Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 26 en 27 juni 2023 (21501-32-1554) (resterende vragen)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1558
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 3 juli 2023
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 12 juni 2023 over de geannoteerde de geannoteerde agenda Landbouw-
en Visserijraad 26 en 27 juni 2023 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1554).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 juni 2023 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 22 juni 2023 is een deel van de vragen
beantwoord (kamerstuk 21 501-32, nr. 1557). Bij brief van 28 juni 2023 zijn de resterende vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Geurts
De adjunct-griffier van de commissie, Dekker
Inleiding
Met deze brief beantwoord ik mede namens de Minister voor Natuur en Stikstof het tweede
deel van de vragen van de VVD-, D66-, CDA- en SGP-fracties van de Tweede Kamer die
zijn gesteld tijdens het schriftelijk overleg van 19 juni jl. over de Landbouw- en
Visserijraad van 26-27 juni 2023. Dit betreft antwoorden op vragen die geen betrekking
hebben op onderwerpen die op de agenda van de Raad van 26-27 juni 2023 staan.
I. Beantwoording Schriftelijk Overleg 19 juni 2023
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 26 en 27 juni 2023. Deze leden hebben daarbij
nog enkele vragen.
Verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat het aangekondigde voorstel voor nieuwe
genomische technieken wordt uitgesteld door de Europese Commissie (EC) wegens de lopende
onderhandelingen over de Natuurherstelverordening. Een Nederlandse Europarlementariër
sprak zelfs van «chantage». Kan de Minister bevestigen dan wel ontkennen dat de EC
het voorstel dreigt terug te trekken?
Antwoord
Ik ga uit van de door de Europese Commissie aangekondigde publicatiedatum van 5 juli
aanstaande. Ik heb vooralsnog geen signalen ontvangen dat deze datum voor het publiceren
van het voorstel door de Europese Commissie niet gehaald zal worden.
Deelt de Minister de mening dat de ontwikkelingen op het ene voorstel van de Commissie
absoluut geen reden kunnen zijn om een ander voorstel niet in behandeling te nemen?
Antwoord
De Europese Commissie bepaalt wanneer zij nieuwe Commissievoorstellen presenteert.
Nederland dringt, indien opportuun, in de Raad en in bilaterale overleggen aan op
publicatie van voor Nederland belangrijke en prioriaire voorstellen.
Deze leden zijn van mening dat het aangekondigde voorstel een geweldige kans biedt
voor de verduurzaming van de landbouw. Immers, met nieuwe genomische technieken zoals
CRISPR-CAS kunnen nieuwe, weerbare gewassen worden veredeld die de noodzaak van het
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen verlagen. Deelt de Minister deze mening? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, is de Minister bereid om zich in Brussel actief in te zetten
voor een spoedige behandeling van het aangekondigde voorstel voor nieuwe genomische
technieken?
Antwoord
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief aan de Tweede Kamer van 8 juni jl. (Kamerstuk
27 428, nr. 398), deel ik de mening dat deze technieken kansen met zich meebrengen en de afhankelijkheid
van gewasbeschermingsmiddelen kunnen verlagen. Uiteraard blijf ik mij actief inzetten
voor het aangekondigde voorstel voor nieuwe genomische technieken, zoals ik en mijn
collega-bewindspersonen dit tot nu toe al hebben gedaan. Ik vind het onwenselijk indien
dit voorstel uitgesteld zou worden.
Natuurherstelverordening
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Tweede Kamer op 13 juni jongstleden
(Handelingen II 2022/23, nr. 92, Stemmingen) de gewijzigde motie van het lid Van Campen
c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1552) heeft aangenomen. In deze motie verzoekt de Kamer het kabinet zich in te zetten
om de adoptie van de raadspositie uit te stellen, totdat de gevolgen van het voorstel
duidelijk zijn. In het bijzonder wat betreft het verslechteringsverbod, maar ook op
andere onderdelen. Ook verzoekt deze motie het kabinet zich, indien toch een raadspositie
wordt ingenomen, tijdens de triloogfase verder te blijven inzetten voor een voor Nederland
gewenst resultaat en bereid te zijn om zo nodig na de triloog tegen de verordening
te stemmen, indien het voorstel onvoldoende duidelijk en flexibel is. Op het moment
van schrijven moet de betreffende Milieuraad waarin het voorstel wordt besproken nog
plaatsvinden. Deze leden vermoeden dat de beantwoording van dit schriftelijk overleg
daarna zal plaatsvinden. Derhalve vernemen deze leden graag van het kabinet op welke
wijze zij bij deze Milieuraad invulling heeft gegeven aan de uitvoering van deze motie
en hoe zij dat ook de komende tijd zal blijven doen. Deze leden worden graag periodiek
op de hoogte gehouden van de uitvoering van deze motie. Kan de Minister dat toezeggen?
Antwoord
De Minister voor Natuur en Stikstof heeft tijdens de Milieuraad gevraagd om uitstel
van het besluit over de Raadspositie over de Natuurherstelverordening. Daarbij heeft
zij nogmaals aangegeven dat de verordening in deze vorm onuitvoerbaar is voor Nederland
vooral omdat het onderdeel over het verslechteringsverbod te weinig rekening houdt
met de Nederlandse omstandigheden. Ook heeft het kabinet zorgen over de invulling
en haalbaarheid van de hersteldoelen voor 2040 en 2050. Tijdens de triloogfase zal
het kabinet zich verder blijven inzetten voor een voor Nederland gewenst resultaat.
Over het verloop van de onderhandelingen en de kabinetsinzet in de triloogfase zal
de Minister voor Natuur en Stikstof de Tweede Kamer periodiek op de hoogte houden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Te beginnen bij de recente ontwikkelingen rond de Natuurherstelverordening. Tientallen
grote bedrijven benadrukken terecht dat de verordening een cruciaal middel is om de
klimaat- en biodiversiteitscrises aan te pakken. Frankrijk en België, die aanvankelijk
terughoudend waren ten aanzien van de verordening, staan nu achter de verdere behandeling.
Frankrijk, samen met Duitsland, Spanje en Luxemburg, heeft het Zweeds voorzitterschap
zelfs in een brief opgeroepen zich in te blijven zetten voor een akkoord. Deze leden
vragen of deze ontwikkelingen de houding en inzet van het kabinet doet veranderen.
Zal het kabinet zich bij de aankomende raden nadrukkelijk uitspreken over het belang
van een akkoord en de doelstelling die daarmee gepaard gaat? Wat is de houding van
het kabinet ten opzichte van het compromisvoorstel?
Antwoord
Het kabinet heeft het belang van de verordening en de algemene doelen altijd onderschreven
en het kabinet zal dat blijven doen. Tegelijkertijd zet het kabinet zich ook in voor
een verordening die voldoende rekening houdt met de specifieke Nederlandse omstandigheden
en daarmee voor ons land uitvoerbaar is. De algemene oriëntatie die aan de Milieuraad
van 20 juni jl. is voorgelegd, houdt, met name op het onderdeel over het verslechteringsverbod,
te weinig rekening met de Nederlandse omstandigheden en bevat tevens de ongewenste
bindende hersteldoelen voor 2040 en 2050.
De leden van de D66-fractie hebben ten slotte enkele vragen over de resolutie over
voedselveiligheid waarin wordt gevraagd naar financiële steun voor boeren om onder
andere toegang te krijgen tot nieuwe en innovatieve technologieën. Deze leden vragen
waar deze financiële steun uit voort zou moeten komen. Is dat het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB)? Zijn deze innovaties ter ondersteuning van de transitie naar
natuurinclusieve landbouw?
Het GLB bestaat uit twee pijlers met elk hun subsidies. Onder de eerste pijler, het
EU-garantiefonds, vallen de inkomensondersteuning en het markt- en prijsbeleid. De
tweede pijler richt zich op kennis, innovatie, samenwerking, investeringen, jonge
boeren en gebiedsgerichte aanpak. Bij de inzet van deze middelen speelt de groenblauwe
architectuur (GBA) een belangrijke rol. Met een betere dooradering in het landschap
stimuleert het GLB-NSP de nationale en Europese doelen op natuur, biodiversiteit,
klimaat en water. Tevens ondersteunt het GLB boeren en andere partijen op het platteland
door middel van projectsubsidies voor innovatie, experimenten en duurzame investeringen.
De landbouw wordt hiermee op termijn minder afhankelijk van publieke middelen om te
verduurzamen.
Deze leden lezen over de zorgen voor voedselveiligheid in relatie tot de maatregelen
van de Green Deal. Zij vragen het kabinet zich maximaal in te zetten om op te komen
voor het belang van de Green Deal ten behoeve van voedselzekerheid. De huidige vorm
van landbouw is juist een gevaar voor de langdurige voedselvoorziening op dit continent
en Europa zou alles op alles moeten zetten om robuuste landbouw- en ecosystemen te
realiseren.
Antwoord
Ik neem aan dat de leden doelen op de op 14 juni jl. door het Europees Parlement aangenomen
resolutie over «een EU-voedselzekerheidsplan en meer middelen voor boeren».1 Mijn ministerie maakt zich hard voor het belang voedselzekerheid, de Green Deal is
een belangrijk middel hierin. Voor de lange termijn zet Nederland zich binnen Europa
in voor een weerbaar en duurzaam Europees voedselsysteem. Voor verdere toelichting
over mijn inzet verwijs ik u naar de Kamerbrief Toekomst Landbouw (Kamerstukken 30 252 en 35 334, nr. 77) waarin mijn visie is uiteengezet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de stemmingen over het voorstel
voor verwerping van de Natuurherstelverordening. Hieruit valt op te maken dat er geen
meerderheid is voor de verordening in de milieucommissie, dus deze leden hebben goede
hoop dat de Natuurherstelverordening in de plenaire vergadering definitief zal worden
afgewezen. Deelt de Minister deze verwachting?
Antwoord
De Milieu Commissie van het Europees Parlement heeft op 15 juni jl. het voorstel tot
verwerping van de verordening verworpen, waarna tot stemming per amendement is overgegaan.
Deze stemming leek af te stevenen op even veel stemmen voor als tegen. De stemming
nam echter meer tijd in beslag dan gepland en wordt daarom op 27 juni a.s. voortgezet.
Ongeacht de definitieve uitkomst hiervan heeft het voltallige Europees Parlement het
laatste woord tijdens de plenaire sessie van 10-13 juli a.s. Het is nu nog te vroeg
en bovendien niet aan mij om op de uitkomst hiervan vooruit te lopen.
De recente uitspraak van een rechter over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
door een lelieteler in Dwingeloo baart deze leden dan ook zorgen. Het Ctgb doet immers
uitgebreid onderzoek naar de effecten van middelen op mens, dier en milieu en hanteert
hierbij een zeer grote veiligheidsmarge. Door deze rechtelijke uitspraak wordt het
oordeel van het Ctgb genegeerd en worden ondernemers ernstig in hun bedrijfsvoering
beperkt, zo stellen deze leden. Erkent de Minister dit en wat is de visie van de Minister
op deze zaak?
Antwoord
Ik kan me goed voorstellen dat de betrokken teler, maar ook andere telers, zich zorgen
maken over hun bedrijfsvoering en gezinsinkomen, net zoals omwonenden zich zorgen
kunnen maken over hun gezondheid. Daarom is het van belang dat er meer duidelijkheid
komt over de inhoudelijke en wetenschappelijke afweging van feiten in de procedure
waar de voorzieningenrechter nu een kort geding uitspraak over heeft gedaan. De vaste
commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft mij op 14 juni jl. verzocht
om een reactie te geven op de uitkomst van het kort geding, met het verzoek om in
te gaan op de vraag of ik aanleiding zie mijn beleid te wijzigen. Ik zal de Kamer
zo spoedig hierover informeren.
Herziening van de Europese dierenwelzijnswetgeving
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het traject waarin de Europese dierenwelzijnsregelgeving
op het gebied van houderij en huisvesting, transport, slacht en etikettering wordt
herzien, vooral achter de schermen, in volle gang is.
De leden van de PvdD-fractie vragen de Minister wat de laatste stand van zaken is.
Al een aantal jaar wordt uitgekeken naar deze herziening. Deelt de Minister de mening
dat dit traject van essentieel belang is om op Europees niveau de dierenwelzijnsstandaarden
te verbeteren?
Antwoord
Aangaande het traject van de herziening van de Europese dierenwelzijnsregelgeving
is het streven van de Europese Commissie nog steeds om eind september of kort daarna
met haar voorstellen te komen. Ik deel de mening dat het traject van herziening van
deze regelgeving van essentieel belang is om op Europees niveau de dierenwelzijnsnormen
te verbeteren.
Tegelijk zien deze leden dat de lobby van Copa-Cogeca tegen bijvoorbeeld het verbod
op de kooihuisvesting in gang is gezet. Wat doet Nederland op dit moment concreet,
zelfstandig en in samenwerking met de andere Vughtgroeplanden Denemarken, Zweden,
Duitsland en België, om ervoor te zorgen dat het maximale wordt gehaald uit deze herziening?
Antwoord
Over mijn inzet in het kader van de herziening van de EU-dierenwelzijnsregelgeving heb ik de Kamer in verschillende brieven geïnformeerd (zie met name de
brief van 14 april 2022, Kamerstuk 28 286, nr. 1255). In oktober 2021 is de position paper van de Vughtgroep over verbetering van de
houderij van dieren in de Landbouw- en Visserijraad gepresenteerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1356 en met de Kamer gedeeld als bijlage bij Kamerstuk 21 501-32, nr. 1345). Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van juli 2022 is vervolgens een position paper
van de Vughtgroep over de actualisatie van regels omtrent het dierentransport van
levende dieren gepresenteerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1456). In de Landbouw- en Visserijraad van december vorig jaar heb ik benadrukt dat het
gerechtvaardigd is om onverminderd op dierenwelzijn te blijven inzetten en heb ik
een aantal prioritaire punten voor Nederland nog eens aangehaald (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1496). Aanvullend is op meerdere momenten, ook de afgelopen maanden, op ambtelijk niveau
bij de Europese Commissie aandacht gevraagd voor de Nederlandse inzet. Verder heb
ik in de Raad van januari jl. opgeroepen om het transport van levend vee naar derde
landen te verbieden (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1512).
Op welke manier en wanneer kan de Minister de Tweede Kamer betrekken bij de behandeling
van de voorstellen in het derde kwartaal?
Antwoord
Ik zal de Kamer na de publicatie van de voorstellen door de Europese Commissie een
eerste appreciatie doen toekomen van de voorstellen via een BNC-fiche.
Natuurherstelverordening
De leden van de PvdD-fractie merken op dat Nederland uitzonderlijke kenmerken heeft
die natuurherstel belemmeren, namelijk dat de helft van de Nederlandse grond wordt
gebruikt voor de vee-industrie en het verbouwen van veevoer. De opbrengst, vlees en
zuivel, wordt voor een groot deel geëxporteerd. Deelt de Minister het inzicht dat
Nederland ruimte genoeg heeft voor robuust natuurherstel wanneer we onze grond anders
gaan verdelen en erkent de Minister dat het daarvoor nodig is om minder vlees en zuivel
te produceren, exporteren en consumeren?
Antwoord
Bij de uitvoering van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) dienen de provincies
gebiedsplannen te ontwikkelen waarbij natuurherstel één van de onontkoombare doelen
is, maar waarbij voor natuurherstel niet wordt gestuurd op aantallen vee. Het resultaat
van de aanpak in het NPLG zou wel kunnen leiden tot lagere dieraantallen. Welke keuzes
provincies maken op het gebied van grondverdeling en grondgebruik komen terecht in
de gebiedsprogramma’s. Belangrijke ontwikkelpaden die hierbij gehanteerd kunnen worden
zijn extensiveren, innoveren, verplaatsen en stoppen.
De leden van de PvdD-fractie merken ook op dat zestig grote bedrijven, zoals Coca-Cola,
H&M en Nestlé een oproep hebben gedaan voor bindende natuurherstelmaatregelen om de
duurzaamheid en levensvatbaarheid van onze samenleving en economie op de lange termijn
te garanderen en omdat de kosten van niets doen veel grotere uitdagingen en risico’s
voor de economie met zich meebrengen.2 Deelt de Minister het inzicht van deze bedrijven, ook in het licht van de QuickScan
van Arcadis die de kosten van niets doen raamt op 1.700 miljard euro, terwijl de kosten
van natuurherstel 154 miljard euro bedragen met baten van ruim 1.800 miljard euro?
Kan de Minister een reactie geven op de oproep van de bedrijven?
Antwoord
De Minister voor Natuur en Stikstof deelt het inzicht van deze bedrijven, de Europese
Commissie, en vele anderen dat het beter is om nu te investeren in het herstellen
van onze natuur, zowel vanuit een financieel als vanuit een maatschappelijk oogpunt.
Dit neemt echter niet weg dat dit wel op een manier moet gebeuren waarbij Nederland
niet verder op slot gaat en we ook andere opgaven zoals de energietransitie en de
transitie van de landbouw door moeten kunnen zetten.
Het kabinet onderkent het belang van natuurherstel en heeft gedurende het hele onderhandelingsproces
kenbaar gemaakt dat het de ambitie van de natuurherstelverordening steunt. Hierbij
heeft het kabinet zich altijd constructief opgesteld en zich ervoor ingezet om gezamenlijk
tot een oplossing te komen voor de situatie in Nederland.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie horen graag bij welke Landbouw- of Milieuraad de Minister
of een van zijn ambtgenoten gevolg gaat geven aan het verzoek van de Kamer zoals verwoordt
in de motie van het lid Bisschop c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1547). Dit in het belang van het zoveel mogelijk voorkomen van het patenteren van plantengenoom
en -eigenschappen.
Antwoord
Momenteel wordt onderzocht hoe we dit onderwerp zo snel als mogelijk met like-minded
lidstaten kunnen opbrengen in een daarvoor geschikte Raadsformatie. Ik zal u berichten
over het vervolg.
De leden van de SGP-fractie vragen, naar aanleiding van het agendapunt over de Verordening
duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen en de Europese ambities voor de biologische
landbouw, graag aandacht voor de problemen in de biologische fruitteelt. Ondanks dat
de Kamer in 2016 heeft gevraagd om sterke verbetering van de beschikbaarheid van biologische
gewasbeschermingsmiddelen voor de fruitteelt (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 102), leert de praktijk dat de beschikbaarheid van biologische middelen eerder is afgenomen
dan toegenomen. Zo zijn er nauwelijks biologische middelen beschikbaar voor de bestrijding
van de appelbloesemkever, mede omdat er nog geen ontheffing wordt gegeven voor gebruik
van het middel Raptol. In omliggende landen zijn meer middelen beschikbaar. Het is
een van de redenen dat de biologische fruitteelt in Nederland achterloopt op die in
omliggende landen. Herkent de Minister deze problematiek? Hoe gaat de Minister ervoor
zorgen dat de biologische fruitteelt meer perspectief krijgt, ofwel door aanpassing
van de Europese gewasbeschermingsregels ofwel door ruimhartigere afgifte van ontheffingen,
zoals voor het middel Raptol?
Antwoord
Ik heb mij door de sector laten informeren over de problematiek met betrekking tot
kevers in de (biologische) fruitteelt. Ik zie ook dat het huidige beschikbare middelenpakket
in de biologische fruitteelt krap is, en dat er in de ons omringende landen middelen
toegelaten zijn die in Nederland geen toelating hebben. Tegelijkertijd is het belangrijk
dat te allen tijde, zowel voor de reguliere toelating van gewasbeschermingsmiddelen
als voor tijdelijke vrijstellingen in geval van een landbouwkundige noodsituatie,
vooraf is beoordeeld dat een veilig gebruik voor mens, dier en milieu mogelijk is.
Die beoordeling kan per middel tussen lidstaten verschillen omdat bijvoorbeeld de
milieuomstandigheden verschillen of, bij een reguliere toelating, omdat er geen aanvraag
is ingediend bij de verantwoordelijke nationale autoriteit.
Waar mogelijk kan met maatwerk worden gekeken op welke manier een toelating of vrijstelling
kan worden verstrekt zonder concessies te doen aan de veiligheid voor mens, dier en
milieu. Ten aanzien van Raptol in de appelteelt kon geen eenduidig oordeel worden
gegeven over het gevaar voor bijen en bestuivers.
Verder hecht ik eraan te melden dat een vrijstelling met name bedoeld is als een tijdelijke
maatregel in geval van een onvoorziene landbouwkundige noodzaak. Het is niet mijn
inzet om vrijstellingen in te zetten als structureel instrument om veranderingen in
het beschikbare reguliere middelenpakket op te vangen.
Met betrekking tot de reguliere toelatingen is mijn inzet gericht op verbetering van
de Europese toelatingscriteria en -procedures voor laag risico middelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Amhaouch, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
S.L. Dekker, adjunct-griffier