Memorie van toelichting : Memorie van Toelichting
36 394 Tijdelijke regels over de opvang van ontheemden uit Oekraïne (Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
ALGEMEEN DEEL
1. Inleiding
Bij koninklijk besluit van 31 maart 2022 zijn de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing
bevolking (hierna: Wvb) in werking gesteld.1 Daarmee hebben de burgemeesters de wettelijke taak gekregen zorg te dragen voor de
opvang en verzorging van ontheemden uit Oekraïne.2 De inwerkingstelling van het staatsnoodrecht gebeurt op tijdelijke basis. Tegelijkertijd
is het noodzakelijk gebleken dat gemeenten langer dan verwacht moeten worden belast
met de opvang van ontheemden uit Oekraïne, en dat in dit verband enkele aanvullende
regels noodzakelijk zijn. Het onderhavige voorstel van wet strekt daarom tot opvolging
van de in werking gestelde noodwettelijke bepalingen. Op het moment dat het onderhavige
voorstel tot wet is verheven en in werking treedt, worden de artikelen 2c en 4 Wvb
buiten werking gesteld. Dit wetsvoorstel sluit aan bij de taak die gemeenten op basis
van de Wvb hebben en voorziet ten opzichte daarvan niet in aanvullende taken of bevoegdheden.
2. Aanleiding en noodzaak
De oorlog in Oekraïne heeft begin 2022 in korte tijd een grote stroom ontheemden op
gang gebracht. Diegenen die het conflict in Oekraïne ontvluchten verdienen bescherming
en hebben op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming recht op onder meer fatsoenlijk
onderdak, levensonderhoud en medische zorg.3 De plotselinge toestroom van ontheemden uit Oekraïne naar Nederland was in maart
2022 echter zodanig hoog dat met de bestaande structuren niet in de benodigde opvang
kon worden voorzien. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COA) was,
mede door de instroom, bezetting, en achterblijvende uitstroom van andere asielzoekers
en statushouders, niet in staat om daarnaast ook in de opvang van de zeer grote groep
ontheemden uit Oekraïne te voorzien. Daarom zijn op 1 april 2022 de artikelen 2c en
4 Wvb in werking gesteld. Sinds die datum hebben de burgemeesters de wettelijke taak
om zorg te dragen voor de opvang en verzorging van ontheemden uit Oekraïne.
2.1 Aanleiding
De inwerkingstelling van het staatsnoodrecht geschiedt naar zijn aard op tijdelijke
basis en mag niet langer voortduren dan strikt noodzakelijk. Ingevolge artikel 2,
vierde lid, Wvb is de regering immers verplicht om de artikelen 2c en 4 Wvb weer buiten
werking te stellen zodra de omstandigheden dit toelaten. Daarom is bezien op welke
termijn de aan de burgemeesters toebedeelde taken weer (geheel) door het COA kunnen
worden verricht. In de reguliere situatie is het COA immers belast met de opvang van
asielzoekers, waaronder ook ontheemden uit Oekraïne.
Het COA zal echter langdurig niet in staat zijn om in de opvang van ontheemden uit
Oekraïne te voorzien. Als gevolg van de huidige instroom, bezetting, en uitstroom
kampt het COA al geruime tijd met een landelijk tekort aan plekken voor de opvang
van andere asielzoekers (niet zijnde ontheemden uit Oekraïne). Het realiseren van
dit aantal plekken is een zeer forse opgave met grote gevolgen voor zowel het COA
als alle keten- en samenwerkingspartners, waaronder gemeenten. De ontwikkelingen van
de afgelopen maanden in aanmeld- en opvangcentrum Ter Apel hebben deze opgave onderstreept.4 Er is een ernstige situatie, die zich niet op korte termijn op laat lossen. Zelfs
bij een maximaal effect van de beoogde huidige maatregelen, zoals crisisnoodopvanglocaties
en versnelling van de uitstroom van vergunninghouders, kan het COA op dit moment slechts
tijdelijk in voldoende opvangplekken voor de opvang van asielzoekers voorzien.
2.2 Alternatieven
Bij deze stand van zaken is duidelijk dat het COA niet in staat zal zijn om daarnaast ook nog te voorzien in de opvang van de circa 73.000 ontheemden uit Oekraïne die
thans in de gemeentelijke opvang verblijven. Gelet daarop zijn alternatieven verkend.
Er blijft zich immers een gestage stroom ontheemden in Nederland melden, terwijl van
terugkeer slechts beperkt sprake is. Daardoor blijft het langer noodzakelijk om een
zeer groot aantal opvangplekken voor ontheemden uit Oekraïne te realiseren. Bezien
is of het mogelijk is de opvang en verzorging van ontheemden uit Oekraïne te beleggen
bij een nieuw op te richten organisatie, of deze taak onder te brengen bij een andere,
reeds bestaande organisatie. Dit acht de regering niet wenselijk. In beide gevallen
geldt immers dat een dergelijke organisatie daar niet op is ingericht en ook niet
op zeer korte termijn op valt in te richten. Dit klemt temeer omdat een dergelijke
organisatie opnieuw slechts een tijdelijke oplossing zou zijn, gelet op de wens om
de opvang van ontheemden uit Oekraïne uiteindelijk (weer) onder verantwoordelijkheid
van het COA te laten plaatsvinden. Het meermaals overdragen van taken en verantwoordelijkheden
is niet bevorderlijk voor de gewenste continuïteit van de opvang. Het is van belang
dat deze taak voortvarend en zonder onderbreking wordt vervuld.
Daarom is het tijdelijk voortzetten van deze taak door gemeenten het meest voor de
hand liggend. Het onderhavige voorstel van wet strekt daartoe. De Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) en het Veiligheidsberaad ondersteunen deze aanpak, gezien de grote
omvang van deze opgave en de problematiek bij het COA.5
In dit verband spreekt het kabinet zijn waardering uit voor de grote inspanningen
die gemeenten hebben geleverd. Daarmee wordt aan circa 73.000 ontheemden gemeentelijke
opvang geboden. Hoewel het verwezenlijken van dit aantal plekken geen vanzelfsprekendheid
is, zijn gemeenten daarin geslaagd. Uit een analyse van de VNG blijkt dat 90% van
gemeenten aangeeft voldoende of goed in staat te zijn in de opvang van ontheemden
uit Oekraïne te voorzien.6 Echter, tegelijkertijd geeft bijna driekwart van de gemeenten aan op termijn niet
voldoende capaciteit beschikbaar te hebben voor de opvang en begeleiding van ontheemden
uit Oekraïne.7 Het Rijk zet zich daarom in om gemeenten bij deze taak te ondersteunen. Ook wordt
voorzien in een vergoeding van de kosten die gemeenten maken bij de uitvoering van
deze taak, via een specifieke uitkering krachtens de Bekostigingsregeling opvang ontheemden
Oekraïne.8 Daarmee wordt voorzien in een vergoeding van de kosten die zij maken ten behoeve
van het realiseren en exploiteren van de opvang en verstrekkingen aan ontheemden uit
Oekraïne in de gemeentelijke en particuliere opvang. Het onderhavige wetsvoorstel
voorziet in een wettelijke grondslag om deze specifieke uitkering gedurende een langere
periode toe te kennen.
2.3 Noodzaak van een regulier wettelijk kader
De onderhavige wettelijke regeling is noodzakelijk, omdat er niet mee kan worden volstaan
dat gemeenten deze taak vrijwillig (gaan) verrichten. Zoals hiervoor is opgemerkt
hebben ontheemden uit Oekraïne op grond van onder meer de Richtlijn tijdelijke bescherming
en de Opvangrichtlijn9 recht op opvang, ongeacht de gemeente waarin zij verblijven – ook bij een grote instroom
als de onderhavige. Het beleggen van een tijdelijke wettelijke taak en het creëren
van de mogelijkheid regels te stellen over de manier waarop gemeenten deze taak uitvoeren
is daarom noodzakelijk om alle ontheemden uit Oekraïne een voldoende niveau van opvang
te bieden, ongeacht in welke gemeente zij verblijven.10
3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
Het onderhavige voorstel van wet strekt ertoe gemeenten, meer specifiek het college
van burgemeester en wethouders, langer te belasten met de materiële en immateriële
opvang van ontheemden uit Oekraïne. De reikwijdte en omvang van deze taak sluit nauw
aan bij wat thans is geregeld middels de Wvb. Het onderhavige voorstel van wet strekt
tot opvolging van de in werking gestelde noodwettelijke bepalingen, en beoogt ten
opzichte daarvan geen nieuwe taken, verantwoordelijkheden of bevoegdheden bij gemeenten
te beleggen. Daarop bestaat één uitzondering: de taak wordt niet langer belegd bij
de burgemeester, maar bij het college van burgemeester en wethouders. De omstandigheid
dat gemeenten langer dan verwacht moeten worden belast met de opvang van ontheemden
uit Oekraïne maakt het bovendien noodzakelijk om enkele aspecten van die opvang van
een nadere wettelijke grondslag te voorzien. Dit betreft onder meer de verantwoordelijkheid
voor medische zorg, een grondslag voor het langer voortzetten van de Bekostigingsregeling
opvang ontheemden Oekraïne en enkele grondslagen voor de verwerking van (bijzondere)
persoonsgegevens.
Bevoegd orgaan
Onder de werking van artikel 4 Wvb was de burgemeester belast met de opvang en verzorging
van ontheemden uit Oekraïne. De Wvb bood geen mogelijkheid daarin een andere keuze
te maken. In het onderhavige voorstel van wet wordt voorgesteld de wettelijke taak
zorg te dragen voor de materiële en immateriële opvang van ontheemden te attribueren
aan het college van burgemeester en wethouders, zijnde het orgaan dat is belast met
het dagelijkse bestuur van een gemeente. Omdat er niet langer een (acute) noodsituatie
is, ligt het niet in de rede deze taak opnieuw bij de burgemeesters te beleggen. De
reguliere taken en bevoegdheden van de burgemeester zijn immers primair gericht op
(bevoegdheden ten aanzien van) de gebieden veiligheid, openbare orde en crisisbeheersing.
Dat sluit niet aan bij de onderhavige taak.
Reikwijdte
De taak van het college is beperkt tot ontheemden uit Oekraïne, dat wil zeggen: de
vreemdeling die tijdelijke bescherming geniet als bedoeld in artikel 1 van de Vreemdelingenwet
2000,11 omdat hij onder de reikwijdte valt van het Uitvoeringsbesluit van 4 maart 2022 van
richtlijn 2001/55/EG of een verlenging daarvan.12 Dit betreft voor Nederland personen bedoeld in artikel 3.1a, eerste lid, Vreemdelingenbesluit
2000.13
Medische zorg
In het voorgestelde artikel 2, tweede lid, is geregeld dat de Minister van Justitie
en Veiligheid (in de beoogde praktijk: de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid)
zorgt voor de dekking van de kosten van medische verstrekkingen overeenkomstig een
daartoe door hem te treffen ziektekostenregeling. Per 1 juli 2022 is daartoe de Regeling
Medische zorg Ontheemden uit Oekraïne in het leven geroepen.14 Dit is vergelijkbaar met de verplichtingen die het COA ten aanzien van andere asielzoekers
heeft en behelst het feitelijk afsluiten van een ziektekostencontract ter dekking
van de kosten van een vastgesteld pakket medische verstrekkingen.15
In aansluiting daarop bepaalt artikel 2, tweede lid, tevens dat de Minister van Justitie
en Veiligheid verantwoordelijk is voor de beschikbaarheid van medische zorg voor ontheemden
uit Oekraïne. In opvolging van de door VWN en de VNG uitgebrachte adviezen wordt daarmee
uitvoering gegeven aan de brief van 20 april 2022.16 Zoals ook uit die adviezen volgt is met deze taak niet beoogd afbreuk te doen aan
de huidige praktijk waarin gemeenten ontheemden in contact brengen met zorgaanbieders,
hen informatie verschaffen over het Nederlands zorgstelsel en hen anderszins ondersteunen
bij het verkrijgen van medische zorg, voor zover ontheemden daartoe niet al zelf in
staat zijn. Als gevolg van het decentrale karakter van de opvang van ontheemden –
in tegenstelling tot de opvang van andere asielzoekers – ligt het immers niet in de
rede deze werkzaamheden centraal te organiseren. Bij de invulling van de verantwoordelijkheid
van de Minister van Justitie en Veiligheid wordt daarom uitgegaan van bestendiging
van de huidige praktijk. Dit doet niet af aan de verantwoordelijkheid van de Staat
om voor alle ontheemden te voorzien in de noodzakelijke medische zorg. Daarom bepaalt
artikel 2, tweede lid, dat de Minister van Justitie en Veiligheid zorg draagt voor
de beschikbaarheid van medische zorg voor ontheemden. Daartoe wordt, binnen de capaciteit
van het Nederlandse zorgstelsel, voorzien in een adequaat aanbod van medische zorg
waaraan ontheemden op basis van zorginhoudelijke criteria behoefte hebben, voor zover
zij daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs zijn aangewezen. Dit kan in het concrete
geval ook de toeleiding van een ontheemde naar medische zorg omvatten.
De delegatiegrondslagen in het voorgestelde artikel 3 maken het mogelijk nadere regels
te stellen over de wijze waarop het college van burgemeester en wethouders en de Minister
in hun taken voorzien.
Geen taak voor reguliere asielzoekers
De taak van het college van burgemeester en wethouders is beperkt tot de hiervoor
beschreven groepen ontheemden uit Oekraïne. Het college wordt met het onderhavige
wetsvoorstel dus niet belast met de opvang van andere asielzoekers. Dit is onder de
werking van de artikelen 2c en 4 Wvb evenmin het geval en verandert dus niet. Voor
het verzorgen van opvang en het bieden van verstrekkingen aan andere asielzoekers
dan ontheemden uit Oekraïne blijft het COA verantwoordelijk. Het onderhavige voorstel
van wet voorziet in een daarvoor noodzakelijke wijziging van de Wet COA. Gelet op
het tijdelijke karakter van het onderhavige voorstel van wet worden deze wijzigingen
in de Wet COA weer ongedaan gemaakt op het moment dat het onderhavige voorstel van
wet vervalt.
De voorgestelde wijzigingen in artikel 3 van de Wet COA, waardoor het COA gedurende
de werking van het onderhavige voorstel van tijdelijke wet niet is belast met de opvang
van ontheemden uit Oekraïne, betekent eveneens dat opvangplaatsen voor ontheemden
uit Oekraïne gedurende die periode niet onder de reikwijdte van de Wet gemeentelijke
taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen vallen.17 Op de langere termijn is echter samenloop voorzien. Op het moment dat de tijdelijke
bescherming eindigt vervalt ook de taak van het college van burgemeester en wethouders.18 Vanaf dat moment vallen de ontheemden (weer) onder de verantwoordelijkheid van het
COA en daarmee onder de reikwijdte van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen.
Geen aanvullende bevoegdheden
De inwerkingstelling van de artikelen 2c en 4 Wvb ging niet gepaard met de activering
van (verdergaande) noodwettelijke bevoegdheden. In de toelichting op het koninklijk
besluit van 31 maart 2022 is daarover opgemerkt dat de activering van dergelijke (nood)bevoegdheden
niet proportioneel werd geacht.19 Die weging is niet veranderd. Het onderhavige wetsvoorstel voorziet daarom niet in
aanvullende bevoegdheden voor het college van burgemeester en wethouders. Uit de praktijk
blijkt dat dit volstaat. Zij zullen derhalve met gebruikmaking van hun reguliere instrumentarium
in de benodigde (kwaliteit van) opvang en verstrekkingen moeten voorzien, waarbij
het Rijk een faciliterende en ondersteunende rol vervult en daarnaast verantwoordelijk
is voor de beschikbaarheid en bekostiging van medische zorg. Voor dit laatste wordt
de Regeling Medische zorg Ontheemden uit Oekraïne gecontinueerd.
Tijdelijke aard
Het kabinet spant zich in om de materiële en immateriële opvang van ontheemden uit
Oekraïne op termijn (weer) door het COA te laten verrichten. Voordat dit mogelijk
is, moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Het COA zal in elk geval moeten
beschikken over voldoende opvanglocaties, en over voldoende personele capaciteit om
deze locaties te bemensen. Daarnaast zal in voorkomend geval de bestuurlijke instemming
van gemeenten noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld om opvanglocaties (tijdelijk) ter beschikking
te stellen aan het COA. Ook de ontwikkelingen in zowel het aantal ontheemden uit Oekraïne
als de instroom, bezetting en uitstroom van andere asielzoekers bij het COA zijn van
belang.
Daarom staat niet op voorhand vast op welk moment het COA weer in de opvang van álle
asielzoekers, waaronder ontheemden uit Oekraïne, kan voorzien. Deze wet vervalt daarom
op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dit tijdstip wordt in elk geval
niet later gesteld dan één jaar nadat de werking van de werking van uitvoeringsbesluit
(EU) 2022/382, of een verlenging daarvan, eindigt. Deze mogelijkheid tot uitloop van
één jaar maakt het mogelijk om vanaf het moment dat ontheemden uit Oekraïne niet langer
onder de werking van de Richtlijn tijdelijke bescherming vallen, nog gedurende maximaal
één jaar in gemeentelijk opvang te blijven voorzien, voor zover dat noodzakelijk is
om een soepele overgang naar het COA te realiseren.
Delegatiegrondslag en omhangen bestaande regelingen
Net als onder de Wvb wordt het mogelijk om bij ministeriële regeling regels te stellen
over de manier waarop het college van burgemeester en wethouders in de opvang voorziet.
Het in artikel 3 genoemde begrip verstrekkingen is ontleend aan de Wet COA, waar het
wordt gebruikt om bepaalde elementen van opvang aan te duiden (zoals leefgeld). Deze
grondslag maakt het derhalve ook mogelijk om regels te stellen over de te bieden verstrekkingen
aan ontheemden en over de voorwaarden waaronder aanspraak bestaat op deze verstrekkingen.
De bestaande Regeling opvang ontheemden Oekraïne wordt «omgehangen».20 Dat betekent dat de grondslag voor deze regeling, die thans nog is gelegen in artikel
4, tweede lid, Wvb, na inwerkingtreding van deze wet is gelegen in artikel 3 van deze
wet. Daardoor voorziet deze regeling nu, en ook straks, in een eenduidig en uniform
verstrekkingenpakket dat aansluit bij de verstrekkingen van het COA aan andere asielzoekers
krachtens de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen
2005.
Dit wetsvoorstel voorziet tevens in de door artikel 17, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet
gevergde grondslag voor het vaker dan éénmalig verstrekken van een specifieke uitkering.
De Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne, die thans is vormgegeven als een
specifieke uitkering, wordt daartoe omgehangen. Dit wetsvoorstel voorziet niet in
enige inhoudelijke wijzigingen van deze regeling.
Wet veiligheidsregio’s
Op dit moment vervullen de voorzitters van de veiligheidsregio’s een coördinerende
rol bij het realiseren en exploiteren van gemeentelijke opvanglocaties. Ten aanzien
van de rol van de voorzitters van de veiligheidsregio’s regelt het onderhavige wetsvoorstel
niets aanvullends of afwijkends ten opzichte van de Wet veiligheidsregio’s. Voor de
langere termijn wordt ernaar toegewerkt deze coördinerende taak elders te beleggen,
zodat een gecoördineerde spreiding van ontheemden over de gemeenten geborgd blijft.21
4. Verhouding tot reguliere opvangproblematiek
Deze tijdelijke regeling heeft tot doel de situatie waarin gemeenten op grond van
het staatsnoodrecht de opvang van ontheemden uit Oekraïne verzorgen, van een gewone,
niet-noodrechtelijke basis te voorzien en tevens enkele daarmee samenhangende zaken
te regelen. Als gevolg daarvan is dit voorstel van wet beperkt tot ontheemden uit
Oekraïne.
Dat gemeenten met het onderhavige voorstel van wet niet ook verantwoordelijk worden
voor de opvang van andere asielzoekers dan ontheemden uit Oekraïne, betekent niet
dat een aanpak van de al langer bestaande problematiek in de reguliere opvangketen
achterwege blijft. De Tweede Kamer is hierover in verschillende brieven geïnformeerd.22 Op 27 maart 2023 is bovendien een wetsvoorstel dat ziet op het beleggen van een wettelijke
taak bij gemeenten om asielopvangvoorzieningen mogelijk te maken bij de Tweede Kamer
ingediend.
5. Persoonsgegevens
Om te kunnen voorzien in de materiële en immateriële opvang van ontheemden is het
noodzakelijk dat persoonsgegevens worden verwerkt. De aan het college van burgemeester
en wethouders opgedragen wettelijke taak om in opvang te voorzien vormt tevens de
grondslag voor de verwerking van deze persoonsgegevens.23
Voorts is het noodzakelijk dat door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
gegevens uit de polisadministratie aan het college van burgemeester en wethouders
worden verstrekt. Het college van burgemeester en wethouders ontvangt en verwerkt
deze gegevens op grond van de hiervoor bedoelde aan het college opgedragen wettelijke
taak, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, en is noodzakelijk om te kunnen
beoordelen of en in welke mate een ontheemde die in de desbetreffende gemeente opvang
geniet, recht heeft op door het college uit te keren verstrekkingen, zoals leefgeld.24 De grondslag voor deze verstrekking is gelegen in artikel 33, negende lid, van de
Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen. Op verzoek van de uitvoeringspraktijk
is in artikel 7 tevens voorzien in een aanvullende grondslag.
Gegevens over gezondheid
Ingevolge artikel 13 van de Richtlijn tijdelijke bescherming houden de lidstaten bij
het bieden van adequate opvang rekening met (onder meer) de medische situatie van
een ontheemde. Dit betekent dat er gegevens over gezondheid moeten worden verwerkt.
Daarover is in artikel 9, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming
(hierna: AVG) een verwerkingsverbod opgenomen, waarop in het tweede lid uitzonderingen
zijn bepaald. Eén van die uitzonderingen is dat de verwerking noodzakelijk is om redenen
van zwaarwegend algemeen belang, als bedoeld in artikel 9, tweede lid, aanhef en onder
g, AVG. Deze uitzonderingsgrond is in het onderhavige geval van toepassing, omdat
de noodzaak tot verwerking voortvloeit uit de Richtlijn tijdelijke bescherming. Om
deze redenen is het noodzakelijk dat het college van burgemeester en wethouders gegevens
over gezondheid als bedoeld in artikel 4, onderdeel 15, AVG verwerkt, zodat passende
opvang kan worden geboden.
De taak van de Minister van Justitie en Veiligheid omvat tevens het zorgdragen voor
de beschikbaarheid van medische zorg alsmede de bekostiging daarvan en noodzaakt daarom
tot de verwerking van deze gegevens. Ook voor de vergoeding van zorgkosten is het
onontkoombaar dat gegevens over de gezondheid worden verwerkt. De declaraties van
zorgkosten van ontheemden worden, namens de Minister, verwerkt door de daartoe door
hem gecontracteerde partij.25 Deze verricht zijn diensten in opdracht van de Minister en ter uitvoering van diens
taak zorg te dragen voor de dekking van de kosten van medische zorg aan ontheemden.
In uitzonderlijke gevallen is bovendien denkbaar dat deze opdrachtnemer weigert de
kosten voor een medische behandeling te voldoen, bijvoorbeeld omdat het een behandeling
betreft die niet is opgenomen in de Regeling Medische zorg Ontheemden uit Oekraïne.
In dat geval wordt contact gezocht met de Minister. In beide gevallen neemt de Minister
kennis van gegevens over gezondheid als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet
AVG. Het voorgestelde artikel 6, tweede lid, voorziet in de daarvoor noodzakelijke
grondslag.
Het voorgestelde artikel 6, derde lid, bepaalt dat deze persoonsgegevens uiterlijk
vier jaar na de eerste verwerking worden verwijderd. Vanzelfsprekend ligt een eerdere
verwijdering in de rede zodra de verwerking daarvan niet langer noodzakelijk is. Dat
kan het geval zijn als de tijdelijke bescherming op een eerder moment eindigt. Met
de delegatiegrondslag in het voorgestelde artikel 6, vierde lid, wordt bovendien voorzien
in een verplichting om bij ministeriële regeling nadere regels te geven over de wijze
waarop deze persoonsgegevens worden verwerkt. Voor de verwerking van bijzondere categorieën
persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens over gezondheid, zijn immers passende
en specifieke waarborgen vereist. De Regeling opvang ontheemden Oekraïne zal daarin
voorzien.
Gelet op artikel 36, vierde lid, AVG is het wetsvoorstel voorgelegd aan de Autoriteit
Persoonsgegevens. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft geen opmerkingen bij het voorstel.
6. Financiële gevolgen
Gezien de fluïde situatie in Oekraïne is het aantal ontheemden uit Oekraïne dat door
gemeenten moet worden opgevangen onzeker. In de week van 5 juni 2023 bevonden zich
ongeveer 93.510 ontheemden uit Oekraïne in Nederland. In de financiële ramingen is
rekening gehouden met een maximum aantal van 90.000 ontheemden uit Oekraïne in de
gemeentelijke opvang en ongeveer 28.000 ontheemden in de particuliere opvang in juni
2023. De daartoe totale geraamde kosten voor de opvang in 2023 op basis van de huidige
prognose bedragen 3 miljard Euro. De prognose van de aantallen wordt minimaal eens
per half jaar bijgesteld. De eerstvolgende bijstelling van de prognose wordt uiterlijk
verwacht in de zomer van 2023. Overigens worden de financiële- en uitvoeringsgevolgen
van het onderhavige voorstel van wet in de praktijk gemonitord. De VNG wordt daarbij
betrokken.
7. Consultatie, advies en regeldruk26
Het wetsvoorstel is in consultatie gegeven en op www.internetconsultatie.nl geplaatst. Er zijn adviezen ontvangen van de Adviesraad Migratie (voorheen: ACVZ,
hierna: adviesraad), de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: NOvA), de Johannes
Wier Stichting, UNICEF, Vluchtelingenwerk Nederland (hierna: VWN), de Vereniging Nederlandse
Gemeenten (hierna: VNG) en de Autoriteit Persoonsgegevens. Ook door enkele particulieren
is op het wetsvoorstel gereageerd. De regering is iedereen erkentelijk voor de gegeven
adviezen.
Het tijdelijk voortzetten van de taak door gemeenten wordt breed onderschreven, evenals
de overgang van deze taak van de burgemeester naar het college van burgemeester en
wethouders. Wel zijn er suggesties gedaan over de uitvoeringsgevolgen, over gegevensdeling
en over de wijze waarop de opvang van ontheemden weer plaatsvindt binnen het (reguliere)
asielsysteem. Op deze en andere punten wordt hierna ingegaan. Dat heeft op een aantal
punten geleid tot aanpassingen in zowel het wetsvoorstel als de toelichting.
Door enkele particulieren is opgemerkt dat de Richtlijn tijdelijke bescherming ten
onrechte is toegepast. Zij betogen dat deze richtlijn niet mocht worden geactiveerd
voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne, en dat ook het koninklijk besluit van
1 april 2022 ten onrechte is genomen.27 Hierop wordt geantwoord dat de veronderstelling dat de Raad van de Europese Unie
de Richtlijn tijdelijke bescherming ten onrechte heeft geactiveerd, onjuist is. Deze
richtlijn is bedoeld voor een geval van massale toestroom van ontheemden in Europa,
en dus juist voor het geval die toestroom afkomstig is uit een land dat geen lidstaat
is van de Europese Unie, zoals Oekraïne.28 Op nationaal niveau zijn daarop bij koninklijk besluit van 1 april 2022 de artikelen
2c en 4 Wvb geactiveerd. Zoals eerder opgemerkt is de Wvb daarmee gebruikt voor een
situatie waarvoor deze is bedoeld en die door de wetgever ook expliciet is voorzien.29 Anders dan door deze respondenten wordt verondersteld strekt het onderhavige wetsvoorstel
niet tot voortduring van dit in werking gestelde staatsnoodrecht. Daartoe strekt het
op 19 april 2022 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediende voorstel van wet
houdende regels over het voortduren van de werking van de artikelen 2c en 4 van de
Wet verplaatsing bevolking en tot wijziging van die wet.30
Reikwijdte
De adviesraad vindt het bezien vanuit het gelijkheidsbeginsel bezwaarlijk dat voor
verschillende groepen asielzoekers langdurig, mogelijk tot 1 maart 2026, ongelijke
regimes gelden. De adviesraad beveelt daarom aan om op zo kort mogelijke termijn toe
te werken naar een situatie waarin het COA (weer) verantwoordelijk is voor de opvang
en verzorging van alle asielzoekers, waaronder ontheemden uit Oekraïne. De regering
onderschrijft dit. Daarbij moet worden opgemerkt dat, hoewel alle inspanningen erop
zijn gericht dit weer mogelijk te maken, het niet in de rede ligt dat dit op korte
termijn mogelijk is. Buiten kijf staat immers dat het COA op dit moment niet in staat
om naast de opvang van (reguliere) asielzoekers, óók nog te voorzien in de opvang
van de circa 73.000 ontheemden uit Oekraïne die thans in de gemeentelijke opvang verblijven.
Het is daarom noodzakelijk dat de opvang van ontheemden door gemeenten tijdelijk wordt
voortgezet.
Dat gemeenten in dit voorstel van wet niet ook verantwoordelijk worden voor de opvang
van andere asielzoekers dan ontheemden, betekent niet dat een aanpak van de problematiek
in de reguliere opvangketen achterwege blijft. Zoals eerder aangekondigd wordt gewerkt
aan een voorstel van wet met daarin een wettelijke taak voor gemeenten om opvangvoorzieningen
voor asielzoekers mogelijk te maken. Daarmee wordt een structurele oplossing voor
de huidige opvangproblematiek beoogd. Mede daarom is het enkele feit dat ontheemden
tijdelijk worden opgevangen door gemeenten en andere asielzoekers door het COA op
zichzelf niet strijdig met het gelijkheidsbeginsel. Het uitgangspunt is en blijft
dat de opvang van ontheemden uit Oekraïne en de opvang van andere asielzoekers in
kwalitatief opzicht gelijkwaardig is.31 Voor reguliere asielzoekers voorziet het COA in de benodigde opvang en verstrekkingen,
en voor ontheemden uit Oekraïne blijft deze taak tijdelijk bij gemeenten belegd –
tot het moment dat het COA weer in de noodzakelijke opvang kan voorzien. Dat laat
echter onverlet dat, zoals de adviesraad terecht adviseert, op zo kort mogelijke termijn
wordt toegewerkt naar een systeem waarin het COA (weer) verantwoordelijk is voor de
opvang van alle asielzoekers, waaronder ook ontheemden.
De NOvA onderschrijft de noodzaak voor het onderhavige voorstel van wet. Ook de overgang
van de taak van de burgemeester naar het college van burgemeester wethouders wordt
onderschreven. Wel vraagt de NOvA nader in te gaan op de verhouding tussen het onderhavige
voorstel van wet en het wetsvoorstel «Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen».
Hierop wordt geantwoord dat het onderhavige voorstel van wet is bedoeld ter opvolging
van het in werking gestelde staatsnoodrecht (de artikelen 2c en 4 van de Wvb). De
tijdelijke taak die door het college van burgemeester en wethouders wordt voortgezet
blijft beperkt tot ontheemden uit Oekraïne. Het college krijgt dus geen taak bij de
opvang van andere asielzoekers: daarvoor blijft het COA verantwoordelijk. Wel is er
op termijn samenloop. Op het moment dat de ontheemden uit Oekraïne niet langer onder
de reikwijdte van de Richtlijn tijdelijke bescherming vallen en de tijdelijke bescherming
eindigt, vervalt ook de taak van het college van burgemeester en wethouders.32 Omdat daarmee ook de in artikel 3 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers
gemaakte uitzondering voor ontheemden vervalt, vallen ontheemden vanaf dat moment
(weer) onder de verantwoordelijkheid van het COA en derhalve ook onder de reikwijdte
van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen.
De NOvA vraagt verder waarom niet ook andere asielzoekers dan ontheemden uit Oekraïne
onder de reikwijdte van het onderhavige voorstel van wet worden gebracht. Hierop wordt
geantwoord dat het COA verantwoordelijk is en blijft voor de opvang van andere asielzoekers
dan ontheemden uit Oekraïne. Voor de opvang van andere asielzoekers dan ontheemden
is de hiervoor genoemde Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen
in voorbereiding. Daarmee kan het COA, met gebruikmaking van opvanglocaties die door
gemeenten ter beschikking zijn gesteld, voorzien in de opvang van deze groep asielzoekers.
Het is daarom noodzakelijk noch wenselijk om (ook) andere asielzoekers dan ontheemden
onder de reikwijdte van het onderhavige voorstel van wet te brengen.
VWN wijst er op dat de voorgestelde regeling tot maximaal één jaar na het eindigen
van de tijdelijke bescherming geldt, en adviseert dit in de definitiebepalingen of
in de Regeling opvang ontheemden Oekraïne uit te werken. Dit advies is overgenomen:
in het voorgestelde artikel 10, tweede lid en de daarin opgenomen mogelijkheid van
uitloop van ten hoogste één jaar is verduidelijkt dat de gemeentelijke opvang voor
(thans) ontheemden tot maximaal één jaar na het eindigen van de tijdelijke bescherming
kan voortduren.
VWN wijst er verder op dat in de memorie van toelichting een onvolledige beschrijving
van de doelgroep is opgenomen. In reactie hierop is die verwijzing aangepast. In het
algemene deel van de toelichting is nu kortweg verwezen naar artikel 3.1a, eerste
lid, Vreemdelingenbesluit 2000. In dat artikel zijn de (groepen) ontheemden genoemd
die in Nederland onder de werking van de Richtlijn tijdelijke bescherming vallen.
Dit omvat ook mede de door VWN genoemde groep staatlozen of vluchtelingen met een
andere nationaliteit dan de Oekraïense (artikel 3.1a, eerste lid, onder a, Vreemdelingenbesluit
2000 en artikel 2, eerste lid, onderdeel b, Uitvoeringsbesluit 2022/382/EU).
VWN merkt ten slotte op dat ook gezinsleden zoals echtgenoten en minderjarige kinderen
onder de reikwijdte van de Richtlijn tijdelijke bescherming vallen, en dat in Werkinstructie
2022/17 van de IND ten onrechte wordt vereist dat deze gezinsleden alleen onder de
reikwijdte vallen als zij in Oekraïne samenwoonden. Hierop wordt geantwoord dat de
reikwijdte van de Richtlijn tijdelijke bescherming primair wordt bepaald door Uitvoeringsbesluit
2022/382/EU. In artikel 2, vierde lid, daarvan is beschreven wat onder «gezinsleden»
wordt verstaan. Mede gelet op artikel 3.1a, eerste lid, onder a, Vreemdelingenbesluit
2000 vallen de daar genoemde groepen vreemdelingen in Nederland derhalve onder de
reikwijdte van de Richtlijn tijdelijke bescherming.
Medische zorg
De Johannes Wier Stichting wijst erop dat het noodzakelijk is dat ontheemden toegang
hebben tot een tolk bij alle vormen van zorg en preventie en adviseert om de financiering
van en toegang tot tolken landelijk te regelen met één telefoonnummer. Op dit moment
subsidieert het Ministerie van Justitie en Veiligheid tolkendiensten binnen de scope
van onder meer huisartsenzorg en andere curatieve zorg, langdurige zorg, maatschappelijke
ondersteuning, jeugdzorg en publieke gezondheidszorg. Daarbij kan het inderdaad noodzakelijk
zijn dat er vertaling plaatsvindt door een tolk. Ontheemden uit Oekraïne kunnen immers
een beroep doen op medische zorg, terwijl zij niet in alle gevallen voldoende Engels
spreken om zelfstandig met een zorgverlener te communiceren. Hoewel dit bij laagdrempelige
vragen en/of bij spoed kan worden opgelost met bijvoorbeeld een familielid, zal de
aard van de zorgvraag het in veel gevallen noodzakelijk maken dat een professionele
tolk of een taalassistent wordt ingezet. Daarin wordt voorzien met de inzet van tolken
of taalassistenten ten behoeve van de medische zorg. De zorgpartijen en daarmee ook
de zorgverleners zijn bekend met deze tolkendiensten en de bereikbaarheid daarvan.
Gelet hierop is het inrichten van één landelijk telefoonnummer niet nodig.
De VNG ondersteunt het voortzetten van de taak door gemeenten en het overgaan van
die taak van de burgemeester naar het college van burgemeester en wethouders. De VNG
heeft wel, net als VWN, enkele opmerkingen gemaakt over de rol van gemeenten bij de
toegang tot medische zorg. Volgens de VNG kunnen gemeenten weliswaar een verbindende
rol vervullen bij de doorgeleiding van een ontheemde met medische klachten naar een
behandelaar, maar kunnen zij niet (eind)verantwoordelijk zijn voor de feitelijke beschikbaarheid
van medische zorg. Dit wordt onderschreven. Het voorgestelde artikel 2, tweede lid,
is daarom zodanig gewijzigd dat niet langer het college van burgemeester en wethouders,
maar de Minister van Justitie en Veiligheid (in de praktijk: de Staatssecretaris van
Justitie en Veiligheid) verantwoordelijk is voor de beschikbaarheid van medische zorg.
Het algemene deel van de toelichting is hierop aangepast. Dit betekent niet dat de
Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in alle gevallen het eerste aanspreekpunt
moet zijn. In de huidige praktijk hebben gemeenten deze taak op zich genomen. Dit
omvat mede het, zo nodig, feitelijk contact leggen tussen ontheemden en zorgaanbieders,
het verschaffen van informatie aan ontheemden over het Nederlands zorgstelsel en het
ondersteunen van een ontheemde bij het verkrijgen van medische zorg, voor deze daartoe
al niet zelf in staat is. Die praktijk functioneert goed en wordt voortgezet. Dit
doet echter niet af aan de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid
voor de toegang van ontheemden tot de noodzakelijke medische zorg en voor de bekostiging
van die zorg.
UNICEF constateert dat minderjarige ontheemden uit Oekraïne gebrekkige toegang hebben
tot psychosociale zorg. In dat verband adviseert UNICEF om te voorzien in een adequate
kwetsbaarheidsscreening zodat passende zorg kan worden geboden, en om per gemeente
een «contactpersoon kind» aan te wijzen. Hierop wordt geantwoord dat de gemeentelijke
gezondheidsdienst (hierna: GGD) verantwoordelijk is voor het ondersteunen van gemeenten
bij het inrichten van psychosociale hulpverlening. De GGD heeft een adviserende en
informerende rol over hoe de psychosociale/emotionele ondersteuning aan ontheemden
uit Oekraïne kan worden vormgegeven. De GGD verstrekt deze informatie aan gemeenten,
en met name aan de locatiemanagers van opvanglocaties. De invulling van deze taak
is een decentrale verantwoordelijkheid. Voorts wordt ook vanuit het Rijk ondersteuning
beschikbaar gesteld op het gebied van psychosociale hulpverlening. Zo is aan VWN in
2022 subsidie verstrekt voor de programma’s Time4You en MindPower. In beide programma’s
staan minderjarigen centraal. Binnen het programma Time4You worden bijeenkomsten gehouden
op gemeentelijke opvanglocaties waar zij op kindvriendelijke wijze worden geïnformeerd
over allerlei onderwerpen die (vluchteling)kinderen aangaan en waar zij terechtkunnen
met vragen en verhalen. Daarnaast hebben de Time4You bijeenkomsten een signalerende
functie, met de mogelijkheid door te verwijzen naar een specialist. Hiervoor zijn
ook speciale vrijwilligers geworven en getraind. Tijdens de training MindPower leren
jongeren (15–19 jaar) in groepsverband psychische problemen, zoals stress, te herkennen
en verminderen. Dit gebeurt via creatieve activiteiten en het aanleren van ontspannings-
en mindfulnesstechnieken. MindPower biedt hen daardoor handvatten en begeleiding bij
het vinden van hun eigen weg en het vormen van hun identiteit in Nederland. De bestaande
producten zijn aangepast voor de Oekraïense doelgroep. Ook worden er speciale panels
georganiseerd voor kinderen en wordt via de reguliere spreekuren een bijdrage geleverd
aan de totstandkoming van passende schooladviezen. Daarnaast wordt een netwerk onderhouden
rondom kinderen met Nidos, de Kinderombudsman, Defence for Children en UNICEF.
Verder wordt in 2023 vanuit het Rijk beoogd om naast bovengenoemde activiteiten een
traject uit te rollen specifiek gericht op psychosociale hulpverlening voor Oekraïense
ontheemden. Daarbij wordt de samenwerking gezocht met partijen die actief zijn in
zowel de curatieve als de preventieve kant van de zorg. Ook in dit programma vormen
kinderen onderdeel van de doelgroep. De activiteiten zijn er onder meer op gericht
gemeenten, GGD’s en NGO’s te attenderen op het belang van psychosociale hulpverlening,
informatie en richtlijnen ter beschikking te stellen, om in een matchingsrol te voorzien
tussen zorgaanbieders en Oekraïens sprekende hulpverleners en om de samenwerking tussen
het Rijk en veldpartijen op dit vlak te intensiveren.
Persoonsgegevens
Door VWN en de VNG is opgemerkt dat het onduidelijk is waarom het college van burgemeester
en wethouders gegevens over gezondheid verwerkt. Hierop wordt geantwoord dat het voorgestelde
artikel 6, eerste lid, het slechts mogelijk maakt gegevens over gezondheid te verwerken
voor zover dit noodzakelijk is ter uitvoering van de taak van het college om opvang
te bieden aan ontheemden. Om passende opvang te kunnen verzorgen is het onontkoombaar
dat het college van burgemeester en wethouders gegevens over gezondheid als bedoeld
in artikel 4, onderdeel 15, AVG verwerkt. Denkbaar is immers dat een ontheemde vanwege
een lichamelijke of psychische aandoening opvang op een specifieke plaats of onder
specifieke voorwaarden moet krijgen. Het is dus niet zo, zoals de VNG lijkt te veronderstellen,
dat het college van burgemeester en wethouders toegang krijgt tot het gehele medische
dossier van een ontheemde. Dat is niet noodzakelijk en dus ook niet mogelijk. Blijkens
de bewoordingen van de voorgestelde bepaling mag de verwerking immers niet verder
gaan dan noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak in opvang te voorzien. Een
nog nadere clausulering is mogelijk noch wenselijk.
De VNG heeft voorts enkele opmerkingen gemaakt over de verwerking van (persoons)gegevens
uit de polisadministratie van het UWV. In dat verband stelt zij dat het positief is
dat het wetsvoorstel het beoogt mogelijk te maken dat het UWV gegevens uit de polisadministratie
aan het college van burgemeester en wethouders verstrekt, maar dat niet in een afdoende
grondslag is voorzien. Hierop wordt geantwoord dat het bestaande artikel 33, negende
lid, Wet SUWI, gelezen in samenhang met artikel 2 van deze wet, een voldoende grondslag
is voor de verstrekking van gegevens uit de polisadministratie van het UWV aan het
college van burgemeester en wethouders. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft hierover
een blanco advies uitgebracht. Om de door de uitvoeringspraktijk gewenste duidelijkheid
te bieden is desalniettemin in artikel 7 van het onderhavige voorstel van wet een
aanvullende verstrekkingsgrondslag opgenomen. Daarmee wordt voor alle partijen buiten
twijfel gesteld dat het UWV verplicht is gegevens uit de polisadministratie te verstrekken
aan het college van burgemeester en wethouders, zodat het college kan beoordelen welke
ontheemden in die gemeente inkomsten uit arbeid ontvangen.
Overig
UNICEF waardeert de inspanningen van gemeenten om onderwijs te bieden aan minderjarige
ontheemden uit Oekraïne. Wel wijst UNICEF erop dat kritisch moet worden gereflecteerd
op de positie van tijdelijke onderwijsvoorzieningen op de langere termijn. Hierop
wordt geantwoord dat de tijdelijke onderwijsvoorzieningen, die overigens geen onderdeel
uitmaken van het onderhavige wetsvoorstel, zijn ingericht om het hoofd te bieden aan
de onverwachte en massale toestroom van leerlingen uit Oekraïne. De Minister voor
Primair en Voortgezet Onderwijs heeft voor deze tijdelijke onderwijsvoorzieningen
regelgeving opgesteld die ruimte biedt aan schoolbesturen om het onderwijs vorm te
geven. Het onderwijs in een tijdelijke onderwijsvoorziening is niet structureel van
aard: het doel is dat leerlingen zo snel mogelijk doorstromen naar regulier onderwijs,
waaronder het nieuwkomersonderwijs. Juist vanwege de kwaliteitsborging is gekozen
om de tijdelijkheid te benadrukken en een doorstroomperspectief te bieden voor elke
leerling naar het reguliere (nieuwkomers)onderwijs binnen twee jaar. Op basis van
de ervaringen met de wet- en regelgeving voor de tijdelijke onderwijsvoorzieningen
zal het kabinet verkennen of en zo ja, op welke wijze, het wenselijk is om in een
structureel kader voor onderwijs aan ontheemden te voorzien.33
De NOvA en VWN vragen op welke wijze is voorzien in rechtsbescherming als een gesteld
ontheemde de toegang tot de gemeentelijke opvang wordt geweigerd. Een vreemdeling
die stelt ontheemd te zijn en zich meldt bij een gemeentelijke opvanglocatie wordt
daartoe toegelaten. Omdat, zoals de NOvA terecht stelt, gemeenten niet zijn toegerust
om te controleren of een vreemdeling daadwerkelijk onder de reikwijdte van de Richtlijn
tijdelijke bescherming valt, wordt die beoordeling op een later moment verricht door
de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Gedurende deze procedure behoudt de betrokken
vreemdeling gemeentelijke opvang. Als blijkt dat de vreemdeling onder de reikwijdte
van de Richtlijn tijdelijke bescherming valt wordt dit bevestigd door de afgifte van
een sticker of een O-document. Als wordt vastgesteld dat de betrokken vreemdeling
niet onder de reikwijdte van de Richtlijn tijdelijke bescherming valt wordt de sticker
of het O-document geweigerd. Deze weigering is een appellabel besluit waartegen de
gebruikelijke bestuursrechtelijke rechtsmiddelen openstaan: bezwaar bij de IND, gevolgd
door beroep bij de bestuursrechter. Deze procedure heeft geen schorsende werking.34 Wel staat gedurende deze periode de reguliere asielprocedure en de daarbij behorende
opvang door het COA open, zodat op elk moment in opvang is voorzien.
VWN constateert dat ontheemden na afloop van de tijdelijke bescherming weer als reguliere
asielzoekers worden aangemerkt. Volgens VWN is het ongewenst als pas na die datum
op een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel wordt beslist en adviseert daarom
reeds voor die datum te voorzien in duidelijkheid.
Hierop wordt geantwoord dat de Richtlijn tijdelijke bescherming is ingericht op het
bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden. Deze tijdelijke bescherming is onlangs
door de Europese Commissie verlengd tot 4 maart 2024 en kan uiterlijk worden verlengd
worden tot 4 maart 2025. De Richtlijn tijdelijke bescherming geeft geen automatisch
recht op een andere verblijfsstatus na het aflopen van tijdelijke bescherming. Ontheemden
die in Nederland tijdelijke bescherming genieten hebben een asielaanvraag ingediend
waarvan de verdere behandeling overeenkomstig artikel 43a Vreemdelingenwet 2000 kan
worden aangehouden tot uiterlijk 6 maanden na afloop van de tijdelijke bescherming.
Hoewel niet wordt uitgesloten dat reeds voor die datum wordt beslist, is het bij verlenging
van de tijdelijke bescherming tot 4 maart 2025 mogelijk dat deze groep pas het eerste
kwartaal van 2025 duidelijkheid krijgt over de beslissing op een aanvraag voor een
verblijfsvergunning asiel. De uitspraak van de rechtbank Den Haag waar VWN naar verwijst
maakt dit niet anders. In die zaak was de beslistermijn immers al verstreken vóórdat
dit besluit- en vertrekmoratorium in werking trad.35
Omdat ontheemden in Nederland een asielaanvraag hebben ingediend, betekent dit dat
de migratieketen na afloop van de tijdelijke bescherming mogelijk met een groot aantal
asielaanvragen wordt geconfronteerd waar nog op moet worden beslist. Zoals in de brief
van 16 december 2022 is vermeld onderzoekt het kabinet daarom de mogelijke opties
voor zowel verblijf als terugkeer na het eindigen van de tijdelijke bescherming.36 Dit verdiepend onderzoek is noodzakelijk vanwege de aard en omvang van de te maken
keuzes. Niet alleen voor betrokkenen zelf en de migratieketen, maar ook op andere
organisaties en sectoren. Deze verkenning en de mogelijke handelsperspectieven zijn
onlosmakelijk verbonden met de keuzes die in Europees verband worden gemaakt ten aanzien
van deze groep.
VWN pleit er voorts voort om de basisnorm voor kwaliteit van opvang, zoals opgenomen
in artikel 17, tweede lid, Opvangrichtlijn in het onderhavige voorstel van wet op
te nemen. Hierop wordt geantwoord dat het uitgangspunt dat Nederland als lidstaat
van de Europese Unie verplicht is om volledig uitvoering te geven aan bepalingen van
het Unierecht, waaronder voormeld artikel 17, tweede lid, uiteraard wordt onderschreven.
Het overnemen van deze bepaling in het onderhavige voorstel van wet heeft echter geen
meerwaarde, omdat dit een bepaling betreft van Unierecht die nadere concretisering
en implementatie behoeft. Voor de activiteiten van het COA is dat reeds gebeurd in
artikel 9, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën
vreemdelingen 2005. Voor ontheemden uit Oekraïne is de implementatie geborgd in de
Regeling opvang ontheemden Oekraïne, in het bijzonder artikel 6, eerste lid, daarvan.
Het overnemen van artikel 17, tweede lid, Opvangrichtlijn heeft ten opzichte daarvan
geen meerwaarde.
De VNG vraagt om in de toelichting bij het wetsvoorstel te verduidelijken welk orgaan
de spreiding van ontheemden over de gemeenten zal coördineren. Hierop wordt geantwoord
dat onder de werking van de Wvb niet is voorzien in een dwingende wijze waarop ontheemden
uit Oekraïne over gemeenten worden verspreid. In de praktijk vindt die verdeling plaats
op basis van (vrijwillige) afspraken tussen gemeenten, waarbij de voorzitters van
de veiligheidsregio’s een coördinerende rol vervullen. Dit systeem functioneert goed
en maakt het mogelijk maatwerk toe te passen. Daarom is niet beoogd deze praktijk
te doorbreken. Wel onderschrijft de regering dat het van belang is dat de coördinerende
taak ook op de langere termijn wordt geborgd. Het orgaan dat deze taak zal uitvoeren
zal worden opgenomen in een convenant, dat voor de inwerkingtreding van het onderhavige
voorstel van wet gereed zal zijn.
De VNG adviseert verder om de financiële- en uitvoeringsgevolgen van het onderhavige
voorstel van wet in de praktijk te monitoren. Dit wordt onderschreven. Daarom wordt
voorzien in een jaarlijkse monitor waarbij aandacht zal zijn voor zowel financiële
gevolgen als uitvoeringsgevolgen. De VNG zal worden betrokken bij de opdrachtformulering
van deze monitor, alsook bij de begeleiding op de uitvoering daarvan.
De VNG wijst er voorts op dat de overgang van opvang door gemeenten naar het COA zorgvuldig
moet gebeuren. Ook dit wordt onderschreven. Het kabinet stelt daarom minimaal een
half jaar voor de geplande overdracht aan het COA een overgangsplan op dat met de
VNG en het COA bestuurlijk wordt vastgesteld. In dit overgangsplan zal onder andere
aandacht zijn voor de rollen, taken en verantwoordelijkheden van gemeenten, COA en
andere partners, de randvoorwaarden waar voor overdracht aan moet zijn voldaan, en
de planning en kosten.
De opmerking van de VNG dat de Regeling opvang ontheemden Oekraïne en de Bekostigingsregeling
opvang ontheemden Oekraïne na het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige
voorstel van wet moet worden gewijzigd, wordt onderschreven. Te zijner tijd zal worden
bezien welke wijzigingen noodzakelijk zijn. Zoals thans ook het geval is zal de VNG
daarbij worden betrokken.
Ten slotte merkt de VNG op positief te zijn over de gesprekken die met alle ketenpartners
worden gevoerd over de opvang van ontheemden uit Oekraïne. In dit verband vraagt de
VNG om gezamenlijk te blijven kijken naar oplossingen voor gesignaleerde knelpunten
in onder meer onderwijs(huisvesting) en de toegang tot geestelijke gezondheidszorg.
Het kabinet onderschrijft dit van harte en zal zich ertoe blijven inspannen deze knelpunten
weg te nemen. Daarbij zal structureel aandacht zijn voor de uitvoeringsgevolgen. Ten
aanzien van de positie van derdelanders wordt gewezen op de brief van 10 februari
2023, waaruit blijkt dat de werking van de Richtlijn tijdelijke bescherming voor hen
op dit moment niet eindigt.37
Regeldruk
Het wetsvoorstel is ten slotte voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk.
Het Adviescollege heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat
het naar verwachting geen (omvangrijke) gevolgen voor de regeldruk heeft.
ARTIKELSGEWIJS DEEL
Artikel 2
Het eerste lid belast het college van burgemeester en wethouders met de materiële
en immateriële zorg voor de opvang van ontheemden en voor het plaatsen van deze ontheemden
in een gemeentelijke opvangplaats.
In afwijking van het eerste lid is in het tweede lid geregeld dat niet het college
van burgemeester en wethouders, maar de Minister van Justitie en Veiligheid (in de
praktijk: de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid) is belast met de dekking
van de kosten van medische zorg aan ontheemden middels een daartoe door hem te treffen
ziektekostenregeling. In dit artikellid is ook bepaald dat de Minister verantwoordelijk
is voor de beschikbaarheid van medische zorg voor ontheemden. Het betreft medische
zorg waaraan ontheemden op basis van zorginhoudelijke criteria behoefte hebben, voor
zover zij daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs zijn aangewezen. Deze zorg wordt
aangeboden binnen de capaciteit van het Nederlandse zorgstelsel.
Artikel 3
Dit artikel bevat een delegatiegrondslag om bij ministeriële regeling regels te stellen
over de wijze waarop het college van burgemeester en wethouders en de Minister in
de taken, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van deze wet, voorzien.
Het eerste lid bevat eveneens een grondslag voor het stellen van regels over de door
het college van burgemeester en wethouders aan ontheemden te bieden verstrekkingen,
waaronder regels over de voorwaarden waaronder zij die verstrekkingen ontvangen. De
redactie en reikwijdte van deze grondslag sluit aan bij artikel 3, derde lid, van
de Wet COA.
Artikel 4
De vergoeding van de kosten die gemeenten maken bij de uitvoering van de opvang van
ontheemden uit Oekraïne gebeurt thans door middel van een specifieke uitkering krachtens
de Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne.38 Deze regeling voorziet in een grondslag voor het verstrekken van een specifieke uitkering
voor kosten gemaakt tussen 1 maart 2022 en 31 december 2022. Omdat gemeenten langer
in de benodigde opvang moeten voorzien is het eveneens noodzakelijk deze specifieke
uitkering langer te blijven verstrekken. Dit artikel bevat de daarvoor noodzakelijke
wettelijke grondslag, ter uitvoering van artikel 17, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet.
Artikel 5
Op 1 april 2022 is de Regeling opvang ontheemden Oekraïne in werking getreden. Deze
regeling vindt thans zijn grondslag in artikel 4, tweede lid, Wvb. Omdat deze bepaling
buiten werking wordt gesteld op het moment dat het onderhavige voorstel van wet in
werking treedt, voorziet het voorgestelde artikel 5, eerste lid, erin dat deze regeling
wordt «omgehangen». Daardoor is de grondslag voor deze regeling na inwerkingtreding
van deze wet gelegen in artikel 3, eerste lid, van deze wet.
Het tweede lid van dit artikel wijzigt de grondslag van de Bekostigingsregeling opvang
ontheemden Oekraïne. Na inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel is de grondslag
voor deze regeling gelegen in artikel 4 van deze wet.
Artikel 6
In het algemene deel van deze toelichting is toegelicht dat het college van burgemeester
en wethouders respectievelijk de Minister een bijzondere categorie van persoonsgegevens
verwerkt, namelijk persoonsgegevens over gezondheid (als bedoeld in paragraaf 3.1
van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming). Het verwerken van
een bijzondere categorie van persoonsgegevens is op grond van artikel 9, eerste lid,
AVG verboden, tenzij in de AVG of het nationale recht een uitzondering is aan te wijzen.
Voor het verwerken van bijzondere categorieën van persoonsgegevens is derhalve een
wettelijke grondslag noodzakelijk. De mogelijkheid die artikel 9, tweede lid, onderdeel
h, AVG biedt om een dergelijke grondslag te creëren is in dit wetsvoorstel benut.
De verwerking van deze gegevens is immers noodzakelijk voor het verstrekken van gezondheidszorg
aan ontheemden uit Oekraïne en om bij het bieden van adequate opvang rekening te kunnen
houden met de medische situatie van een ontheemde. Het derde lid regelt dat de gegevens
over gezondheid die noodzakelijkerwijs door het college van burgemeester en wethouders
en de Minister van Justitie en Veiligheid moeten worden verwerkt, uiterlijk vier jaar
na de eerste verwerking worden verwijderd. In aanvulling daarop bepaalt het vierde
lid dat bij ministeriële regeling wordt voorzien in de vereiste passende en specifieke
waarborgen voor de verwerking van deze persoonsgegevens.39 Dit zal gebeuren in de Regeling opvang ontheemden Oekraïne, die hierop zal zijn aangepast
op het moment dat het onderhavige voorstel van wet in werking treedt.
Artikel 7
Dit artikel bevat een (aanvullende) grondslag voor het UWV om gegevens uit de polisadministratie
te verstrekken aan het college van burgemeester en wethouders, zodat het college kan
beoordelen welke ontheemden inkomsten uit arbeid ontvangen.
Artikel 8
Deze bepaling wijzigt de Wet COA. Dit is een noodzakelijke wijziging waardoor het
COA tijdelijk, gedurende de werkingsduur van het onderhavige voorstel van wet, niet
is belast met de materiële en immateriële opvang van ontheemden. Onderdeel A introduceert
daartoe het begrip «ontheemden» in artikel 1 van de Wet COA. Onderdeel B beperkt de
werking van artikel 3 van deze wet tot andere asielzoekers dan ontheemden uit Oekraïne.
Daardoor is het COA niet langer wettelijk verantwoordelijk voor ontheemden, maar blijft
het nog wel belast met de opvang van andere asielzoekers. Onderdeel C introduceert
een nieuw artikel 21a in de Wet COA. Ingevolge dat artikel worden voormelde wijzigingen
ongedaan gemaakt op het moment dat het onderhavige voorstel van wet vervalt, op het
krachtens artikel 10, tweede lid, vast te stellen tijdstip.
Artikel 9 bevat een samenloopbepaling, gelet op de mogelijke samenloop van de voorgestelde
wijzigingen met de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen.
Artikel 10
Dit artikel regelt de inwerkingtreding en verval van het onderhavige voorstel van
wet.
Ingevolge het eerste lid geschiedt de inwerkingtreding bij koninklijk besluit. Het
tijdstip van inwerkingtreding wordt gesteld op het moment waarop de artikelen 2c en
4 Wvb buiten werking worden gesteld. Gelet hierop wordt afgeweken van de vaste verandermomenten
en de minimuminvoeringstermijn. Deze afwijking is noodzakelijk om de artikelen 2c
en 4 Wvb op zo kort mogelijke termijn weer buiten werking te stellen.40
Het tweede lid van dit artikel regelt het tijdstip waarop de onderhavige wet vervalt.
Dat gebeurt bij koninklijk besluit. Voor dit model is gekozen omdat de onderhavige
wettelijke regeling een tijdelijk karakter heeft, terwijl het tijdstip waarop deze
regeling vervalt niet vooraf kan worden vastgesteld. Het tijdstip van verval wordt
in elk geval niet later gesteld dan één jaar nadat de werking van de werking van uitvoeringsbesluit
(EU) 2022/382, of een verlenging daarvan, eindigt. Dat maakt het mogelijk om vanaf
het moment dat ontheemden uit Oekraïne niet langer onder de werking van de Richtlijn
tijdelijke bescherming vallen, toch nog enige periode in de noodzakelijke opvang te
voorzien. Denkbaar is immers dat (een deel van) de groep ontheemden uit Oekraïne ook
na het eindigen van de tijdelijke bescherming nog enige tijd in Nederland zal verblijven,
bijvoorbeeld gedurende de periode die noodzakelijk is om een eventuele (voorzetting
van een) asielaanvraag te behandelen.
Vanzelfsprekend ligt een eerder verval in de rede als het mogelijk blijkt reeds voor
dat moment weer op reguliere wijze in de benodigde opvang te voorzien.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.