Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 424 Regels ten behoeve van de compensatie voor burgers wegens de selectie van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen waarvan niet aannemelijk is dat die selectie heeft plaatsgevonden op fiscale gronden (Wet compensatie wegens selectie aan de poort)
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
Inhoudsopgave
blz.
I.
ALGEMEEN
1
1.
Inleiding
1
2.1
Compensatiebeleid Selectie aan de Poort
2
2.2
Herbeoordeling van de betreffende aangiften
3
2.3
Compensatie Selectie aan de Poort
6
2.3.1
Reikwijdte compensatie
6
2.3.2
Forfaitaire compensatie
7
2.3.3.
Geen actieve verrekening door de Belastingdienst
11
2.3.4.
Compensatie bij eerdere en navolgende aangiftejaren
11
2.4
Aanvullende compensatie bij bijkomend direct nadeel
11
2.5
Rentecompensatie
13
3.
Uitvoering en budgettaire gevolgen
14
4.
Doenvermogen
15
5.
Gevolgen voor de regeldruk
16
6.
EU-aspecten en grenseffecten
16
7.
Advies en consultatie
16
7.1
Internetconsultatie
16
7.2
Autoriteit Persoonsgegevens
16
8.
Rechtsbescherming
17
9.
Gegevensbescherming
18
10.
Comptabiliteitswet 2016
20
II.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
20
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
Jaarlijks ontvangt de Belastingdienst circa 12 miljoen aangiften inkomstenbelasting
en premie volksverzekeringen. Daarop werd een selectieproces toegepast om aangiften
met een mogelijk verhoogd risico op systeemfraude naar voren te laten komen. Dit selectieproces
heette «Detectie en selectie aan de Poort1» (hierna: Selectie aan de Poort) en liep van 2008 tot en met het najaar van 2020.
De Belastingdienst dient in zijn selectieprocessen alleen die criteria of gegevens
te gebruiken die relevant en objectief gerechtvaardigd zijn om te kunnen controleren
of de fiscale wet- en regelgeving op een juiste manier is toegepast. Selectie mag
niet plaatsvinden op karakteristieken van de belastingplichtige die (fiscaal) niet
relevant zijn.
In dit kader speelt ook de Fraude Signalering Voorziening (FSV) een rol. Een selectie
van een aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen als gevolg van het
proces Selectie aan de Poort heeft kunnen leiden tot een vermelding in de FSV. De
FSV was een registratie-applicatie waarin allerlei risicosignalen werden opgeslagen.
Met het gebruik van de FSV zijn veel van de kernbeginselen van de Algemene verordening
gegevensbescherming (AVG) geschonden. Dit had nooit mogen gebeuren. Het vertrouwen
in de Belastingdienst − en daarmee het vertrouwen in de overheid als geheel – is hierdoor
ernstig geschaad.
Een eerste stap om dit vertrouwen weer terug te winnen is erkenning en tegemoetkomen
aan het onrecht dat burgers en bedrijven is aangedaan. Hiervoor zijn verschillende
trajecten opgestart en maatregelen genomen. De Belastingdienst heeft bijvoorbeeld
een excuusbrief gestuurd naar burgers die in de FSV hebben gestaan.
De trajecten en maatregelen die in het kader van het herstel zijn opgestart, dan wel
zijn genomen, zullen het onrecht dat is aangedaan nooit ongedaan kunnen maken. Dat
laat onverlet dat wordt ingezet op een zo volledig en spoedig mogelijk herstel.
Conform de toezegging van het kabinet2 biedt dit wetsvoorstel de grondslag voor het compensatiebeleid ten aanzien van de
selectie van aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen inzake Selectie
aan de Poort die niet aannemelijk op fiscale gronden heeft plaatsgevonden en waarbij
de selectie heeft geleid tot een correctie van het verzamelinkomen (te weten een hoger
verzamelinkomen). Aangezien het wenselijk is om de compensatie met ingang van 1 januari
2024 te kunnen toekennen, is het van belang dat dit wetsvoorstel per 1 januari 2024
in werking treedt. Gelet daarop loopt het wetsvoorstel mee met het pakket Belastingplan
2024.
2.1 Compensatiebeleid Selectie aan de Poort
De Tweede Kamer is op meerdere momenten over de FSV, en daarbij ook over de gang van
zaken met betrekking tot Selectie aan de Poort en de gevolgen daarvan geïnformeerd.3 Bij het proces Selectie aan de Poort werden aangiften inkomstenbelasting en premie
volksverzekeringen onder meer beoordeeld op mogelijke systeemfraude. Na de mogelijke
selectie van de aangifte werd een Uitworp Gewenst met in het redenveld code 1043 (waaronder
Aanslagbelastingensysteem Klantinformatiecode (AKI-code) 10434) aan de aangifte toegevoegd. Een AKI-code is een behandelvoornemen voor een aangifte
inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen dat werd ingebracht in het redenveld
van een Uitworp Gewenst. Door het opnemen van AKI’s werden de aangiften herkend door
de reguliere selectiemodule van de Belastingdienst, zodat deze voor de behandeling
(naar het zogenaamde intensief toezicht) verder konden worden geleid. Tot begin 2018
werden de selectieresultaten met code 1043 vastgelegd in de FSV.
PricewaterhouseCoopers (PwC) heeft in het eerste kwartaal van 2022 het onderzoek afgerond
naar het proces rond «Query’s aan de Poort» en heeft geconstateerd dat kwaliteitscontroles
en waarborgen voor een zorgvuldige selectie van aangiften inkomstenbelasting en premie
volksverzekeringen aan de Poort hebben ontbroken. Gelet daarop heeft PwC geconcludeerd
dat hierdoor het risico bestaat dat aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
met fiscaal gelijke karakteristieken geen gelijke kans hebben gehad om aangemerkt
te worden als een verhoogd risico op (systeem)fraude. Of daadwerkelijk is geselecteerd
op niet-fiscaal relevante kenmerken is volgens PwC niet vast te stellen. Voor code
1043 in het redenveld van een Uitworp Gewenst gekoppeld aan een aangifte die is geselecteerd
vanuit de giftenaftrek-query of specifieke zorgkosten-query is door PwC expliciet
vastgesteld dat er beslisregels zijn aangetroffen waarbij de selectie in het kader
van mogelijke risico’s op onjuistheden meer gericht was op kenmerken van de belastingplichtige
− zoals nationaliteit en leeftijd − dan fiscale risico’s.5
2.2 Herbeoordeling van de betreffende aangiften
De Hoge Raad heeft meerdere uitspraken gedaan over code 1043 die bedoeld is om systeemfraude
bij de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen te bestrijden en
de gevolgen hiervan voor de belastingheffing.6 Hieruit volgt dat de rechtmatigheid van het besluit van de inspecteur om een aangifte
inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen te controleren in beginsel niet wordt
aangetast door de manier waarop informatie over de belastingplichtige is verwerkt.
Dit kan anders zijn indien de controle van de aangifte inkomstenbelasting en premie
volksverzekeringen voortvloeit uit een risicoselectie, een verwerking van persoonsgegevens
in een databank of het gebruik van een databank waarin persoonsgegevens zijn opgeslagen
op basis van een criterium dat jegens de belastingplichtige leidt tot een schending
van een grondrecht, zoals een schending van het verbod op discriminatie naar afkomst
of geloofsovertuiging. Indien een rechter tot het oordeel komt dat van een dergelijke
situatie sprake is, is het niet uitgesloten dat deze daaraan de conclusie verbindt
dat de controle van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen heeft
plaatsgevonden op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een betamelijk handelende
overheid mag worden verwacht, dat het gebruik van hetgeen bij die controle aan het
licht is gekomen onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Het voorgaande
kan resulteren in de omstandigheid dat aan de inspecteur niet de bevoegdheid toekomt
om de betreffende aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen te corrigeren
naar aanleiding van hetgeen bij de controle aan het licht is gekomen.
Het kabinet heeft advies gevraagd aan de landsadvocaat. Deze heeft geconcludeerd dat
er geen hoge eisen (mogen) worden gesteld aan de motivering door de belastingplichtige
bij een dergelijke mogelijke schending van een grondrecht door de risicoselectie.7 Een belanghebbende heeft immers maar beperkt inzicht in die risicoselectie en hoeft
daarom alleen gemotiveerd te stellen dat zijn aangifte inkomstenbelasting en premie
volksverzekeringen is onderworpen aan risicoselectie met schending van een dergelijk
grondrecht en dat, bijvoorbeeld, sprake is van een situatie zoals die in het PwC-rapport
«Onderzoek Query's aan de Poort» aan de orde is. Het is dan aan de inspecteur om gegevens
aan te dragen op basis waarvan kan worden beoordeeld of de selectie neutraal of niet-discriminatoir
heeft plaatsgevonden. Als de inspecteur dit niet kan, dan kan het gevolg zijn dat
een correctie van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ongedaan
dient te worden gemaakt.
De selectie van de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen waarvan
het PwC-rapport expliciet stelt dat het risico bestaat dat deze selectie meer gericht
was op kenmerken van de belastingplichtige, dan op fiscale risico’s, zullen opnieuw
worden beoordeeld. Dit is in een eerder stadium aan de Tweede Kamer toegezegd.8 Die beoordeling heeft betrekking op de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
waarbij Selectie aan de Poort heeft plaatsgevonden vanuit de specifieke zorgkosten-query
of giftenaftrek-query en waarbij code 1043 door middel van het redenveld van een Uitworp
Gewenst is toegekend aan de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
en een daaropvolgende registratie van deze selectie in de FSV. De desbetreffende aangiften
inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de aangiftejaren 2012 tot en
met 2019 zullen worden beoordeeld op aanwezigheid van een fiscale grondslag voor de
selectie.
In 2023 is aan de Tweede Kamer medegedeeld dat het gaat om ongeveer 12.000 belastingplichtigen
met in totaal ongeveer 14.000 aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.9 Hiervan kwamen bijna 8.000 aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
in aanmerking voor verder handmatig onderzoek. In het kader van dit wetsvoorstel is
een kwaliteitscontrole uitgevoerd over deze aantallen. Daaruit volgt dat het gaat
om ongeveer 9.600 belastingplichtigen met in totaal ongeveer 10.500 aangiften inkomstenbelasting
en premie volksverzekeringen die in aanmerking komen voor handmatig onderzoek.
Bij de herbeoordeling van de selectie van de genoemde aangiften inkomstenbelasting
en premie volksverzekeringen wordt gebruikgemaakt van een stappenplan. Dit stappenplan
is in de bijlage opgenomen. In het stappenplan is vastgelegd op welke wijze en aan
de hand van welke criteria wordt beoordeeld of bij de onderhavige aangiften inkomstenbelasting
en premie volksverzekeringen aannemelijk is dat selectie voor fiscaal toezicht heeft
plaatsgevonden op fiscaal relevante criteria en of er zodoende aanleiding is om een
compensatie toe te kennen. De in het stappenplan opgenomen criteria zijn in lijn met
de criteria die uit het onderhavige wetsvoorstel volgen. Indien op basis van deze
beoordeling niet aannemelijk kan worden gemaakt dat een selectie op fiscale gronden
heeft plaatsgevonden (en daarmee niet valt uit te sluiten dat bij de selectie van
de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen mogelijk sprake is geweest
van schending van een grondrecht, zoals een schending van het verbod op discriminatie
naar afkomst of geloofsovertuiging) en de selectie niet binnen de reguliere selectiemodule
van de Belastingdienst op grond van een relevant risico op onjuistheden in de aangifte
(zogenaamde selectieregel) ook zou hebben plaatsgevonden dat fiscaal objectief gerechtvaardigd
is als het gaat om het heffen en innen van verschuldigde inkomstenbelasting, worden
de betreffende belastingplichtigen op basis van dit wetsvoorstel gecompenseerd. De
belastingplichtige wordt alleen gecompenseerd als de selectie zonder fiscale grondslag
heeft geresulteerd in een correctie van het verzamelinkomen waarbij het verzamelinkomen
hoger is vastgesteld dan het verzamelinkomen dat volgt uit de aangifte.
De voor fiscaal toezicht relevante en objectief gerechtvaardigde criteria die in de
handmatige herbeoordeling gevonden kunnen worden, komen voort uit posten uit de aangifte
die uitkomen boven de vastgestelde drempelwaardes die wijzen op een risico. Hierbij
kan worden gedacht aan hoge aftrekposten en posten die afwijken van informatie van
derden die de Belastingdienst gebruikt bij het vooraf invullen van een aangifte. Andere
criteria komen voort uit verwijzingen in de behandeling van de aangifte die erop wijzen
dat de aangifte onderzocht moet worden vanwege uitkomsten van eerdere onderzoeken.
Voorbeelden van aangiften waarbij geen voor fiscaal toezicht relevante en objectief
gerechtvaardigde criteria aangetroffen worden in de handmatige herbeoordeling, kunnen
aangiften zijn waarbij een gift is opgegeven waarbij de ontvangende ANBI op correcte
wijze is beschreven of dat er geen afwijkingen ten aanzien van drempelwaardes worden
gevonden.
Voorbeelden van onterechte selectie
1. Een belastingplichtige heeft in zijn aangifte een aftrekpost inzake zorgkosten opgenomen.
De hoogte van de aftrekpost ligt onder de drempelwaarden die gelden voor handmatige
controle van de aangifte. Desondanks is de aangifte door de inspecteur gecontroleerd
en bij de vaststelling van de aanslag gecorrigeerd. Uit de handmatige herbeoordeling
blijkt dat er geen voor fiscaal toezicht relevante en objectief gerechtvaardigde criteria
in de aangiften zijn opgenomen.
2. Een belastingplichtige heeft in zijn aangifte een aftrekpost opgenomen inzake een
gift aan een zekere stichting, zijnde een ANBI. In de beschrijving bij de gift is
de naam van de stichting opgenomen. Uit de handmatige herbeoordeling blijkt dat de
stichting inderdaad voorkomt in het ANBI-register en er lijkt geen andere voor het
fiscale toezicht relevante reden aanwezig om de aangifte te selecteren voor handmatige
controle. Toch is de aangifte door de inspecteur gecontroleerd en bij de vaststelling
van de aanslag gecorrigeerd.
Voorbeeld terechte selectie
1. Een belastingplichtige heeft in de aangifte een aftrekpost opgenomen inzake zorgkosten.
De hoogte van de aftrekpost ligt boven de drempelwaarden die gelden voor handmatige
controle van de aangifte. Uit de handmatige herbeoordeling blijkt dat er daarmee wel
een voor fiscaal toezicht relevant en objectief gerechtvaardigd criterium in de aangifte
is opgenomen. Er was aldus aanleiding voor verdere handmatige controle.
2. Een belastingplichtige heeft in de aangifte een aftrekpost opgenomen naar aanleiding
van een gedane gift aan een zekere stichting. In de beschrijving bij de gift is de
naam van de stichting opgenomen. Uit de handmatige herbeoordeling blijkt dat de stichting
niet voorkomt in het ANBI-register en dat dit ook reden was om de betreffende aangifte
te selecteren voor handmatige controle.
Aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen waarbij geen sprake is van
een code 1043 in het redenveld van de Uitworp Gewenst na selectie vanuit de specifieke
zorgkosten-query en/of giftenaftrek-query worden niet ambtshalve opnieuw beoordeeld
op de aanwezigheid van een fiscale selectiegrond. Op grond van het onderzoek van PwC
is er namelijk geen concrete aanleiding om de selectie van deze aangiften ook opnieuw
ambtshalve te beoordelen.
Schematisch overzicht10
2.3 Compensatie Selectie aan de Poort
2.3.1 Reikwijdte compensatie
Hiervoor is reeds opgemerkt dat er geen hoge eisen mogen worden gesteld aan de motivering
door de belastingplichtige bij een mogelijke schending van een grondrecht door risicoselectie.
Het is aan de Belastingdienst om aannemelijk te maken dat sprake is geweest van een
selectie op fiscale gronden. Indien een selectie op fiscale gronden door de Belastingdienst
niet aannemelijk kan worden gemaakt, is er volgens het kabinet aanleiding om de belastingplichtige
te compenseren. Ook als uit de herbeoordeling niet ondubbelzinnig blijkt dat sprake
is geweest van een schending van een grondrecht. Het kabinet acht het gepast om ook
deze belastingplichtigen te compenseren. Als (alleen) aannemelijk is geworden dat
selectie niet op fiscale gronden heeft plaatsgevonden, bestaat het risico dat de selectie
discriminatoir is geweest. Het wordt niet juist geacht om geen rekening te houden
met de situatie dat een discriminatoire selectie niet kan worden uitgesloten, maar
wel aannemelijk is dat geen sprake is geweest van een selectie op grond van fiscale
gronden. Ook in een dergelijke situatie moet de belastingplichtige worden gecompenseerd.
Voorts is reeds opgemerkt dat bij aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
die zijn geselecteerd vanuit de specifieke zorgkosten-query of giftenaftrek-query
de selectie opnieuw wordt beoordeeld. De omstandigheid dat deze aangiften zijn geselecteerd
vanuit de specifieke zorgkosten-query of giftenaftrek-query wil niet zeggen dat de
selectie en de daaruit voortvloeiende correctie alleen heeft gezien op die twee onderdelen.
De correctie kan ook hebben gezien op een ander onderdeel van de aangifte met als
gevolg een hoger verzamelinkomen. Gelet daarop is de compensatie niet alleen beperkt
tot de correctie van het verzamelinkomen met betrekking tot uitgaven voor specifieke
zorgkosten en/of aftrekbare giften maar ziet deze op de correctie van het verzamelinkomen
die het gevolg is geweest van de selectie vanuit de specifieke zorgkosten-query of
giftenaftrek-query. Het is onjuist om alleen rekening te houden met correcties ten
aanzien van uitgaven voor specifieke zorgkosten en/of giftenaftrek, als de selectie
ook heeft kunnen leiden tot andere correcties.
Het voorgaande is in lijn met de jurisprudentie.11 Zoals reeds is toegelicht onder 2.2, heeft de Hoge Raad overwogen dat het zo kan
zijn dat wanneer bij de controle van de aangifte van de belastingplichtige een verwerking
van persoonsgegevens heeft plaatsgevonden die leidt tot een schending van een grondrecht,
aan de inspecteur niet de bevoegdheid toekomt om de aangifte van de belastingplichtige
te corrigeren naar aanleiding van die bij de controle aan het licht gekomen punten.
Wanneer niet kan worden uitgesloten dat bij de selectie grondrechten zijn geschonden
en dus mogelijk sprake is geweest van schending van een grondrecht, wordt het passend
geacht om de belastingplichtige (ruimhartig) te compenseren als naar aanleiding hiervan
een correctie op het verzamelinkomen in de aangifte heeft plaatsgevonden. Voor de
hoogte van de compensatie wordt vervolgens gekeken naar het gevolg van de selectie:
de correctie op het verzamelinkomen. Zonder de selectie (op niet aannemelijk gemaakte
fiscale gronden) zou de correctie niet hebben plaatsgevonden. De correctie is derhalve
het nadeel dat de belastingplichtige ervaart door de selectie zonder een aannemelijk
gemaakte fiscale grondslag. Door een compensatie toe te kennen die gelijk is aan de
correctie van het verzamelinkomen kan naar mening van het kabinet recht worden gedaan
aan de selectie zonder aannemelijk gemaakte fiscale grondslag, ofwel een selectie
die dan niet had mogen plaatsvinden. Onder 2.3.2 wordt de keuze voor een forfaitaire
compensatie van 100% gelijk aan de correctie van het verzamelinkomen nader toegelicht.
2.3.2 Forfaitaire compensatie
Als na de herbeoordeling niet aannemelijk is dat de aangifte op fiscale gronden is
geselecteerd wordt de betreffende belastingplichtige hiervan op de hoogte gesteld
en wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking een compensatie toegekend. De compensatie
zal ambtshalve worden toegekend. De compensatie dient vervolgens conform de Algemene
wet bestuursrecht binnen zes weken te worden uitbetaald.12
De belastingplichtige wiens selectie van zijn aangifte is herbeoordeeld, maar waarvan
wordt geconcludeerd dat de aangifte op fiscale gronden is geselecteerd, wordt hiervan
bij voor bezwaar vatbare beschikking op de hoogte gesteld. Hiertegen staat dus bezwaar,
beroep, hoger beroep en beroep in cassatie open.
Het kabinet heeft aangegeven de compensatie te willen vormgeven als een forfaitaire
compensatie vanwege de uitvoerbaarheid. De Tweede Kamer is bij de uitwerking van de
compensatie verschillende keren geïnformeerd over de gemaakte keuzes. Dit wetsvoorstel
is de uitwerking van deze keuzes.13 Gezien de wens om snel tot compensatie over te gaan, de voorbereidingen die daarvoor
getroffen zijn voor de uitvoering en de uitwerking die reeds is gecommuniceerd aan
het parlement, heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden.
Bij de keuze voor een forfaitaire compensatie is overwogen dat deze keuze niet mag
betekenen dat dit minder gunstig is voor de belastingplichtige dan als de compensatie
plaatsvindt door middel van een ambtshalve vermindering. Dit betekent dat bij de vormgeving
van de forfaitaire compensatie ook gekeken moet worden naar de eventuele gevolgen
van de correctie ten aanzien van de belasting, premies en inkomensafhankelijke regelingen
om een minder gunstige compensatie dan bij ambtshalve vermindering uit te sluiten.
Gelet daarop is gekozen voor een forfaitaire compensatie die gelijk is aan de bruto
correctie. Op die manier zal in de regel niet snel sprake zijn van ondercompensatie.
Voor de hoogte van de forfaitaire compensatie is onderzoek verricht naar de marginale
belastingdruk. Inkomensafhankelijke regelingen in de inkomstenbelasting en toeslagen
zijn hierbij meegenomen, maar andere inkomensafhankelijke regelingen niet. Uit het
onderzoek is gebleken dat de gemiddelde marginale belastingdruk niet boven de 100%
uitkomt. Bij een forfaitaire compensatie die gelijk is aan 100% van de bruto correctie
van het verzamelinkomen is daarom de kans (zeer) klein dat er ondercompensatie optreedt
en wordt de belastingplichtige daarmee waarschijnlijk in overwegende mate gecompenseerd
voor alle gevolgen van de correctie voor belasting, premies en inkomensafhankelijke
regelingen. Het is mogelijk dat in de regel zelfs sprake is van (enige) overcompensatie.
Het kabinet acht deze mogelijke (enige) overcompensatie aanvaardbaar gezien de uitvoerbaarheid,
de eenvoud voor belastingplichtigen en de kortere termijn waarin deze compensatie
kan worden toegekend. Gelet op het voorgaande is gekozen voor een compensatie die
gelijk is aan 100% van het bedrag waarmee het verzamelinkomen bij de aanslag hoger
is vastgesteld dan het verzamelinkomen dat volgt uit de aangifte.
Dit wetsvoorstel is het gevolg van jurisprudentie waaruit blijkt dat als wordt vastgesteld
dat de Belastingdienst handhaving of toezicht heeft verricht op grond van een criterium
dat leidt tot een schending van grondrecht en daardoor op een zodanige wijze heeft
gehandeld die «zozeer indruist» tegen wat van een fatsoenlijke overheid mag worden
verwacht, dit consequenties kan hebben voor het gebruik van het met die handhaving
of toezicht verkregen bewijs en de daarop gebaseerde vervolghandelingen.14 In casu betreft dit de mogelijke discriminatoire selectie van aangiften voor onderzoek.
Met het wetsvoorstel wil het kabinet een duidelijk signaal afgeven dat selectie op
discriminatoire gronden niet mag en niet kan. Als bij de herbeoordeelde aangiften
geen objectieve en gerechtvaardigde reden voor de selectie kan worden gevonden, wordende
daarop gebaseerde vervolgacties teruggedraaid in de vorm van een compensatie. Het
algemene belang dat de Belastingdienst op een correcte wijze en niet-discriminatoire
wijze gebruik maakt van zijn bevoegdheden weegt alsdan zwaar. Met de ruimhartige compensatie
voor deze specifieke groep, die wellicht verder gaat dan uit de jurisprudentie volgt,
worden belangrijke stappen gezet om het vertrouwen in algemene zin en bij de betrokken
burgers terugwinnen.
Indien na een toegekend verzoek om ambtshalve vermindering, bezwaar, beroep, hoger
beroep of beroep in cassatie waarbij het verzamelinkomen (uiteindelijk) is vastgesteld
conform de aangifte of zelfs lager is vastgesteld dan is aangegeven in de aangifte,
volgt er geen compensatie. In een dergelijke situatie is immers uiteindelijk niet
in het nadeel afgeweken van het verzamelinkomen dat volgt uit de aangifte.
Bij de totstandkoming van het compensatiebeleid zijn twee opties voor compensatie
overwogen. Een alternatief voor de forfaitaire compensatie op basis de daadwerkelijke
correctie op het verzamelinkomen is een vast bedrag aan compensatie, bijvoorbeeld
op basis van de hoogte van de correctie die in het vaakst voorkomt, of zoals is toegepast
in de tegemoetkoming van de immateriële schade als gevolg van AVG-schending in FSV,
zijnde € 375.
Voor wat betreft de keuze van een vast bedrag op basis van de hoogte van de correctie
geldt dat uit de steekproef vanuit de uitvoeringstoets blijkt dat de bandbreedte van
bruto correcties op het verzamelinkomen uiteenloopt van ongeveer € 1.600 tot € 2.650.
Het correctiebedrag wat daarin het meest voorkomt is € 2.400. Wanneer voor een vast
bedrag gekozen wordt, geldt dat in veel gevallen in hogere mate overgecompenseerd
wordt dan bij een individuele benadering op basis van de daadwerkelijke correctie
op het verzamelinkomen. Om deze reden is gekozen voor een individuele benadering,
die voor de Belastingdienst ook goed uitvoerbaar is.
De keuze voor een vast bedrag, zoals toegepast bij de tegemoetkoming voor immateriële
schade als gevolg van AVG-schending in FSV, is gelegen in het feit dat de hoogte van
de immateriële schade door die schending niet eenduidig is vast te stellen. Dit is
ook de reden waarom deze financiële compensatie los gezien moet worden van de tegemoetkomingen
die verstrekt zijn voor mogelijke immateriële schade die ontstaan is als gevolg van
een AVG-schending. Het nadeel als gevolg van de onterechte selectie is makkelijk te
berekenen op basis van de hoogte van de correctie.
Door voor deze forfaitaire methode te kiezen wordt verdere doorwerking naar inkomensafhankelijke
regelingen voorkomen. Voorts is een forfaitaire compensatie (op korte termijn) uitvoerbaar,
in tegenstelling tot herstel via ambtshalve vermindering van de betreffende aanslag.
Dit alternatief zal waarschijnlijk tot wezenlijke problemen leiden in de uitvoering
nu niet vaststaat dat de Belastingdienst in alle individuele gevallen over de benodigde
gegevens beschikt om over de kalenderjaren 2012 tot en met 2019 via ambtshalve vermindering
passend herstel te kunnen bieden. Dit hangt onder meer nauw samen met het verlopen
van de wettelijke bewaartermijn en dat hierdoor mogelijk niet alle relevante gegevens
nog voorhanden zijn. Voor het toekennen van een forfaitaire compensatie is gebleken
dat de Belastingdienst over voldoende gegevens beschikt om deze te kunnen vaststellen.
Voorts zal ambtshalve vermindering leiden tot substantiële uitvoeringsopgaven voor
andere uitvoeringsorganisaties dan de Belastingdienst, bijvoorbeeld de Sociale Verzekeringsbank
en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en de Dienst Toeslagen, vanwege
de doorwerking van een aangepast verzamelinkomen naar andere regelingen.
Het kabinet heeft aandacht besteed aan een eventuele doorwerking van de compensatie
in het ontvangstjaar naar bijvoorbeeld het recht op een inkomensafhankelijke regeling
of bijstandsuitkering. De compensatie is geen fiscale bron van inkomen. De compensatie
heeft geen relatie met winst, loon of werkzaamheid. Indien de belastingplichtige ervoor
kiest om de compensatie op zijn bank- of spaarrekening te laten staan kan dit wél
tot gevolg hebben dat de compensatie tot het (fiscale) vermogen van de belastingplichtige
zal worden gerekend, bijvoorbeeld bij zijn aanvraag voor een inkomensafhankelijke
regeling of aangifte inkomstenbelasting. Het is derhalve mogelijk dat de compensatie
bij de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in het jaar volgend
op het jaar waarin de compensatie is uitgekeerd gevolgen heeft voor het vast te stellen
vermogen. Gelet op de vermogensnormen bij de inkomstenbelasting en inkomensafhankelijke
regelingen in samenhang met de gemiddelde hoogte van een compensatie, wordt het niet
opportuun geacht om de compensatie van het vermogen bij de eerdergenoemde fiscale
gebieden uit te zonderen. Bij het toekennen van de compensatie zal de Belastingdienst
de belastingplichtige attenderen over de mogelijke gevolgen voor bijvoorbeeld een
inkomensafhankelijke regeling als de compensatie wordt gespaard en daarmee tot het
(fiscale) vermogen gaat behoren. De eventuele doorwerking van de compensatie naar
het recht op een bijstandsuitkering heeft het kabinet nadrukkelijk beschouwd. Het
kabinet wenst rekening te houden met de eventuele gevolgen van een compensatie voor
het recht op een bijstandsuitkering, zeker nu daar (strengere) inkomens- en vermogensnormen
van toepassing zijn. Het kabinet neemt passende maatregelen om een mogelijke (onwenselijke)
doorwerking naar het recht op een bijstandsuitkering te beperken.
Het uitgangspunt is dat de belastingplichtige wiens aangifte zonder een aannemelijk
gemaakte fiscale grondslag is geselecteerd niet zelf om een compensatie hoeft te verzoeken.
De belastingplichtige dient dus ook niet hiervoor zelf een verzoek tot ambtshalve
vermindering in te dienen bij de Belastingdienst. De keuze voor een forfaitaire compensatie
laat onverlet dat een belastingplichtige zelf een verzoek tot ambtshalve vermindering
bij de inspecteur kan indienen. Het is echter niet de bedoeling dat er dubbele compensatie
plaatsvindt. De belastingplichtige wordt gecompenseerd door de forfaitaire compensatie
en daarnaast niet nogmaals via ambtshalve vermindering. De Tweede Kamer is reeds per
brief geïnformeerd over het zo veel mogelijk voorkomen van samenloop met ambtshalve
vermindering.15 Deze samenloop op voorhand minimaliseren door een beperking van de mogelijkheid tot
ambtshalve vermindering in te stellen met als gevolg een beperking van de rechtsbescherming,
is echter niet gewenst. Een verzoek tot ambtshalve vermindering is mogelijk tot vijf
jaar na het jaar waarop een aanslag betrekking heeft. In het geval de vijfjaarstermijn
is verstreken, zal de belastingplichtige moeten motiveren waarom er sprake is van
een verschoonbare termijnoverschrijding. Mocht de belastingplichtige een verzoek om
ambtshalve vermindering doen, dan kan hij bij eventuele afwijzing daarvan in bezwaar,
beroep, hoger beroep en beroep in cassatie gaan.
2.3.3. Geen actieve verrekening door de Belastingdienst
De compensatie zal niet actief door de Belastingdienst worden verrekend met een eventuele
openstaande belastingschuld van de belastingplichtige respectievelijk belastingschuldige.
Gelet op het karakter van de compensatie in relatie tot het FSV-kader is het niet
gepast indien de Belastingdienst uit eigen beweging de compensatie verrekent met een
eventuele openstaande belastingschuld. De belastingplichtige respectievelijk belastingschuldige
kan hier wel zelf om verzoeken.
2.3.4. Compensatie bij eerdere en navolgende aangiftejaren
Naast een compensatie voor het aangiftejaar waarbij niet aannemelijk kan worden gemaakt
dat een aangifte is geselecteerd met een fiscale grondslag (hierna: het selectiejaar),
zal ook een compensatie plaatsvinden voor bepaalde omliggende aangiftejaren. Hiervan
zal sprake zijn als uit de herbeoordeling blijkt dat er geen andere aanleiding is
geweest voor een onderzoek naar deze aangiften met eventueel daaropvolgende correcties
van het verzamelinkomen, dan de correctie van het verzamelinkomen naar aanleiding
van de eerdere selectie waarbij een fiscale grondslag niet aannemelijk is gemaakt
in het selectiejaar.
Bij eerdere aangiftejaren volgt een compensatie voor aangiften waarop een correctie
van het verzamelinkomen heeft plaatsgevonden als gevolg van een navorderingsaanslag
volgend op de correctie van het verzamelinkomen in de aangifte die is geselecteerd
zonder een aannemelijk gemaakte fiscale grondslag. Het is passend om ook voor die
jaren een compensatie te bieden, aangezien het onderzoek naar eerdere aangiftejaren
vrijwel direct kan volgen uit de correctie van het verzamelinkomen in de aangifte
na de selectie zonder een aannemelijk gemaakte fiscale grondslag. Op die manier is
een eventuele correctie van het verzamelinkomen in de aangifte in eerdere aangiftejaren
direct gerelateerd aan een eerdere selectie van een aangifte zonder een aannemelijk
gemaakte fiscale grondslag.
Naast de eerdere aangiftejaren zal ook een compensatie plaatsvinden voor de correcties
op het verzamelinkomen in de navolgende aangiftejaren, voor zover uit het onderzoek
naar de aangifte van die jaren geen andere aanleiding blijkt dan de correctie van
het verzamelinkomen van een eerdere aangifte die zonder een aannemelijk gemaakte fiscale
grondslag is geselecteerd. Ook hierbij kan sprake zijn van een direct verband tussen
de selectie waarbij de fiscale grondslag van deze selectie niet aannemelijk is gemaakt
– met de daaruit voortvloeiende correctie van het verzamelinkomen − en het onderzoek
naar een aangifte en correctie van het verzamelinkomen in een navolgend aangiftejaar.
De Belastingdienst zal voor de navolgende aangiftejaren daarom beoordelen of correcties
van het verzamelinkomen enkel in verband staan met de correctie van het verzamelinkomen
in de aangifte die het gevolg is van een selectie zonder een aannemelijk gemaakte
fiscale grondslag of dat voor het onderzoek naar die navolgende jaren een afzonderlijke
gerechtvaardigde aanleiding kan worden gevonden. Ook de aanvullende beoordeling is
onderdeel van de handmatige herbeoordeling van de fiscale grond voor selectie van
de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.
2.4 Aanvullende compensatie bij bijkomend direct nadeel
Het is mogelijk dat ondanks de keuze voor een forfaitaire compensatie die gelijk is
aan 100% van de bruto correctie van het verzamelinkomen in het nadeel van de belastingplichtige,
de compensatie niet hoog genoeg is om ook al het bijkomende directe nadeel – schade
die betrekking heeft op de doorwerking van de correctie naar belasting, premies en
inkomensafhankelijke regelingen en direct het gevolg is van de correctie − volledig
te compenseren. Het is namelijk mogelijk dat bij een zeer specifieke samenloop van
omstandigheden de marginale druk hoger uitkomt dan 100% en dus hoger is dan een forfaitaire
compensatie die gelijk is aan 100% van de bruto correctie van het verzamelinkomen.
Een correctie van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, waar
op grond van dit wetsvoorstel voor wordt gecompenseerd, heeft bijvoorbeeld kunnen
resulteren in een hoger verzamelinkomen, wat heeft kunnen resulteren in een verzamelinkomen
dat de inkomensgrens voor een inkomensafhankelijke regeling te boven gaat. De belastingplichtige
kan in die situatie als direct gevolg van de correctie daarom het recht op een inkomensafhankelijke
regeling, bijvoorbeeld de huurtoeslag, hebben verloren. Bij de huurtoeslag was er
in het betreffende tijdvak sprake van een «harde» inkomensgrens.
Het kabinet acht het wenselijk om voor die situaties belastingplichtigen de mogelijkheid
te bieden om een verzoek tot een aanvullende compensatie in te dienen voor het bijkomende
directe nadeel dat ziet op de nadelige gevolgen voor de belastingplichtige ten aanzien
van belasting, premies en inkomensafhankelijke regelingen. Bij het toekennen van een
forfaitaire compensatie zal de belastingplichtige worden geïnformeerd over deze mogelijkheid
en ook over de manier waarop een verzoek daartoe kan worden gedaan.
Bij de beoordeling van het verzoek zal de belastingplichtige het bijkomende directe
nadeel aannemelijk moeten maken, om het daadwerkelijk ondervonden bijkomende directe
nadeel in de sfeer van de belasting, premies en inkomensafhankelijke regelingen volledig
te kunnen laten compenseren. Het is voor de Belastingdienst niet mogelijk om een eventuele
aanvullende compensatie zonder meer ambtshalve toe te kennen. De Belastingdienst beschikt
mogelijk niet over (alle) gegevens om in individuele gevallen vast te kunnen stellen
of de forfaitaire compensatie ook het bijkomende directe nadeel volledig compenseert.
Desalniettemin zal de Belastingdienst aan de hand van de fiscale gegevens die beschikbaar
zijn proactief zoeken naar belastingplichtigen waarvoor een dergelijke situatie kan
gelden en hen ondersteunen bij een verzoek om een aanvullende compensatie.
De Belastingdienst dient binnen zes weken te beslissen op een ingediend verzoek. Dit
gebeurt bij voor bezwaar vatbare beschikking. Hiertegen staat bezwaar, beroep, hoger
beroep en beroep in cassatie open. Een beslissing op het verzoek kan langer dan zes
weken duren als de belastingplichtige in de gelegenheid wordt gesteld om zijn onvolledige
verzoek aan te vullen.16
De mogelijkheid om een aanvullende compensatie toegekend te krijgen, ziet derhalve
niet op immateriële schade of andere materiële schade. Daarnaast ziet de aanvullende
compensatie niet op de materiële schade van iemand anders dan de belastingplichtige
wiens aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen is geselecteerd, bijvoorbeeld
zijn fiscale partner, die (indirect) het gevolg kan zijn geweest van de selectie en
correctie op het verzamelinkomen. Voor een compensatie van dergelijke schade kan de
betreffende belastingplichtige zich wenden tot de reeds bestaande schadeprocessen
binnen de Belastingdienst omtrent de gevolgen door de FSV.17
2.5 Rentecompensatie
De (aanvullende) compensatie zal worden vermeerderd met een forfaitaire rentecompensatie.
Bij de gevallen waarin recht bestaat op een compensatie is immers sprake geweest van
een mogelijk onterechte selectie – het is niet aannemelijk gemaakt dat de selectie
heeft plaatsgevonden op een fiscale relevante grondslag – en een daaruit voortvloeiende
correctie van het verzamelinkomen in het nadeel van de belastingplichtige in het selectiejaar
of omliggende aangiftejaren. Dit heeft tot gevolg gehad dat de belastingplichtige
niet heeft kunnen beschikken over een bepaald bedrag. Gelet daarop acht het kabinet
het passend om ook rekening te houden met de gemiste rente-inkomsten. Ten behoeve
van de uitvoering van de compensatieregeling wordt hierbij een forfaitair percentage
per belastingjaar gehanteerd dat is gebaseerd op de percentages van de belastingrente
voor de inkomstenbelasting dat van toepassing was in de jaren vanaf het jaar dat de
aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen of aanslag inkomstenbelasting
en premie volksverzekeringen handmatig is beoordeeld en waarbij het verzamelinkomen
in het nadeel van de burger is gecorrigeerd, tot 1 januari 2024. Het voorgaande leidt
tot de volgende forfaitaire percentages en uitkomsten.
Jaar waarin correctie heeft plaatsgevonden
Compensatie wordt vermeerderd met:
Compensatie inclusief rentevergoeding (uitgaande van een hoofdsom van 100%):
2013
43%
143%
2014
40%
140%
2015
36%
136%
2016
32%
132%
2017
28%
128%
2018
24%
124%
2019
20%
120%
2020
16%
116%
Voorbeeld:
De belastingplichtige ontvangt in 2024 een compensatie, omdat zijn aangifte over de
jaren 2018 in 2019 is geselecteerd zonder een aannemelijk gemaakte fiscale grondslag
en vervolgens het verzamelinkomen is gecorrigeerd in het nadeel van de burger. De
compensatie bedraagt bij dit voorbeeld € 1.000. Vervolgens wordt de compensatie vermeerderd
met een forfaitair percentage aan de hand van de rentepercentages van de belastingrente
die hebben gegolden in de jaren vanaf correctie tot 2024. In dit geval wordt de compensatie
dan vermeerderd met 20%, aangezien in de jaren 2019 tot en met 2023 het percentage
van de belastingrente 4% is geweest en dus cumulatief 20%. De totale compensatie bedraagt
dan (€ 1.000 x 1,20) € 1.200. De belastingplichtige zou hetzelfde bedrag aan rente
krijgen als over elkaar jaar enkelvoudig de rente zou worden berekend aan de hand
van het dan geldende percentage voor de belastingrente. De belastingplichtige zou
namelijk voor de jaren 2023, 2022, 2021, 2020, 2019 per jaar € 40 rente hebben ontvangen
en daarmee in totaal € 200. De rentecompensatie is derhalve vergelijkbaar met het
vergoeden van belastingrente, alleen wordt in dit kader met een forfaitair percentage
gewerkt waarmee de compensatie wordt vermeerderd.
3. Uitvoering en budgettaire gevolgen
Het onderhavige wetsvoorstel is beoordeeld met een uitvoeringstoets18. De Belastingdienst acht het onderhavige wetsvoorstel uitvoerbaar bij een inwerkingtreding
per 1 januari 2024. De gevolgen voor de uitvoering zijn beschreven in de uitvoeringstoets
die is bijgevoegd.
In de Kamerbrief van 16 mei 2023 is beschreven dat de onderzoekspopulatie voor het
onderzoek naar de gevolgen van Selectie aan de Poort bestaat uit circa 12.000 belastingplichtigen
met in totaal circa 14.000 aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.19 Hierbij kwamen circa 7.800 aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
in aanmerking voor verder handmatig onderzoek. In het kader van de uitvoeringstoets
is een kwaliteitscontrole uitgevoerd over deze aantallen. Uit deze kwaliteitscontrole
volgt dat de onderzoekspopulatie bestaat uit circa 18.800 belastingplichtigen met
in totaal circa 20.400 aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.
Van de 18.800 belastingplichtigen zijn bij circa 9.200 belastingplichtigen voor fiscaal
toezicht relevante en objectief gerechtvaardigde criteria gevonden. Hierdoor komen
nog circa 9.600 belastingplichtigen met in totaal circa 10.500 aangiften inkomstenbelasting
en premie volksverzekeringen in aanmerking komen voor handmatig onderzoek.
In het kader van de uitvoeringstoets is een steekproef uitgevoerd. Op basis van deze
steekproef kan worden geconcludeerd dat het uitvoeren van de handmatige herbeoordeling,
de bijbehorende burgercommunicatie en het kunnen uitbetalen van compensaties aansluiten
op de bestaande processen binnen de Belastingdienst en daarmee derhalve niet leiden
tot een complexiteitstoename of -afname.
De resultaten van de steekproef wijzen uit dat het percentage van de handmatig beoordeelde
aangiften die in aanmerking komen voor een compensatie ten opzichte van de totale
onderzoekspopulatie 19% is. Het gemiddelde correctiebedrag bedroeg € 2.200. Voorts
is de verwachting dat 1% van de groep belastingplichtigen die in aanmerking komt voor
een compensatie ook in aanmerking komt voor een aanvullende compensatie. Op basis
hiervan worden de kosten voor de compensaties geraamd op € 12,3 miljoen. Dit is inclusief
correcties in voorafgaande of navolgende kalenderjaren gerelateerd aan de correctie
in het selectiejaar, rentevergoeding en een onzekerheidsmarge.
Tot slot worden de uitvoeringskosten bij dit wetsvoorstel geschat op circa € 2,75 miljoen.
In de Kamerbrief «Uitwerking beleid tegemoetkoming FSV»20 waarin de compensatieregeling is aangekondigd, waren de totale kosten (inclusief
uitvoering) geraamd op een bedrag tussen de € 10–20 miljoen. Al de hiervoor genoemde
bedragen tezamen vallen derhalve binnen de raming die eerder is gemaakt.
Tabel 1 Overzicht uitvoeringskosten (bedragen x € 1.000)
Maatregel
2023
2024
2025
2026
2027
2028
Struc.
Wetsvoorstel Wet compensatie selectie aan de poort
2.154
0,3450
–
–
–
–
–
Compensatiekosten
12.270
4. Doenvermogen
Voor dit wetsvoorstel is een inschatting gemaakt van de «doenlijkheid». Het gaat er
dan om in hoeverre het toekennen van de compensatie en de mogelijkheid voor een aanvullend
verzoek (direct) kan leiden tot (problematische) belasting van het doenvermogen van
de betreffende belastingplichtigen.
Ten aanzien van het toekennen van een forfaitaire compensatie luidt het oordeel dat
dit geen gevolgen heeft voor het doenvermogen van de belastingplichtige die in aanmerking
komt voor een compensatie. De belastingplichtige hoeft namelijk niet zelf een verzoek
hiertoe te doen. De Belastingdienst zal, indien na de handmatige herbeoordeling is
gebleken dat de belastingplichtige in aanmerking komt voor een compensatie, de compensatie
ambtshalve toekennen. Hierbij zal de Belastingdienst inzichtelijk maken hoe het bedrag
van de compensatie tot stand is gekomen.
Ten aanzien van de groep belastingplichtigen die niet in aanmerking komt voor de compensatie
en daarom eventueel in bezwaar zal gaan, kan dit anders zijn. Het nagaan of er terecht
geen recht op compensatie bestaat en het eventueel in bezwaar gaan, kan leiden tot
een groter beroep op het doenvermogen van de belastingplichtige waarbij dit een aandachtspunt
is. Door een proactieve houding van de Belastingdienst wordt gepoogd te voorkomen
dat dit grotere beroep op het doenvermogen leidt tot belemmeringen. De Belastingdienst
zal de belastingplichtige actief informeren over de uitkomst van de handmatige herbeoordeling
en hierbij aangegeven waarom de belastingplichtige geen recht heeft op compensatie.
Voorts zal de Belastingdienst de belastingplichtige actief wijzen op de mogelijkheid
van bezwaar en op de mogelijkheid om (telefonisch) contact op te nemen met de Belastingdienst,
te weten het FSV Meldpunt en het Servicepunt van het programma Buitengewone Zaken
Blauw (BZB) van de Belastingdienst. Dit kan bijvoorbeeld in het kader van een informatieverzoek
of voor overige vragen. Tevens zal de Belastingdienst monitoren hoe belastingplichtigen
reageren op de beschikking omtrent geen compensatie en welke vragen en bezwaren daaruit
voortvloeien, zodat hierop kan worden geanticipeerd bij verdere communicatie en interactie
met belastingplichtigen. BZB stelt de burger centraal en poogt zo veel mogelijk drempels
weg te nemen. Alles overziend is daarom de verwachting dat het grotere beroep op het
doenvermogen weliswaar een aandachtpunt is, maar naar verwachting niet of beperkt
zal leiden tot problemen.
De mogelijkheid om een verzoek in te dienen voor het bijkomende directe nadeel zal
eveneens leiden tot een groter beroep op het doenvermogen van de belastingplichtige
waarbij dit een aandachtspunt is, maar naar verwachting niet of beperkt tot problemen
zal leiden. De Belastingdienst zal de belastingplichtige actief wijzen op de mogelijkheid
voor een aanvullende compensatie door dit op te nemen in de schriftelijke correspondentie
ter zake van de compensatie. Het voorgaande laat onverlet dat de belastingplichtige
in beginsel echter zelf het initiatief zal moeten nemen om een aanvullende compensatie
te krijgen voor het bijkomende directe nadeel door een verzoek in te dienen. De belastingplichtige
zal hierbij aannemelijk moeten maken wat het bijkomende directe nadeel is en dit vraagt
doenvermogen van de belastingplichtige. De Belastingdienst zal de belastingplichtige
wél ondersteunen bij diens verzoek om een aanvullende compensatie door bijvoorbeeld
gebruik te maken van de relevante fiscale gegevens die reeds beschikbaar zijn, zover
dit mogelijk is. Aangezien het verzoek om een aanvullende compensatie alleen betrekking
zal hebben op de gevolgen voor belasting, premies en inkomensafhankelijke regelingen,
is het aannemelijk dat de Belastingdienst over (een gedeelte van) de noodzakelijke
stukken voor de beoordeling van het verzoek zal beschikken en dus de belastingplichtige
in voldoende mate kan ondersteunen bij zijn verzoek. Daarnaast zal de Belastingdienst
aan de hand van de fiscale gegevens die beschikbaar zijn proactief zoeken naar belastingplichtigen
waarvoor een dergelijke situatie geldt. Voorts is belangrijk om op te merken dat de
Belastingdienst belastingplichtigen actief zal wijzen op de mogelijkheden om contact
op te nemen met de Belastingdienst (FSV Meldpunt en Servicepunt van BZB) bij vragen
en of onduidelijkheden. Tot slot zal de Belastingdienst het proces omtrent de aanvullende
compensatie nauwlettend in de gaten houden, zodat het proces tijdig wordt aangepast
als blijkt dat het grotere beroep op het doenvermogen leidt tot onvolkomenheden. Gelet
hierop is de verwachting dat het grotere beroep op het doenvermogen van de belastingplichtige
niet of beperkt zal leiden tot problemen.
5. Gevolgen voor de regeldruk
De inschatting is dat het wetsvoorstel geen noemenswaardige gevolgen voor de regeldruk
heeft. Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het voorstel niet geselecteerd voor
een formeel advies, omdat het slechts verwaarloosbare gevolgen voor de regeldruk heeft.
6. EU-aspecten en grenseffecten
De maatregelen in het onderhavige wetsvoorstel hebben geen EU-aspecten. Voorts geldt
voor het wetsvoorstel dat er geen grenseffecten worden voorzien.
7. Advies en consultatie
7.1 Internetconsultatie
Het onderhavige wetsvoorstel is niet ter internetconsultatie voorgelegd. Gelet op
de omstandigheid dat het wetsvoorstel onderdeel uitmaakt van het pakket Belastingplan
2024 en het wenselijk is dat het wetsvoorstel op 1 januari 2024 in werking zal treden
en het parlement dat reeds is geïnformeerd over het compensatiebeleid, is er onvoldoende
ruimte geweest om het wetsvoorstel ter internetconsultatie voor te leggen. Het zo
snel mogelijk compenseren van de belastingplichtigen heeft in deze afweging de doorslag
gegeven.
7.2 Autoriteit Persoonsgegevens
De Autoriteit Persoonsgegevens is op 10 augustus 2023 om advies gevraagd21. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft advies uitgebracht op 29 augustus 2023. Daarin
heeft de Autoriteit Persoonsgegevens geadviseerd in de wettekst te expliciteren dat
de inspecteur bevoegd is om bijzondere persoonsgegevens en gegevens van strafrechtelijke
aard te verwerken. Dit advies is opgevolgd door in artikel 8, eerste lid, expliciet
op te nemen dat de inspecteur bevoegd is bijzondere categorieën van persoonsgegevens
en gegevens van strafrechtelijke aard te verwerken indien dit noodzakelijk is voor
de vaststelling of aan artikel 2, eerste lid, is voldaan. Ook adviseert de Autoriteit
Persoonsgegevens om in de toelichting duidelijk aan te geven welke uitzonderingsgrond
op het beginselverbod op verwerking van bijzondere persoonsgegevens aan de orde is,
waarom dat zo is en zo concreet mogelijk en uitputtend aan te geven welke bijzondere
persoonsgegevens dat zijn en waar die gegevens van afkomstig zijn. Wat betreft de
verwerking van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard adviseert de Autoriteit
Persoonsgegevens in gelijke zin. Voor zover «gewone» persoonsgegevens worden verwerkt
adviseert de Autoriteit Persoonsgegevens eveneens deze zo concreet en uitputtend mogelijk
te benoemen in de toelichting. Naar aanleiding van dit advies is paragraaf 9 van deze
toelichting hierop aangevuld.
8. Rechtsbescherming
Een compensatie zal, bij voor bezwaar vatbare beschikking, ambtshalve worden toegekend.
Dit betekent dat hiertegen bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie openstaat.
Een eventuele aanvullende compensatie wordt ook bij voor bezwaar vatbare beschikking
toegekend. Hier staat dus eveneens bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie
open bij de fiscale rechter.
Het is ook juist om de belastingplichtige wiens selectie van zijn aangifte is herbeoordeeld,
maar waarvan wordt geconcludeerd dat deze op fiscale gronden is geselecteerd, hiervan
bij voor bezwaar vatbare beschikking op de hoogte te stellen. Op die manier heeft
deze belastingplichtige de mogelijkheid om in bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep
in cassatie te gaan als hij zich niet kan vinden in de uitkomst van de handmatige
herbeoordeling.
In paragraaf 3 is reeds opgemerkt dat uit de uitvoeringstoets volgt dat op basis van
de uitgevoerde steekproef in 19% van de gevallen recht zal zijn op een compensatie.
Dit betekent dat in 81% van de gevallen geen recht zal zijn op een compensatie. Voor
een inschatting van het aantal burgers dat bezwaar zal indienen, is gekeken naar vergelijkbare
processen binnen het FSV-kader door BZB. Bij de vergelijkbare processen is gebleken
dat een zeer kleine groep belastingplichtigen in actie komt na correspondentie. Van
de circa 250.000 verzonden brieven is in circa 600 gevallen een reactie vanuit de
burger gekomen. Dit is slechts 0,2%. Gebaseerd op deze eerdere bevindingen is de verwachting
dat een zeer klein aantal van de belastingplichtigen in bezwaar zal gaan. De te verwachten
situaties waarin bezwaar zal worden ingediend zijn die waarin de burger geïnformeerd
wordt dat sprake was van terechte selectie doordat er voor fiscaal toezicht relevante
en objectief gerechtvaardigde criteria gevonden zijn en de situatie waarin de burger
geïnformeerd wordt dat er sprake was van onterechte selectie en dat de hoogte van
de financiële compensatie niet voldoende is voor het nadeel dat is ondervonden.
Het kabinet is van mening dat 1% bezwaren een reële inschatting is. Mocht het aantal
bezwaren toch hoger uitvallen, dan vraagt dit meer capaciteit. In de uitvoeringstoets
is een onzekerheidsmarge opgenomen, waarbinnen dergelijke financiële tegenvallers
kunnen worden opgevangen.
Het wetsvoorstel is ter advisering voorgelegd aan de Raad voor de rechtspraak. De
Raad voor de rechtspraak verwacht dat het wetsvoorstel leidt tot een beperkte (en
eenmalige) toename van de werklast. Uit de uitvoeringstoets blijkt immers dat het
wetsvoorstel tot een beperkt aantal bezwaarzaken en daarmee een beperkt aantal beroepszaken
zal leiden. De Raad voor de rechtspraak concludeert daarom dat hooguit enkele tientallen
beroepsprocedures bij de rechtbanken aanhangig worden gemaakt.
9. Gegevensbescherming
Ten behoeve van de herbeoordeling van de betreffende aangiften worden persoonsgegevens
verwerkt en daarmee zijn de bepalingen van de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG) van toepassing. Bij de herbeoordeling wordt gewerkt met een stappenplan met
bijbehorende werkinstructie22. Bij de uitvoering wordt ook gebruikgemaakt van een procesbeschrijving – een specificering
van eerder gemaakte processen voor andere onderzoekstrajecten – met een duidelijke
weergave van de daarin meegenomen maatregelen waarmee aangetoond wordt dat voldaan
wordt aan de naleving van de vereisten van de AVG.
De onderzoekspopulatie betreft een deelpopulatie van de FSV. Het onderzoek heeft als
doel vast te stellen in hoeverre sprake was van een selectie op fiscale gronden ten
einde te bepalen of er een reden is voor compensatie. De Belastingdienst heeft ten
aanzien van de FSV een data protection impact assessment (DPIA) uitgevoerd met als
doel om 1) de verwerkingen van het programma BZB in kaart te brengen en 2) de grondslag
voor deze verwerkingen vast te leggen en 3) de risico’s van deze verwerkingen te beoordelen
en maatregelen te nemen om de risico’s te beperken. Bij de uitvoering van dit wetsvoorstel
zal worden voldaan aan de naleving van de met de DPIA beschreven maatregelen waarmee
de risico’s die in de DPIA worden genoemd tot een aanvaardbaar niveau worden teruggebracht.
Met dit wetsvoorstel wordt beoogd om compensatie toe te kennen aan belastingplichtigen
wier aangifte zonder een aannemelijk gemaakte fiscale grondslag is geselecteerd en
ten aanzien van wie naar aanleiding van die selectie het verzamelinkomen bij de aanslag
of navorderingsaanslag hoger is vastgesteld dan het verzamelinkomen dat volgt uit
de aangifte, onderscheidenlijk de reeds opgelegde aanslag. Het wetsvoorstel voorziet
in de wettelijke verplichting voor het toekennen van deze compensatie. De verwerkingen
die binnen de Belastingdienst (BZB) plaatsvinden ter uitvoering van dit wetsvoorstel
vinden hun grondslag in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, van de AVG.
De selectie van de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen waarvan
het PwC-rapport expliciet stelt dat het risico bestaat dat deze selectie meer gericht
was op kenmerken van de belastingplichtige dan op fiscale risico’s, zullen opnieuw
worden beoordeeld. Als bij de herbeoordeling blijkt dat de selectie zonder aannemelijk
gemaakte fiscale gronden heeft plaatsgevonden of als dit niet kan worden uitgesloten,
is het juist om de betreffende burger te compenseren. Voor de hiervoor noodzakelijke
herbeoordeling en het kunnen toekennen van de compensatie zullen er binnen de Belastingdienst
(binnen BZB) persoonsgegevens worden verwerkt. Hierbij kan worden gedacht aan persoonsgegevens
als het BSN. Van deze gegevens kan kennis worden genomen om te kunnen voldoen aan
de verplichting om de betreffende burgers te compenseren. De uitzondering op het verbod
op de verwerking van bijzondere categorieën van gegevens van artikel 9, tweede lid,
onderdeel g, van de AVG is van toepassing. De verwerkingen zijn noodzakelijk voor
de uitvoering van dit wetsvoorstel, dat de grondslag biedt voor het toekennen van
compensatie.
Om te komen tot een selectie van de aangiftes, worden de fiscale criteria die worden
gebruikt om op fiscale grondslag te selecteren vergeleken met de in FSV opgenomen
aantekenvelden. In de FSV komen niet alleen persoonsgegevens maar ook bijzondere categorieën
van persoonsgegevens, zoals gegevens over religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen
of gegevens over gezondheid, en strafrechtelijke gegevens voor. De opgeslagen gegevens
uit FSV worden getoetst of daarmee sprake is van een fiscaal criterium of dat sprake
is van generieke informatie. Indien sprake is van een fiscaal criterium worden de
gegevens niet verder verwerkt. Indien sprake is van generieke informatie blijft de
verwerking van deze bijzondere en/of strafrechtelijke gegevens beperkt tot de generieke
informatie, veelal uitgedrukt in codes of soortbenamingen.
Het gebruik van de persoonsgegevens dient te worden afgewogen tegen het belang dat
elke betrokkene heeft bij de bescherming van zijn grondrechten. De verwerking die
het gevolg zijn van dit wetsvoorstel dient daarbij rekening te houden met de vereisten
van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het doel van de verwerkingen die gaan plaatsvinden is de toedeling van een taak van
de Belastingdienst om te voorzien in het herstel van het nadeel dat de belanghebbenden
is toegebracht door een schending van hun grondrechten door toekenning van een compensatie.
Het doel valt daarmee binnen de noodzaak om de grondrechten van de betrokkenen te
beschermen. Er kan immers geen sprake zijn van bescherming indien niet wordt voorzien
in het herstel van een schending.
Er wordt voldaan aan het vereiste van proportionaliteit doordat door het gebruik van
(bijzondere en strafrechtelijke) persoonsgegevens een selectie mogelijk wordt die
noodzakelijk is om te kunnen voorzien in het recht van compensatie voor de met dit
wetsvoorstel gedefinieerde belanghebbenden.
Er wordt met dit voorstel ook voldaan aan het vereiste van subsidiariteit. De verwerking
van bijzondere dan wel strafrechtelijke gegevens blijft immers beperkt tot de selectie
van belanghebbenden en deze gegevens worden vervolgens niet verder verwerkt.
Bij de uitvoering wordt gebruik gemaakt door de behandelaar van het systeem ABS waar
fiscale informatie over de belastingbetaler zijn vastgelegd. Door gebruik te maken
van vastgestelde fiscale criteria krijgt de behandelaar toegang en inzage in de voor
de uitvoering relevante informatie. Toegang en inzage blijft op deze manier tot het
hoogstnoodzakelijke. De verwerkingen die kunnen worden uitgevoerd blijven ook beperkt
tot toegang en inzage en is een invulling van de beschermingsmaatregel die ziet op
toekenning van rollen en daaraan gekoppelde gebruikersrechten.
Daarnaast heeft de behandelaar inzage in de FSV en de aantekenvelden die ook bijzondere
en strafrechtelijke gegevens kunnen bevatten. Deze toegang blijft beperkt tot de gekwalificeerde
behandelaren binnen BZB voor de uitvoering van het selectieonderzoek.
Met deze inzage beoordeelt de behandelaar of daarbij sprake is van specifieke informatie
zodat een fiscale selectie heeft plaatsgehad. Indien bevestigend is het onderzoek
afgerond en vindt geen verdere verwerking plaats en wordt het dossier gesloten.
Indien wel sprake is van generieke informatie dan wordt dit onderzoeksresultaat opgeslagen
in een afgeschermde omgeving. Het onderzoeksresultaat wordt na invoering van de wet
aangevuld met NAW gegevens en BSN om tot afgifte van een beschikking en uitbetaling
te komen.
Gedurende het proces worden uiteraard de dataminimalisatie en beveiliging bewaakt
en zal zorgvuldig met de (bijzondere) persoonsgegevens worden omgegaan. Bij de eerdergenoemde
DPIA is uitvoerig gekeken naar maatregelen om eventuele risico’s bij deze verwerkingen
te beperken.
10. Comptabiliteitswet 2016
In dit onderdeel van de memorie van toelichting worden de nagestreefde doelen, de
nagestreefde doeltreffendheid en de nagestreefde doelmatigheid beschreven van dit
wetsvoorstel.
Nagestreefde doelen
Het kabinet heeft reeds aangegeven het passend te achten om belastingplichtigen te
compenseren wier aangiften zonder fiscale grondslag is geselecteerd met als gevolg
een correctie van het verzamelinkomen in het nadeel van de belastingplichtige. Het
wetsvoorstel heeft tot doel en biedt de mogelijkheid om (alleen) deze groep belastingplichtigen
daadwerkelijk te kunnen compenseren. De voorwaarden die in het wetsvoorstel zijn opgenomen
om in aanmerking te komen voor een compensatie sluiten aan bij de wens van het kabinet
om voor een specifieke situatie te compenseren. Alleen bij de aangiften inkomstenbelasting
waarvan het PwC-rapport expliciet stelt dat het risico bestaat dat deze selectie meer
gericht was op kenmerken van de belastingplichtige dan op fiscale risico’s waarbij
blijkt dat de selectie op niet-fiscale gronden heeft plaatsgevonden voldoen, kan op
grond van het wetsvoorstel voor worden gecompenseerd. Het wetsvoorstel voorziet daarbij
in een grondslag om een rentevergoeding uit te keren en een aanvullende compensatie
voor bijkomend direct nadeel. Daarmee voldoet het wetsvoorstel aan het doel dat wordt
beoogd.
Doeltreffendheid
Met een compensatie van 100% van de correctie wordt verwacht dat een groot deel van
het ondervonden nadeel kan worden gecompenseerd. In de gevallen waarin een belastingplichtige
meent dat het nadeel hoger is, kan diegene een beroep doen op de aanvullende compensatie
bij bijkomend direct nadeel.
Doelmatigheid
Het gebruik van een forfaitair bedrag heeft als voordeel dat getroffen belastingplichtigen
op een uitvoerbare manier ruimhartig kunnen worden gecompenseerd.
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1. Begripsbepalingen
De begripsbepalingen behoeven geen nadere toelichting.
Artikel 2. Compensatie
Het voorgestelde artikel 2, eerste lid, regelt welke doelgroep in aanmerking komt
voor de compensatie wegens selectie van een aangifte inkomstenbelasting en premie
volksverzekeringen, waarbij selectie op een fiscale grondslag niet aannemelijk kan
worden gemaakt. Het gaat om aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
over de kalenderjaren 2012 tot en met 2019 die door het proces Selectie aan de Poort
voor een handmatige beoordeling zijn geselecteerd. Hierbij geldt dat door de inspecteur
niet aannemelijk kan worden gemaakt dat bij die selectie vanuit de geautomatiseerde
zoekopdracht aan de hand van uitgaven voor specifieke zorgkosten als bedoeld in artikel 6.17
van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) of aftrekbare giften als bedoeld
in artikel 6.32 Wet IB 2001, sprake is geweest van een fiscale selectiegrond of fiscaal
relevant feit. Tevens moet de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
vanwege die selectie een Uitworp Gewenst met in het redenveld een code 1043 hebben
ontvangen en een daarmee samenhangende registratie in de FSV. Voorts moet de selectie
hebben geleid tot een handmatige beoordeling van de aangifte in een van de intensief
toezichtteams van de Belastingdienst op basis van een code 1043. Daarnaast dient bij
de aanslag het verzamelinkomen hoger te zijn vastgesteld dan het verzamelinkomen dat
volgt uit de aangifte.
Voorgesteld wordt de groep belastingplichtigen die in aanmerking komt voor een compensatie
te bepalen door middel van een herbeoordeling van de selectie van de aangiften inkomstenbelasting
en premie volksverzekeringen die mogelijk onderdeel waren van voornoemd selectieproces.
Indien geen relevante, geschikte en objectief gerechtvaardigde criteria voor selectie
voor fiscaal toezicht door een toezichtteams aannemelijk gemaakt kunnen worden en
de selectie niet ook zou hebben plaatsgevonden op grond van een andere selectieregel
op basis van de reguliere selectiemodule van de Belastingdienst die fiscaal en objectief
gerechtvaardigd is, komt de betrokken belastingplichtige in aanmerking voor een forfaitaire
compensatie. Dit geldt dus ook zonder dat expliciet is vastgesteld dat sprake is van
een schending van een grondrecht.
Voorgesteld wordt dat de inspecteur de compensatie ambtshalve toekent, zodat de compensatie
niet door belastingplichtige hoeft te worden aangevraagd.
Uit het voorgestelde artikel 2, tweede en derde lid, volgt dat ook een forfaitaire
compensatie wordt toegekend voor eerdere aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
en navolgende aangiften aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
die aan handmatig toezicht zijn onderworpen en waarbij het verzamelinkomen hoger is
vastgesteld dan volgt uit de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
of aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, en dit enkel het gevolg
is geweest van de eerdere correctie van het verzamelinkomen als gevolg van een selectie
waarvoor een fiscale grond niet aannemelijk is gemaakt. Het gaat hierbij om hetzelfde
tijdvak als het tijdvak dat ten grondslag ligt aan een compensatie op grond van het
voorgestelde artikel 2, eerste lid. De Belastingdienst zal bij de eerdere en de navolgende
aangiftejaren moeten bezien of correcties van het verzamelinkomen bij die aangiftejaren
enkel in verband staan met de correctie van het verzamelinkomen in de aangifte inkomstenbelasting
en premie volksverzekeringen in het selectiejaar of dat voor het onderzoek in die
jaren een andere gerechtvaardigde aanleiding bestaat.
In het voorgestelde artikel 2, vierde lid, wordt geregeld dat de compensatie wordt
toegekend per aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen dan wel aanslag
inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.
Artikel 3. Compensatie bij voor bezwaar vatbare beschikking
Het voorgestelde artikel 3, eerste lid, regelt dat de compensatie wordt vastgesteld
bij voor bezwaar vatbare beschikking en dat meerdere compensaties kunnen worden vastgesteld
bij één beschikking. Uit het voorgestelde artikel 3, tweede lid, volgt dat hierbij
hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) van overeenkomstige
toepassing is. Hoofdstuk V van de AWR ziet op de (fiscale) bezwaar- en beroepsmogelijkheid
bij voor bezwaar vatbare beschikkingen. Het overeenkomstig van toepassing verklaren
van hoofdstuk V van de AWR heeft als gevolg dat na bezwaar de beschikking bij een
eventueel beroep, hoger beroep of beroep in cassatie aan de fiscale rechter wordt
voorgelegd.
Artikel 4. Componenten compensatie
Het voorgestelde artikel 4, eerste lid, regelt de hoogte van de compensatie wegens
selectie van een aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen waarbij
de inspecteur de selectie op fiscale gronden niet aannemelijk heeft kunnen maken.
Voorgesteld wordt belanghebbenden te compenseren door middel van het toekennen van
een forfaitair bedrag en niet door middel van het verlenen van een ambtshalve vermindering
van de desbetreffende (navorderings)aanslag(en) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.
Voorgesteld wordt om de hoogte van de compensatie vast te stellen op een bedrag gelijk
aan (lees: 100% van) het brutobedrag waarmee het verzamelinkomen bij de aanslag of
navorderingsaanslag hoger is vastgesteld dan het verzamelinkomen dat volgt uit de
aangifte of reeds opgelegde aanslag. Door niet te kiezen voor de route van ambtshalve
vermindering, wordt doorwerking naar inkomensafhankelijke regelingen voorkomen.
In het voorgestelde artikel 4, tweede lid, wordt geregeld dat, indien het bedrag waarmee
het verzamelinkomen bij de aanslag dan wel navorderingsaanslag hoger is vastgesteld
dan het verzamelinkomen dat volgt uit de aangifte of reeds opgelegde aanslag wordt
bijgesteld naar aanleiding van een verzoek om ambtshalve vermindering, bezwaar, beroep,
hoger beroep of beroep in cassatie van de belastingplichtige de compensatie gelijk
is aan het bedrag waarmee het bijgestelde verzamelinkomen hoger is vastgesteld dan
het verzamelinkomen dat volgt uit de aangifte of reeds opgelegde aanslag. Voorts volgt
uit het voorgestelde artikel 4, tweede lid, tweede zin, dat een ingediend verzoek
om ambtshalve vermindering of een lopende bezwaar- dan wel beroepsprocedure tegen
de aanslag of navorderingsaanslag wordt afgewacht, alvorens de hoogte van de forfaitaire
compensatie wordt vastgesteld. Hiermee wordt voorkomen dat de forfaitaire compensatie
te hoog of te laag wordt vastgesteld, als het verzamelinkomen vervolgens wijzigt als
gevolg van het verzoek om ambtshalve vermindering of een bezwaar- of beroepsprocedure.
Uit het voorgestelde artikel 4, derde lid, volgt dat de compensatie wordt vermeerderd
met een forfaitaire vergoeding voor de misgelopen rente. Het behelst hierbij een forfaitaire
vergoeding die wordt gebaseerd op de percentages voor de belastingrente voor de inkomstenbelasting
die van toepassing waren in de jaren vanaf het jaar dat de correctie heeft plaatsgevonden
en het verzamelinkomen is gecorrigeerd tot en met 31 december 2023.
Artikel 5. Aanvullende compensatie
Het is mogelijk dat de compensatie niet hoog genoeg is om ook alle uit de correctie
direct voortvloeiende gevolgen met betrekking tot de belasting, premies of inkomensafhankelijke
regelingen volledig te compenseren. Een correctie van de aangifte inkomstenbelasting
en premie volksverzekeringen heeft bijvoorbeeld kunnen resulteren in een hoger verzamelinkomen,
met als gevolg dat de betreffende belastingplichtige meer belasting en premies moest
betalen en bijvoorbeeld geen recht had op huurtoeslag dan wel recht had op een lager
bedrag aan huurtoeslag. In die situatie kunnen de financiële gevolgen ten aanzien
van de belastingheffing, premies en inkomensafhankelijke regelingen, als direct gevolg
van de correctie, hoger zijn dan 100% van het brutobedrag waarmee het verzamelinkomen
hoger is vastgesteld dan het verzamelinkomen dat volgt uit de aangifte of reeds opgelegde
aanslag.
In het voorgestelde artikel 5, eerste lid, is daarom opgenomen dat aan de belastingplichtige
die aannemelijk maakt dat de directe nadelige gevolgen van die correctie ten aanzien
van de verschuldigde inkomstenbelasting, premies volksverzekeringen of inkomensafhankelijke
regelingen groter zijn dan de forfaitaire compensatie, op verzoek een aanvullende
compensatie voor deze gevolgen wordt toegekend. Bij de beoordeling van het verzoek
zal de belastingplichtige het bijkomende directe nadeel aannemelijk moeten maken.
Het gaat hierbij dus enkel om het directe nadeel dat het gevolg is van de doorwerking
van het door de inspecteur gecorrigeerde verzamelinkomen naar de verschuldigde inkomstenbelasting
en premies volksverzekeringen en de te ontvangen bedragen inzake inkomensafhankelijke
regelingen en dat niet geheel wordt gecompenseerd door de forfaitaire compensatie,
bedoeld in artikel 2, eerste, tweede en derde lid. Een belastingplichtige kan alleen
van deze mogelijkheid gebruik maken als ambtshalve aan hem een forfaitaire compensatie,
bedoeld in artikel 2, eerste, tweede en derde lid, is toegekend.
Uit het voorgestelde artikel 5, tweede lid, volgt dat het bedrag van de aanvullende
compensatie gelijk is aan het bedrag aan nadelige gevolgen dat het bedrag van de compensatie,
bedoeld in artikel 4, eerste lid, te boven gaat.
In het voorgestelde artikel 5, derde lid, wordt bepaald dat ook de aanvullende compensatie
wordt vermeerderd met een rentevergoeding overeenkomstig die voor de compensatie gaat
gelden.
In het voorgestelde artikel 5, vierde lid, wordt geregeld dat een belastingplichtige
zijn verzoek om aanvullende compensatie voor het bijkomende directe nadeel kan indienen
tot uiterlijk één jaar na dagtekening van de beschikking tot toekenning van de compensatie,
bedoeld in artikel 2, eerste, tweede en derde lid. Uit het voorgestelde artikel 5,
vijfde lid, volgt dat de inspecteur binnen zes weken na ontvangst van het verzoek
op het ingediende verzoek beslist en dat dit gebeurt bij voor bezwaar vatbare beschikking
als bedoeld in hoofdstuk V AWR.
Artikel 6. Uitbetaling compensatie en aanvullende compensatie
Het voorgestelde artikel 6, eerste lid, regelt dat de Belastingdienst de compensatie
uitbetaalt op het bankrekeningnummer dat ten aanzien van de belanghebbende ten behoeve
van diens fiscale verplichtingen bij de Belastingdienst bekend is.
In het voorgestelde artikel 6, tweede lid, wordt bepaald dat de Belastingdienst een
(aanvullende) compensatie niet kan verrekenen met een openstaande belastingschuld
van de betreffende belastingplichtige. Dit kan alleen indien de belastingplichtige
daar zelf om verzoekt.
Artikel 7. Beschikking bij niet toekennen compensatie
In het voorgestelde artikel 7 wordt bepaald dat de belastingplichtige wiens aangifte
inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen is herbeoordeeld en valt binnen de
groep aangiften, bedoeld in het voorgestelde artikel 2, eerste lid, onderdelen a en
b, maar waarvan wordt geconcludeerd dat deze op fiscale gronden is geselecteerd en
daarom geen recht bestaat op een compensatie bij voor bezwaar vatbare beschikking
op de hoogte wordt gesteld. Ook hierbij geldt overeenkomstig het voorgestelde artikel 3,
eerste lid, dat één beschikking kan worden afgegeven voor meerdere belastingjaren.
Artikel 8. Verwerking van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard
In het voorgestelde artikel 8, eerste lid, wordt de grondslag geboden voor de inspecteur
om bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke
aard te kunnen verwerken.
In het voorgestelde artikel 8, tweede lid, wordt bepaald dat bij de verwerking van
persoonsgegevens van strafrechtelijke aard wordt voorzien in zodanige waarborgen dat
de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad. Deze
waarborgen zijn toegelicht in het algemeen deel van de toelichting op dit wetsvoorstel.
Artikel 9. Inwerkingtreding
Het voorgestelde artikel 9 regelt de inwerkingtreding. Zoals toegelicht in het algemeen
deel van deze memorie wordt voorgesteld dat dit wetsvoorstel per 1 januari 2024 in
werking treedt. De termijn tussen de publicatiedatum van de wet en het tijdstip van
inwerkingtreding zal naar verwachting minder dan twee maanden zijn. Gelet op de wens
om vanaf 1 januari 2024 de compensatie te kunnen toekennen en belastingplichtigen
daadwerkelijk te kunnen compenseren, wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn.
Het wordt onwenselijk geacht als het wetsvoorstel later dan 1 januari 2024 in werking
treedt en zodoende belastingplichtigen langer moeten wachten op compensatie.
De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 24 | Voor | |
PVV | 16 | Voor | |
CDA | 14 | Voor | |
PvdA | 9 | Voor | |
SP | 9 | Voor | |
GroenLinks | 8 | Voor | |
PvdD | 6 | Voor | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Voor | |
BBB | 4 | Voor | |
DENK | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 2 | Voor | |
Volt | 2 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Voor | |
Ephraim | 1 | Niet deelgenomen | |
Fractie Den Haan | 1 | Voor | |
Gündogan | 1 | Niet deelgenomen | |
JA21 | 1 | Voor | |
Omtzigt | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.