Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) inzake de initiatiefnota van het lid Kat (D66) over sneller uit de schulden (Kamerstuk 36260)
36 260 Initiatiefnota van het lid Kat over sneller uit de schulden
Nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 augustus 2023
Op 2 juni jl. ontving uw commissie een brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG) te Den Haag inzake de initiatiefnota van het lid Kat (D66) over sneller uit
de schulden (Kamerstuk 36 260, nr. 2). Op 12 juni heeft er een notaoverleg plaatsgevonden over deze initiatiefnota (Kamerstuk
36 260, nr. 9). Op 15 juni heeft de vaste commissie SZW verzocht de brief van de VNG van een reactie
te voorzien. Hierbij geef ik gehoor aan dat verzoek.
Inleiding
Allereerst wil ik mijn dank uitspreken voor de betrokkenheid van de VNG bij het schuldenvraagstuk.
De VNG is voor het kabinet een belangrijke samenwerkingspartner als het gaat om het
op een hoger plan tillen van de regelgeving en uitvoering van de gemeentelijke schuldhulpverlening.
In deze reactie op de brief van de VNG zal ik allereerst puntsgewijs de algemene reflectie
in de brief behandelen om vervolgens over te gaan op de aparte beslispunten.
Algemene reactie
1. Waardering nota
In mijn brief van 3 februari 2023 (Kamerstuk 36 260, nr. 3) heb ik mede namens de Minister voor Rechtsbescherming gereageerd op de initiatiefnota
«Sneller uit de schulden» van het lid Kat. Daarin heb ik net als de VNG mijn waardering
uitgesproken voor de initiatiefnota en de voorstellen die worden voorgesteld. Ik zie
in de reactie van de VNG een gedeelde ambitie om de schuldenproblematiek aan te pakken
en gezamenlijk (de uitvoering van) de gemeentelijke schuldhulpverlening verder te
verbeteren.
2. Preventie
De VNG geeft aan dat in de initiatiefnota de aandacht in haar optiek onevenredig veel
uitgaat naar de curatieve kant van schulden in plaats van naar preventie en bestaanszekerheid.
Ik sluit mij aan bij het belang dat de VNG hecht aan preventie van geldzorgen en schulden
en het borgen van de bestaanszekerheid. In de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden
zijn diverse maatregelen en acties opgenomen gericht op het vergroten van de bestaanszekerheid
en het voorkomen van armoede en schulden. De voortgang van die maatregelen heb ik
beschreven in de Eerste Voortgangsrapportage van de Aanpak geldzorgen, armoede en
schulden die ik op 8 juni jl. aan uw Kamer heb aangeboden. In dit kader is ook van
belang het eerste deelrapport van de commissie sociaal minimum, dat ik op 30 juni
in ontvangst heb genomen. In dit rapport worden aanbevelingen gedaan over de hoogte
van het sociaal minimum. Naar verwachting zal de commissie sociaal minimum in september
haar eindrapport publiceren.
3. Schulden bij de overheid
De VNG roept op om verder na te denken over schulden bij de overheid. Zij vraagt aandacht
voor het feit dat de overheid de grootste schuldeiser is en daarnaast poogt de schulden
van mensen op te lossen. Dit punt heeft ook mijn aandacht. Binnen de Aanpak geldzorgen,
armoede en schulden is het programma Clustering Rijksincasso een belangrijk initiatief
om vordering vanuit het rijk te stroomlijnen en waar nodig een persoonsgericht aanbod
te doen. Het streven is dat de grote Rijkspartijen tezamen zorgen voor een maatschappelijk
verantwoorde overheidsincasso en zo bijdragen aan het voorkomen van schulden en het
oplopen daarvan. Over de herijking van de Rijksincassovisie en de maatregelen die
hierbij horen, zal ik uw Kamer voor Prinsjesdag informeren.
4. Oplopende schulden
De VNG wijst erop dat de voorstellen uit de initiatiefnota geen oplossing vormen voor
oplopende schulden. Ik lees in deze opmerking van de VNG een gedeelde ambitie om stappen
te zetten en de maatregelen uit de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden om oplopende
schulden tegen te gaan met urgentie uit te werken. Zoals afgesproken in het coalitieakkoord
(Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) gaat het kabinet de opstapeling van schulden tegen door een maximum te stellen aan
verhogingen, rente- en incassokosten en wordt de doorverkoop van schulden als verdienmodel
tegengegaan.
Beslispunten
De VNG heeft in haar reactie ook per beslispunt uit de initiatiefnota Sneller uit
de schulden een appreciatie gegeven. Ingevolge uw verzoek zal ik ook hierop kort reflecteren.
Bij het eerste beslispunt wordt de regering gevraagd om gemeenten de mogelijkheid
te geven om een schuldregeling bindend te maken als twee derde van de schuldeisers
akkoord is. De VNG ziet dit in principe als een goede mogelijkheid. In reactie op
het standpunt van de initiatiefnota verwijs ik graag naar mijn reactie tijdens het
notaoverleg van 12 juni jl. naar aanleiding van de motie van de leden Romke de Jong
en Kat (D66).1 Hoewel het een interessant voorstel is, is verdere uitwerking nodig om beter zicht
te krijgen op de juridische aandachtspunten die zorgvuldig in kaart gebracht moeten
worden. Ten eerste met betrekking tot het eigendomsrecht en het karakter van het besluit
dat een gemeente neemt. Ten tweede met betrekking tot het verschil tussen het private
karakter van het huidige dwangakkoord in de Faillissementswet en het mogelijk bestuursrechtelijke
karakter van het gemeentelijk dwangakkoord uit het voorstel. Zoals de motie vraagt
zal ik uiteraard ook de gemeenten bij de uitwerking betrekken.
Het tweede beslispunt ziet op het beperken van de duur van schuldhulpverleningstrajecten.
Zoals aan uw Kamer is gemeld, is zowel het wettelijke als het minnelijke schuldsaneringtraject
per 1 juli ingekort tot 18 maanden. De VNG geeft in haar reactie ook aan dat het punt
van de inkorting van de aflosperiode inmiddels reeds gerealiseerd is. Ik ben de gemeenten,
de VNG en andere organisaties, waaronder NVVK, private en publieke schuldeisers, dankbaar
die zich voor deze spoedige inwerkingtreding hebben ingezet.
Bij het derde beslispunt uit de initiatiefnota wordt de regering gevraagd de kwaliteitseisen
voor schuldhulpverlening verder uit te werken. De VNG vraagt aandacht voor de reeds
ondernomen initiatieven van verschillende partijen in het veld om de kwaliteit van
de schuldhulpverlening te waarborgen. Ik sluit mij erbij aan dat er belangrijke stappen
zijn gezet om de kwaliteit van de schuldhulpverlening, ondanks de beleidsvrijheid
van gemeenten, te uniformeren. Desalniettemin ben ik ongerust over de signalen dat
het aantal schuldhulptrajecten terugloopt terwijl het aantal huishoudens met problematische
schulden niet daalt. Ik wil daarbij ook verwijzen naar het laatste bericht van het
CBS over opnieuw een landelijke afname van Wsnp trajecten.2 De signalen neem ik zeer serieus en ik heb de VNG, NVVK en Divosa gevraagd samen
te werken aan een voorstel voor het verhogen van de instroom in de schuldhulpverlening
en het verbeteren van de dienstverlening en in het specifiek de nazorg. Dit voorstel
verwacht ik binnenkort. Ik heb toegezegd om uw Kamer hier na het reces over te informeren.
Het vierde beslispunt uit de initiatiefnota roept de regering op om uit te werken
dat alle gemeenten gebruikmaken van saneringskredieten. Net als de VNG zie ik dat
daarin al grote stappen zijn gezet. Onderdeel van verbetering van de gemeentelijk
dienstverlening is het stimuleren van saneringskredieten onder meer door verbreding
van het waarborgfonds van saneringskredieten. Ik kan u melden dat inmiddels 90% van
de gemeenten gebruik maakt van saneringskredieten.
Bij het vijfde beslispunt wordt de regering gevraagd een centrale registratie van
schuldhulpverleningstrajecten te organiseren, zodat er beter gemonitord en gecontroleerd
kan worden op kwaliteit en effectiviteit. De VNG geeft aan dat centrale registratie
van schuldhulpverleningstrajecten niet per definitie iets hoeft te zeggen over de
kwaliteit en effectiviteit. Ik sluit mij aan bij de observatie dat een algemeen registratiesysteem
weinig uitspraken kan doen over kwalitatieve indicatoren zonder dat hier context bij
wordt gegeven. Als bijvoorbeeld de zwaarte van een dossier niet in ogenschouw wordt
genomen, is het moeilijk om de kwaliteit en effectiviteit van verschillende trajecten
met elkaar te vergelijken. Wel kan een monitoringstool helpen om inzicht te geven
in een aantal basale, simpele succesfactoren. Op basis van die inzichten kan dieper
onderzoek gedaan worden naar de kwaliteit en effectiviteit van ingezette instrumenten.
Tot slot vraagt het zesde beslispunt de regering uit te werken of de regisseur doorzettingsmacht
kan krijgen bij onder andere de rijksoverheid en rechtbanken om juridische drempels
weg te halen die in een schuldregeling in de weg staan.
Net als de VNG zie ik de inspanningen van CJIB, DUO, CAK, UWV, Belastingdienst, Toeslagen,
RvO en SVB, binnen de clustering Rijksincasso, om tot een gezamenlijk overzicht van
vorderingen te komen als een belangrijke ontwikkeling om mensen met schulden beter
grip te geven op hun financiële situatie en daarbij een bijdrage te leveren aan de
doorzettingsmacht. Over de voortgang van de clustering Rijksincasso rapporteer ik
periodiek in de voortgangrapportage Aanpak geldzorgen, armoede en schulden.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen