Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voorhang ontwerpbesluit reële prijzen Jeugdwet (Kamerstuk 31839-946)
2023D26436 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris over
de Voorhang ontwerpbesluit reële prijzen Jeugdwet (Kamerstuk 31 839, nr. 946).
De voorzitter van de commissie,
Smals
De adjunct-griffier van de commissie,
Coco Martin
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
II. Reactie van de Staatssecretaris
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris van plan is om bij de nadere
uitwerking van de algemene maatregel van bestuur (AMvB) ook in het bijzonder aandacht
zal besteden aan de communicatie rondom de AMvB, en daarbij ook de toelichting en
uitleg betrekt.
De leden van de VVD-fractie hebben bezorgd waargenomen dat het voor gemeentes mogelijk
lastig wordt om discussies te voeren over wat een reële prijs is voor zaken als vastgoed.
Deze leden vragen bij wie de bewijslast ligt, en of de Staatssecretaris bereid is
om in samenspraak met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) te komen met een
kader voor reële overheadkosten?
De leden van de VVD-fractie vragen of een reële prijs wel tot stand kan komen zonder
een landelijk kwaliteitskader voor de jeugdzorg?
De leden van de VVD-fractie horen graag van de Staatssecretaris of de AMvB die voorligt
voldoende duidelijkheid biedt over de verschillende zorg gerelateerde onderdelen van
de zorg, zoals contact met het netwerk van de jongeren, school en andere zorgpartijen.
Zijn er verbeterpunten op dit gebied?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de verplichting voor gemeenten
dat alle kostprijselementen moeten worden opgenomen in de verordening. Zou er een
situatie kunnen ontstaan dat gemeenten allerlei verschillende aanvullende kostprijselementen
gaan opnemen in de verordeningen waardoor er wildgroei ontstaat die niet bijdraagt
aan het doel van de AMvB?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris aangeeft dat het niet past
bij het karakter van de AMvB om de kostprijselementen specifieker voor te schrijven.
Het staat partijen vrij om in aanvulling op de kostprijselementen in de AMvB andere
mee te nemen bij het bepalen van een reële prijs. Als de gemeenten van tevoren de
kostprijselementen moeten vastleggen in de verordening hoe kan er dan sprake van zijn
dat partijen in vrijheid kostprijselementen kunnen aanvullen? Kan de Staatssecretaris
schetsen hoe een inkoopprijs verloopt als een gemeente in haar verordening geen aanvullende
kostprijselementen heeft opgenomen of in de ogen van één van de aanbieders de verkeerde
kostprijselementen? Is het om de uitvoerbaarheid van een inkoopproces te bevorderen
niet verstandiger om de bevoegdheid van het aanvullen van kostprijselementen tijdens
het inkoopprijs bij het college neer te leggen?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat één van de verplichtingen die gemeenten
hebben bij het sluiten van overeenkomsten het betalen van een redelijk tarief is.
Uit de toelichting blijkt dat gemeenten over het algemeen al werken met de kostprijselementen.
In de toelichting wordt geduid dat er veel discussie is over wat reële prijzen precies
zijn. Wat een redelijk tarief is wordt met deze regeling nog steeds niet nader gespecificeerd.
De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier het nu formeel vastleggen van kostprijselementen
bijdraagt aan het verminderen van discussie over wat reële prijzen precies zijn, het
verbeteren van de tariefstelling (zowel omhoog als omlaag), het vergroten van de continuïteit
van de jeugdzorg, het verbeteren van de transparantie en de mate waarin aanbieders
alle relevante kosten in beeld hebben?
De leden van de VVD-fractie constateren dat er geschetst wordt dat er geen kosten
opdrijvend effect verwacht wordt. Indien dit wel gebeurt worden de financiële opgaven
voor gemeenten nog groter dan nu. Kan de Staatssecretaris nader toelichten of deze
AMvB kan leiden tot kosten opdrijvende effecten?
De leden van de VVD-fractie denken in dat onderwerp binnen tarifering kan worden of
gemeenten juridisch gezien wel een redelijk tarief betalen, afgestemd op het in stand
houden van de (huidige) bedrijfsvoering van de aanbieders. De AMvB stimuleert zo mogelijk
het in stand houden van de huidige situatie. Welke mogelijkheden biedt deze AMvB de
gemeenten om de noodzakelijke transformatie door de aanbieders te laten realiseren?
De leden van de VVD-fractie vrezen dat aanbieders die gericht zijn op winstmaximalisatie
het met de AMvB in de hand aantrekkelijker ervaren om de kostprijsberekeningen aan
te vechten en daarmee de tarieven op te drijven. Doordat rechters alleen de onderbouwing
kunnen toetsen is het lonend om de berekeningen op onderdelen aan te vechten. Een
getal voor ziekteverzuim is immers makkelijker te weerleggen dan het tarief in zijn
geheel. Hoe kijkt de Staatssecretaris tegen dit risico voor de gemeenten aan?
De leden van de VVD-fractie zien een risico dat bij leegstand huisvesting ook meegewogen
moet worden in de reële tarieven, waarbij de regionale kenmerken van invloed zijn.
Dit betekent echter dat de frictiekosten voor het afbouwen van de residentiele jeugdhulp,
een ambitie uit de Hervormingagenda, voor rekening komt van de gemeenten. Daarmee
betalen de gemeenten op de korte termijn dubbel, namelijk zowel via de «opbrengsten»
die zijn opgenomen in het financiële kader van de Hervormingsagenda (terug raming
gemeentefonds), als de directe frictiekosten van leegstand, indien vraag een aanbod
tijdelijk niet aansluit. Hoe reflecteert de Staatssecretaris hierop, en is hij bereid
dit probleem te voorkomen of op te lossen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit
reële prijzen Jeugdwet. Deze leden vinden het belangrijk dat overal in Nederland jeugdzorginstellingen
een adequate vergoeding krijgen voor hun diensten, zodat de continuïteit van zorg
gewaarborgd kan worden en aanbieders geen prikkel hebben om bijvoorbeeld alleen lichte
jeugdzorg aan te bieden. Het voorliggende besluit draagt daaraan bij en kan daarom
op de steun van de leden van de D66-fractie rekenen. Wel hebben zij daar nog de volgende
vragen bij. Deze leden vragen in algemene zin of de AMvB aansluit bij de afspraken
die zijn opgesteld in de Hervormingsagenda Jeugd? Of zijn er nog wijzigingen noodzakelijk
als gevolg van het aannemen van deze Hervormingsagenda?
De leden van de D66-fractie wijzen op goede ervaringen met de AMvB reële prijzen ten
aanzien van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Kan de Staatssecretaris een
overzicht geven op welke punten de voorliggende AMvB ten aanzien van de Jeugdwet daarvan
beleidsmatig afwijkt en waarom?
De leden van de D66-fractie hechten grote waarde aan het democratische mandaat van
gemeenteraden om het beleid rondom jeugdzorg vorm te geven en hun colleges daarop
te controleren. In hoeverre hebben gemeenteraden beleidsvrijheid ten aanzien van het
opnemen van kostprijselementen vanuit deze AMvB in de verordeningen of de manier waarop
zij dat doen? Zijn er elementen waarvan de Staatssecretaris verwacht dat gemeenteraden
die toe zullen voegen, of specifieke elementen waarvan de Staatssecretaris na overweging
heeft besloten deze niet op te nemen in deze AMvB, en waarom? Hoeveel gemeenten volgen
op dit moment niet de kostprijselementen uit de Handreiking en op welke wijze wijken
deze gemeenten af op dit moment? Waarom is er niet voor gekozen om sommige kostprijselementen
helemaal uit te sluiten met deze AMvB? Op basis van welke gegevens kunnen gemeenteraden
beoordelen in hoeverre de colleges de prijzen inderdaad voldoende bepalen met behulp
van deze kostprijselementen en of de daaraan gekoppelde prijzen daadwerkelijk de kostprijzen
van aanbieders weergeven? Is het mogelijk om een normerend maximum(percentage) vast
te stellen voor de kostprijzen die in rekening worden gebracht voor de overhead?
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen dat aanbieders met verschillende kostenstructuren
nog steeds met te generieke prijzen te maken krijgen. Deelt de Staatssecretaris die
mening? Deze leden maken zich daarom zorgen dat specifieke elementen van bepaalde
vormen van zorg, zoals specialistische hulp, verblijf (inclusief leegstand), 24-uursbereikbaarheidsdiensten
of andere zaken over het hoofd gezien kunnen worden in het bepalen van de reële prijs.
Waarom zijn zulke elementen niet toegevoegd aan de voorgeschreven kostprijselementen
om te voorkomen dat aanbieders daar onvoldoende voor gecompenseerd worden of dat er
ongewenste kruissubsidiëring binnen aanbieders plaatsvindt? Welke ondersteuning of
handvatten hebben gemeenten als zij zulke elementen wel willen toevoegen?
De leden van de D66-fractie merken op dat de AMvB alleen voorschrijft welke kostprijselementen
dienen te worden gebruikt, maar zonder verdere kaders of normen. Toch is het onwenselijk
als sommige vormen van zorg een te lage vergoeding krijgen als de voorgeschreven kostprijselementen
te laag worden opgesteld, met wachtlijsten tot gevolg. Maar ook een situatie waarin
de kostprijselementen wel worden toegepast maar te hoog worden vastgesteld, kan dat
leiden tot excessieve winsten. Welke handvatten hebben colleges en gemeenteraden om
te controleren in hoeverre de vastgestelde kostprijzen écht reëel zijn? De leden van
de D66-fractie hechten belang aan voldoende tariefdifferentiatie en roepen de Staatssecretaris
op te onderzoeken in hoeverre de AMvB daar beter aan tegemoet kan komen.
De leden van de D66-fractie constateren dat voorliggende AMvB niet van toepassing
is indien een subsidie slechts een tegemoetkoming is in de kosten van daadwerkelijke
zorgverlening. Waar ligt dan de grens tussen een tegemoetkoming of een bekostigingsvorm
die wel onder de AMvB valt? Vormt dit geen omweg om onder de voorschriften uit deze
AMvB uit te komen?
De leden van de D66-fractie hechten aan de doorberekening van de Overheidsbijdrage
in de Arbeidskostenontwikkeling (OVA) zodat zorgaanbieders voldoende ruimte hebben
om hun medewerkers voldoende loonstijging te bieden. Waarom biedt deze AMvB een alternatieve
manier om de indexatie te bepalen in plaats van dat de OVA hoe dan ook wordt doorberekend?
Waarom is hier niet gekozen voor de OVA als minimum en de cao-stijging als mogelijkheid,
maar alleen indien deze hoger ligt dan de OVA?
De leden van de D66-fractie zijn bezorgd dat gemeenten ook met deze AMvB straks nog
te maken krijgen met aanbieders die laten weten dat ze niet uit kunnen komen met het
tarief, maar zelf onvoldoende inzicht hebben in hun kosten en kostenstructuren. Is
de Staatssecretaris het met genoemde leden eens dat daartoe meer actie nodig is om
een goed gesprek tussen aanbieder en gemeente mogelijk te maken? Welke mogelijkheden
hebben gemeenten om te controleren in hoeverre de aangeleverde informatie van aanbieders
ten aanzien van hun kostprijzen klopt? Zijn er mogelijkheden die zorginkopers in de
Zorgverzekeringsweg (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz) en Wmo hebben die voor de inkoop
van zorg op grond van de Jeugdwet niet voorhanden zijn voor gemeenten? Hoe vaak hebben
gemeenten in de Wmo of in de Jeugdwet een kostprijsonderzoek laten verrichten in de
afgelopen jaren? Is dat volgens de Staatssecretaris een aanleiding om aan te nemen
dat gemeenten daar nu of in de komende jaren voldoende inzicht in hebben om de aangeleverde
informatie van zorgaanbieders goed te kunnen beoordelen?
De leden van de D66-fractie steunen het uitgangspunt dat de voorschriften voor een
reële prijs onverkort ook voor onderaannemers gelden. Wel wordt hier een opening geboden
voor hoofdaannemers om een opslag te vragen voor het zoeken en contracteren van onderaannemers.
Terecht merkt de Staatssecretaris op dat het logisch is deze opslag niet te rekenen
als het initiatief ligt bij de hoofdaannemer zelf. Kan een gemeente altijd goed bepalen
welke van de twee situaties aan de hand is? Bestaan er adequate regels en waarborgen
om te voorkomen dat hoofdaannemers disproportionele meerkosten in rekening brengen
voor taken als het zoeken en contracteren van onderaannemers, terwijl gemeenten die
aanbieders ook zelf had kunnen contracteren? Zou hiervoor bijvoorbeeld een maximumpercentage
van de totaalsom kunnen worden vastgesteld?
De leden van de D66-fractie vinden het ook van groot belang dat mensen met een persoonsgebonden
budget (pgb) voldoende ruimte hebben om hun zorgverleners voldoende te kunnen betalen.
Waarom geldt deze AMvB niet voor het pgb en wat zouden de consequenties zijn als de
AMvB wel zou worden uitgebreid naar pgb’s?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de voorhang ontwerpbesluit reële
prijzen Jeugdwet en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie vinden dat zorgverleners reële prijzen uitbetaald moeten
krijgen voor hun diensten. Genoemde leden vinden het zorgelijk dat vastgelegd moeten
worden wat reële tarieven zijn, omdat gemeenten blijkbaar niet bereid of in staat
zijn om de kostprijs te betalen. Dat financiële overwegingen zwaarder wegen dan kwaliteit,
juist als het gaat om zorg, is zeer zorgelijk. Om kwalitatief goede zorg te kunnen
blijven leveren, is het noodzakelijk dat er reële prijzen worden afgesproken, rekening
houdend met de complexiteit en de zorgzwaarte van het werk.
Het is de leden van de PVV-fractie al jaren een doorn in het oog, dat jeugdzorgaanbieders
als paddenstoelen uit de grond groeien, inmiddels zijn er zo’n 6.000 jeugdzorgaanbieders
die vette winsten maken, terwijl jeugdzorginstellingen die zeer gespecialiseerde en
complexe zorg leveren hun kosten zien stijgen en op omvallen staan. Uiteindelijk komen
niet alleen de zorgaanbieders in zwaar weer, maar zijn de zorgverleners, de kinderen,
de ouderen en de kwetsbare gezinnen de dupe. Kan de Staatssecretaris aangeven wat
de invloed van dit ontwerpbesluit op deze ontwikkeling is?
De leden van de PVV-fractie vragen of er wel genoeg rekening gehouden wordt met zorgaanbieders
die complexe zorg verlenen. Op welke manier houdt dit ontwerpbesluit rekening met
verschil in type aanbieders en variatie in zorg- en hulpvormen, zo hebben bepaalde
aanbieders (crisis)opvang, 24/7 bereikbaarheid, verblijfs- dagbehandelingslocaties
etc.? Op welke manier komt de kostenopbouw van jeugdzorg met verblijf, behandeling
en onvolledige bezetting terug in de regeling?
Kostprijselementen zullen worden opgenomen waaruit de reële prijs moet worden opgebouwd.
Kunnen er eisen gesteld worden aan overheadkosten?
Waarom kan er door het college nog steeds gekozen worden voor een open house procedure?
De leden van de PVV-fractie zouden graag zien dat deze regeling bijdraagt aan het
terugdringen van de administratieve lasten voor jeugdzorgmedewerkers. Wat is er gebeurd
met het model prestatiecodes jeugd om de 3.800 productcodes terug te dringen? Ligt
dit op de plank te verstoffen? Op welke manier gaat dit ontwerpbesluit bijdragen aan
minder administratieve lasten? Op welke manier gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen
dat gemeenten zo veel mogelijk gaan standaardiseren: contractuele voorwaarden, tarieven,
productcode etc.? Hoe weten gemeenten wat de standaard is? Wanneer worden de ICT-systemen
gestandaardiseerd?
Hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen dat er veel tijd en geld verspild wordt aan
kostprijsonderzoeken, marktconsultaties, overlegtafels?
De VNG geeft aan dat er al veel regio’s en gemeenten zijn die conform de kostprijselementen
werken, ook uit de impactanalyse van Significant volgt dat er nog maar weinig gemeenten
en aanbieders zijn die niet werken op basis van de kostprijselementen zoals opgenomen
in de AMvB, waarom zijn er dan onvoldoende kostendekkende tarieven, gaat dit ontwerpbesluit
hier concreet wat aan veranderen, zo vragen de leden van de PVV-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit
en hebben nog enkele vragen. Zij vinden het van groot belang dat de tarieven transparant
en reëel zijn. Dit geldt ook voor het toepassen van tariefdifferentiatie, waarbij
aanbieders conform zwaarte en zorg worden betaald. In onderhavige concept-AMvB lijkt
hier nog onvoldoende aandacht voor te zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij
dit denkt te verbeteren?
Voorts is het voor de leden van de CDA-fractie niet duidelijk of de indirect cliëntgebonden
tijd onderdeel uitmaakt van de reële prijs. In de impactanalyse van Significant wordt
hierover het volgende aangegeven: «zonder houvast is de verwachting dat hierover ingewikkelde
discussies gaan ontstaan». Hoe gaat de Staatssecretaris deze discussie voorkomen?
Om onnodige administratieve lasten tegen te gaan is volgens de analyse van Significant
aanvullende regelgeving noodzakelijk over de manier waarop indexatie van tarieven
wordt toegepast. Betrokken stakeholders pleiten ervoor om in de regelgeving op te
nemen dat hierbij de NZa-systematiek gevolgd moet worden. Wat vindt de Staatssecretaris
van deze suggestie en is hij bereid om deze over te nemen, zo vragen deze leden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Voorhang ontwerpbesluit
reële prijzen Jeugdwet. Zij steunen de inzet om te komen tot reële prijzen en pleiten
ervoor dat aanbieders een eerlijke vergoeding krijgen voor de zorg die ze leveren.
Deze leden geloven dat een eerlijke prijs een belangrijk voorwaarde is om hoge kwaliteit
te kunnen vragen van de aanbieders. Daarbij vinden deze leden het in het bijzonder
belangrijk dat ook de complexe jeugdzorg een eerlijke vergoeding krijgt voor het leveren
van zorg. Op dit onderwerp zijn deze leden benieuwd of de AMvB voldoende kansen biedt
voor tariefdifferentiatie op basis van de zwaarte van zorg. Daarnaast zijn er zorgen
dat dit ontwerpbesluit onvoldoende kans biedt om rekening te houden met de verschillen
tussen verschillende soorten van aanbieders. Graag een reflectie hierop van de Staatssecretaris.
Wat voegt deze AMvB toe ten opzichte van de handreiking?
De leden van de PvdA-fractie vragen wat de inhoud van de hervormingsagenda betekent
voor dit ontwerpbesluit? Hoe verhouden beide documenten zich tot elkaar? De mogelijkheid
om aan te besteden via open house constructies wordt kort genoemd in voorliggende
stukken. Welke voordelen ziet de Staatssecretaris voor gemeenten in het aanbesteden
via een open house constructie? En welke nadelen ziet de Staatssecretaris hierin.
Het college moet een reële prijs stellen door kostprijsgegevens op te halen. Is het
logisch dat gemeenten individueel kostprijsgegevens moeten ophalen via bijvoorbeeld
marktonderzoek of overlegtafels? Is het niet te arbeidsintensief? De leden van de
PvdA-fractie moedigen aan dat er wordt ingezet op meer transparantie vanuit aanbieders
richting gemeenten. Kunnen we dezelfde transparantie die we van aanbieders verwachten
ook van gemeenten vragen over hoe zij komen tot een reële prijs met bijvoorbeeld een
kostprijsonderzoek?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit
reële prijzen Jeugdwet. Zij hebben nog wel wat vragen over de voorgestelde algemene
maatregel van bestuur (AMvB).
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat deze AMvB het beoogd effect heeft dat
colleges prijzen meer gaan differentiëren, zodat voor complexe zorg hogere prijzen
worden betaald dan voor minder complexe zorg. Kan de Staatssecretaris uitleggen op
welke manier deze AMvB voor dat beoogd effect gaat zorgen? Aangezien genoemde leden
geen verplichting zien in deze AMvB om hogere prijzen te gaan betalen voor complexe
zorg. Op welke manier gaat deze AMvB dit wel stimuleren? En waarom is er niet voor
gekozen om een verplichting hierover op te nemen in de AMvB? Zeker omdat dit soort
tariefdifferentiatie ook wordt genoemd in de concept Hervormingsagenda1 en de Kamer hier ook voorstander van is. Genoemde leden vinden het een gemiste kans
om dit niet nu al sterker vast te leggen in deze AMvB, zeker omdat het voornemen hiertoe
toch al is uitgesproken in de Hervormingsagenda. Zou de Staatssecretaris hierop kunnen
reflecteren?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen ook dat dat de AMvB géén landelijke normering
van de verschillende kostprijselementen bevat en ook niet de mogelijkheid geeft om
op landelijke niveau specifieke producten van een prijs te voorzien. Genoemde leden
vinden ook dit een gemiste kans. Het afgelopen jaar is in meerdere debatten door genoemde
leden – en ook vele andere partijen in de Kamer – de wens uitgesproken voor een landelijk
tarief. Ook het jeugdzorgveld en de gemeenten zijn hiervoor als het bijvoorbeeld gaat
om jeugdbescherming. In debatten werd steeds verwezen naar de Hervormingsagenda en
naar voorliggende AMvB. Nu de AMvB er ligt staat er niets in over landelijke tarieven,
behalve dat in het kader van de Hervormingsagenda gesprekken lopen over landelijke
contractering en de mogelijkheden van landelijke prijzen voor bepaalde zorgvormen.
Ten tijde van het ingaan van deze AMvB is de Hervormingsagenda waarschijnlijk al getekend.
Genoemde leden vragen waarom dit punt niet al meegenomen is in de AMvB? Eer dat er
weer een nieuwe AMvB ligt of wet zijn we weer een flinke tijd verder. Zij vragen uitleg
van de Staatssecretaris waarom dit niet is meegenomen in de AMvB, hoe de gesprekken
over landelijke tarieven verlopen en hoe de Staatssecretaris dit snel gaat regelen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de nota van toelichting dat in het geval
van jeugdhulp met verblijf het ook huisvestingskosten betreft, inclusief kosten die
de aanbieder moet maken om voldoende capaciteit beschikbaar te hebben en te houden.
Deze kosten worden echter niet genoemd in de AMvB zelf. Waarom is ervoor gekozen om
dit niet expliciet op te nemen in de artikelen van de AMvB? Genoemde leden hebben
dezelfde vraag over indirect cliëntgebonden tijd. Dit speelt een grote rol in de jeugdzorg,
maar wordt niet specifiek genoemd in de AMvB, alleen in de nota van toelichting. Waarom
is ervoor gekozen dit niet op te nemen in de AMvB zelf? Op die manier kunnen eventuele
discussies hierover worden voorkomen.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het ontwerpbesluit reële prijzen
Jeugdwet en de overige documenten. Zij heeft hier nog een aantal vragen over.
In de documenten valt te lezen dat er gestreefd wordt naar reëlere prijzen in de zorg.
Het verhaal hieromheen klinkt voor het lid van de BBB-fractie logisch. Echter vraagt
het lid van de BBB-fractie waarom er alleen maar gesproken wordt over de kosten? In
de Jeugdzorg kampen we met enorme personeelstekorten en kinderen/jongeren staan erg
lang op wachtlijsten en sommigen kunnen helemaal niet geholpen worden. Waarom heeft
de Staatssecretaris hier niets mee gedaan in het ontwerpbesluit?
Verder valt te lezen dat het Adviescollege Toetsing Regeldruk geen gevolgen ziet voor
de regeldruk voor aanbieders. In beginsel klinkt dit goed omdat de regeldruk niet
toeneemt. Echter ziet het lid van de BBB-fractie graag dat de regeldruk afneemt binnen
de zorg. Waarom wordt er in dit ontwerpbesluit geen rekening gehouden met het verminderen
van die regeldruk?
II. Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
A.B. Coco Martin, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.