Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 349 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verlenging van de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 9 juni 2023
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
Algemeen deel
1
1.
Inleiding
3
2.
Hoofdlijnen
5
2.1
Verlenging beslistermijn op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis
asiel
6
2.2
Verschoonbare termijnoverschrijding
8
2.3
Verlenging beslistermijn op aanvraag verblijfsvergunning asiel
9
3.
Financiële gevolgen
10
4.
Uitvoering
10
5.
Advies en consultatie
10
Artikelsgewijze toelichting
11
Artikel I
11
Onderdeel C
11
Algemeen deel
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijziging van
de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verlenging van de beslistermijnen in asiel-
en nareiszaken (hierna: het wetsvoorstel). Zij hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie zijn net als de regering bezorgd over de asielcrisis waar
Nederland mee te maken heeft. Zij kijken dan ook positief naar het voorstel om de
beslistermijn naar de maximale termijn mogelijk binnen het Europese Unierecht te verlengen.
Elke maatregel die de druk op de asielketen kan verminderen, is nodig. Deze leden
vragen of de regering binnen het Nederlandse asiel- en migratierecht ook andere terreinen
kan aanwijzen waarop Nederland kortere termijnen hanteert dan noodzakelijk volgens
Europees recht.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de mening van deze leden deelt dat,
hoewel dit voorstel op korte termijn de druk op organisaties in de asielketen zoals
de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verlicht, beter ingezet kan worden op
structurele maatregelen die de asielinstroom naar Nederland verlagen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover
nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij achten
het in de huidige situatie begrijpelijk dat de beslistermijnen worden verlengd waarbij
echter de noodzaak om snel te besluiten in voorliggende zaken als het gaat om gezinshereniging
onverminderd van belang blijft.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering inzichtelijk te maken of er naast deze
aanpassingen nog andere beslistermijnen in onze asielwetgeving afwijken van het Unierecht
zoals vastgelegd in de Kwalificatierichtlijn, Procedurerichtlijn, Opvangrichtlijn
en de Gezinsherenigingsrichtlijn.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel,
waarin de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken worden verlengd indien sprake is
van complexe aanvragen. Deze leden hebben hierover de nodige vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Ondanks dat
zij begrip hebben voor de druk op het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en
de IND, hebben zij grote zorgen over de oplossingen die daar door middel van dit wetsvoorstel
voor worden voorgesteld. Zo lijkt de huidige wetgeving in strijd te zijn met het Unierecht
en zetten deze leden grote vraagtekens bij de verhouding van deze wijziging tot de
Procedurerichtlijn, Gezinsherenigingsrichtlijn, het Verenigde Naties (VN)- Kinderrechtenverdrag,
het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens (EHRM). De wijziging lijkt beroep te doen op het principe van
abnormaal hoge instroom en bijzondere omstandigheden. Deze leden hebben echter zeer
grote twijfels of de huidige situatie daaraan voldoet en benadrukken daarbij dat de
instroomcijfers naar verwachting de komende jaren niet zullen dalen. Het gaat dus
niet om een bijzondere situatie, maar om een structureel hogere instroom. Dit betekent
dat de capaciteit en middelen van onze uitvoeringsorganisaties deze realiteit zou
moeten reflecteren. Het verlengen van beslistermijnen biedt louter op de korte termijn
soelaas, maar verplaatst daarmee het probleem, omdat achterstanden verder zullen oplopen.
Het verbaast deze leden dan ook dat de regering voorstelt de verlenging van de beslistermijnen
structureel op te nemen in de Vreemdelingenwet. Daarnaast zien deze leden ook andere
mogelijkheden om de druk op de IND verlagen. Zo zou een minder strenge benadering
van aanvragen voor nareiszaken in duidelijke gevallen van gezinshereniging en een
daaraan gekoppelde versimpelde procedure de administratieve van de IND structureel
verlagen en ook de druk op de opvang verlagen. Dit in tegenstelling tot het huidige
voorstel, waar mensen voor langere periode in de opvang zouden moeten verblijven.
Daarnaast maken deze leden zich grote zorgen over de gevolgen van dit wetsvoorstel
voor kinderen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’ers), die hierdoor
mogelijk zeer lang moeten wachten op hereniging met hun gezinsleden.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel.
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie vragen of de verlenging van het beslistermijn van 90 dagen
naar negen maanden gaat leiden tot een hoger inwilligingspercentage. Kan de regering
aangeven of de IND in de huidige situatie asielzoekers omwille van tijdstekort heeft
afgewezen?
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering het
voorliggende wetsvoorstel nodig acht om bij te dragen aan het verlagen van de druk
op de IND. Wanneer acht de regering de druk voldoende verlaagd om terug te gaan naar
de momenteel geldende termijnen, zo vragen deze leden. Daarnaast vragen zij de regering
op hoeveel procedures momenteel binnen negen maanden wordt besloten en hoeveel procedures
alsnog buiten deze termijn zouden vallen.
De leden van de SP-fractie zijn het met de constatering van de regering eens dat de
asielketen zich in een crisis bevindt. Het wetsvoorstel kan de IND een (tijdelijke)
adempauze geven, maar het is deze leden niet duidelijk hoe de regering deze adempauze
benut c.q. wat de regering concreet doet aan de capaciteit van de IND om deze meer
in lijn te brengen met de opgave. Kan de regering dit aangeven?
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie lezen dat naar het oordeel van de regering
de druk op de asielketen groot is. Deze leden zien graag een overzicht waarin de ontwikkeling
van de instroom en de duur van de behandeling van asiel- en nareisprocedures wordt
afgezet tegen de prognoses, de bij de jaarlijkse Justitiebegroting toegekende budgetten,
de bij de Voorjaarsnota aangepaste budgetten en de uiteindelijke ontwikkeling van
de IND-beoordelingscapaciteit sinds 2000. Deze leden zijn van oordeel dat een belangrijk
deel van de huidige problemen is veroorzaakt door de wijze waarop uitvoeringsorganisaties
zoals het COA en de IND in de afgelopen decennia zijn gefinancierd. Door continu te
moeten op- en afschalen is de situatie ontstaan waarin in de afdoening van verblijfsaanvragen
onvoldoende capaciteit en expertise voorhanden is om incidentele toenames in de instroom
op te vangen. Deze leden zijn van mening dat de huidige problemen in de asielketen
uiteindelijk vooral worden veroorzaakt door langjarige bezuinigingen en niet zozeer
door de fluctuerende instroom. Deze leden vragen de regering hierop te reflecteren.
Kan de regering inzicht geven in de stand van zaken rond de stabiele financiering
van de IND voor de beoordeling van nareisaanvragen? Hoe groot is de behandelcapaciteit
van de IND voor de komende jaren en is hierbij rekening gehouden met de inhaalslag
die ten aanzien van asielaanvragen moet plaatsvinden?
Dit wetsvoorstel is niet in internetconsultatie gebracht en er is ook geen uitvoeringstoets
verricht. Naar het oordeel van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie is daarmee
onvoldoende inzicht om te beoordelen of, en zo ja hoe, dit onderhavige wetsvoorstel
tegemoet komt aan de in de praktijk ondervonden problemen. Nu het hier om een structurele
wijziging van de beoordelingstermijnen gaat, weegt volgens deze leden de noodzaak
van spoedige inwerkingtreding niet op tegen zorgvuldige beoordeling van de gevolgen
voor betrokken asielzoekers, statushouders en hun nareizende gezinsleden.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie beschikken graag over een precies overzicht
van de huidige stand zaken: hoe lang duurt het momenteel gemiddeld voor een nareiszaak
nadat de aanvraag in behandeling wordt genomen? Hoe groot is de voorraad momenteel
en hoe groot is de voorraad waarvan de beslistermijn van tweemaal drie maanden is
overschreden? Hoe groot is de voorraad waar de termijn van negen maanden is overschreden?
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie in hoeverre verlenging
van beslistermijnen is te voorkomen door betere prognoses en efficiënt gebruik van
reeds beschikbare informatie in nareisaanvragen. Kunnen procedures accurater verlopen
als gebruik gemaakt zou worden van de reeds beschikbare informatie over de te verwachtten
gezinshereniging uit de lopende asieldossiers? Vindt dergelijk onderzoek al plaats
of is de regering bereid dergelijk onderzoek te gaan doen?
De leden van de SGP-fractie vragen hoe dit voorstel zich verhoudt tot de onderhandelingen
over het EU-migratiepact ten aanzien van de Procedurerichtlijn en Gezinsherenigingsrichtlijn.
Hoe schat de regering het krachtenveld in, en in hoeverre verwacht de regering veranderingen
in deze richtlijnen die van invloed (kunnen) zijn op dit wetsvoorstel?
De leden van de SGP-fractie vragen cijfermatig inzicht te bieden in de verwachte effecten
van dit wetsvoorstel op de situatie bij de IND. Wat is de werkvoorraad van de IND
op dit moment en hoe zal deze zich naar verwachting ontwikkelen? Deze leden ontvangen
graag een inschatting van de effecten op de werkvoorraad in de komende jaren voor
de situatie waarin wel en geen sprake is van verlenging van beslistermijnen zoals
voorgesteld.
De leden van de Volt-fractie vragen welk aantoonbaar bewijs de regering heeft dat
het verlengen van beslistermijn voor verblijfsvergunningen en machtigingen tot voorlopig
verblijf (mvv) voor nareiszaken de druk op de IND langdurig zullen verlagen. Kan de
regering dit kaderen in de cijfers van de Meerjarige Productie Prognose?
De leden van de Volt-fractie lezen dat de regering door middel van dit wetsvoorstel
beoogt de termijn in nareiszaken te verlengen tot de maximaal toegestane termijn uit
de Gezinsherenigingsrichtlijn van negen maanden. Zij merken daarover op dat het uitgangspunt
van de gezinsrichtlijn zo snel mogelijke afhandeling is. Zo is in de richtsnoeren
voor de toepassing van de richtlijn door de Europese Commissie vastgesteld dat:
« [A]s algemene regel [moet] gelden dat een standaardaanvraag bij een normale werklast
onmiddellijk en zonder onnodige vertraging wordt afgehandeld. Indien de werklast bij
uitzondering de administratieve capaciteiten te boven gaat of indien de aanvraag verder
onderzoek vereist, mag een maximale termijn van negen maanden in acht worden genomen.»1
De termijn van negen maanden mag in dit geval dus alleen gehanteerd worden indien
de werklast bij uitzondering de administratieve capaciteiten te boven gaat. Echter kan uit de Meerjarige Productie
Prognose worden vastgesteld dat het niet gaat om een uitzonderlijke werklast, maar
een structurele werklast. Deze tekorten zijn daarnaast onder andere veroorzaakt door
de bezuinigingen op de uitvoeringsorganisaties in 2018. Bovendien vallen opvangtekorten
bij het COA niet onder deze uitzonderingsgrond.
De leden van de Volt-fractie lezen daarnaast dat de regering aangeeft dat de termijn
van negen maanden nog een keer verlengd mag worden met drie maanden in het geval van
bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling
van de aanvraag. Kan de regering een voorbeeld geven van een complex karakter van
de behandeling van de aanvraag? Hoe wordt er gegarandeerd dat een dergelijke verlenging
strikt en per individueel geval wordt geïnterpreteerd? Wie ziet hierop toe?
Daarnaast vragen de leden van de Volt-fractie of eventueel beperkte administratieve
capaciteit ook een reden is voor het verder verlengen van een beslistermijn dan negen
maanden.
Over dit laatste merken de leden van de Volt-fractie op dat de richtsnoeren van de
Europese Commissie expliciet opmerken dat problemen met de administratieve capaciteit
geen geldige reden zijn voor een uitzonderlijke verlenging. Hoe verhoudt zich dit
tot het verlengen van de beslistermijn naar negen maanden? Hoe wordt daarin gegarandeerd
dat mogelijk uitzonderlijke gevallen niet onnodig lang verlengd zullen worden? Welke
stappen worden er genomen om ervoor te zorgen dat dergelijke verlengingen, ook in
het geval van bijzondere gevallen, tot een absoluut minimum beperkt zullen worden?
2. Hoofdlijnen
Het lid van de BBB-fractie merkt op dat de voorgestelde wetswijziging ervoor bedoeld
is om beslissingstermijnen op te rekken. De beslistermijn van nareizigers/gezinshereniging
is nu 90 dagen, met een mogelijke verlenging van drie maanden. Deze verlening wordt
in voorgenomen wetswijziging negen maanden.
Het lid van de BBB-fractie stelt dat de beslistermijn of iemand een verblijfsvergunning
krijgt nu zes maanden is en twee keer kan worden verlengd met eerst negen en dan drie
maanden. Hier komt nog een extra beslissingstermijn bij van drie maanden.
De reden dat hiervoor gekozen is, is dat de regering beoogt hiermee de ontstane druk
bij de IND en de opvang te verminderen, zo leest het lid van de BBB-fractie. Dit lid
denkt dat dit averechts werk. Iedereen in Nederland roept al jaren dat de asielprocedures
sneller moeten. Met dit wetsvoorstel lijkt het erop dat het alleen nog maar langer
gaat duren. Deelt de regering deze mening? En zo niet, kan de regering dan het tegendeel
beargumenteren? Dit lid ziet graag dat de doorstroom in de asielketen sneller gaat
en denkt dus ook dat beslissingstermijnen juist korter moeten in plaats van langer.
Kan de regering garanderen dat door deze wetswijziging de doorstroom in de asielketen
niet langer wordt?
De beslissingstermijn voor gezinshereniging gaat ook fors omhoog, zo leest het lid
van de BBB-fractie. Dit lid denkt dat de regering hiervoor gekozen heeft om het onaantrekkelijker
te maken om naar Nederland te komen. Klopt dit?
Die langere beslistermijn voor gezinshereniging leidt er ook toe dat gezinnen elkaar
langer niet meer kunnen zien. Wat vindt de regering hiervan, zo vraagt het lid van
de BBB-fractie.
2.1 Verlenging beslistermijn op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis
asiel
De leden van de VVD-fractie vragen of de IND na implementatie van dit voorstel ook
daadwerkelijk bereid is gebruik te maken van de termijn langer dan 90 dagen. Daarnaast
vragen deze leden of de IND bereid is andere asielaanvragen dan nareisaanvragen voorrang
te geven wanneer er voor nareisaanvragen een termijn van negen maanden gaat gelden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat, op voorspraak van de Raad van State, binnen
de beslistermijn van negen maanden de vreemdeling ook in kennis gesteld moet worden
van het besluit. Deze leden vragen of dit voor extra werkdruk voor de IND gaat zorgen.
Indien dit het geval is, deelt de regering de mening van deze leden dat dit onwenselijk
is?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een aantal voorbeelden wordt gegeven van
bijzondere omstandigheden die volgens de Europese Commissie verband houden met het
«complexe karakter» van een aanvraag. Deze leden vragen of er een hiërarchische verhouding
bestaat tussen deze bijzondere omstandigheden. Of wegen alle soorten bijzondere omstandigheden
even zwaar?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de verlenging van de beslistermijn ook betrekking
heeft op aanvragen tot mvv in het kader van reguliere gezingshereniging bij asielstatushouders.
Deze leden vragen of deze verlenging ook nog op andere soorten aanvragen betrekking
heeft of betrekking kan hebben.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de IND de reguliere gezingsherenigingsroute
(artikel 3.13, tweede lid, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000)) ook voor familieleden
buiten het kerngezin van asielstatushouders hanteert. Leidt dit tot een hoger inwilligingspercentage?
Maakt deze handelwijze van de IND Nederland aantrekkelijker voor asielzoekers?
De leden van de D66-fractie hebben enkele zorgen met betrekking tot de rechtszekerheid
die komt kijken bij de mogelijkheden tot verlenging. Zij begrijpen dat het moeilijk
is een uitputtende lijst met gronden waarop verlenging gerechtvaardigd is op te nemen
in het voorstel, maar vragen de regering desondanks uitgebreider toe te lichten wanneer
een dergelijke rechtvaardiging plaatsvindt. Kan de regering daarnaast toezeggen dat
de IND alles wat redelijkerwijs mogelijk is zal doen om de aanvrager gedurende de
procedure op de hoogte te houden van het verloop en de planning hiervan, zo vragen
deze leden. Tot slot vragen deze leden welke mogelijkheden de regering ziet om familieleden
in acuut gevaar voorrang te geven om te voorkomen dat zij zoveel extra tijd in gevaarlijke
situaties doorbrengen.
In augustus 2022 nam de regering een aantal maatregelen in de hoop de asielinstroom
te beperken, waaronder een opschorting van nareis, zo stellen de leden van de SP-fractie.
Nadat eerst lagere rechtbanken hier gehakt van maakten, velde de ARRS in februari
2023 het definitieve oordeel: deze regeling moet van tafel. Het voorliggende wetsvoorstel
lijkt een vergelijkbaar doel te dienen. De vraag is dan ook: in hoeverre wordt door
deze wetswijziging recht gedaan aan de bezwaren tegen de regeling van augustus 2022?
En dan niet zozeer de formele bezwaren tegen uitstel van daadwerkelijke afgifte van
de mvv na een positief besluit op de aanvraag (dat is door dit wetsvoorstel niet meer
nodig), maar vooral de materiële bezwaren tegen het leed van de uitgestelde gezinshereniging
en de mogelijke inbreuken op de rechten van het kind.
De leden van de GroenLinks en PvdA-fractie lezen in het Nader Rapport dat de IND reeds
is gestart met het treffen van de nodige voorbereidingen in de uitvoeringspraktijk
(nummer 4, pagina 4). Deze leden vragen de regering waaruit deze voorbereidingen precies
bestaan en in hoeverre betrokkenen nu al gevolgen ondervinden van deze voorbereidingen.
De huidige praktijk is al in strijd met de Gezinsherenigingsrichtlijn omdat in veel
zaken door de lange wachttijden niet zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen negen
maanden wordt beslist. Welke maatregelen, zo vragen deze leden, worden getroffen om
zo spoedig mogelijk de situatie te herstellen dat de IND tijdig kan beslissen?
Het onbeperkt verlengen van de beslistermijn is een verregaande bevoegdheid, zo stellen
de leden van de Groenlinks- en PvdA-fractie. De regering wil het pleidooi van de Afdeling
advisering van de Raad van State (Afdeling) voor een eindtermijn niet overnemen. Kan
daarvoor in de plaats het uitgangspunt worden gehanteerd dat een verdere verlenging
van drie maanden of meer alleen maar mogelijk is als dit in het belang van de vluchteling
en de gezinsleden is? Bijvoorbeeld omdat de gezinsleden tijdelijk niet kunnen uitreizen
uit het land van herkomst omdat zij geen reisdocument of toestemming kunnen krijgen
van de autoriteiten van het land van herkomst of omdat een van de gezinsleden wegens
ernstige ziekte niet kan reizen? Hoe wordt uitwerking gegeven aan het belang van het
vluchtelingenkind dat vaak in moeilijke of gevaarlijk omstandigheden verblijft in
het land van herkomst of tijdelijk verblijf heeft, in relatie tot de lange duur van
de procedures? Worden bij grote achterstanden versnellingsmaatregelen ingezet zoals
snellere alternatieven voor DNA-onderzoek of het horen van gezinsleden? Komen er meer
mogelijkheden voor spoedprocedures wanneer kinderen alleen komen te staan of wanneer
zij of hun verzorger ernstig ziek is?
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties vragen of de regering bereid is om de
druk te verhogen op tijdig beslissen door een maandelijkse openbare rapportage door
de IND in te voeren over de voorraden, de gemiddelde tijd van nareiszaken voordat
een aanvraag in behandeling wordt genomen in eerste aanleg en in bezwaar, en de gemiddelde
behandelduur van nareisaanvragen in eerste aanleg en in bezwaar.
De leden van de SGP-fractie begrijpen de wens van de regering om de beslistermijnen
te verlengen, gegeven de huidige situatie bij de IND. Welke waarborgen worden gehanteerd
om ervoor te zorgen dat zo spoedig mogelijk tijdig worden beslist op de desbetreffende
aanvragen?
De leden van de Volt-fractie maken zich zorgen omdat de regering aangeeft waar mogelijk
de ruimte te benutten voor de verlenging van de beslistermijn, met het oog op het
verlagen van de druk op de IND. Tegelijkertijd geeft de regering aan dat het doel
blijft om, conform artikel 5, vierde lid van de Gezinsherenigingsrichtlijn zo spoedig
mogelijk te beslissen over een zaak. Dit laatste juichen deze leden toe, maar het
blijft voor hen onduidelijk hoe het oprekken van de beslistermijnen in dat geval de
werkdruk van de IND zal verlichten. Kan de regering hier duidelijkheid over verschaffen?
De leden van de Volt-fractie lezen verder dat de regering schrijft dat de mogelijkheid
strikt en per individueel geval moet worden geïnterpreteerd en dat zij daar bepaalde
voorbeelden van beschrijft. De gronden voor verlenging worden volgens de regering
verder gespecificeerd in het beleid van de IND. Deze leden maken zich hier zorgen
over, omdat het daarmee moeilijk wordt om juridisch te toetsen of de gronden voor
verlenging in lijn zijn met bijvoorbeeld artikel 31, lid 3 van de Procedurerichtlijn.
Daarnaast wordt het zo onmogelijk voor de Kamer om een afweging te maken over de effecten
van het wetsvoorstel op de beslispraktijk en de verhouding van het wetsvoorstel tot
het Unierecht en het Kinderrechtenverdrag. Is de regering daarom bereid om een concrete
normering op te nemen in het wetsvoorstel? Hoe lang en onder welke omstandigheden
kan een beslistermijn in individuele zaken verder worden verlengd?
De leden van de Volt-fractie lezen in het advies van de Afdeling dat het wetsvoorstel
in de praktijk een stapeling van termijnen tot gevolg kan hebben en het wetsvoorstel
uitgaat van een langere beslistermijn dan is toegestaan onder het Unierecht. Zij delen
de mening van de Afdeling, omdat in de praktijk blijkt dat de termijn kan oplopen
tot negen maanden en vervolgens nog meermaals verlengd kan worden met drie maanden.
Is de regering bereid om een concrete tijdslimiet aan de verlengingsmogelijkheid te
stellen?
De leden van de Volt-fractie merken bovendien op dat de verlenging van de termijnen,
en de mogelijke stapeling daarvan, niet in lijn is met de Gezinsherenigingsrichtlijn.
De Kinderombudsman concludeerde bovendien dat dit in strijd is met het Kinderrechtenverdrag.
Deze leden merken op dat een lange scheiding van gezinsleden absoluut ingaat tegen
de belangen van het kind. In sommige gevallen kan de procedure in dit voorstel oplopen
tot een periode van drie jaar (asielaanvraag en gezinshereniging) voor een gezin herenigd
is. Dit gaat in tegen artikel 8 van het EVRM, waaruit blijkt dat gezinsherenigingsaanvragen
met de nodige flexibiliteit, snelheid en effectiviteit moeten worden behandeld. Kan
de regering daarom uiteenzetten hoe de verlenging van de beslistermijnen en het stapelen
van termijnen zich verhoudt tot de Gezinsherenigingsrichtlijn, de artikelen uit het
EVRM en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie met betrekking tot de
rechten van het kind en recht op familie- en gezinsleven? Kan de regering tevens ingaan
hoe zij de rechten van kinderen zal waarborgen in dit wetsvoorstel?
De leden van de Volt-fractie begrijpen dat de behandeling van de nareisaanvragen in
de huidige vorm zeer tijdrovend is. In 2020/2021 is echter een aantal tijdelijke wijzigingen
doorgevoerd op sneller te kunnen beslissen op nareisaanvragen en doorlooptijden te
verkorten.2 Kan de regering aangeven waarom daar nu niet opnieuw toe wordt overgegaan?
2.2 Verschoonbare termijnoverschrijding
De leden van de VVD-fractie lezen dat de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel
niet wordt geweigerd in het geval dat een gezinslid van een asielstatushouder Nederland
pas inreist nadat drie maanden zijn verstreken sinds het verlenen van de verblijfsvergunning
aan deze asielstatushouder of dat een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf
pas na die periode wordt ingediend, indien de overschrijding van bedoelde termijn
van drie maanden op grond van bijzondere omstandigheden objectief verschoonbaar is
(artikel 29, tweede en vierde lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)). Daarbij kan worden
gedacht aan de situatie dat de vreemdeling onjuist of te laat is voorgelicht door
derden van wiens ondersteuning hij of zij afhankelijk is, zoals bijvoorbeeld VluchtelingenWerk
Nederland. Deze leden vragen wat hierbij de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager
is.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Afdeling heeft geadviseerd een wettelijke
verschoonbaarheidsmogelijkheid te creëren om in bijzondere gevallen van de aanvraagtermijn
te kunnen afwijken. Dat advies wordt in onderhavig wetsvoorstel overgenomen. Hoe verhoudt
deze wettelijke verschoonbaarheidsmogelijkheid zich tot beleid van andere Europese
lidstaten? Kan de regering aangeven of deze mogelijkheid Nederland aantrekkelijker
maakt voor asielzoekers?
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de regering de verschoonbare termijnoverschrijding
vastlegt middels het voorliggende wetsvoorstel. Zij zien dit als een belangrijke stap
richting het verhogen van de menselijke maat binnen het asielbeleid. Deze leden lezen
dat het probleem van niet tijdig aanvragen soms voortkomt uit verkeerde voorlichting
en zij vragen dan ook aan de regering welke stappen zij kan ondernemen om deze voorlichting
te verbeteren.
In de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 november 2018
waar in de memorie van toelichting naar wordt verwezen en op grond waarvan de verschoonbaarheid
van de overschrijving van de nareistermijn in de wet wordt opgenomen, is ook aangegeven
dat op de Staat een belangrijke verantwoordelijkheid rust om vluchtelingen direct
na statusverlening «op een moment waarop de kennis van de taal en de procedures van
de lidstaat mogelijkerwijs nog niet groot is» volledig te informeren over het bestaan
van de nareistermijn en de maatregelen die zij dienen te nemen om hun recht op gezinshereniging
doeltreffend te kunnen doen gelden. Hoe vindt deze voorlichting plaats, zo vragen
de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie. In deze Hofuitspraak is ook aangegeven
dat wanneer de nareistermijn niet verschoonbaar wordt geacht de meer gunstigere voorwaarden
uit de Gezinsherenigingsrichtlijn voor de gezinshereniging van vluchtelingen bij de
reguliere procedure toegepast moeten worden, zoals dezelfde kring van personen waarvoor
recht op gezinshereniging bestaat en het toetsingskader met betrekking tot bewijslast.
Hoe is dit onderdeel van de uitspraak ook in de regelgeving geïmplementeerd?
De leden van de SGP-fractie lezen dat van bijzondere omstandigheden voor verschoonbare
termijnoverschrijding sprake kan zijn in de situatie waarin de vreemdeling onjuist
of te laat is voorgelicht door derden van wiens ondersteuning hij of zij afhankelijk
is. Hoe wordt beoordeeld of daadwerkelijk sprake is van onjuiste of te late voorlichting?
In hoeverre werkt deze bepaling mogelijk misbruik in de hand en hoe wil de regering
dat voorkomen?
2.3 Verlenging beslistermijn op aanvraag verblijfsvergunning asiel
Kan de regering juridisch onderbouwen dat het toegestaan is categoriaal vast te stellen
dat de beslistermijn met drie maanden wordt verlengd, zo vragen de leden van de D66-fractie.
Het is reeds mogelijk de beslistermijn met negen maanden te verlengen indien aan bepaalde
voorwaarden wordt voldaan, zo constateren de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie.
Aan welke voorwaarden moet worden voldaan voordat de IND de verlengingsmogelijkheid
van drie maanden kan toepassen bij een individuele zaak? Aan welke voorwaarden moet
worden voldaan voordat de IND de verlengingsmogelijkheid van drie maanden categorisch
kan toepassen? Hoe wordt voorkomen dat de verlengingsmogelijkheid van de beslistermijn
met drie maanden leidt tot een vertraging in het besluitvormingsproces voor asielzoekers?
Het is momenteel al mogelijk om de beslistermijn ter verlengen met negen maanden en
daarna drie maanden. Met dit wetsvoorstel zou een extra verlenging van drie maanden
mogelijk worden. De maximale beslistermijn voor een asielaanvraag is echter 21 maanden.
Hoe wordt voorkomen dat deze maximale beslistermijn niet wordt overschreden?
In de Procedurerichtlijn staat dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat de behandelprocedure
zo spoedig mogelijk wordt afgerond, zo concluderen de leden van de GroenLinks- en
PvdA-fractie. Hoe verenigt dit wetsvoorstel zich met de Procedurerichtlijn? In hoeverre
wordt het advies van de Afdeling tegen de stapeling van termijnen in overweging genomen
bij dit voorstel?
De regering erkent de bepaling in de Procedurerichtlijn, artikel 31, lid 3, namelijk
dat een verlengingsmogelijk alleen bij wijze van uitzondering wordt toegepast en noodzakelijk
is, zo lezen de leden van de Volt-fractie. De regering schrijft daarom dat de IND
dit moet kunnen motiveren, maar voegt geen concrete normering toe, wanneer er sprake
is van deze criteria. Sterker nog, zij merkt op dat de Procedurerichtlijn enige interpretatiemogelijkheid
overlaat aan de lidstaten. De regering geeft daarvan wel enkele voorbeelden. Deze
leden zouden daarom graag zien dat in het wetsvoorstel wordt opgenomen in welke gevallen
een verlenging met ten hoogste negen maanden te rechtvaardigen is. Kan de regering
uitleggen in welke gevallen volgens nationale interpretatie een verlenging van ten
hoogste negen maanden geoorloofd is? Aan welke criteria moet er dan voldaan zijn?
Welke criteria vallen hier niet onder? Wie toetst er of er aan inderdaad aan deze
criteria voldaan wordt?
3. Financiële gevolgen
4. Uitvoering
De regering schrijft dat er geen uitvoeringstoets is gedaan, omdat de IND de uitvoerbaarheid
evident acht. De leden van de D66-fractie begrijpen dat het verlengen van de beslistermijnen
op zich geen problemen oplevert voor de uitvoerbaarheid, maar vragen de regering te
onderbouwen dat extra inzet door bijvoorbeeld de informatievoorziening over de verlenging
niet zal leiden tot extra uitvoeringsdruk.
5. Advies en consultatie
De leden van de D66-fractie spreken afkeuring uit over het overslaan van de advies-
en consultatiefase. De regering beroep zich op spoed, terwijl de aankondiging van
deze wijziging reeds tien maanden geleden is gedaan en de impact van het wetsvoorstel
groot is. Daarnaast wordt gesteld dat de onderdelen uit de wet al eerder van advies
zijn voorzien en deze leden vragen de regering dan ook om deze adviezen met de Kamer
te delen en de reactie hierop op te nemen in de nota naar aanleiding van dit verslag.
De leden van de Volt-fractie lezen dat omwille van de spoedige inwerkingtreding van
de maatregelen het wetsvoorstel niet in consultatie gebracht is. De consultaties over
een deel van het wetsvoorstel, waar de regering naar verwijst, dekken dan ook niet
de volledige lading en met name de meest problematische elementen van dit wetsvoorstel,
namelijk de mogelijke lange scheiding van asielgerechtigden van hun gezinsleden als
gevolg van de stapeling van termijnen. Uit het advies van de Afdeling bleek dat het
wetsvoorstel op die punten mogelijk in strijd is met het Unierecht, het EVRM en het
Verdrag inzake de rechten van het kind. Het is deze leden onduidelijk hoe deze kritiek
is opgelost in het huidige wetsvoorstel en zij vragen daarom om een verdere verduidelijking
naar hoe deze wetgeving zich verhoudt tot de Gezinsherenigingsrichtlijn, het EVRM,
het Verdrag inzake de rechten van het Kind en het EHRM. Met name waar het gaat om
de verhouding tot het recht op familie- en gezinsleven en de belangen van het kind.
Is de regering bovendien bereid om alsnog adviezen op te vragen van relevante organisaties
zoals de Adviesraad Migratie, Vereniging Asieladvocaten & -Juristen Nederland, Specialistenvereniging
migratierechtadvocaten, Commissie Meijers, het College voor de Rechten van de Mens
en de Kindombudsman en in de beantwoording een reactie te geven op de adviezen van
deze organisaties, zo vragen de leden van de Volt-fractie. Zo niet, kan de regering
dan ten minste een reactie geven op de reacties van deze organisaties op de zogenoemde
asieldeal, waar ook naar deze maatregel verwezen wordt?3
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Onderdeel C
De regering beargumenteert in dit lid dat een verlenging van drie maanden, gevolgd
door een verlenging van negen maanden in overeenstemming met de Procedurerichtlijn
kan worden toegepast, zo stellen de leden van de Volt-fractie. Zij verwijst daarbij
naar artikel 31, lid 3 en artikel 31, lid 5. In artikel 31, lid 3 wordt echter gesteld
dan een lidstaat de termijn van zes maanden met ten hoogste negen maanden kan verlengen.
Hieruit volgt niet dat na een verlenging van drie maanden, nog een verlenging van
negen maanden is toegestaan, maar dat de maximale verlenging in totaal negen maanden
mag behelzen. Bij wijze van uitzondering kan daarna nog een verlenging van drie maanden
plaatsvinden met het oog op een behoorlijke en volledige behandeling. Kan de regering
hierop reflecteren?
Daarbij lezen de leden van de Volt-fractie ook in artikel 31, lid 3 dat een verlenging
van de termijn alleen mag plaatsvinden, wanneer:
a) complexe feitelijke en/of juridische kwesties aan de orde zijn;
b) een groot aantal onderdanen van derde landen of staatlozen tegelijk om internationale
bescherming verzoekt, waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen
de termijn van zes maanden af te ronden;
c) wanneer de vertraging duidelijk toe te schrijven is aan het feit dat de verzoeker
de krachtens artikel 13 op hem rustende verplichtingen niet nakomt.
De verlenging van de beslistermijn naar negen maanden omwille van capaciteitsproblemen
bij de IND en het COA zijn volgens dit artikel dus geen gegronde redenen voor verlenging.
Kan de regering hierop reageren? Hoe kadert zij dit in het wetsvoorstel dat voorligt?
De voorzitter van de commissie, Kat
De adjunct-griffier van de commissie, Meijer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Kat, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Tegen |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Tegen |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Tegen |
DENK | 3 | Tegen |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Tegen |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.