Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Landbouw- en Visserijraad 3-5 september 2023 (Kamerstuk 21501-32-1567)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1569
                   VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 4 september 2023
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
                  en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
                  over de brief van 24 augustus 2023 over de geannoteerde agenda informele Landbouw-
                  en Visserijraad 3–5 september 2023 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1567).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 28 augustus 2023 aan de Minister van Landbouw, Natuur
                  en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 1 september 2023 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, Amhaouch
Adjunct-griffier van de commissie, Dekker
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties
De leden van de GroenLinks en PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde
                     agenda van de informele Landbouw- en Visserijraad van 3 tot en met 5 september.
Deze leden zijn overtuigd van het belang om onderzoek te doen naar betere gewassen
                     die met minder milieu-impact gezond en lekker voedsel opbrengen. Hiermee is een groot
                     maatschappelijk belang gediend. Het grotendeels vrijgeven of versoepelen van de regels
                     rondom genetische modificatie leidt mogelijk tot het tegenovergestelde: grote risico’s
                     voor mens en natuur, monopolieposities van enkele grote bedrijven met patenten op
                     levende organismen of genetisch materiaal, kleinere variëteit in soorten en rassen,
                     meer gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen et cetera. Al deze fouten uit het
                     verleden moeten we voorkomen. De leden van de GroenLinks en PvdA-fracties vragen de
                     Minister om bij de standpuntbepaling over NGT’s hier vooral op te letten en zich aan
                     te sluiten bij de terughoudende positie van Oostenrijk of Duitsland.
Deze leden vinden dat het voorzorgsbeginsel leidend moet zijn. We mogen geen risico’s
                     nemen op ongewenste effecten die mogelijk niet meer zijn te controleren. Daarbij is
                     het van groot belang dat commerciële bedrijven, die primair naar winst streven, geen
                     invloed hebben op de regels of de controle hierop. In de discussie rondom NGT’s en
                     Genetisch gemodificeerd organisme (GMO)-technieken wordt vaak verduurzaming van de
                     landbouw als argument gebruikt. Minder gif, minder water, minder kunstmest, maar er
                     is geen enkele verplichting voor NTG’s en GMO-technieken om planten te ontwikkelen
                     die leiden tot verduurzaming. Het streven naar marktdominantie en meer winst is nu
                     het doel en dat kan zomaar conflicteren met verduurzaming of een extensieve natuurinclusieve
                     landbouw, gezond voedsel of een gezonde markt.
De leden van de GroenLinks en PvdA-fracties willen daarom ook voorkomen dat bedrijven
                        (meer) patentrecht krijgen op genetisch materiaal en levende organismen. Dit ondermijnt
                        het kwekersrecht, creëert monopolies en verkleint de keuzevrijheid van boeren, tuinders
                        en consumenten. De consumenten moeten ook altijd de keus hebben om geen producten
                        van GMO’s en NGT’s te consumeren. Een zeer strikte etiketteringsplicht is daarom van
                        groot belang. Kortom, wat deze leden betreft, is dit onderwerp niet in goede handen
                        bij het bedrijfsleven.
Verdere liberalisering van de regels is daarom prematuur. Of een nieuw genetisch aangepast
                        plantenras maatschappelijke meerwaarde heeft, die mogelijke maatschappelijke risico’s
                        overstijgt en ecologische risico’s uitsluit, vraagt om een maatschappelijke toets.
                        Die ontbreekt nu. Een dergelijke toets, samen met een duidelijke etiketteringsplicht
                        is wat deze leden betreft een voorwaarde voor nieuwe regels.
Antwoord:
Dank voor de uitgebreide toelichting over het standpunt van PvdA/Groenlinks over dit
                     onderwerp. In een eerdere brief aan uw Kamer (Kamerstuk 27 428, nr. 398) sta ik mede stil bij de door u benoemde zorgen over het veredelen van planten met
                     nieuwe genomische technieken. In de brief beschrijf ik, samen met mijn collega-bewindspersonen,
                     dat het uitgangspunt van het kabinet is dat we de kansen van nieuwe ontwikkelingen
                     door NGT’s willen benutten, zo lang de veiligheid gewaarborgd blijft voor mens, dier
                     en milieu. Hiervoor moet Nederland scherp kijken naar het voorstel, dat ben ik momenteel
                     samen met mijn collega-bewindspersonen aan het doen. Hierbij komen ook de door u benoemde
                     onderwerpen terug, zoals keuzevrijheid, veiligheid en intellectueel eigendom. Voor
                     uw specifieke zorgen en vragen over intellectueel eigendom verwijs ik graag naar mijn
                     antwoord op de vraag van leden van de PvdD die hier op een vergelijkbare wijze bij
                     stil stond.
                  
Het kabinet zal binnenkort haar BNC-fiche (beoordeling nieuwe commissievoorstellen)
                     over het Commissievoorstel met u delen. Hierin zal het kabinet stilstaan bij het voorstel
                     van de Europese Commissie en hierop een inhoudelijke reactie geven. Aan de hand van
                     dit BNC fiche kan vervolgens het debat worden gevoerd over de zorgen, kansen en standpunten
                     op dit dossier.
                  
Uiteraard worden ook de positie en belangen van andere lidstaten bestudeerd, ook die
                     van Oostenrijk en Duitsland. Ik kan echter op dit moment niet toezeggen dat we ons
                     bij die positie zullen aansluiten.
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Nieuwe genomische technieken
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben
                     nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden zien dat de inzet van de Minister voor
                     deze informele Raad zich beperkt tot het benoemen van alle mogelijke voordelen van
                     NGT’s.
Is de Minister ook voornemens om in te gaan op de risico’s van NGT’s voor bijvoorbeeld
                     de biodiversiteit, keuzevrijheid van de consument en de biologische landbouw? Zo nee,
                     waarom niet?
Antwoord:
De vraag die mij wordt gesteld in de raad is: «hoe kunnen wij verzekeren dat de Europese
                     landbouw kan profiteren van de resultaten van onderzoek, waarbij gebruik is gemaakt
                     van NGTs en waarin de wetenschappelijke en technische sector van de EU een leidende
                     plek heeft.»
                  
Op dit moment worden planten, die veredeld worden met NGTs, nog gereguleerd door wetgeving
                  die stamt uit 2001. Uit onderzoek van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid
                  (EFSA) en de Europese Commissie is gebleken dat deze wetgeving voor deze planten verouderd
                  is en niet goed meer functioneert. Het kabinet is het hiermee eens. Mocht de Europese
                  landbouw willen profiteren van de kansen van deze planten, dan is nieuwe regelgeving
                  dus een belangrijke voorwaarde hiervoor. Dit benoem ik in mijn inzet. Hoe de nieuwe
                  regelgeving eruit moet zien en hoe er moet worden omgegaan met de risico’s is onderdeel
                  van het nieuwe wetsvoorstel, dat in juli is gepubliceerd.
               
Momenteel is het kabinet zch aan het beraden over haar standpunt over dit voorstel,
                  via het BNC-fiche zal dit binnenkort aan de Tweede Kamer worden toegezonden. De door
                  u genoemde punten zijn daarbij aandachtspunten.
               
De leden van de PvdD-fractie verzoeken de Minister om tijdens de informele Raad niet
                     positief te oordelen over het gepresenteerde voorstel van de Europese Commissie (EC)
                     over NGT’s, aangezien de Kamer nog geen kabinetsstandpunt heeft ontvangen en zich
                     hier nog niet over heeft kunnen uiten.
De leden van de PvdD-fractie vragen de Minister verder om in het aangekondigde BNC-fiche
                     dieper in te gaan op de vragen die door de Kamer zijn gesteld in het schriftelijk
                     overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 24–25 juli (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1561), maar waarop nog geen inhoudelijk antwoord is gekomen, omdat het kabinetsstandpunt
                     nog niet bekend is.
Antwoord:
Tijdens de informele Raad zal ik geen waardeoordeel geven over het liggende Commissie-voorstel
                     over planten die veredeld zijn met NGTs.
                  
In het BNC-fiche zal stil worden gestaan bij de door u gestelde vragen tijdens het
                  schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 24–25 juli. Uitzondering
                  is de daarin gestelde vraag vijf over de twintig gewijzigde baseparen. Dit is een
                  dieper technisch niveau, het BNC-fiche leent zich hier niet voor, omdat dat document
                  over de hoofdlijnen gaat. Bovendien vergt deze vraag verdere afstemming met de Europese
                  Commissie om de gevraagde wetenschappelijke basis na te gaan. Ik zal daarom een antwoord
                  op deze vraag meenemen in een brief na de publicatie van het BNC-fiche.
               
Glyfosaat
De leden van de PvdD-fractie verzoeken de Minister de Kamer proactief en ruim van
                        tevoren op de hoogte te houden van de vergaderingen van de Europese Standing Committee
                        on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF), specifiek die van september en oktober
                        van dit jaar. Kan de Minister bevestigen dat op de vergaderingen zal worden gesproken
                        en gestemd over de vernieuwing van de toelating van het landbouwgif glyfosaat?
Antwoord:
Zoals ik u eerder heb geïnformeerd staat op 15 september een SCoPAFF-vergadering gepland
                     waar een concept-voorstel van de Europese Commissie over de hernieuwing van de werkzame
                     stof glyfosaat wordt besproken. Tijdens de SCoPAF-vergadering van 12 en 13 oktober
                     zal naar verwachting besluitvorming over de hernieuwing plaatsvinden (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1565). Zodra ik het concept-voorstel van de Europese Commissie ontvang, zal ik uw Kamer,
                     alsmede bij de SCoPAFF-vergadering in oktober, hierover informeren.
                  
De leden van de PvdD-fractie vragen hoe de Minister het beordeelt dat Syngenta, één
                     van de producenten van deze onkruidverdelger, bewijs van de giftigheid voor de hersenen
                     bij (ongeboren) baby’s (ontwikkelingsneurotoxiciteit) ruim twintig jaar achterhield.1 Klopt het dat er inmiddels vele andere onderzoeken zijn verschenen die een verband
                     leggen tussen glyfosaat en het risico op neurologische aandoeningen, zoals de ziekte
                     van Parkinson? Kan de Minister bevestigen dat al deze studies niet verplicht zijn
                     meegenomen in het huidige toelatingsdossier, omdat de aanvraag voor vernieuwing van
                     de toelating in 2019 werd gedaan en nieuwe (strengere) Europese transparantieregels
                     slechts gelden voor aanvragen vanaf 2021? De leden van de PvdD-fractie vragen of de
                     Minister kan bevestigen dat ook de Europese voedselveiligheidsorganisatie (EFSA) concludeert
                     dat er aanwijzingen zijn voor de ontwikkelingsneurotoxiciteit van glyfosaat en dat
                     dit één van de kennisgaten is in het huidige toelatingsdossier?2 Vindt de Minister het ook zorgelijk dat niet alleen deze kennis over effecten op
                     de menselijke gezondheid ontbreekt, maar ook over de schadelijke effecten op de biodiversiteit?
                     Wat vindt de Minister het voorzorgsprincipe waard, dat in Europese wetgeving is verankerd,
                     als lidstaten ondanks deze kennisgaten toch voor een nieuwe toelating van glyfosaat
                     zouden stemmen? Kan de Minister toezeggen uit voorzorg tegen de nieuwe toelating van
                     glyfosaat te stemmen? Deze leden wijzen de Minister erop dat dit een cruciale en concrete
                     stap zou zijn in de duurzame landbouwtransitie waar Nederland onvermijdbaar voor staat.
Antwoord:
Op korte termijn zal de Europese Commissie een concept-voorstel aan de lidstaten voorleggen
                     over de hernieuwing van de goedkeuring van glyfosaat. Nadat het College voor de toelating
                     van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) mij hierop heeft geadviseerd, zal
                     ik uw Kamer zo spoedig mogelijk informeren. Hierbij zal ik ook deze vragen over de
                     herbeoordeling van glyfosaat beantwoorden.
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister
                     van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) over de informele Landbouw- en Visserijraad
                     van 3 tot 5 september.
De leden van ChristenUnie-fractie zijn blij dat techniek in de landbouw een belangrijke
                     plaats inneemt op de agenda van de informele Landbouw- en Visserijraad. Kan de Minister
                     naast de genoemde onderwerpen, zoals fieldlabs en doorontwikkeling van meten en sensoren,
                     ook aandacht vragen voor precisielandbouw, zeker in relatie tot de reductie van bestrijdingsmiddelen,
                     meervoudig ruimtegebrek ten opzichte van de energietransitie (rijdende zonnepanelen),
                     groene landbouwvoertuigen en pulsvisserij?
Antwoord:
De combinatie van innovatieve teeltmethoden en precisietechnieken is een belangrijke
                     pijler om tot een toekomstbestendige en duurzame landbouw te komen. Om precisielandbouw
                     verder te stimuleren werken we aan het opnemen van twee vormen van precisielandbouw
                     in de eco-regeling in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB): precisiebemesting
                     en precisiegewasbescherming. Daarom zal ik aandacht vragen voor de kansen die deze
                     precisietechnieken en robotisering bieden voor gewasbehandelingen, ziekten- en plaagdetectie,
                     reductie van bodemverdichting en (seizoens)arbeidstekorten. Daarbij zal ik de verbinding
                     leggen met de Nationale Proeftuin Precisielandbouw, waarmee ik de implementatie van
                     precisietechnieken op het erf ondersteun.
                  
Tevens zal ik aankaarten dat de omschakeling van diesel naar elektrisch- of waterstof-aangedreven
                  voertuigen bijdraagt aan uitstootreductie. De combinatie van deze toepassingen met
                  (rijdende) zonnepanelen of andere vormen van lokale energieopwekking biedt een mogelijkheid
                  voor nieuwe verdienmodellen en ook om op het vlak van de energietransitie de kringlopen
                  te sluiten. Dat zal ik dan ook benoemen.
               
Om tot verdere verduurzaming van de visserij te komen zijn ontwikkelingen in de techniek
                  van groot belang. Tijdens de informele Visserijraad van 17–18 juli 2023 die in het
                  teken stond van de energietransitie van de visserij heb ik reeds gewezen op de aanwezigheid
                  van een alternatief vistuig, dat een grote energiebesparing kan realiseren (Kamerstuk
                  21 501-32, nr. 1568). En ik zal hier ook aandacht voor blijven vragen tijdens internationale overleggen
                  in kader van de visserij.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen tot slot of de Minister in zijn gesprek
                     over NGT's en het vernieuwen van Europese wetgeving hierop, ook de zorgen over het
                     groeiende aantal patenten op zaden en het beschermen van het kwekersrecht wil aankaarten.
Antwoord:
Ik ben inderdaad van plan deze zorgen aan te kaarten, in lijn met de motie van het
                     lid Bisschop c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1547) die recent is aangenomen. De Europese Commissie signaleert dat het NGT-voorstel
                     van groot belang is voor innovatie en raakvlakken heeft met intellectueel eigendom.
                     Daarbij is het van belang om een gebalanceerde situatie te hebben waarbij innovatie
                     gestimuleerd en de toegang tot genetisch materiaal tevens gewaarborgd wordt. De Europese
                     Commissie is voornemens de situatie met betrekking tot plantoctrooien te analyseren
                     en daarover in 2026 te rapporteren, inclusief eventuele beleidsvoorstellen. Ik steun
                     het uitvoeren van een dergelijke studie, maar wat mij betreft is 2026 laat. Verschillende
                     belanghebbenden hebben reeds hun zorg over dit onderwerp geuit, zowel met betrekking
                     tot de toegang tot genetisch materiaal, als het behoud van een gebalanceerd systeem
                     voor intellectueel eigendom. Ik zal daarom aandringen bij de Europese Commissie om
                     deze studie sneller op te starten en sneller conclusies en beleidsvoorstellen te presenteren
                     en daar ook steun voor vragen van mijn collega’s in de Landbouw- en Visserijraad.
                  
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de aanwezige stukken rondom de
                     Landbouw- en Visserijraad van 3 tot 5 september aanstaande. Het lid betreurt het dat
                     de relevante stukken zo laat aanwezig zijn. Zo is het verslag van de Raad van 24 en
                     25 juli pas 25 augustus, afgelopen vrijdag dus, toegevoegd en is bij elke Landbouw-
                     en Visserijraad pas laat bekend waar de Raad nu precies over gaat. Dit lid verbaast
                     zich over deze gang van zaken en wil de Minister met klem verzoeken om aan te dringen
                     op het tijdig aanleveren van stukken zodat de Kamer zich goed kan voorbereiden.
Het lid van de BBB-fractie ondersteunt de inzet van de Minister om te komen tot een
                     meer duurzame voedselproductie, waarbij technologieën in plantveredeling een belangrijke
                     rol kunnen spelen. Dat in Nederland en Europa de wetgeving op dit moment niet toereikend
                     is om planten die zijn veredeld met nieuwe technieken toe te staan is zeer zorgwekkend.
                     Dit lid kijkt dan ook met belangstelling uit naar het BNC-fiche dat de Minister komende
                     maand over dit onderwerp naar de Kamer zal sturen.
Het lid van de BBB-fractie maakt zich zorgen over de wijze waarop de EC omgaat met
                     de verduurzaming van gewasbeschermingsmiddelen. Het lijkt erop dat de EC ver op de
                     troepen vooruitloopt. De EC lijkt bovendien de zorgen over voedselzekerheid niet erg
                     serieus te nemen. De inzet van gewasbeschermingsmiddelen is erg afhankelijk van het
                     weer en van lokale omstandigheden. Per lidstaat kan dit enorm verschillen en ook binnen
                     een lidstaat kan dit per jaar enorm verschillen. Dit lid denkt daarom dat keiharde
                     nationale reductiedoelen geen recht zullen doen aan de praktijk.
Het lid van de BBB-fractie vindt verduurzaming van gewasbescherming van belang, maar
                     vindt daarbij wel dat er duurzame alternatieven voorhanden moeten zijn. Het veredelen
                     van planten kan daarbij helpen. Het is daarom van groot belang dat de Minister dit
                     ondersteunt en faciliteert, via wetgeving en beleid.
Antwoord:
Ik erken dat gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn voor voedselzekerheid. Een transitie
                     naar duurzamere gewasbescherming is echter onvermijdelijk. Ik vind het daarom belangrijk
                     dat de EU-besprekingen over het voorstel van de Commissie voor een verordening duurzaam
                     gebruik gewasbeschermingsmiddelen dóórgaan.
                  
Zoals ik u heb gemeld, zet ik mij ervoor in om zowel nationaal als breder in de EU
                     de beschikbaarheid van alternatieven te vergroten (Kamerstuk 27 858, nr. 617).
                  
Zo wordt nationaal gewerkt aan het vergroten van de capaciteit bij het College voor
                     de Toelating van gewasbeschermingsmiddelen (Ctgb), de nationale beoordelingsautoriteit
                     voor beoordeling van nieuwe groene, laagrisico stoffen. Ook zet ik samen met sectoren
                     en kennisinstellingen onverminderd in op het maken van een omslag naar weerbaardere
                     teelten en minder afhankelijkheid van chemische gewasbeschermingsmiddelen.
                  
Het lid van de BBB-fractie wil verder nogmaals benadrukken zich veel zorgen te maken
                     over de toekomst van de visserij in Nederland. Dit lid verneemt graag van de Minister
                     hoe de situatie in de Nederlandse visserij, qua verduurzaming en stoppers, zich verhoudt
                     tot de andere landen in de Europese Unie (EU).
Antwoord:
Visserijsectoren in de hele EU staan voor een grote opgave om te verduurzamen. De
                     visserijsectoren in de lidstaten zijn allemaal verschillend en behoeven een andere
                     aanpak binnen de kaders van het Gemeenschappelijk Visserij Beleid. In Nederland hebben
                     met name veel boomkorvissers gekozen om de bedrijfsvoering te beëindigen, omdat deze
                     steeds moeilijker rendabel te maken is en omdat de ruimte op zee om te vissen steeds
                     beperkter wordt. Dit is een visserijtechniek die vooral door Nederlandse en Belgische
                     vissers gebruikt wordt en laat zich moeilijk vergelijken met visserijtechnieken en
                     daarbij horende uitdagingen in andere lidstaten. Ik heb dan ook geen overzicht van
                     stoppers- en innovatieregelingen in andere lidstaten.
                  
Als onderdeel van de Nederlandse aanpak om te komen tot een duurzamere sector heb
                  ik onlangs een regeling geopend ten behoeve van de energie-efficiëntie van vissersvaartuigen.
                  Hoewel elke lidstaat zelf invulling geeft aan de verduurzamingsopgave acht ik internationale
                  samenwerking en het hierbij leren van elkaar van groot belang voor de noodzakelijke
                  transitie en zet hier dan ook op in.
               
Het lid van de BBB-fractie maakt zich ten slotte zorgen over de oogsten van dit jaar
                     als gevolg van de weersomstandigheden en de oorlog in Oekraïne. Dit lid leest dat
                     sommige lidstaten de EC verzoeken om op twee punten derogatie te verlenen van de Gemeenschappelijk
                     landbouwbeleid (GLB)- voorwaarden om voedselzekerheid te bevorderen. Het lid betwijfelt
                     of dit daadwerkelijk zal gebeuren en vraagt de Minister welke andere opties er zijn,
                     casu quo over welke andere opties de Minister zelf nadenkt?
Antwoord:
Roemenië, gesteund door de helft van de lidstaten, verzocht de Europese Commissie
                     om de derogatie van de rotatieplicht en de 4% niet productief areaal voor 2023 voort
                     te zetten in 2024. De Europese Commissie onderstreepte met de rotatieplicht en de
                     4% niet productief areaal te werken aan de weerbaarheid op lange termijn en de groene
                     transitie van de sector en dat een derogatie de volledige wetgevingsprocedure moet
                     doorlopen.
                  
Andere opties om de voedselzekerheid met GLB-beleid te bevorderen liggen op het gebied
                  van innovatie, het versterken van de positie van de boer in de keten en kennisverspreiding.
                  In het Nationaal Strategisch Plan, waarmee Nederland uitvoering geeft aan het GLB
                  zijn stimulerende subsidiemogelijkheden opgenomen en voor boeren beschikbaar, zoals
                  investeringssubsidies, subsidies voor producentenorganisaties en kennisvouchers. Ook
                  subsidiemogelijkheden voor generatievernieuwing en stimuleren van jonge boeren is
                  met NSP beschikbaar.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M. Amhaouch, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit - 
              
                  Mede ondertekenaar
S.L. Dekker, adjunct-griffier