedachtenvorming in EU-verband op het gebied van cultuur en duurzame ontwikkeling.
Aangezien de bijeenkomst van 26 september een Informele Raad betreft, worden geen
bindende besluiten genomen. Het komt geregeld voor dat verklaringen slechts kort voor
de Raad beschikbaar zijn. Ik begrijp de opmerking van de BBB-fractie dat de verklaring
pas op korte termijn voor de Raad beschikbaar is. Dit komt doordat het veel tijd kost
om de verklaring met alle betrokkenen, binnen het voorzitterschap en het veld, af
te stemmen.
De leden van de BBB-fractie vragen de Staatssecretaris op korte termijn na te gaan
wat de ministeriële zogeheten Cáceres-verklaring exact inhoudt, de Kamer per omgaande
te informeren over wat deze inhoudt en wat daarvan de gevolgen zijn.
De niet-bindende Cáceres-verklaring geeft aan dat cultuur onmisbaar is voor een leefbare
wereld en ons welzijn. De verklaring dient als inbreng voor de verdere gedachtenvorming
binnen de EU over deze thematiek, waarna de komende periode mogelijk een gezamenlijk
standpunt kan worden bereikt. De verklaring is op 19 september 2023 beschikbaar gesteld,
en vindt u in de bijlage bij de beantwoording van dit Schriftelijk Overleg de verklaring.
Dit in het licht van de constatering dat Nederland ook de Mondiacult-verklaring heeft
ondertekend. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen het stapelen van intenties en
verklaringen die prettig vaag klinken, maar die vroeg of laat onverhoopt tot allerlei
verplichtingen kunnen leiden?
De Mondiacult-verklaring wordt door de 194 lidstaten van UNESCO ondersteund. De betekenis
van de verklaring ligt zowel in het erkennen van het belang van cultuur als in de
erkenning dat cultuur en creativiteit een bijdrage kunnen leveren aan de veranderingen
binnen onze samenlevingen. Deze intenties en verklaringen leiden niet tot juridische
verplichtingen, maar kunnen wel het nadenken over nieuwe beleidsontwikkelingen ondersteunen.
Deze internationale samenwerking leidt tot uitwisseling, faciliteert wederzijds leren
en kan mogelijk in een volgende duurzame ontwikkelingsagenda tot gezamenlijke afspraken
leiden. De wereldwijde afspraken waar dit toe leidt kunnen er voor zorgen dat ook
Nederlands beleid tot voorbeeld kan strekken op wereldschaal, bijvoorbeeld de inzet
ten aanzien van eerlijke beloning voor kunstenaars en creatieven. De recente G20-bijeenkomst
voor Ministers van cultuur in India liet zien hoe dit onderwerp, maar ook bijvoorbeeld
de aandacht voor een inclusieve cultuur waar ruimte is voor iedereen, hoog op de agenda
staat van landen over de hele wereld.
Gezien het mondiale krachtenveld is het wenselijk om een gezamenlijk signaal vanuit
de Europese Unie af te geven aan de Verenigde Naties van het belang van cultuur en
de kracht van creativiteit, midden in onze samenlevingen.
Deze leden vragen wat de noodzaak is om cultuur te bestempelen tot SDG. Zij vragen
ook een toelichting op het voornemen om cultuur een instrumentele waarde toe te kennen
als vehikel voor overheidsbeleid.
Zoals ik hierboven al heb aangegeven kan door het verankeren van cultuur in het post-2030-raamwerk
en het een SDG te maken de bijdrage van cultuur aan een duurzame ontwikkeling verduidelijkt
worden. Daarnaast zal ook de verbinding met verschillende domeinen die ook ons welzijn
bevorderen, zoals het onderwijs en de zorg worden versterkt. In mijn meerjarenbrief
«De kracht van creativiteit» leg ik verbanden die laten zien op welke manier cultuur
nu al bijdraagt aan de duurzame ontwikkelingsagenda van de VN. Niet alleen draagt
het bij aan de doelen van armoedebestrijding, gendergelijkheid en kwalitatief onderwijs,
het is ook nodig voor innovatie, verduurzaming van steden en draagt bij aan de klimaatopgave.
In mijn beleid ga ik al in op de kracht van cultuur en creativiteit en de noodzaak
hiervan voor het kunnen omgaan met de verschillende veranderingen waar we voor staan
en voor het stimuleren van de maatschappelijke transities richting een duurzame, rechtvaardige
en vreedzame wereld. Zou cultuur een eigen duurzaam ontwikkelingsdoel worden, dan
wordt deze al bestaande intrinsieke bijdrage zichtbaarder en kunnen er ook specifieke
relevante doelen voor cultuur worden opgesteld. Nederland ondersteunt hierom de voorgestelde
verklaring van Cáceres, omdat die de verbinding tussen cultuur en duurzame ontwikkeling
goed beschrijft en voor het voetlicht brengt.
Onderkent de Staatssecretaris dat wanneer eenmaal de stap is genomen om cultuur in
te zetten als vehikel voor «duurzame ontwikkeling» de principiële grens is genomen
om cultuur steeds verder te politiseren? Zij vragen de Staatssecretaris of de wijze
waarop de Staatssecretaris omgaat met cultuur onvermijdelijk gaat leiden tot het kwalificeren
van goede cultuur die beleidsondersteunend is en slechte cultuur die haaks staat op
wat de politieke meerderheid van het moment vindt.
De SDGs dragen bij aan een betere wereld. Mijn verwachting is dat cultuur zal zorgen
voor een duurzame en inclusieve ontwikkeling zal zorgen, dat de sociale cohesie vergroot
wordt en de uitdagingen waar we voor staan op een manier geadresseerd worden die beter
beklijft. De kracht van creativiteit kan innovatie bevorderen en bijdragen aan oplossingen
voor maatschappelijke vraagstukken. In het Nederlandse cultuurbeleid is geen onderscheid
tussen verschillende cultuuruitingen en zijn ook geen kwalificaties aangebracht. In
Nederland moet iedereen cultuur kunnen ervaren, zich cultureel kunnen ontwikkelen
en mee kunnen doen. Cultuur is van ons allemaal en belangrijk voor een gezonde samenleving.
Politisering van cultuur is derhalve geen onderdeel van het beleid. Wel het verdedigen
van de artistieke vrijheid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier