Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Nader verslag
35 980 Voorstel van de leden Omtzigt, Eerdmans en Dassen tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met het invoeren van termijnen voor de opdrachten van (in)formateur(s)
Nr. 6
NADER VERSLAG
Vastgesteld 20 juni 2023
De commissie voor de Werkwijze, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend
voorstel van de leden Omtzigt, Eerdmans en Dassen, heeft de eer als volgt nader verslag
uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers op de gestelde vragen en de gemaakte
opmerkingen afdoende zullen hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling
van dit voorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
1
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie bedanken de leden Omtzigt, Eerdmans en Dassen voor de
nota naar aanleiding van het verslag, alsmede voor de ontvangen nota van wijziging.
Naar aanleiding van het rapport d.d. 21 februari 2023 over de evaluatie van de kabinetsformatie
2021/2022 leggen de initiatiefnemers de Kamer nu een ander voorstel voor. Graag willen
deze leden de initiatiefnemers over het nieuwe voorstel een aantal vragen stellen.
Allereerst vragen de leden van de VVD-fractie waarom de initiatiefnemers op dit moment
met dit voorstel komen. Waarom hebben zij het gesprek met de evaluatiecommissie en
het debat over de evaluatie van de kabinetsformatie niet afgewacht alvorens met een
nota van wijziging te komen? Het komt deze leden voor dat dit voorstel voortijdig
is, temeer daar de initiatiefnemers stellen dat deze wijziging van het Reglement van
Orde het startpunt is en dat later mogelijk meer wijzigingen aan de orde zijn. Zou
het niet zorgvuldiger zijn om in zijn totaliteit naar het formatieproces te kijken
in plaats van er nu één onderdeel uit te halen? Als er in totaliteit naar het formatieproces
wordt gekeken kunnen ook andere aspecten van dat proces aan de orde komen, zoals een
eventuele nadere regeling van de (in)formatie en welke vorm daar het beste bij past,
alsmede de verkennende fase van de informatie en de positie van de verkenner(s). Graag
krijgen deze leden een reactie van de initiatiefnemers.
Los van het voorgaande meer procedurele aspect vragen de leden van de VVD-fractie
de initiatiefnemers om het voorstel nader te motiveren. In hoeverre leent een (in)formatie
zich voor het hanteren van termijnen? Een formatie is een complex proces, waarbij
het maar de vraag is of zo’n proces zich laat leiden door precieze termijnen. Wat
verwachten de initiatiefnemers van het te houden debat als de termijn is verstreken
en de informatie nog niet is afgerond? In hoeverre verwachten zij dat de onderhandelende
partijen informatie zullen geven over de stand van zaken van de gesprekken? Welke
duidelijkheid zal dit debat bieden? Graag krijgen deze leden een reactie van de initiatiefnemers.
Verder begrijpen de leden van de VVD-fractie dat er ook tussentijds nog de mogelijkheid
zal zijn om inlichtingen aan de informateur te vragen. Hoe zinvol is een tussentijds
debat, zo vragen deze leden. Voorts vragen zij hoe dit zich verhoudt tot hetgeen is
gesteld in het hiervoor genoemde evaluatierapport over het belang van vertrouwelijkheid
in het formatieproces. Graag horen zij een reflectie van de initiatiefnemers.
In de toelichting bij de nota van wijziging staat dat de Voorzitter van de Kamer een
debat over de kabinetsformatie agendeert, in de regel binnen een week. Dat geeft de
Voorzitter enige discretie, zo valt te lezen. Hoe moet het woord «discretie» hier
worden verstaan, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Als een (in)formateur een opdracht van de Kamer krijgt en hij deze opdracht binnen
zes weken afrondt, dan formuleert de Kamer een nieuwe opdracht. Kunnen de initiatiefnemers
toelichten hoe zij tot deze termijn zijn gekomen? Is er ruimte voor de (in)formateur
om meer tijd te nemen? Hebben de initiatiefnemers overwogen om de mogelijkheid tot
verlenging van de opdracht op te nemen? Oftewel, kan de nieuwe opdracht ook een verlenging
zijn?
Het is dan de bedoeling dat er een debat met de (in)formateur plaatsvindt. Maar waar
blijkt dat uit in de nieuw voorgestelde leden van artikel 11.1 van het reglement?
Behoeft dat geen vastlegging in het reglement? Of geldt dan artikel 11.2 van het reglement?
Is overwogen om artikel 11.2 te integreren in het nieuwe artikel 11.1? De leden van
de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers daarop in te gaan.
Het is de leden van de VVD-fractie opgevallen dat in de voorgestelde leden 3 en 4
van artikel 11.1 de woorden «in beginsel» worden gebruikt. Waarom worden de woorden
«in beginsel» gebruikt? Wordt niet veeleer «zo mogelijk» bedoeld? Gaarne krijgen de
leden van de VVD-fractie een reactie van de initiatiefnemers.
Ingevolge het nieuwe lid 4 wordt er een nieuwe opdracht geformuleerd als de informateurs
of formateurs de opdracht teruggeven of als zij de opdracht niet binnen de termijn
hebben afgerond. Geldt voor de termijn die wordt meegegeven wederom lid 2 van artikel 11.1,
dus ten hoogste zes weken? Zo ja, zou dat dan in het vierde lid niet moeten worden
verduidelijkt, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
In het voorgestelde lid 6 van artikel 11.1 staat dat de termijn, bedoeld in lid 2,
ten hoogste drie weken kan bedragen. In het voorgestelde lid 2 wordt de termijn stelliger
aangegeven. Daar staat namelijk dat de termijn ten hoogste zes weken «bedraagt». Waarom
staat in het ene lid een «kan-bepaling» en in het andere lid een imperatieve bepaling?
Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de initiatiefnemers.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben op de eerste plaats een vraag over het proces waarvoor
deze initiatiefnemers hebben gekozen. Deze leden lezen in de nota naar aanleiding
van het verslag dat de initiatiefnemers ervoor hebben gekozen om af te stappen van
het oorspronkelijke voorstel en naar aanleiding van de vragen en de evaluatie van
de formatie 2021/2022 een nieuw voorstel hebben geschreven. Deze leden waarderen het
werk dat de initiatiefnemers hierin hebben gestoken, maar begrijpen de keuze voor
deze vorm nog niet helemaal. Waarom is ervoor gekozen om dit voorstel als nota van
wijziging in te dienen en niet dit voorstel als een nieuw voorstel in te dienen en
het oude voorstel te laten vervallen?
De leden van de D66-fractie begrijpen op zich de wens van de initiatiefnemers om (een
deel van) het formatieproces beter vast te leggen, maar hebben nog een aantal vragen
bij de gemaakte keuzes. Ten eerste zijn deze leden benieuwd op welke wijze de initiatiefnemers
zich ervan vergewist hebben dat deze keuzes aansluiten bij de aanbevelingen van de
evaluatiecommissie. Zou de aanbeveling van die commissie niet kunnen betekenen dat
niet een vaste maximale periode in het Reglement van Orde wordt vastgelegd, maar slechts
het uitgangspunt dát moties waarin (een) informateur(s) wordt aangesteld ook een termijn
bevatten? Waarom hebben de initiatiefnemers daar niet voor gekozen? Meer ten principale
vragen zij de initiatiefnemers om ook in te gaan op de bezwaren tegen – of onbedoelde
neveneffecten als gevolg van – het verbinden van termijnen aan deze opdrachten, zoals
het risico op berekenend gedrag en juist een contraproductieve dynamiek die wordt
uitgelokt. Zij snappen ook de wens om formaties te versnellen, maar vragen de initiatiefnemers
om breder te reflecteren op de onderliggende oorzaken voor langere formaties – zoals
die ook op provinciaal en gemeentelijk niveau wel gezien worden – en op welke wijze
hun voorstel bijdraagt aan het oplossen daarvan.
De initiatiefnemers wensen dat altijd binnen een week na het verstrijken van de termijn
van zes weken van de (in)formatieopdracht een debat geagendeerd wordt. De enige momenten
waarop daarvan afgeweken mag worden zijn tijdens het kerstreces, het middelste deel
van het zomerreces en «gebeurtenissen van nationaal belang». Is de lijst die onder
dat laatste kopje genoemd wordt wat de initiatiefnemers betreft een uitputtende lijst?
Zouden de initiatiefnemers stellen dat een wereldwijde pandemie onder een «gebeurtenis
van nationaal belang» valt? Hoe wordt beslist of iets een «gebeurtenis van nationaal
belang» is? Is dat aan de Kamervoorzitter, of is dat aan de Kamer die dat bij meerderheid
besluit?
De leden van de D66-fractie zien in het voorstel dat de initiatiefnemers wensen dat
er elke zes weken een nieuwe opdracht verstrekt wordt voorafgaand aan een debat. Deze
leden vragen zich af hoeveel tijdwinst dit in de praktijk zal opleveren. Kunnen de
initiatiefnemers schematisch een overzicht geven hoeveel tijd er nu tussen de Kamerdebatten
zat tijdens de formatie? Verwachten de initiatiefnemers dat dit meer of minder Kamerdebatten
op zal leveren? Wat achten zij wenselijk?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van
het Reglement van Orde in verband met het invoeren van termijnen voor de opdrachten
van (in)formateur(s). Deze leden vragen waarom de initiatiefnemers er niet voor hebben
gekozen hun oorspronkelijke voorstel in te trekken en een nieuw voorstel in te dienen.
Ook vragen zij waarom de initiatiefnemers ervoor hebben gekozen één onderdeel uit
de evaluatie van de kabinetsformatie te lichten, voordat de Kamer de evaluatie als
geheel heeft kunnen bespreken.
De leden van de CDA-fractie herinneren de initiatiefnemers aan hun voornemen in de
toelichting op het oorspronkelijke voorstel: «Het is de uitdrukkelijke bedoeling van
de initiatiefnemers om dit initiatief op korte termijn te behandelen» (blz. 2). Deze
leden constateren dat het voorstel is ingediend op 25 november 2021 en dat de commissie
voor de Werkwijze al op 15 december 2021 verslag heeft uitgebracht. Daarna hebben
de initiatiefnemers bijna anderhalf jaar de tijd genomen om de gestelde vragen te
beantwoorden en deze in de meeste gevallen irrelevant te verklaren. Deze leden vragen
hoe overtuigend in dit licht een pleidooi voor het stellen van deadlines is.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de initiatiefnemers het pleidooi uit de
Evaluatie kabinetsformatie 2021/22 overnemen, maar niet ingaan op de nadelen van deadlines,
die worden genoemd in het evaluatierapport (blz. 22): «Het type werk [is] zo complex
dat het eigenlijk ondoenlijk was daarvoor precieze termijnen te formuleren; het ongewenste
gevolg zou zijn dat die alleen maar tot frustraties zouden leiden. Bovendien zal het
stellen van termijnen «gepolitiseerd» worden: partijen die baat hebben bij het mislukken
van een bepaalde formatiepoging zullen ofwel opzettelijk aansturen op het niet halen
van deadlines ofwel bij het niet halen ervan een handvat hebben om «een mooi nummer
te maken van hoe schandelijk het allemaal is». Ook werd gewezen op de moeilijkheden
van het voeren van een tussentijds Kamerdebat met de informateur(s). Immers, zolang
de onderhandelingen gaande waren was het contraproductief om daarover al te berichten;
er zou met andere woorden dus weinig zinnigs gezegd kunnen worden. Eén van de geïnterviewde
informateurs formuleerde dat aldus: «Je staat daar [dan] met niet honderd gram meel
in de mond, maar een kilo, een jutezak vol.» Deze leden vragen de initiatiefnemers
alsnog in te gaan op de geschetste nadelen van deadlines.
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers nader in te gaan op de volgende
constatering uit de Evaluatie kabinetsformatie 2021/22 (blz. 26): «De echte inhoudelijke
discussies over de vorming van een nieuwe coalitie plus bijbehorend regeerakkoord
mogen dan weliswaar (meestal) in het gebouw van de Kamer worden gevoerd – ze gaan
altijd buiten de Kamer als plenaire vergadering van 150 leden om. Het onderhandelingsproces
over een nieuwe coalitie en regeerakkoord behoort toe aan de politieke partijen die
daar kandidaat voor zijn. Noch de Kamer als geheel noch de voorzitter heeft hierop
regie of invloed.» Onderschrijven de initiatiefnemers deze constatering? En hoe verhoudt
het voorstel van de initiatiefnemers zich tot de volgende aanbeveling in de Evaluatie
kabinetsformatie 2021/22 (blz. 56): «De vertrouwelijkheid tijdens de formatiegesprekken
wordt consequent in acht genomen»?
De leden van de CDA-fractie vragen waarom bijvoorbeeld de kroning van Koning Charles
III van het Verenigd Koninkrijk aanleiding zou kunnen zijn voor overschrijding van
de gestelde termijn. Op het Nederlandse staatshoofd kan de zinsnede «de kroning van
een nieuwe Koning» (blz. 3) niet slaan, omdat de Koning in Nederland niet wordt gekroond,
maar ingehuldigd.
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers of het niet waardevoller zou
zijn om in plaats van termijnen vast te stellen, informatiemomenten en -principes
in te bouwen. Bijvoorbeeld dat er, naarmate een formatie langer duurt, vaker tussentijds
procesupdates gegeven moeten worden en dat de inmiddels verstreken termijn een onderdeel
van de terugkoppeling moet zijn evenals de vraag waarom deze in de ogen van de (in)formateurs
te rechtvaardigen is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben het gewijzigde initiatiefvoorstel gelezen en spreken
hierover hun verbazing uit. In eerste instantie vroegen deze leden waarom er door
de initiatiefnemers niet gewacht is op de evaluatie. De initiatiefnemers hebben desondanks
hun voorstel ingediend. Nu de evaluatie is verschenen, volgt er een nota van wijziging
die het voorstel ingrijpend verandert naar aanleiding van de evaluatie. Waarom is
ervoor gekozen om dit via een nota van wijziging te doen? Waarom is het oorspronkelijke
voorstel niet ingetrokken en zijn de initiatiefnemers met een nieuw voorstel gekomen?
De leden van de SP-fractie vragen of het de voorkeur heeft van de initiatiefnemers
om met een formatiewet te komen, zodat er sancties kunnen volgen indien de termijn
van de formatie van zes weken wordt overschreden, zoals nieuwe verkiezingen. Kunnen
de initiatiefnemers uiteenzetten hoe zij voor zich zien dat het bijdraagt aan het
vertrouwen indien er een harde termijn van zes weken geldt terwijl een akkoord dichtbij
lijkt te zijn? Achten de initiatiefnemers het dan opportuun hier harde grenzen voor
in te stellen en kunnen zij hun antwoord toelichten?
De voorzitter van de commissie, Bergkamp
De griffier van de commissie, Goorden
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.A. Bergkamp, voorzitter van de commissie voor de Werkwijze -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 24 | Voor | |
PVV | 16 | Voor | |
CDA | 14 | Voor | |
PvdA | 9 | Voor | |
SP | 9 | Voor | |
GroenLinks | 8 | Voor | |
PvdD | 6 | Voor | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Voor | |
BBB | 4 | Voor | |
DENK | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 2 | Voor | |
Volt | 2 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Voor | |
Ephraim | 1 | Niet deelgenomen | |
Fractie Den Haan | 1 | Voor | |
Gündogan | 1 | Niet deelgenomen | |
JA21 | 1 | Voor | |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.