Amendement : Amendement van het lid Kat over het behouden van de mogelijkheid om voorlopige bewijsverrichtingen te verzoeken tijdens een aanhangig geding
35 498 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht (Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht)
Nr. 11
AMENDEMENT VAN HET LID KAT
Ontvangen 26 juni 2023
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel R, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het voorgestelde artikel 196 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid vervalt «of als het geding aanhangig is gemaakt, voordat de zaak
op de rol is ingeschreven,».
b. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
1a. Tijdens een al aanhangig geding kan de rechter op verzoek van een partij een of meer
voorlopige bewijsverrichtingen bevelen. Het eerste lid, tweede zin, is van overeenkomstige
toepassing.
2. In het voorgestelde artikel 197 wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
1a. Als het geding al aanhangig is, wordt het verzoek gedaan aan de rechter bij wie het
geding aanhangig is.
Toelichting
Dit amendement regelt dat het mogelijk blijft om tijdens een al aanhangig geding om
voorlopige bewijsverrichtingen te verzoeken. Indiener streeft ernaar om civiele procedures
zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. In dit kader wijst indiener erop dat bewijsverzameling
veel efficiënter kan zijn als deze plaatsvindt in de context van het geschil, tijdens
de procedure. Op dat moment kan gerichter worden beoordeeld en beter worden ingeschat
welk bewijs relevant zou zijn voor de beoordeling van de rechter. Om deze reden wenst
indiener de mogelijkheid te behouden om tijdens een procedure die al aanhangig is
een verzoek in te dienen tot een voorlopige bewijsverrichting.
Kat
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Kat, Tweede Kamerlid