Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 426 Wijziging van enkele belastingwetten (Wet fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
ARTIKEL VIII
ARTIKEL IX
ARTIKEL X
ARTIKEL XI
ARTIKEL XII
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van. Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fiscale klimaatmaatregelen
te treffen die de glastuinbouw aan een CO2-heffing onderwerpen, het verlaagde tarief van de glastuinbouw in de energiebelasting
uitfaseren en de vrijstelling voor elektriciteitsopwekking middels gas gefaseerd inperken;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt
gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt, onder verlettering van onderdeel g tot h, een onderdeel ingevoegd,
luidende:
g. een CO2-heffing glastuinbouw;.
B
Artikel 47, eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:
g. installatie voor elektriciteitsopwekking:
een zelfstandige installatie waarin elektriciteit wordt opgewekt door middel van aardgas
of elektriciteit, waarbij tot de installatie behoren onderdelen die rechtstreeks worden
ingezet voor het opwekken van elektriciteit, daarmee in technisch verband staan en
gevolgen kunnen hebben voor het opwekken van elektriciteit, alsmede onderdelen die
zijn aangebracht uit het oogpunt van milieuverbetering, veiligheid of efficiëntie;.
C
Artikel 50, zesde lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. elektriciteit die de verbruiker heeft opgewekt door middel van een installatie voor
elektriciteitsopwekking met een totaal opgesteld thermisch vermogen van niet meer
dan 20 megawatt.
D
In artikel 60, eerste lid, komen het eerste en tweede aandachtsstreepje te luiden:
– niet hoger is dan 170.000 kubieke meter, per kubieke meter 30% van het tarief, genoemd
in artikel 59, eerste lid, onderdeel a, tweede aandachtsstreepje;
– hoger is dan 170.000 kubieke meter, maar niet hoger dan 1.000.000 kubieke meter, per
kubieke meter 50% van het tarief, genoemd in artikel 59, eerste lid, onderdeel a,
derde aandachtsstreepje;.
E
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:
1. Vrijstelling van de belasting wordt verleend ter zake van de levering of het verbruik
van:
a. aardgas dat wordt gebruikt in een installatie voor elektriciteitsopwekking tot een
volume dat correspondeert met 0,31658 Nm3 per opgewekte kWh elektriciteit;
b. aardgas dat wordt gebruikt in een installatie voor elektriciteitsopwekking met behulp
waarvan elektriciteit wordt opgewekt uitsluitend door middel van hernieuwbare energiebronnen
en elektriciteit;
c. elektriciteit die wordt gebruikt in een installatie voor elektriciteitsopwekking;
en
d. elektriciteit en aardgas die worden gebruikt voor de productie van elektriciteit en
voor instandhouding van het vermogen elektriciteit te produceren.
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, wordt bij een installatie voor elektriciteitsopwekking
met een totaal opgesteld thermisch vermogen van niet meer dan 20 megawatt vrijstelling
van de belasting verleend ter zake van de levering of het verbruik van aardgas dat
wordt gebruikt voor het opwekken van elektriciteit tot een hoeveelheid die correspondeert
met 0,31658 Nm3 per kWh elektriciteit die de exploitant van de installatie invoedt op een distributienet.
De hoeveelheid opgewekte elektriciteit die wordt betrokken bij de berekening van de
hoeveelheid aardgas waarvoor de vrijstelling wordt verleend is maximaal de hoeveelheid
elektriciteit die de exploitant heeft opgewekt met de installatie.
2. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vierde tot en met achtste
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien het aardgas, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en in het tweede lid,
een bovenste verbrandingswaarde heeft die lager of hoger is dan 35,17 megajoule per
Nm3, wordt het volume, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, naar evenredigheid verhoogd,
onderscheidenlijk verlaagd.
3. In het zevende lid (nieuw) wordt «het eerste, derde, vierde en vijfde lid» vervangen
door «het eerste, tweede, vierde, vijfde en zesde lid».
F
Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «artikel 64, eerste lid,» ingevoegd «onderdeel d,».
2. In het tweede lid wordt «artikel 64, derde lid, eerste volzin, eerste aandachtsstreepje,»
vervangen door «artikel 64, eerste lid, onderdeel c, en vierde lid, eerste volzin,
eerste aandachtsstreepje,».
3. In het derde lid wordt «artikel 64, derde lid, eerste volzin, tweede aandachtsstreepje,
vierde en vijfde lid,» vervangen door «artikel 64, eerste lid, onderdeel b, vierde
lid, eerste volzin, tweede aandachtsstreepje, vijfde en zesde lid,».
4. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, wordt een
lid ingevoegd, luidende:
4. Op verzoek wordt aan de verbruiker van wie geen belasting wordt geheven als bedoeld
in artikel 53 teruggaaf van de belasting verleend met betrekking tot aardgas dat wordt
gebruikt op een in artikel 64, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid bedoelde wijze.
5. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het eerste tot en met derde lid» vervangen door
«het eerste tot en met vierde lid».
G
Na artikel 71a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 71aa
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op broeikasgasinstallaties van een glastuinbouwbedrijf
of energiebedrijf voor glastuinbouw als bedoeld in artikel 71t, eerste lid, onderdelen
d, onderscheidenlijk e.
H
Artikel 71i wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef komt te luiden: Dit hoofdstuk is van toepassing op industriële installaties
met uitzondering van broeikasgasinstallaties van een glastuinbouwbedrijf of energiebedrijf
voor glastuinbouw als bedoeld in artikel 71t, eerste lid, onderdelen d, onderscheidenlijk
e, dan wel broeikasgasinstallaties die direct of indirect uitsluitend worden geëxploiteerd
voor:.
2. Onderdeel a vervalt, onder verlettering van de onderdelen b, c en d tot a, b en c.
I
Na hoofdstuk VIB wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Hoofdstuk VIC. CO2-heffing glastuinbouw
Afdeling 1. Algemeen
Artikel 71t
1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:
a. aardgas:
producten van de GN-codes 2711 11 00 en 2711 21 00;
b. broeikasgasinstallatie:
broeikasgasinstallatie als bedoeld in de artikelen 16.1, tweede lid, en 16.3 van de
Wet milieubeheer;
c. standaard CO2-emissiefactor voor aardgas:
standaard CO2-emissiefactor voor aardgas in kilogram CO2/GJ aardgas die bij of krachtens artikel 16.12 van de Wet milieubeheer jaarlijks door
Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt gepubliceerd;
d. glastuinbouwbedrijf:
bedrijf van een minimale omvang voor het telen van gewassen in een kas dat met aardgas
warmte opwekt, met uitzondering van het uitsluitend telen van gewassen in een kas
bij een huishouden of bij het uitoefenen van beroep of bedrijf aan huis, voor educatieve
doeleinden, bij onderzoeksinstellingen of bij volkstuinen; en
e. energiebedrijf voor glastuinbouw:
bedrijf van een minimale omvang dat direct of indirect warmte aan een glastuinbouwbedrijf
levert die met aardgas is opgewekt, binding met een glastuinbouwbedrijf heeft en zelf
geen glastuinbouwbedrijf is.
2. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald wanneer een glastuinbouwbedrijf of energiebedrijf
voor glastuinbouw een minimale omvang in bedrijfsoppervlakte, bedrijfsactiviteiten
gericht op het telen van gewassen, aardgasverbranding of productie van warmte heeft.
3. Bij ministeriële regeling kunnen criteria worden vastgesteld ter beoordeling van
het hebben van binding met een glastuinbouwbedrijf als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel e. Die criteria kunnen betrekking hebben op onder andere organisatorische,
functionele, technische, geografische of juridische relaties met een glastuinbouwbedrijf
alsmede de relatieve of absolute omvang van de warmtelevering aan glastuinbouwbedrijven
en tevens erop zijn gericht om juridische of technische constructies voor belastingontwijking
te bestrijden.
Afdeling 2. Grondslag en belastingplicht
Artikel 71u
Onder de naam CO2-heffing glastuinbouw wordt een belasting geheven ter zake van de emissie van kooldioxide.
Artikel 71v
1. De CO2-heffing glastuinbouw wordt geheven van de exploitant van het glastuinbouwbedrijf,
dan wel de exploitant van het energiebedrijf voor glastuinbouw.
2. De exploitant is de rechtspersoon of natuurlijke persoon die het glastuinbouwbedrijf
dan wel het energiebedrijf voor glastuinbouw als onderneming drijft.
Afdeling 3. Maatstaf van heffing, verschuldigdheid en tarief
Artikel 71w
1. De belasting wordt berekend over het aantal ton kooldioxide dat is veroorzaakt op
basis van het aantal normaalkubiekemeters aardgas dat door het glastuinbouwbedrijf
of het energiebedrijf voor glastuinbouw is verstookt.
2. Het aantal ton kooldioxide wordt berekend met de formule: An x 31,65 x standaard
CO2-emissiefactor voor aardgas / 1.000.000. Hierbij staat An voor de verstookte hoeveelheid
aardgas in normaal kubieke meters en de standaard CO2-emissiefactor voor aardgas.
3. De belastingplichtige monitort de hoeveelheid aardgas die is verstookt overeenkomstig
bij ministeriële regeling te stellen regels.
Artikel 71x
De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de emissie van kooldioxide
plaatsvindt.
Artikel 71y
1. Het tarief bedraagt per ton kooldioxide € 1,35.
2. Bij aanvang van ieder kalenderjaar na het kalenderjaar 2025 tot en met kalenderjaar
2030 wordt, alvorens artikel 90 wordt toegepast, het tarief, genoemd in het eerste
lid, verhoogd met € 1,09.
3. Voor zover er aardgas is verstookt in een broeikasgasinstallatie wordt het tarief,
genoemd in het eerste lid, verminderd met de termijnkoers van het broeikasgasemissierecht.
Het tarief is niet lager dan nihil. De termijnkoers is voor een kalenderjaar het gewone
gemiddelde, in euro, van de dagelijkse éénjaarstermijnkoersen van broeikasgasemissierechten
(slotverkoopkoersen) voor levering in december van dat jaar, zoals waargenomen van
1 september tot en met 31 oktober voorafgaand aan datzelfde jaar op de koolstofbeurs
in de Europese Unie met het hoogste handelsvolume van die éénjaarstermijncontracten
in die maanden.
Afdeling 4. Overig
Artikel 71z
Voor de heffing en invordering van de belasting wordt voor de toepassing van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 en de op die wetten berustende
bepalingen onder rijksbelastingdienst verstaan Onze Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit.
J
In artikel 90, eerste zin, vervalt «, 60, eerste lid» en wordt «71p, eerste en tweede
lid,» vervangen door «71p, eerste en tweede lid, 71y, eerste en tweede lid,».
ARTIKEL II
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2026 als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste aandachtsstreepje wordt «30% van het tarief» vervangen door «44% van
het tarief».
2. In het tweede aandachtsstreepje wordt «50% van het tarief» vervangen door «60% van
het tarief».
B
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «0,31658 Nm3» vervangen door «0,29004 Nm3».
2. In het tweede lid wordt «0,31658 Nm3» vervangen door «0,29004 Nm3».
ARTIKEL III
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste aandachtsstreepje wordt «44% van het tarief» vervangen door «58% van
het tarief».
2. In het tweede aandachtsstreepje wordt «60% van het tarief» vervangen door «70% van
het tarief».
B
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «0,29004 Nm3» vervangen door «0,26540 Nm3».
2. In het tweede lid wordt «0,29004 Nm3» vervangen door «0,26540 Nm3».
ARTIKEL IV
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2028 als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste aandachtsstreepje wordt «58% van het tarief» vervangen door «72% van
het tarief».
2. In het tweede aandachtsstreepje wordt «70% van het tarief» vervangen door «80% van
het tarief».
B
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «0,26540 Nm3» vervangen door «0,24075 Nm3».
2. In het tweede lid wordt «0,26540 Nm3» vervangen door «0,24075 Nm3».
ARTIKEL V
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2029 als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste aandachtsstreepje wordt «72% van het tarief» vervangen door «86% van
het tarief».
2. In het tweede aandachtsstreepje wordt «80% van het tarief» vervangen door «90% van
het tarief».
B
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «0,24075 Nm3» vervangen door «0,21421 Nm3».
2. In het tweede lid wordt «0,24075 Nm3» vervangen door «0,21421 Nm3».
ARTIKEL VI
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2030 als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 60 vervalt.
B
In artikel 61 vervalt «artikel 60, eerste en derde lid,».
C
In artikel 62 vervalt «en artikel 60, eerste lid,».
D
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «0,21421 Nm3» vervangen door «0,18957 Nm3».
2. In het tweede lid wordt «0,21421 Nm3» vervangen door «0,18957 Nm3».
ARTIKEL VII
In de Wet op de accijns vervalt met ingang van 1 januari 2025 artikel 71e.
ARTIKEL VIII
De Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XXVI, onderdeel B, vervalt.
B
Artikel XXVII, onderdeel B, vervalt.
ARTIKEL IX
Het Belastingplan 2023 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XXIX, onderdeel B, vervalt.
B
Artikel XXX, onderdeel B, vervalt.
C
Artikel XXXI, onderdeel B, vervalt.
D
Artikel XXXII, onderdeel B, vervalt.
E
Artikel XXXIII, onderdeel B, vervalt.
F
Artikel XXXIV, onderdeel B, vervalt.
ARTIKEL X
Titel 15.13 van de Wet milieubeheer vervalt en het Besluit kostenverevening reductie
CO2-emissies glastuinbouw en de Regeling kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw worden ingetrokken, met dien verstande dat die titel, dat besluit
en die regeling van toepassing blijven voor zover de emissie van kooldioxide heeft
plaatsgevonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit artikel.
ARTIKEL XI
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2024, met uitzondering van artikel
X, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2025.
ARTIKEL XII
Deze wet wordt aangehaald als: Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 24 | Voor | |
PVV | 16 | Tegen | |
CDA | 14 | Voor | |
PvdA | 9 | Voor | |
SP | 9 | Voor | |
GroenLinks | 8 | Voor | |
PvdD | 6 | Tegen | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Tegen | |
BBB | 4 | Tegen | |
DENK | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Tegen | |
Groep Van Haga | 2 | Tegen | |
Volt | 2 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Tegen | |
Ephraim | 1 | Niet deelgenomen | |
Fractie Den Haan | 1 | Voor | |
Gündogan | 1 | Niet deelgenomen | |
JA21 | 1 | Tegen | |
Omtzigt | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.