Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Kabinetsreactie Duurzaam durven denken - Reflectie op de toekenning van middelen uit het Nationaal Groeifonds (Kamerstuk 30196-812)
2023D37165 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de brief van 23 juni
2023 inzake de kabinetsreactie Duurzaam durven denken – Reflectie op de toekenning
van middelen uit het Nationaal Groeifonds (Kamerstuk 30 196, nr. 812).
De voorzitter van de commissie,
Klink
De adjunct-griffier van de commissie,
Van Tilburg
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie Duurzaam durven
denken – Reflectie op de toekenning van middelen uit het Nationaal Groeifonds en hebben
daarover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven de passage dat «het Nationaal Groeifonds
in de eerste plaats is gericht op versterking van het duurzaam verdienvermogen.» Kan
de Minister deze ambitie nader toelichten met oog op de reflectie van de Raad voor
de Toekomst (hierna: de Raad)? Kan de Minister vervolgens ook aangeven op welke manier
zij verwacht deze ambitie centraal te blijven stellen in het Nationaal Groeifonds?
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang dat het Nationaal Groeifonds
breed toegankelijk is, ook voor het midden- en kleinbedrijf (mkb). De Raad heeft aangegeven
dat het Nationaal Groeifonds tot op heden nog minder toegankelijk is voor het mkb.
Kan de Minister aangeven, naast de in de kabinetsreactie aangegeven mogelijkheden,
wat zij nog meer overweegt om het Nationaal Groeifonds toegankelijker te maken en
te houden voor het mkb?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse het rapport van de Raad over de toekenning
van middelen uit het Nationaal Groeifonds, en de daarbij horende kabinetsreactie gelezen.
Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen die zij graag aan de Minister voorleggen.
De leden van de D66-fractie nemen kennis van de disbalans die de Raad opmerkt tussen
de economische, sociale en ecologische dimensies in het beoordelingskader van projectvoorstellen.
De Raad stelt daarbij dat de maatschappelijke effecten sterker zouden moeten meewegen.
Kan de Minister verduidelijken wat er in de afgelopen actualisaties is verbeterd en
welke verdere aanpassingen zij nu overweegt? Wordt er in de afwegingen die de adviescommissie
Nationaal Groeifonds per investeringsvoorstel getoetst of de economische, sociale
en ecologische dimensies in balans zijn, of wordt dit ook integraal tussen de verscheidene
voorstellen getoetst? Op welke manier is het advies van de Raad meegenomen in de derde
evaluatieronde?
De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad de investeringen van het Nationaal Groeifonds
niet voldoende vindt passen binnen de lange termijnvisie van het kabinet op de economie
en de samenleving. Op welke manier is de Raad eerder meegenomen in het opstellen van
de lange termijnvisie en groeiversie van de Minister? Heeft de Raad ook input kunnen
geven op het Missiegedreven Innovatiebeleid (MIB), de Nationale Technologiestrategie
(NTS) en het groeimarkten onderzoek? Zo nee, waarom is de Raad niet meegenomen in
het opstellen van deze stukken?
De leden van de D66-fractie nemen kennis van de opvatting van de Raad dat het Nationaal
Groeifonds minder toegankelijk is voor het mkb. Deze leden hechten aan brede toegang
tot het Nationaal Groeifonds door verschillende doelgroepen. Kan de Minister toelichten
hoe het mkb in de derde ronde is bereikt? Op welke manier wil de Minister de kracht
die het mkb binnen diverse Groeifondsprojecten kan hebben verder benutten in bestaande
doorlopende projecten?
De leden van de D66-fractie achten de drie punten die de Raad noemt die van aandacht
moeten zijn bij het bepalen van prioriteiten in een volgende investeringsronde als
zeer belangrijk. Deze leden zien dat veel innovaties geremd worden door beperkingen
op deze drie thema’s, specifiek arbeidsmarktkrapte voor transities en technische oplossingen.
Kan de Minister verduidelijken hoe deze drie thema’s en specifiek het thema arbeidskrapte
door de adviescommissie Nationaal Groeifonds worden meegenomen?
De leden van de D66-fractie nemen tenslotte kennis van het afwijken van de generatietoets
die wordt toegepast bij het Nationaal Groeifonds, van degene opgesteld door het Sociaal-Economische
Raad (SER) Jongerenplatform. Deze leden hechten er waarde aan dat de Raad betrokken
wordt bij de evaluatie, zoals de Minister in haar brief toegezegd. Graag worden deze
leden op de hoogte gehouden van voortgang hierop waarbij verder wordt verduidelijkt
hoe de Minister aan de slag gaat met adviezen van de Raad. Deze leden vinden het van
belang dat jongeren betrokken worden bij deze belangrijke besluitvorming die veelal
over hun toekomst gaat.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties
De leden van PvdA- en GroenLinks-fracties hebben kennisgenomen van het rapport Duurzaam
Durven Denken van de Raad voor de Toekomst naar aanleiding van de motie-Klaver/Segers
(Kamerstuk 35 570, nr. 13). Deze leden maken zich zorgen over de waarborging van de noden van komende generaties
bij bijvoorbeeld het behalen van de klimaatdoelen of het omgaan met de vergrijzing.
De uitdagingen van vandaag vragen om oplossingen voor de langere termijn. Deze leden
vinden het belangrijk om binnen de criteria van het Nationaal Groeifonds te waarborgen
dat generatie-Y kan profiteren van de huidige investeringen. Met oog op de vierde
indieningsronde vinden zij het eveneens van belang dat de adviezen van de Raad worden
geïmplementeerd.
De leden van PvdA- en GroenLinks-fracties betreuren dat de adviezen van de Raad niet
structureel zijn opgenomen in de criteria van het Nationaal Groeifonds. Zoals de Minister
ook erkent, geeft de Raad aan dat de maatschappelijke effecten niet sterk genoeg worden
meegenomen. Eerder gaf de Minister aan dat het aan de adviescommissie is om invulling
te geven aan de beoordeling van het maatschappelijk belang (Kamerstuk 35 976, nr. 29). Komt de Minister hiermee terug op zijn opvatting dat brede welvaart moet worden
meegenomen als absolute randvoorwaarde? Kan de Minister aangeven in welke van de vier
criteria van de adviescommissie het advies van de Raad om «brede welvaart als essentiële
voorwaarde» op te nemen is gewaarborgd? Kan de Minister aangeven op welke punten en
op welk(e) moment(en) de brede welvaartsoverweging is geïmplementeerd bij de actualisering?
Is de Minister van mening dat verdere aanscherping noodzakelijk is?
In het analysekader van de adviescommissie adviseert de Raad om meer het accent te
leggen op maatschappelijke effecten. De Minister geeft aan dit advies mee te nemen
naar de vierde ronde die opent in het najaar van 2024, waarbij de adviescommissie
het analysekader monitort. De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties verbazen zich
over de grote mate van verantwoordelijkheid bij de adviescommissie en het gebrek aan
sturing vanuit de Minister. Is de Minister van mening dat de maatschappelijke effecten
voldoende zijn geïmplementeerd binnen het analysekader? Kan de Minister aangeven op
basis van welke criteria het analysekader wordt geëvalueerd? Is de overname van het
advies van de Raad de implementatie van de maatschappelijke effecten in het analysekader
afhankelijk van deze evaluatie?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties zijn van mening dat de aangedragen respons
op de toegankelijkheid van het Nationaal Groeifonds niet voldoende is. De Raad geeft
aan dat het Nationaal Groeifonds niet toegankelijk genoeg is voor het mkb. Erkent
de Minister dat, ondanks dat er enkele mkb’ers zijn betrokken door middel van consortia,
het van belang is om meer aandacht te hebben voor het stimuleren van startups en scale-ups?
De Minister geeft aan dit communicatief te willen oplossen en contact op te nemen
met consortia. Is de Minister het met deze leden eens dat een proactievere houding
van de Minister nodig is om het Nationaal Groeifonds toegankelijker te maken? Kan
de Minister toelichten wat voor communicatie met mkb’s en/of consortia er hebben plaatsgevonden
en wat voor communicatie er zal plaatsvinden in de toekomst? Kan de Minister de toegankelijkheid
op andere wijzen effectiever vergroten?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties merken op dat de Minister aangeeft te
hebben gekozen voor een versimpelde versie van de generatietoets zoals geadviseerd
door de Raad om de toepasbaarheid te verbeteren. Deze leden maken zich zorgen over
wijzigende prioriteiten als essentiële delen uit de generatietoets worden weggehaald,
aangepast of versimpeld. Kan de Minister toelichten op welke wijze de generatietoets
wordt versimpeld? Welke punten van de generatietoets zoals opgesteld door het SER
Jongerenplatform zijn volgens de Minister niet toepasbaar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsreactie
op het advies «Duurzaam durven denken» van de Raad voor de Toekomst. Deze leden hebben
op een aantal punten nog behoefte aan een nadere toelichting van de Minister.
De leden van de ChristenUnie-fractie danken allereerst de Raad voor hun uitvoerig
advies. Deze leden lezen veel herkenbare zaken in haar advies terug. Zij op dat de
Minister weliswaar het belang om economisch, ecologisch en sociaal welzijn in evenwicht
te brengen onderschrijft, maar toch aangeeft dat het Nationaal Groeifonds «in de eerste
plaats gericht [blijft] op versterking van het duurzaam verdienvermogen.» Is de Minister
het met deze leden eens dat beide uitgangspunten niet met elkaar in tegenspraak moeten
zijn? Vindt de Minister het te verantwoorden dat mogelijke economische groei ten gevolge
van het Nationaal Groeifonds ten koste zou gaan van ecologische en sociale condities?
Zou economische groei niet gericht moeten zijn op het versterken van de ecologische
en sociale condities?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Raad ervoor pleit om het analysekader
meer te richten op mogelijke positieve effecten. De Raad doet zeer concrete suggesties
voor het aanscherpen van het analysekader. Deze leden lezen dat de adviescommissie
deze meeneemt in haar evaluatie en naar de vierde ronde. Wil de Minister toezeggen
dat adviescommissie in haar evaluatie of op andere wijze expliciet reflecteert op
deze suggesties en toelicht waarom ze de suggesties niet overneemt, mocht dat het
geval zijn?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de brief van de Minister geen expliciete
reactie op het idee van de Raad om een schaalbare basis en structuur (m.a.w. kaders
en richtlijnen) neer te zetten voor de komende investeringsrondes die over specifieke
thema’s heen gaat. Deze leden vragen of de Minister bereid is hier aandacht aan te
besteden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister betreffende
de kabinetsreactie en hebben nog enkele vragen. In de brief staat: «het Nationaal
Groeifonds op basis van een eigen analysekader en kijkt daarbij breder dan enkel verdienvermogen.
Naast een toets op economisch verdienvermogen, wordt bij projectvoorstellen voor het
Nationaal Groeifonds getoetst of de maatschappelijke baten groter zijn dan de kosten.»
Het is goed dat het Nationaal Groeifonds kijkt naar maatschappelijke baten, maar deze
leden zijn hier benieuwd naar. Hoe wordt er getoetst of de maatschappelijke baten
groter zijn dat de kosten en hoe worden maatschappelijke baten gedefinieerd? Wordt
de sociale impact ook meegenomen?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J. Klink, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.