Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
36 385 Wijziging van de Wet langdurige zorg en de Algemene Kinderbijslagwet in verband met de invoering van ambtshalve toekenning en toekenning met terugwerkende kracht van dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg
Nr. 4
ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 3 mei 2023 en het nader rapport d.d. 23 juni 2023, aangeboden aan de Koning door
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Afdeling advisering
van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 10 maart 2023, nr. 2023000529,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 3 mei 2023, nr. W12.23.00053/III, bied ik U hierbij aan.
De tekst van het advies treft u hieronder cursief aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 10 maart 2023, no.2023000529, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met de Minister
voor Langdurige Zorg en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter
overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet langdurige
zorg en de Algemene Kinderbijslagwet in verband met de invoering van ambtshalve toekenning
en toekenning met terugwerkende kracht van dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg,
met memorie van toelichting.
Het voorstel wijzigt de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Algemene Kinderbijslagwet
AKW). Op grond van de AKW hebben ouders recht op dubbele kinderbijslag voor kinderen
die intensieve zorg nodig hebben. Bepalend voor het recht op dubbele kinderbijslag
is de indicatiestelling in het kader van de Wlz door het Centrum Indicatiestelling
Zorg (CIZ). Ouders kunnen op dit moment vervolgens een aanvraag voor dubbele kinderbijslag
indienen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Gebleken is dat een deel van de ouders
die recht hebben op dubbele kinderbijslag deze niet aanvragen. Een belangrijke reden
is volgens de toelichting dat – kort gezegd – veel ouders de aanvraagprocedure te
ingewikkeld vinden.2
Het wetsvoorstel strekt ertoe dat mogelijk wordt gemaakt dat het CIZ uit eigen beweging
een signaal stuurt aan de SVB indien een nieuwe indicatie voor kinderen is vastgesteld.
Vervolgens kan de SVB de dubbele kinderbijslag ambtshalve, dus zonder aanvraag van
ouders, toekennen. Daarnaast wordt mogelijk gemaakt dat het CIZ ouders van kinderen
met een Wlz-indicatie gericht informeert over het recht op dubbele kinderbijslag.
Ten tweede wordt het mogelijk gemaakt dubbele kinderbijslag met terugwerkende kracht
toe te kennen, zodat ouders minder financiële ondersteuning mislopen als zij dubbele
kinderbijslag later aanvragen.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft het streven om complexiteit
van regels te verminderen en de toepassing van regels voor burgers eenvoudiger te
maken. Zeker in die situaties waarin met relatief eenvoudige ingrepen de dienstverlening
kan worden verbeterd en de complexiteit voor burgers kan worden verminderd, verdienen
zulke initiatieven ondersteuning. Daarbij zal wel een balans moeten worden gevonden
tussen wat voor de burger doenlijk is en voor de overheid uitvoerbaar is.
In het voorliggende voorstel is een aantal maatregelen opgenomen waarmee op een eenvoudige
wijze de dienstverlening kan worden verbeterd. Informatie-uitwisseling tussen het
CIZ en de SVB, alsmede het gericht informeren van ouders met een CIZ-indicatie zijn
maatregelen die zonder nieuwe complicaties kunnen bijdragen aan vermindering van het
niet-gebruik van de regeling. Dit geldt ook voor de verruiming van de mogelijkheden
om dubbele kinderbijslag met terugwerkende kracht te verlenen.
Het ambtshalve verstrekken van dubbele kinderbijslag roept praktische en juridische
vragen op. In het huidige stelsel is duidelijk dat recht op dubbele kinderbijslag
alleen bestaat indien een aanvraag terzake is ingediend. De SVB krijgt met het voorstel
ook een rol.
Niet duidelijk is of de SVB verplicht is om op basis van de informatie die wordt verkregen
van het CIZ ambtshalve dubbele kinderbijslag toe te kennen of dat sprake is van een
mogelijkheid daartoe. Ook is niet duidelijk hoe dient te worden gehandeld indien nadien
blijkt dat ten onrechte het ambtshalve verstrekken van dubbele kinderbijslag achterwege
is gebleven. En maakt het daarbij nog uit of de SVB wel of niet bericht heeft gekregen
van het CIZ? Verder is de vraag hoe dient te worden gehandeld indien achteraf blijkt
dat ten onrechte dubbele kinderbijslag ambtshalve is verstrekt.
De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op het voorgaande en zo nodig
het voorstel op dit punt aan te passen.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het
voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede
Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
De Afdeling adviseert om in de toelichting nader in te gaan op drie punten en zo nodig
het voorstel op deze punten aan te passen.
Het eerste punt betreft de vraag of de SVB verplicht is om op basis van de ambtshalve
signalering van het CIZ ambtshalve dubbele kinderbijslag (hierna: DKIZ) toe te kennen
of dat sprake is van een mogelijkheid daartoe. Dit wetsvoorstel regelt dat de SVB
ambtshalve vaststelt of een recht op DKIZ bestaat, indien de SVB een ambtshalve signalering
van het CIZ heeft ontvangen. Dit betreft geen discretionaire bevoegdheid. Ontvangst
van een ambtshalve signalering markeert dan ook de start van de beslistermijn, zoals
reeds opgenomen in de voorgestelde wijziging van artikel 29c, eerste lid, van de AKW
(artikel II, onderdeel E, van het voorstel). Ter verduidelijking van het voorgaande
is de formulering van het voorgestelde nieuwe artikel 14, eerste lid, onderdeel b,
van de AKW (artikel II, onderdeel C, van het voorstel) aangepast. Paragraaf 3.3 van
het algemeen deel en het artikelsgewijze deel van de memorie van toelichting zijn
daarmee nader in lijn gebracht.
Het tweede punt betreft de vraag hoe dient te worden gehandeld indien blijkt dat ten
onrechte het ambtshalve verstrekken van DKIZ achterwege is gebleven. Hierbij is van
belang dat de SVB en het CIZ voorzien in verschillende waarborgen in het proces, om
te voorkomen dat ambtshalve toekenning ten onrechte achterwege blijft. Deze waarborgen
zijn zowel gericht op de verzending als de ontvangst van de ambtshalve signalering.
Allereerst richt het CIZ een proces in, zodat er binnen het CIZ een notificatie wordt
afgegeven aan het beheerteam, als er een bericht niet goed wordt doorgegeven aan de
SVB. Deze monitoring is van groot belang, omdat er voor de SVB geen andere aanleiding
is om uit eigen beweging DKIZ toe te kennen. Ten tweede wordt er een feedbackloop
ingericht tussen het CIZ en de SVB ten aanzien van de ontvangst van de ambtshalve
signalering door de SVB. Dit houdt in dat de SVB automatisch een ontvangstbericht
stuurt aan het CIZ zodra de SVB de ambtshalve signalering heeft ontvangen. Op deze
manier kan het CIZ monitoren of de ambtshalve signalering is aangekomen bij de SVB
en zo nodig actie ondernemen. Ten derde wijst het CIZ ouders in de Wlz-beschikking
op de termijn waarbinnen zij bericht van de SVB kunnen verwachten. Mocht de ouder
onverhoopt dan toch geen bericht ontvangen van de SVB, kan deze de SVB benaderen.
De SVB kan dan op basis van de ontvangen ambtshalve signalering alsnog aan de slag
met de beslissing over de DKIZ. De aanvang van het recht op DKIZ is in de situatie
van ambtshalve signalering gekoppeld aan het moment dat het recht op zorg aanvangt
op grond van het indicatiebesluit. Met deze drie waarborgen wordt de kans verkleind
dat er door een systeemfout bij het CIZ of de SVB, de ambtshalve signalering uitblijft,
of geen opvolging krijgt. Paragraaf 3.2 van het algemeen deel van de memorie van toelichting
is in lijn met het voorgaande aangevuld.
Indien na bezwaar blijkt dat het ambtshalve verstrekken van DKIZ ten onrechte achterwege
is gebleven, wordt het recht op DKIZ alsnog vastgesteld vanaf dezelfde datum als wanneer
direct na de ambtshalve signalering tot ambtshalve toekenning was overgegaan. Paragraaf
3.3 van het algemeen deel van de memorie van toelichting is in lijn met het voorgaande
aangevuld.
Het derde punt betreft de vraag hoe dient te worden gehandeld indien achteraf blijkt
dat ten onrechte dubbele kinderbijslag ambtshalve is verstrekt. Daartoe zijn er waarborgen
voor een evenredige uitvoering in het beleid. Zo is het mogelijk dat het CIZ een Wlz-indicatie
intrekt. Dit kan indien het CIZ vaststelt dat er onjuiste of onvolledige gegevens
zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere
beslissing zou hebben geleid, of gebeurt indien het kind niet langer op langdurige
zorg is aangewezen. Het intrekken van een Wlz-indicatie gebeurt in de praktijk zeer
zelden. Mocht dit gebeuren, dan geeft het CIZ dit (geautomatiseerd) door aan de SVB.
Indien daarmee de einddatum van het recht op DKIZ in het verleden komt te liggen,
betekent dit dat de DKIZ ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend. Als gevolg
daarvan zal de SVB de beschikking tot toekenning van DKIZ mogelijk met terugwerkende
kracht herzien of intrekken. In dat geval vordert de SVB op grond van artikel 24 van
de AKW de onverschuldigd betaalde DKIZ in principe bij de ouder terug, tenzij er een
dringende reden is om hiervan af te zien. Indien er sprake is van te veel betaalde
inkomensondersteuning ten gevolge van een fout van de overheid, wordt alleen herzien
en teruggevorderd als er sprake is van een voor de ouder duidelijke fout. Daarnaast
hanteert de SVB in veel gevallen een herzieningstermijn van maximaal vijf jaar.3 Deze situaties volgen echter niet uit de nieuwe systematiek van ambtshalve signaleren
en toekennen, maar zijn nu ook al van toepassing en vloeien voort uit het recht op
DKIZ.Paragraaf 3.2 van het algemeen deel van de memorie van toelichting is in lijn
met het voorgaande aangevuld.
Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de bedragen waarmee de kinderbijslag
wordt verlaagd, te wijzigen van 35 eurocent naar 33 eurocent per kwartaal. Gebleken
is dat met 33 eurocent de benodigde financiering voor het wetsvoorstel wordt gerealiseerd.
Met het oog daarop zijn de bedragen in artikel III aangepast. Daarnaast zijn de bedragen
van de kinderbijslag in artikel II, onderdeel A, gewijzigd in de bedragen die per
1 juli 2023 gelden wegens indexatie van de kinderbijslag. In het verlengde van het
voorgaande zijn de bedragen genoemd in de toelichting aangepast (paragrafen 2.5 en
5.1 van het algemeen deel en de artikelsgewijze toelichting bij de artikelen II, onderdeel
A, en III).
Ik verzoek U in overeenstemming met de Minister voor Langdurige Zorg en Sport het
hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.