Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda voor de informele Raad Algemene Zaken van 21 en 22 juni 2023 (Kamerstuk 21501-02-2665)
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2670
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 23 juni 2023
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Buitenlandse Zaken over:
– de geannoteerde agenda informele Raad Algemene Zaken van 21-22 juni 2023 (Kamerstuk
21 501-02, nr. 2665),
– de geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 27 mei 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2669),
– het verslag van de Raad Algemene Zaken van 30 februari 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2668) en
– het Jaarbericht 2022. Procesvertegenwoordiging Hof van Justitie van de EU (Kamerstuk
36 200 V, nr. 88).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 juni 2023 aan de Minister van Buitenlandse Zaken
voorgelegd. Bij brief van 20 juni 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Bromet
De adjunct-griffier van de commissie, Poulino
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda’s voor de informele Raad Algemene Zaken d.d. 21 en 22 juni 2023 en de Raad
Algemene Zaken van 27 juni 2023 en hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
informele Raad Algemene Zaken van 21 en 22 juni en de Raad Algemene Zaken van 27 juni
en hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda’s voor
de informele Raad Algemene Zaken d.d. 21 en 22 juni 2023 en de Raad Algemene Zaken
van 27 juni 2023 en hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda’s voor
de informele Raad Algemene Zaken d.d. 21 en 22 juni 2023 en de Raad Algemene Zaken
van 27 juni 2023 en hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda’s van zowel de informele Raad Algemene Zaken van 21-22 juni als de Raad Algemene
Zaken van 27 juni. In deze stukken is deze leden een aantal zaken opgevallen en hebben
hier nog enkele vragen over.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda’s
voor de informele Raad Algemene Zaken d.d. 21 en 22 juni 2023 en de Raad Algemene
Zaken van 27 juni 2023 en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de Raad Algemene
Zaken van 30 mei 2023, de geannoteerde agenda voor de informele Raad Algemene Zaken
van 21-22 juni en de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 27 juni 2023.
Er staan veel belangrijke onderwerpen in de stukken waarbij de leden een rode draad
van «meten met twee maten» constateren. De leden hebben enkele vragen en opmerkingen
over wat het meten met twee maten met de wereld, Europa en Nederland doet en over
de morele race naar de bodem die de leden signaleren.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda’s voor de
informele Raad Algemene Zaken d.d. 21 en 22 juni 2023 en de Raad Algemene Zaken van
27 juni 2023 en heeft hier nog enkele vragen over.
Geannoteerde agenda informele Raad Algemene Zaken d.d. 21-22 juni 2023
Discussie EU-hervormingen
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister een strikt, fair en betrokken beleid
wil voeren aangaande toekomstige uitbreiding. De leden delen deze positie. Het aansluiten
bij het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) door kandidaat-lidstaten
is hiervoor van groot belang. Het lid Van Wijngaarden heeft hierover twee aangenomen
moties ingediend.1 Kan de Minister de strekking van beide moties uitdragen tijdens de informele Raad
Algemene Zaken?
1.
Antwoord van het kabinet
Tijdens de informele Raad Algemene Zaken zullen verschillende facetten van het uitbreidingsvraagstuk
besproken worden. Hierbij zal Nederland de noodzakelijke inspanningen en hervormingen
binnen het «fundamentals cluster» wederom benadrukken. Het gaat bijvoorbeeld om aansluiting bij het visumbeleid van
de EU, onder andere om irreguliere migratie tegen te gaan, en het belang van aansluiting
van kandidaat-lidstaten bij het Gemeenschappelijk Buitenland en Veiligheidsbeleid
(GBVB).
Kan hij een inschatting maken van het krachtenveld voor de steun van beide moties
binnen de Raad?
2.
Antwoord van het kabinet
Binnen de Raad is er veel steun voor de oproep aan kandidaat-lidstaten om zich aan
te sluiten bij zowel het EU-visumbeleid als het GBVB. Kandidaat-lidstaten worden hier
dan ook regelmatig toe opgeroepen door de EU en door individuele lidstaten.
Het tegengaan van irreguliere migratie is onderdeel van het fundamentals cluster. Mochten er op dit terrein aanhoudende problemen zijn, kunnen hier consequenties
aan verbonden worden (geen vervolgstappen in het proces, omkeerbaarheid) op basis
van de uitbreidingsmethodologie. Vooralsnog kunnen er geen specifieke consequenties
verbonden worden aan gebrekkige GBVB-aansluiting. Het kabinet heeft er voor gepleit
om dit wel mogelijk te maken. Er is vooralsnog niet voldoende steun in de Raad om
hiervoor de methodologie en de geldende onderhandelingsraamwerken aan te passen. Het
kabinet zal hier dit najaar in zijn appreciatie over het jaarlijkse uitbreidingspakket
van de Commissie bij stil staan.
Welke gesprekken heeft de Minister al eerder gevoerd om het GBVB een grotere rol te
laten spelen waar het gaat om uitbreiding, zo vragen de leden.
3.
Antwoord van het kabinet
Naar aanleiding van de motie van de heer Van Wijngaarden2 c.s. heeft het kabinet de Commissie verzocht met voorstellen te komen op basis waarvan
consequenties binnen het uitbreidingsproces verbonden kunnen worden aan gebrekkige
aansluiting bij het GBVB. Naar aanleiding van de motie heeft Nederland hier ook toe
opgeroepen tijdens de Raad Algemene Zaken van 13 december 20223. Het kabinet heeft op alle niveaus gesprekken gevoerd met de Commissie en andere
EU-lidstaten om te pleiten voor een belangrijkere rol voor GBVB-aansluiting in het
uitbreidingsproces. In gesprekken geeft de Commissie aan extra aandacht te zullen
besteden aan GBVB-aansluiting van de kandidaat-lidstaten. Er is vooralsnog niet voldoende
steun in de Raad om hiervoor de methodologie en de geldende onderhandelingsraamwerken
aan te passen. Het kabinet zal hier dit najaar in zijn appreciatie over het jaarlijkse
uitbreidingspakket van de Commissie bij stil staan.
De leden van de D66-fractie zijn voorstander van institutionele hervorming om te komen
tot een democratischere en slagvaardigere unie. Kan de Minister meer uitweiden over
het kabinetsstandpunt ten aanzien van de verschillende aspecten van institutionele
hervorming?
4.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet is het eens dat institutionele hervormingen de slagkracht van de EU kunnen
versterken. Het kabinet wil opties binnen het kader van de huidige EU-verdragen benutten,
zoals uitbreiden van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming (QMV-besluitvorming)
in de Raad en het versterken van transparantie. Daarnaast denkt het kabinet na over
de toekomstige architectuur van de EU. Dit is een groot vraagstuk, dat tijd en aandacht
vergt en waarover het kabinet ook in dialoog zal treden met de Kamer. Het kabinet
richt zich hierbij in ieder geval op de EU-instellingen, de bevoegdheden, de besluitvormingsprocedures,
de fundamentele waarden en de democratische legitimiteit van de Unie.
Hoe kijkt hij aan tegen het aantal Eurocommissarissen?
5.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft nog geen standpunt ingenomen over de omvang van de toekomstige Europese
Commissie. In algemene zin zet het kabinet in op effectieve EU-instellingen met zo
beperkt mogelijke kosten.
En hoe kijkt de Minister naar hervorming van het toetredingsproces?
6.
Antwoord van het kabinet
Betreffende hervormingen van het toetredingsproces is het kabinet van mening dat de
huidige uitbreidingsmethodologie, recentelijk herzien in 2020, volstaat. Wel dienen
beginselen zoals conditionaliteit en omkeerbaarheid, zoals reeds verankerd in de methodologie,
consequenter toegepast te worden. Het kabinet zal de mate waarin conditionaliteit
en omkeerbaarheid gewaarborgd zijn ook meewegen in de appreciatie van eventuele voorstellen
door de Commissie om specifieke onderdelen van de methodologie verder uit te werken.
Welke follow-up is er inmiddels door hem gegeven aan de aanbevelingen die uit de Conferentie
over de Toekomst van Europa zijn gekomen, zo vragen de leden.
7.
Antwoord van het kabinet
De follow-up van de aanbevelingen uit de Conferentie over de Toekomst van Europa (CFE)
is nog steeds gaande. Het werkprogramma 2023 van de Europese Commissie is voor 80%
gebaseerd op de aanbevelingen uit de CFE. Recente voorstellen voor wetgeving op het
gebied van energie, sancties, klimaat en gezondheid sluiten aan bij CFE-aanbevelingen.
Verder spreekt de Raad over mogelijkheden om de door burgers gewenste effectiviteit
van besluitvorming te vergroten, met name door uitbreiding van QMV-besluitvorming
in de Raad. Het kabinet heeft zich aangesloten bij de Group of Friends die Duitsland startte om mogelijkheden voor QMV-besluitvorming op gebied van het
GBVB nader te onderzoeken, en speelt daarin een actieve rol.
Voornoemde leden zijn zeer positief gestemd over het voornemen van de Minister om
te pleiten voor het uitbannen van het veto. Unanimiteit is tot nu toe zeer remmend
gebleken voor de Europese besluitvorming en schaadt daarmee de Europese slagvaardigheid
op het wereldtoneel. Gekwalificeerde meerderheid (QMV) is derhalve een belangrijke
innovatie voor een meer slagvaardige Unie. De leden vragen zich af hoe vaak het veto
in de afgelopen tien jaar is ingezet. Kan de Minister een overzicht verschaffen van
wanneer lidstaten in de afgelopen tien jaar een veto hebben gebruikt? En kan hij daarnaast
een overzicht verschaffen van wanneer beleidskeuzes niet zijn gemaakt omdat een lidstaat
dreigde met een veto, zo vragen de leden.
8.
Antwoord van het kabinet
Een dergelijk overzicht is niet beschikbaar.
De leden van de PVV-fractie lezen dat de Minister zegt dat hij voor beslissingen over
civiele missies binnen het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensie Beleid van de
EU voorstander is van het beslissen middels gekwalificeerde meerderheid. Welke civiele
missies vinden er nu plaats?
9.
Antwoord van het kabinet
Er zijn op dit moment 13 civiele missies, namelijk:
1. EU Advisory Mission in Iraq (EUAM Iraq)
2. EU Advisory Mission in the Central African Republic (EUAM RCA)
3. EU Advisory Mission for Civilian Security Sector Reform in Ukraine (EUAM Ukraine)
4. EU Integrated Border Management Assistance Mission in Libya (EUBAM Libya)
5. EU Border Assistance Mission for the Rafah Crossing Point (EUBAM Rafah)
6. EU Capacity Building Mission in Mali (EUCAP Sahel Mali)
7. EU Capacity Building Mission in Niger (EUCAP Sahel Niger)
8. EU Capacity Building Mission in Somalia (EUCAP Somalia)
9. EU Rule of Law Mission in Kosovo (EULEX Kosovo)
10. EU Mission in Armenia (EUM Armenia)
11. EU Monitoring Mission in Georgia (EUMM)
12. EU Police and Rule of Law Mission for the occupied Palestinian territory (EUPOL COPPS)
13. EU Partnership Mission in the Republic of Moldova (EUPM Moldova)
Nederland levert d.d. 16 juni een personele bijdrage aan de missies in Armenië, Georgië,
Irak, Kosovo, Libië, Mali, Niger, Oekraïne, de Palestijnse Gebieden en Somalië.
Kan de Minister garanderen dat onder geen beding Nederlandse soldaten door de EU kunnen
worden uitgezonden, zowel voor civiele als gevechtsmissies, zonder dat het Nederlands
kabinet hier een veto over kan uitbrengen, zo vragen de leden.
10.
Antwoord van het kabinet
Ja. Besluitvorming over de inzet van militairen in EU verband blijft een nationale
competentie en conform nationale besluitvormingsprocedures.
Voornoemde leden hebben er kennis van genomen dat de Minister zegt zich de komende
jaren te willen inzetten om de Nederlandse burger meer bij de EU te betrekken, meer
naar hen te luisteren en om draagvlak voor de EU te creëren, dit onder andere middels
burgerdialogen. De leden van de PVV-fractie zijn reeds op de hoogte van twee formidabele
burgerdialogen die recentelijk hebben plaatsgevonden; namelijk het referendum voor
de EU en het referendum voor het associatie verdrag met Oekraïne. In beide gevallen
had het kabinet naar de burger kunnen en moeten luisteren. Dit heeft ze niet gedaan.
Is het luisteren naar de burger voor de Minister alleen interessant als het leidt
tot meer EU, zo vragen de leden.
11.
Antwoord van het kabinet
Nee. Het kabinet hecht groot belang aan het betrekken van Nederlandse burgers bij
de EU, onder meer door hen volledig en evenwichtig te informeren en open naar hen
te luisteren.
De leden van de Volt-fractie vinden het onderwerp EU-hervormingen een zeer belangrijk
onderwerp, gezien het democratisch tekort waar de EU momenteel in verkeert. Daarnaast
is de EU té vaak niet in staat om afdoende te reageren op de uitdagingen van de moderne
tijd, zoals de groene transitie, de snelle ontwikkeling van nieuwe technologieën en
groeiende ongelijkheid in de samenleving. Het is daarom zeer belangrijk om hervormingen
op EU-niveau door te voeren zodat de EU een daadkrachtiger actor wordt in de wereld
en weer dichter bij de burger staat. Dit hebben een overweldigend aantal Europese
burgers ook aangegeven in de Conferentie voor de Toekomst van Europa. Gezien het belang
van dit onderwerp verbazen de leden zich erover dat de Minister niet deelneemt aan
deze Raad, maar in plaats daarvan de Directeur-Generaal (DG) Europese Samenwerking
Nederland zal vertegenwoordigen. Waarom is de Minister van Buitenlandse Zaken niet
aanwezig op deze Raad? Sturen andere Europese landen ook een DG als vertegenwoordiger?
Welk signaal stuurt Nederland met het afvaardigen van een DG in plaats van het kabinet
op het moment dat er over EU-hervorming gesproken wordt, zo vragen de leden.
12.
Antwoord van het kabinet
De Minister van Buitenlandse Zaken is verhinderd om deel te nemen aan de informele
Raad Algemene Zaken (RAZ) van 21 en 22 juni, omdat hij het Koninklijk Paar zal begeleiden
bij het staatsbezoek aan België.4 Bij verhindering van bewindspersonen gelden de vervangingsafspraken die het kabinet
hierover heeft gemaakt. Ook in andere lidstaten is het gebruikelijk dat een bewindspersoon
bij verhindering van deelname aan een Raad vervangen wordt door een Directeur-Generaal
of een Permanent Vertegenwoordiger bij de Europese Unie. Tijdens de informele RAZ
zullen geen conclusies worden aangenomen en is geen besluitvorming voorzien.
De Minister verwijst in de geannoteerde agenda naar de mogelijkheid van omkeerbaarheid
in het toetredingsproces. In het geval van o.a. Hongarije blijken de EU-verdragen
daartoe echter niet in staat. De rechtsstaatmechanismen blijken daarin vaak te zwak
om een lidstaat ertoe te bewegen de rechtsstaat op orde te houden. Conditionaliteit
is voor de leden dan ook een belangrijk element. Hoe wil de Minister deze conditionaliteit
sterker verankeren in de EU-wetgeving?
13.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet blijft zich, samen met gelijkgezinde lidstaten, hard maken voor de bescherming
van de rechtsstaat in de EU. Het is voor Nederland van belang dat het gehele EU-rechtsstaatinstrumentarium zo effectief mogelijk wordt ingezet om rechtsstaatsproblematiek te
voorkomen, te signaleren, en waar nodig aan te pakken. Het kabinet steunt de Commissie
in haar rol als hoedster van de Verdragen en roept haar op deze rol daadkrachtig te
vervullen. De prioriteit van het kabinet ligt om die reden bij de zo effectief mogelijke
toepassing van het EU-rechtsstaatinstrumentarium. Zoals ook genoemd in de geannoteerde
agenda voor de informele Raad Algemene Zaken van 21 en 22 juni aanstaande blijft het
kabinet in algemene zin nadenken over de vraag hoe de effectiviteit van het bestaande
instrumentarium kan worden vergroot en eventueel verder kan worden ontwikkeld.
Wat bedoelt hij met omkeerbaarheid? Welke EU-hervormingen zijn hiervoor nodig? Zijn
er meer lidstaten die dit wenselijk achten? Welke criteria moeten worden gesteld aan
omkeerbaarheid van het EU-lidmaatschap? Hoe zou dit volgens de Minister vorm moeten
krijgen, zo vragen de leden.
14.
Antwoord van het kabinet
Zie het antwoord op vraag 13. Het kabinet blijft ook inzetten op betere toepassing
van omkeerbaarheid en conditionaliteit in het kader van het toetredingsproces om te
garanderen dat toekomstige lidstaten een stevig democratisch en rechtsstatelijk fundament
hebben. Beide beginselen zijn reeds verankerd in de huidige uitbreidingsmethodologie
die stamt uit 2020. Het toetredingsproces kan getemporiseerd/omgekeerd worden bij
gebrek aan voortgang op de onderwerpen vallend onder de rechtsstaathoofdstukken 23
en 24. Ook kunnen «benchmarks» binnen die hoofdstukken tussentijds aangepast worden. Verder kunnen reeds afgesloten
onderhandelingen op bepaalde hoofdstukken weer heropend worden wanneer er sprake is
van terugval. Het kabinet vindt het positief dat deze beginselen verankerd zijn in
de uitbreidingsmethodologie maar is van mening dat beide beginselen in de praktijk
consequenter toegepast dienen te worden, en roept de Commissie hiertoe ook op.
De leden van de Volt-fractie zijn verheugd te lezen dat Nederland zich actief inzet
voor meer transparantie binnen de Europese Raad en het EU-besluitvormingsproces. Hoe
staat het inmiddels met het Electronic Access to European Commission Documents (EASE) IT-systeem? Worden daarin ook Raadsdocumenten opgenomen? Hoe bepleit Nederland
dit actief?
15.
Antwoord van het kabinet
Het Electronic Acces to European Commission Documents (EASE) IT-systeem is in beheer van de Europese Commissie en heeft als doel om inzageverzoeken
tot documenten van de Commissie te vergemakkelijken. De Raad en het Europees Parlement
hebben ook eigen databases waarin zij documenten publiceren en ook eigen IT-systemen
om inzageverzoeken tot documenten van respectievelijk Raad en het EP af te handelen.
Tevens wordt er door de instellingen gewerkt aan een inter-institutionele wetgevingsdatabase
(Joint Legislative Portal) die als doel heeft documenten van deze verschillende databases op een overzichtelijke
manier samen te brengen. De Commissie heeft aangegeven dat de huidige verwachting
is dat de eerste versie van deze inter-institutionele wetgevingsdatabase eind 2023
voor het publiek beschikbaar is.5 Het kabinet ziet dit als een positieve ontwikkeling en blijft zich inzetten voor
de totstandkoming van deze inter-institutionele wetgevingsdatabase.
Waarom zet Nederland in Europees verband voornamelijk in op het herzien van de limité-richtsnoeren
in de triloogfasen? Veel van de besluitvorming vindt immers plaats in COREPER I en
COREPER II.
16.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet blijft zich op meerdere punten inzetten om de transparantie van het EU-besluitvormingsproces
te verbeteren.6 De door Nederland beoogde herziening van de Limité-richtsnoeren houdt in dat Raadsdocumenten niet onnodig een Limité-markering krijgen en dat de bestaande Limité-markering van documenten regelmatiger herzien wordt, zodat een Limité-markering tijdiger wordt opgeheven wanneer de vertrouwelijke status van stukken niet
langer gerechtvaardigd is. Dit moet ertoe leiden dat meer Raadsdocumenten sneller
openbaar zijn. Deze inzet is ook gericht op documenten voorafgaande aan de triloogfase.
Daarnaast vindt veel beïnvloeding vooraf plaats waar de Europese Commissie in gesprek
gaat met lidstaten parallel aan de consultatiefase van wetsvoorstellen, of zelfs daarvoor.
Hoe wil de Minister garanderen dat hier ook democratische invloed mogelijk is vanuit
de Tweede Kamer, maar ook vanuit de samenleving als geheel, zo vragen de leden.
17.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet zich actief in voor een goede EU-informatievoorziening aan uw Kamer.
In de afgelopen decennia zijn uitgebreide afspraken gemaakt over EU-informatievoorziening7
in verschillende moties, toezeggingen en Kamerbrieven. Het kabinet werkt aan de Wet
EU-informatievoorziening Staten-Generaal («Europawet») waarin het beoogt de informatiepositie
van de Kamer met betrekking tot EU-aangelegenheden te bestendigen en daarmee te verstevigen.
Op deze wijze zorgt het kabinet er actief voor dat de Kamer de democratische controle
op het kabinetsstandpunt en de invloed op EU-besluitvorming kan uitvoeren. Naast een
actief EU-transparantiebeleid vanuit de Raad zet het kabinet in op intensivering van
de communicatie over de EU richting de burger, en verbetering van de betrokkenheid
van de burger bij de EU.8
Daarnaast zijn voornoemde leden verbaasd dat de Minister niet ingaat op de invloed
van lobby op het EU-besluitvormingsproces. Zo zagen we recent in het zogenaamde Qatargate
hoe Europese Parlementsleden direct beïnvloed werden. Daarop kwam de Europese Commissie
recent (3 mei) met een richtlijn en mededeling ter bestrijding van corruptie binnen
de EU. Het gebrek aan transparantie van lobby in de Raad is echter een bekend fenomeen.
Zo heeft de Raad als enige instelling geen duidelijk lobby- en transparantieregister,
ook omdat lobby van de Raad grotendeels gebeurd door links met nationale administraties.
De Raad kan echter wel deelnemen aan het transparantieregister, waarin lobbygroepen
geregistreerd moeten worden, zich moeten houden aan een gedragscode en transparant
moeten welke belangen zijn voorstaan, alsook de bronnen van financiering transparant
te maken. Dit draagt bij aan het inzichtelijk maken van de verschillende invloeden
op besluitvorming op Europees niveau. Is de Minister bereid hier Europees voor te
pleiten en in de brainstormsessie dit ook op te brengen als een belangrijk punt voor
Nederland?
18.
Antwoord van het kabinet
Ook de Raad neemt deel aan het verplichte transparantieregister. Dit is eind 2020
in een politiek akkoord tussen de drie instellingen vastgelegd en daarna middels een
inter-institutioneel akkoord (IIA) op 20 mei 2021 officieel in werking getreden.9 Nederland zal tijdens de informele RAZ het belang van transparantie in het algemeen
onderstrepen.
Is hij bereid om hieraan ook acties te verbinden in Nederland zelf, bijvoorbeeld door
het invoeren van een lobbyregister op nationaal niveau?
19.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet in op meer transparantie van de openbare agenda’s van bewindspersonen
en de lobbyparagraaf in memories van toelichting bij wetsvoorstellen. Daarmee wordt
tegemoet gekomen aan de achterliggende gedachte van een lobbyregister, namelijk transparantie
over contacten tussen bewindspersonen en derden, en verantwoording over wat met de
input van derden is gedaan. Dit sluit aan bij aanbevelingen in recent onderzoek naar
de mogelijke invoering van een lobbyregister.10 Begin 2024 zal worden geëvalueerd of de maatregelen die het kabinet voorstelt tot
voldoende verbetering hebben geleid. Als dat niet het geval blijkt, zal alsnog een
traject worden gestart om te komen tot een lobbyregister.
Zal Nederland in dat kader ook de aanbevelingen van de Groep van de Staten tegen Corruptie
(GRECO) overnemen, zo vragen de leden.
20.
Antwoord van het kabinet
De vierde aanbeveling van GRECO gaat over het stellen van regels en richtsnoeren over
de omgang van bewindspersonen met derden, en vergroting van de transparantie over
de contacten en besproken onderwerpen.11 Het kabinet heeft op verschillende manieren uitvoering gegeven aan de aanbeveling
van GRECO. Onlangs is de gedragscode integriteit voor bewindspersonen bijvoorbeeld
gepubliceerd, waarin gedragsregels voor bewindspersonen zijn opgenomen.12 Zoals aangegeven in het antwoord op de vorige vraag is er tevens recent onderzoek
gedaan naar implementatie van een lobbyregister voor bewindspersonen in Nederland.13
De aan het woord zijnde leden missen in de onderwerpen ook de bredere reflectie op
de rol van de EU in de wereld. Een sterke, geloofwaardige en daadkrachtige EU spreekt
wereldwijd met één stem. Het voorstel voor het gebruiken van QMV op het terrein van
sancties, civiele GVDB missies en mensenrechtenverklaringen is daarom voor Volt een
belangrijke eerste stap. Toch is dit niet voldoende. Is de Minister het met de leden
eens dat stemmen volgens gekwalificeerde meerderheid op alle vlakken van het GBVB
zouden moeten gelden? Zo nee, waarom niet?
21.
Antwoord van het kabinet
In het regeerakkoord zijn drie deelterreinen van het GBVB opgenomen waar Nederland
stemmen volgens gekwalificeerde meerderheid zou willen, namelijk sancties, civiele
missies en EU-mensenrechtenverklaringen. Het kabinet onderzoekt met gelijkgestemde
landen of dit uit te breiden is naar andere onderdelen. Hiervoor ontbreekt momenteel
politieke steun.
Hoe staat hij tegenover het zich door de EU laten vertegenwoordigen in multilaterale
organisaties, zodat de EU-lidstaten met één stem kunnen spreken, zo vragen de leden.
22.
Antwoord van het kabinet
Het is niet alleen de ambitie van EU-lidstaten om met één stem te spreken in multilaterale
fora en internationale organisaties; zij zijn ook verplicht om de standpunten van
de Unie daar te verdedigen en om hun optreden daar te coördineren (artikel 34 van
het Verdrag betreffende de Europese Unie). De EU spreekt momenteel al geregeld met
één stem in internationale organisaties en multilaterale fora. Of de EU in een specifiek
geval met één stem spreekt hangt af van het onderwerp waarover in de internationale
organisatie gesproken wordt en de status van de EU bij deze internationale organisatie.
Als de EU exclusief bevoegd is ten aanzien van het onderwerp waarover gesproken wordt,
is een Uniestandpunt nodig voor gezamenlijk optreden. Wanneer de EU en de lidstaten
gezamenlijk bevoegd zijn, zoals op het gebied van het GBVB het geval is, dan kan een
gezamenlijk standpunt van de lidstaten en de EU overeengekomen worden. Lukt dat niet,
dan treden beiden op voor hun eigen bevoegdheden. Daarbij moeten zowel de EU, als
de lidstaten rekening houden met het beginsel van loyale samenwerking, wat betekent
dat zij elkaars optreden niet mogen doorkruisen. Wie het standpunt in een concreet
geval namens de EU inbrengt, is afhankelijk van de regels van de internationale organisatie
en de status die de Unie heeft bij de desbetreffende organisatie. Bij sommige organisaties,
zoals de WTO en de FAO, is de EU volwaardig lid en kan dus door de EU worden opgetreden.
In andere gevallen heeft de EU enkel waarnemersstatus, zoals bij de International Maritime Organization (IMO), World Health Organization (WHO) en International Labor Organization (ILO), of geen enkele status, zoals bij de Wereldbank. Wanneer de EU door het gebrek
aan status zijn externe bevoegdheden niet kan uitoefenen, kan de EU het Voorzitterschap
van de Raad, een andere EU-lidstaat of de lidstaten tezamen machtigen om haar bevoegdheden
uit te oefenen. Zij handelen dan in het belang van de Unie.
De leden van de Volt-fractie zijn daarnaast van mening dat ook op andere beleidsterreinen
de passerelle clausules in werking zouden moeten treden, zoals op het gebied van belastingen,
financiering en de sociale pilaar. Is de Minister dit met de leden eens? Hoe gaat
hij hier in Europa voor pleiten?
23.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet deelt de mening dat het gebruik van passerelles op andere beleidsterreinen
dan het GBVB moet worden onderzocht en verkent dit ook. Het kabinet verwacht dat het
Spaanse voorzitterschap de verkenning van passerelle-mogelijkheden zal agenderen.
Volgt Nederland hierin de ontwikkelingen van het Europees Parlement en hoe staat de
Minister tegenover de standpunten die daar ingenomen worden, zo vragen de leden.
24.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet volgt de ontwikkelingen en standpunten in het Europees Parlement. Enkele
daarvan stroken met het kabinetsstandpunt, zoals het gebruik van een passerelle voor
bepaalde aspecten van het GBVB.
Daarnaast missen voornoemde leden een reflectie op de mogelijkheid tot het herzien
van de Europese verdragen. Het is positief dat het kabinet nieuwe burgerdialogen zal
organiseren in 2023 en 2024, maar hoe geeft Nederland uitvoering aan de uitkomsten
van de Conferentie over de Toekomst van Europa?
25.
Antwoord van het kabinet
De follow-up van de aanbevelingen uit de Conferentie over de Toekomst van Europa (CFE)
is nog steeds gaande, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 7.
Zo riep Europese Commissievoorzitter Ursula von der Leyen in de State of the European Union speech op tot het organiseren van een European Convention. Is de Minister bereid deze oproep over te nemen als Nederlands standpunt en niet
alleen de mogelijkheden voor verdragsverandering te onderzoeken, maar op basis van
de aanbevelingen van de Conferentie actief uit te dragen en promoten in Europees verband?
26.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet acht de tijd niet rijp voor een verdragswijziging en het bijeenroepen
van een Conventie daartoe. Het kabinet en een meerderheid van de lidstaten geven prioriteit
aan de aanbevelingen volgende uit de Conferentie over de Toekomst van Europa die op
korte termijn (zonder gewone verdragswijzigingsprocedure) gerealiseerd kunnen worden,
waaronder het gebruik van passerelles om besluitvorming in de Raad te vergemakkelijken.
Het kabinet blijft open staan voor verdragswijziging, mits dit in het Europees en
Nederlands belang is.
Zal Nederland in dat verband ook actief pleiten voor het initiatiefrecht van het Europees
Parlement, zo vragen de leden.
27.
Antwoord van het kabinet
In de huidige verdragen ligt het initiatiefrecht exclusief bij de Europese Commissie,
welomschreven uitzonderingen daargelaten. Een initiatiefrecht voor het Europees Parlement
heeft gevolgen voor de institutionele balans tussen de EU-instellingen en voor de
gewone wetgevingsprocedure14 en zou verdragswijziging vergen. Het kabinet moet de gevolgen hiervan goed in kaart
brengen alvorens het hierover een positie kan innemen.
Overigens heeft het Europees Parlement al de mogelijkheid om de Commissie te verzoeken
met passende voorstellen te komen.15 Indien de Commissie daarop geen voorstel indient, deelt zij de redenen daarvoor aan
het Europees Parlement mee. Dit kan gezien worden als een «indirect» recht van initiatief.
Het kabinet hecht aan transparantie over het gebruik van dit recht.
De aan het woord zijnde leden lezen dat de prioriteit van het kabinet ligt bij het
zo volledig en adequaat mogelijk toepassen van de beschikbare instrumenten voor het
beschermen van de rechtsstaat in EU-lidstaten. Het laatste instrument, de rechtsstaatverordening
van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) is in de afgelopen jaren van toepassing geweest
op Hongarije en Polen. Toch zien we daar geen tot minimale verbetering optreden ten
aanzien van de rechtsstaat. Acht de Minister de bestaande argumenten voldoende om
hier een verschil te maken? En zo ja, hoe zal dan gegarandeerd worden dat Hongarije
en Polen dit keer wél bewogen worden om de nodige hervormingen door te voeren? En
zo nee, welke andere instrumenten zouden volgens hem nodig zijn om dit effect wel
te bereiken?
28.
Antwoord van het kabinet
Voor een toelichting over de stand van zaken rondom de toepassing van de MFK-rechtsstaatsverordening
(niet ingezet in Polen), alsook over overige financiële EU-rechtsstaatinstrumenten die zijn toegepast op Hongarije en de Nederlandse positie ter zake verwijst
het kabinet naar de Kamerbrief van 13 juni jl. Voor een toelichting bij een aantal
recente rechtsstaatsontwikkelingen in Polen en Hongarije verwijst het kabinet naar
de geannoteerde agenda16 en het verslag17 van de Raad Algemene Zaken van 30 mei jl. over de Artikel 7 hoorzittingen. Voor een
toelichting bij de inzet van het kabinet ten aanzien van het EU-rechtsstaatsinstrumentarium
verwijst het kabinet naar de Staat van de Unie 2023.18
Zou de Minister er bijvoorbeeld voorstander van zijn om nog strengere bepalingen op
te nemen in het MFK?
29.
Antwoord van het kabinet
Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 13.
Daarnaast zal Hongarije in de tweede helft van 2024 voorzitter worden van de Raad,
in een cruciale periode waar de onderhandelingen van het budget zullen plaatsvinden.
Gezien dat Hongarije in de laatste onderhandelingen lange tijd de mogelijkheid tot
een akkoord tegenhield omwille van de rechtsstaatverordening, vindt de Minister het
integer dat een lidstaat die de rechtsstaat op deze manier schendt de onderhandelingen
over het MFK mag overzien?
30.
Antwoord van het kabinet
Voor een toelichting bij de kabinetspositie ten aanzien van het Hongaarse EU-voorzitterschap
verwijst het kabinet naar de beantwoording van de Kamervragen over het bericht «Germany unsure if Orbán fit to be «EU president»» die is verstuurd op 14 juni jl.19
Steunt de Minister de oproep van een groot deel van deze Kamer dat Hongarije het voorzitterschap
niet zou mogen overnemen alvorens zij de relevante hervormingen hebben doorgevoerd
om de rechtsstaat te beschermen? Welke stappen zal hij zetten om dit te bewerkstellingen,
zo vragen de leden.
31.
Antwoord van het kabinet
Voor een toelichting bij de kabinetspositie ten aanzien van het Hongaarse EU-voorzitterschap
verwijst het kabinet naar de beantwoording van de Kamervragen over het bericht «Germany unsure if Orbán fit to be «EU president»» verstuurd op 14 juni jl.20
De leden van de Volt-fractie delen de mening van het kabinet dat de grote geopolitieke
uitdagingen vragen om een eensgezinde en daadkrachtige Unie, met economisch sterke
lidstaten. Dit vergt echter ook dat lidstaten niet met elkaar concurreren, maar ondersteunen
waar nodig. De voorgestelde staatssteunversoepelingen in het kader van de Inflation Reduction Act (IRA) bereiken daarmee het tegenovergestelde, waarbij de meer welvarende lidstaten
hun economie makkelijker kunnen ondersteunen dan andere lidstaten, waardoor de onderlinge
ongelijkheid verder zal groeien. Als Europa hebben we de consequenties van dergelijke
ongelijkheid duidelijk kunnen ervaren in de nasleep van de financiële crisis van 2008,
waar lidstaten als Griekenland, Italië, Spanje en Portugal nog steeds de problemen
van ondervinden. Het aangaan van gezamenlijke Europese leningen, waarbij Europa samen
garant staan, zorgt dat deze ongelijkheid ondervangen wordt en lidstaten evenredig
kunnen investeren in hun economie. Deze leden pleiten daarom al langer voor het integreren
van extra financieringen van het MFK via gezamenlijke leningen. Deelt de Minister
het standpunt dat gezamenlijke leningen de ongelijkheid tussen Europese economieën
kan verkleinen?
32.
Antwoord van het kabinet
Zoals aangegeven in de brief van de Minister van Financiën van 14 april jl. met opvolging
van het plenair debat over de toekomst van de euro (van 9 maart 2023) is het kabinet
geen voorstander van de uitgifte van gemeenschappelijke schuld voor nieuwe permanente
Europese fondsen.21 Het is niet wenselijk om Europese beleidsuitgaven via schulduitgifte te financieren.
De in het EU-werkingsverdrag overeengekomen principes dat de ontvangsten en uitgaven
van de EU-begroting in evenwicht moeten zijn en dat de begroting onverminderd overige
ontvangsten volledig uit eigen middelen gefinancierd wordt, zijn voor het kabinet
leidend. Diverse andere maatregelen kunnen bijdragen aan het bevorderen van opwaartse
economische convergentie tussen lidstaten. Voorbeelden zijn versterkte Europese coördinatie
om verstandig economisch en budgettair beleid te stimuleren (middels het Europees
Semester en het SGP), een verdere verdieping van de interne markt (inclusief de kapitaalmarkt
en de bankenunie) en een inzet van de EU-begroting gericht op collectieve goederen
met externe en grensoverschrijdende effecten.
Zo nee, kan hij aangeven hoe bij het versoepelen van staatssteun de ongelijkheid tussen
EU-lidstaten zoveel mogelijk voorkomen zal worden? Welke garanties heeft de Minister
dat de ongelijkheid tussen EU-lidstaten niet verder zal groeien als gevolg van staatssteunversoepeling,
zo vragen de leden.
33.
Antwoord van het kabinet
Staatssteun is op basis van het VWEU in beginsel verboden omdat hiermee de mededinging
op de interne markt kan worden verstoord. In het VWEU is echter ook een aantal gronden
opgenomen op basis waarvan staatssteun verenigbaar is met de interne markt. De Commissie
is exclusief bevoegd om hier nadere invulling aan te geven (middels steunkaders),
waarbij altijd de voor- en nadelen (onder andere voor het gelijk speelveld) tegen
elkaar dienen te worden afgewogen (de zogenaamde balancing test). Daarbij zet het kabinet zich er actief voor in dat aanpassingen van de staatssteunkaders
goede waarborgen voor het gelijke speelveld hebben, zodat deze niet leiden tot ongelijkheid
tussen EU-lidstaten.
Deze leden verbazen zich erover dat de Minister de discussie over de EU eigen middelen
niet benoemd als onderdeel van de discussie over het budget, terwijl deze een voorwaarde
waren voor het Europees Parlement om in te stemmen met het MFK in de vorige cyclus.
Hoe staat de Minister tegenover de aanbevelingen uit het rapport van het Europees
Parlement dat in mei werd aangenomen en dat nieuwe voorstellen doet voor eigen middelen
voor de EU?
34.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft kennisgenomen van de aanbevelingen van het Europees Parlement. De
verwachting is dat de Europese Commissie gelijktijdig met een voorstel voor een tussentijdse
evaluatie van het MFK ook een voorstel zal presenteren voor (nieuwe) eigen middelen.
Hiermee geeft de Commissie uitvoering aan de routekaart die de instellingen hierover
bij het MFK-akkoord in 2020 zijn overeengekomen. Het kabinet beschouwt de aankomende
tussentijdse MFK-evaluatie en de discussie over nieuwe eigen middelen als gescheiden
trajecten. Het kabinet zal voorstellen voor nieuwe eigen middelen op hun eigen merites
beoordelen. Daarbij wordt o.a. gekeken naar het effect op de Nederlandse afdrachten
aan de EU, de stabiliteit van de grondslagen, de uitvoerbaarheid en het effect op
de voorspelbaarheid van de nationale afdracht.
Door de stijgende rente nemen de financieringskosten voor het doen van toekomstgerichte
investeringen in rap tempo toe. De leden verwijzen daarbij o.a. naar het volgende
artikel uit het Financieel Dagblad, d.d. 14 juni 2023.22 Dit brengt niet alleen voor Nederland, maar voor de gehele eurozone het realiseren
van de ambities op het gebied van met name de klimaattransitie in gevaar. De leden
vragen zich af of het kabinet in dit licht kan reflecteren op de voorgenomen herziening
van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Op welke manier waarborgt de herziening
van het SGP volgens de Minister dat enerzijds overmatige fragmentatie tussen lidstaten
(de verschillen in rentestanden) en anderzijds voldoende investeringen op het gebied
van klimaattransitie tegengegaan worden?
35.
Antwoord van het kabinet
Een sterke EU-economie bestaat uit sterke lidstaten. Het doel van de herziening is
te komen tot ambitieuze afspraken die leiden tot schuldhoudbaarheid en een daadwerkelijke
versterking van de economieën van de lidstaten. Om dat doel in de toekomst beter te
kunnen bereiken stelt de Commissie voor om in deze herziening het raamwerk te versimpelen,
nationaal eigenaarschap van lidstaten te bevorderen, hervormingen en investeringen
te stimuleren en handhaving te versterken. De Commissie richt zich hierbij op de middellange
termijn en schuldhoudbaarheidsrisico’s van lidstaten. Voor het kabinet is, naast schuldafbouw
en versterking van de handhaving, de bevordering van economische convergentie een
belangrijk uitgangspunt voor de herziening. Juist als de lidstaten met hoge schulden
deze terugbrengen en als zij tegelijkertijd hervormingen doorvoeren en investeringen
doen die de economie versterken, waaronder investeringen in de klimaattransitie, zal
het verschil in rentestanden afnemen.
Deze leden zien met de beoogde herziening van het SGP dat hier namelijk niet voldoende
prikkels voor ontstaan, zeker niet tegen de achtergrond van de zogenaamde climate investment gap. Kan de Minister garanderen dat dit financieringsgat voor het behalen van de klimaatdoelen
van 2030 gedicht wordt met de voorgenomen herziening van het SGP? Zo ja, graag een
toelichting. Zo nee, welke aanvullende maatregelen acht de Minister noodzakelijk?
En is er zicht op realisatie van die maatregelen?
36.
Antwoord van het kabinet
Het doel van de herziening van het begrotingsraamwerk is het waarborgen van schuldhoudbaarheid
en het versterken van de economieën van de lidstaten. Het kabinet vindt het positief
dat lidstaten meerjarenplannen opstellen voor hun begrotingsbeleid, structurele hervormingen
en investeringen. Hierdoor ligt er, naast budgettaire maatregelen, een grotere focus
op het verbeteren van schuldhoudbaarheid middels verhoogde economische groei. Het
raamwerk bevat een prikkel voor het opnemen van een specifieke set hervormingen en
investeringen, omdat lidstaten op basis hiervan meer tijd kunnen krijgen voor de benodigde
budgettaire aanpassingen. Dit draagt daarmee ook bij aan het adresseren van gemeenschappelijke
Europese uitdagingen zoals de groene transitie. De flexibiliteit die het voorstel
biedt voor lidstaten is naar mening van het kabinet voldoende om dergelijke ambities
in de nationale meerjarenplannen in te passen.
Deze leden van beogen een meer gecentraliseerde aanpak van bijvoorbeeld de klimaattransitie,
door middel van pan-Europese investeringsfondsen en een groter EU-budget. Kan de Minister
hierop reflecteren, zo vragen de leden.
37.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet is geen voorstander van nieuwe fondsen en merkt op dat een substantieel
aandeel van de EU-begroting en het herstelinstrument (NGEU) al gericht is op de klimaattransitie.
Afgesproken is dat ten minste 30% van de uitgaven onder het MFK en NGEU gezamenlijk
moeten bijdragen aan de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050. Uitgaven uit het
herstelfonds (RRF) moeten voor 37% bijdragen aan klimaat.
Mondelinge updates Oekraïne, Moldavië en Georgië
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie naar verwachting in oktober
2023 formele voortgangsrapportages zal publiceren, als onderdeel van haar jaarlijkse
mededeling over het EU-uitbreidingsbeleid. Terwijl Georgië formeel geen kandidaat-lidstaat
is, zal dit land toch worden behandeld in de voortgangsrapportages. Georgië zal de
status van kandidaat-lidstaat verkrijgen na o.a. hervormingen die polarisatie en oligarchsering
in de Georgische samenleving tegen moeten gaan. Ook moeten er hervormingen worden
geïmplementeerd die de (rechts)staat, overheidsinstituten en de democratie in algemene
zin beter moeten laten functioneren. Wanneer zal de Europese Raad weer een beslissing
maken over de eventuele kandidaat-status van Georgië?
38.
Antwoord van het kabinet
De Europese Raad (ER) erkende het Europees perspectief van Georgië in juni 202223. De ER bevestigde ook dat het bereid is om de status van kandidaat-lidstaat toe te
kennen aan Georgië zodra de prioriteiten zoals uiteengezet in de opinie van de Commissie
zijn aangepakt. Dit betekent dat Georgië een potentiële kandidaat-lidstaat is.
De jaarlijkse mededeling over het EU-uitbreidingsbeleid bevat de voortgangsrapporten
van alle (potentiële) kandidaat-lidstaten, dus ook de rapporten over de landen die
nog geen kandidaat-status hebben maar wel EU-perspectief. Dit jaar zullen er voor
het eerst tien landenrapporten verschijnen (Albanië, Bosnië-Herzegovina, Georgië,
Kosovo, Moldavië, Montenegro, Noord-Macedonië, Oekraïne, Servië, Turkije). De Raad
besluit op basis van de voortgangsrapporten of er voldoende voortgang is geboekt om
een volgende stap te zetten in het toetredingsproces. De eerste discussie hierover
zal in het najaar plaatsvinden, nadat de formele rapporten zijn gepubliceerd.
In hoeverre acht de Minister de huidige Georgische regering in staat om eerder genoemde
hervormingen uit te voeren?
39.
Antwoord van het kabinet
De door de Commissie in de opinie geïdentificeerde prioriteiten zijn in lijn met de
boodschappen die zowel Nederland als de EU in de afgelopen periode heeft afgegeven
in Georgië. Het kabinet deelt de mening van de Europese Commissie dat Georgië serieuze
stappen moet zetten met implementatie van hervormingen om weer «back on track» te komen. Ook deelt het kabinet de conclusie van de Commissie dat het verlenen van
kandidaat-lid-status voor Georgië alleen aan de orde is wanneer Georgië duurzame en
tastbare vooruitgang heeft geboekt op de lijst van hervormingen die door de Commissie
genoemd zijn als prioriteiten. Of de Georgische regering in staat en bereid is om
deze hervormingen uit te voeren zal moeten blijken uit de formele voortgangsrapportage
van de Commissie, als onderdeel van het reguliere uitbreidingspakket, dat gepubliceerd
zal worden in het najaar.
Signaleert hij ook het mogelijke probleem dat de regeringspartij van Georgië op de
achtergrond wordt geleid door een oligarch en daarnaast wetten dient in- en uit te
voeren die Georgië moeten «de-oligarchiseren»?
40.
Antwoord van het kabinet
Eén van de twaalf aanbevelingen van de Commissie in haar opinie aangaande Georgië
betreft het tonen van toewijding aan «de-oligarchisering», om de buitensporige invloed
van oligarchen in de economie, politiek en het dagelijkse leven te beperken. Het kabinet
onderschrijft deze aanbeveling en moedigt de Georgische autoriteiten aan om volledig
uitvoering te geven aan alle hervormingsprioriteiten.
Kan de Minister schetsen welke stappen Georgië in een jaar tijd heeft gemaakt?
41.
Antwoord van het kabinet
De Georgische autoriteiten geven aan de benodigde hervormingen met prioriteit te implementeren.
In het najaar zal de Commissie in haar formele voortgangsrapport een overzicht geven
van de geboekte voortgang op alle prioriteiten uit de opinie. Dan zal het kabinet
ook een appreciatie van de voortgang naar uw Kamer sturen. Tot die tijd zullen de
EU en Nederland de Georgische autoriteiten aanmoedigen om volledig uitvoering te geven
aan de twaalf hervormingsprioriteiten uit de opinie.
In hoeverre wordt er door de EU rekening gehouden met de nationale verkiezingen in
Georgië in 2024?
42.
Antwoord van het kabinet
Het EU-toetredingsproces is een technisch en langdurig proces waarbij de (potentiële)
kandidaat-lidstaat stap voor stap ingrijpende hervormingen moet uitvoeren. In het
toetredingsproces wordt geen rekening gehouden met verkiezingen. Het proces is gebaseerd
op merites en voortgang in het proces hangt af van de politieke wil van de autoriteiten
om de hervormingen te implementeren, los van welke partij er aan de macht is.
En hoe wordt Russische beïnvloeding in Georgië in EU-verband strategisch tegengegaan,
zo vragen de leden.
43.
Antwoord van het kabinet
De EU en Georgië ondertekenden in 2016 een Associatieakkoord, inclusief een DCFTA,
en onderhouden in dat kader een reguliere politieke dialoog over verschillende onderwerpen.
De EU is de grootste handelspartner en internationale donor van Georgië en steunt
diens soevereiniteit en territoriale integriteit, onder andere via de EU Speciale
Vertegenwoordiger voor de Zuidelijke Kaukasus, de EU Monitoring Mission (EUMM), en de Europese Vredesfaciliteit (EPF). In nauwe samenwerking met de Georgische
overheid wordt middels de EUMM Georgië ondersteund om desinformatie campagnes tegen
te gaan die door Rusland over de bezette gebieden van Abchazië en Zuid-Ossetië verspreid
worden. Financiering uit de EPF aan de Georgische strijdkrachten draagt onder andere
bij aan cyberveiligheid in Georgië om buitenlandse beïnvloeding te beperken. Met de
East Stratcom Task Force treedt de Europese dienst voor Extern Optreden actief op tegen Russische desinformatie
in de regio. Onder deze Task Force heeft de EU in het verleden een «EUvsDisinfo» conferentie in Georgië georganiseerd om de gevaren van desinformatie te bespreken.
De leden van de D66-fractie hechten grote waarde aan de hervormingsprioriteiten van
Oekraïne, Moldavië en Georgië als kandidaat-lidstaten of potentiële kandidaat-lidstaten.
Blijvende ondersteuning vanuit Nederland en de EU bij die hervormingen zijn van groot
belang. De leden lezen in de brief van het kabinet dat de Nederlandse houding ten
aanzien van uitbreiding op dit moment «strikt, fair en betrokken» is. De leden verwelkomen
deze wijziging. Kan de Minister uiteenzetten hoe deze betrokkenheid van Nederland
bij de hervormingen van de kandidaat-lidstaten in praktijk uitwerkt? Welke steun biedt
Nederland hierbij, zo vragen de leden.
44.
Antwoord van het kabinet
Zowel de EU als Nederland ondersteunen Oekraïne, Moldavië en Georgië in de complexe
hervormingen die deze landen moeten implementeren in het kader van het EU-toetredingsproces.
De EU doet dit via programma’s gefinancierd vanuit het NDICI-instrument. Deze programma’s richten zich onder meer op goed bestuur, zoals het trainen
van rechters, aanklagers en ombudsmannen, en het beschermen van rechten van burgers.
Tevens ondersteunt Nederland deze nieuwe kandidaten en de kandidaat-lidstaten in de
Westelijke Balkan via het MATRA programma op thema’s zoals rechtsstatelijkheid, economische
stabiliteit, en het bevorderen van het maatschappelijk middenveld.
Voornoemde leden zijn zeer bezorgd over de ontwikkelingen in Georgië. Toenadering
tot Rusland is een blijvende dreiging en moet voorkomen worden. Ondertussen lijkt
er weinig progressie te zijn wat betreft de situatie in de door Rusland bezette gebieden
in Georgië. Kan de Minister een duiding geven over de situatie in Georgië en de Kamer
informeren over de ontwikkelingen en de Nederlandse inzet, zo vragen de leden.
45.
Antwoord van het kabinet
De recente ontwikkelingen in Georgië zoals de hervatting van rechtstreekse vluchten
naar Rusland zijn zorgelijk en wijken af van EU buitenlands beleid. Dit geldt ook
voor ontwikkelingen zoals het omstreden zogenaamde «Foreign Agent» wetsvoorstel, dat inmiddels ingetrokken is. Deze zorgen worden consequent en regelmatig
proactief aangekaart bij de Georgische autoriteiten, op zowel politiek als hoogambtelijk
bilateraal niveau, en in Europees verband. Tevens blijft Nederland EUMM steunen om
«confidence-building» en «normalisation» met de Georgische bezette gebieden te bevorderen.
Tot slot maken de aan het woord zijnde leden zich ook ernstige zorgen over de ontwikkelingen
in Servië. Weliswaar niet een van de lidstaten die nu mondeling besproken zal worden,
maar wel een die zeer belangrijk is voor de stabiliteit in de ring om Europa. De leden
hebben begrepen dat er op dit moment in het Servisch parlement een wet voor ligt,
die het heel gemakkelijk maakt voor Russische burgers om het Servische burgerschap
te krijgen. Dit betekent o.a. dat zij mee mogen stemmen in de Servische verkiezingen.
Dit heeft grote gevolgen voor de invloed van Rusland in Servië. Kan de Minister een
appreciatie geven van deze ontwikkelingen, en (eventueel gezamenlijk met zijn Europese
collega’s) zich kritisch uitspreken over deze wet, zo vragen de leden.
46.
Antwoord van het kabinet
De behandeling van het betreffende wetsvoorstel is door het Servische parlement aangehouden.
Het is nog onduidelijk of en zo ja, wanneer het voorstel in behandeling zal worden
genomen. Voor een toelichting bij de kabinetspositie ten aanzien van het Servische
wetsvoorstel verwijst het kabinet naar de beantwoording van de Kamervragen over het
bericht «Serbia stalls plan to ease citizenship rules or Russians amid EU backlash?»
verstuurd op 9 juni jl.24
Het kabinet verwelkomt de scherpe reactie van de Commissie en volgt de ontwikkelingen
nauwlettend.
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister kan aangeven waarom het hem een
goed idee lijkt en zij dus voorstander is van het uitbreiden van de EU met in oorlog
verwikkelde en corrupte landen? Welk voordeel heeft de Nederlandse burger hiervan,
zo vragen de leden.
47.
Antwoord van het kabinet
Nederland ondersteunt het EU-perspectief van de landen in de Westelijke Balkan en
de nieuwe (potentiële) kandidaat-lidstaten Oekraïne, Moldavië en Georgië. Het EU-uitbreidingsbeleid
kan bijdragen aan de welvaart en stabiliteit in de regio op lange termijn, waardoor
uitbreiding de EU uiteindelijk zal kunnen versterken. Daarbij is het belang van een
goed functionerende rechtsstaat essentieel. Alle (potentiële) kandidaat-lidstaten,
inclusief de nieuwe kandidaat-lidstaten waaronder Oekraïne, moeten voldoen aan alle
strikte voorwaarden voordat zij kunnen toetreden. Een eventuele uitbreiding van de
EU kan op die manier voordeel opleveren voor zowel de Unie als de (nieuwe) lidstaten.
Het lid van de BBB-fractie ziet in één van de toegekomen documenten staat dat op de
Top in Stockholm gesproken zal worden over EU-hervormingen en over updates met betrekking
tot Oekraïne, Georgië en Moldavië. Beide belangrijke onderwerpen. Bij de EU-hervormingen
wordt gesproken over de uitbreiding van de Europese Unie. Het lid vindt het in de
stukken overkomen alsof uitbreiding van de EU als een doel op zich wordt beschouwd
en is van mening dat een land pas kan toetreden als die ook echt iets toe te voegen
heeft aan de Unie en dat het geen doel op zich moet zijn. Is de Minister dit met de
BBB eens, zo vraagt het lid.
48.
Antwoord van het kabinet
Ook voor het kabinet is uitbreiding van de EU geen doel op zich. Maar het kabinet
is wel van mening dat het EU-uitbreidingsbeleid kan bijdragen aan de welvaart en stabiliteit
in de regio op lange termijn, waardoor uitbreiding de EU uiteindelijk zal kunnen versterken.
Daarbij is het belang van een goed functionerende rechtsstaat essentieel. Alle (potentiële)
kandidaat-lidstaten moeten voldoen aan alle strikte voorwaarden voordat zij kunnen
toetreden. Een eventuele uitbreiding van de EU kan op die manier voordeel opleveren
voor zowel de Unie als de (nieuwe) lidstaten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
J.T. Poulino, adjunct-griffier