Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kat over het onderzoek ‘Betalingsregelingen bij uitvoeringsorganisaties van het Rijk’
Vragen van het lid Kat (D66) aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over het onderzoek «Betalingsregelingen bij uitvoeringsorganisaties van het Rijk» (ingezonden 24 maart 2023).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen), mede namens
de Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 8 juni 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2022–2023, nr. 2197.
Vraag 1
Bent u bekend met het onderzoek van de Algemene Rekenkamer, getiteld «Betalingsregelingen
bij uitvoeringsorganisaties van het Rijk»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe kan het dat het CAK geen heldere data heeft kunnen verschaffen aan de Algemene
Rekenkamer en gaat u hen alsnog vragen om dit te doen?
Antwoord 2
Het CAK heeft aan de AR datasets met de door hen gevraagde gegevens ter beschikking
gesteld. Deze bevatten een onzekerheidsmarge als gevolg van de wijze van registratie
van ingevoerde en beëindigde betalingsregelingen. De huidige beschikbare bestanden
voldoen volgens de AR niet aan de vereiste kwaliteit.
Vraag 3
Gaat u, gezien het feit dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft geweigerd
data rondom problematische schulden beschikbaar te stellen aan de Algemene Rekenkamer,
ervoor zorgen dat dit alsnog beschikbaar wordt gesteld?
Antwoord 3
De CBS-data rondom problematische schulden zijn deels van derden afkomstig. Het CBS
heeft de AR laten weten deze data niet beschikbaar te kunnen stellen, omdat deze partijen
daar eerst toestemming voor moeten geven. Ik heb, zoals vermeld in het rapport, de
AR aangeboden om het CBS te vragen deze data alsnog beschikbaar te stellen. Van dit
aanbod heeft de AR geen gebruik gemaakt om het onderzoek niet te vertragen. Op dit
moment is het onderzoek van de AR afgerond en lijkt een nader verzoek aan het CBS
niet zinvol.
Vraag 4
Hoe helpen het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), het CAK en de Belastingdienst
te voorkomen dat een burger in financiële problemen komt?
Antwoord 4
Ik beantwoord deze vraag per uitvoeringsorganisatie.
CJIB
Bij het CJIB is het sinds 2015 mogelijk om betalingsregelingen af te sluiten. Sinds
1 december 2022 is het ook mogelijk om voor schulden bij DUO, CJIB en CAK gezamenlijk
een betalingsregeling af te sluiten, zodat beter rekening kan worden gehouden met
de afloscapaciteit van mensen. Deze Betalingsregeling Rijk wordt stapsgewijs uitgebreid
met andere overheidspartijen. Binnen de Betalingsregeling Rijk is het overigens ook
mogelijk om een betaalpauze in te lassen om mensen schuldenrust te geven.
De genoemde rijkspartijen willen door een maatschappelijk verantwoord inningsproces
voorkomen dat mensen financiële problemen krijgen door vorderingen van overheidsorganisaties.
Er wordt nu al actief samengewerkt. Door binnen de Betalingsregeling Rijk en het Vorderingenoverzicht
Rijk als één overheid te opereren, kan er gezamenlijke dienstverlening worden aangeboden.
CAK
Het CAK kent verschillende instrumenten om te voorkomen dat iemand in de financiële
problemen komt. Naast de mogelijkheid van standaard- en maatwerkbetalingsregelingen
kan iemand onder omstandigheden uitstel van betaling aanvragen van een openstaande
factuur. Verder heeft het CAK de mogelijkheid om in uitzonderlijke situaties waarin
mensen in de knel komen, maatwerk toe te passen door onder meer op verzoek over te
gaan tot (gedeeltelijke) kwijtschelding. Dit is mogelijk als de nadelige gevolgen
van de invordering onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de invordering.
Ook worden mensen door het CAK doorverwezen naar organisaties als Geldfit.nl, als
uit de gesprekken blijkt dat er financiële problemen zijn.
Belastingdienst
De Belastingdienst hanteert betalingsregelingen om mensen te helpen die tijdelijk
in betalingsproblemen verkeren. Voor belastingschulden duurt een betalingsregeling
in beginsel maximaal 12 maanden. Als er sprake is van «bijzondere omstandigheden»,
zoals een dreigende uithuisplaatsing bij een huurachterstand, dan bestaat de mogelijkheid
om op verzoek een betalingsregeling met een duur langer dan 12 maanden te krijgen.
De Belastingdienst werkt op dit moment aan een herijking van de invorderingsstrategie.
Daarbij wordt onder meer onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om het bestaansminimum
van mensen bij betalingsregelingen zo goed mogelijk te borgen. Daarbij komt ook de
meervoudige schuldenproblematiek aan de orde. Het is niet mogelijk om vooruit te lopen
op de uitkomsten van dat onderzoek. Uw Kamer wordt periodiek geïnformeerd over deze
herijking.
Als iemand bij de Belastingdienst (of een andere overheidsschuldeiser) aangeeft dat
hij verschillende andere schuldeisers heeft, bijvoorbeeld omdat dit is opgenomen in
het verzoek om een betalingsregeling, dan geldt de doorverwijzingsplicht uit het NVVK-convenant
(artikel 4 Preventieve maatregelen). Diegene wordt dan gewezen op de mogelijkheid
van schuldhulpverlening bij de gemeente en is vervolgens zelf verantwoordelijk voor
het doen van een aanvraag om schuldhulpverlening of het opstarten van andere (vervolg)stappen.
Naast deze doorverwijzingsplicht is het overigens zo dat een verzoek om een betalingsregeling
bij de Belastingdienst, bij geen of onvoldoende betalingscapaciteit om de belastingschuld
binnen 12 maanden af te lossen, ook ambtshalve wordt beoordeeld op de mogelijkheid
van kwijtschelding van de belastingschuld. Bij belastingschuldigen die niet in aanmerking
komen voor kwijtschelding, wordt beoordeeld of voortzetting van de invordering gewenst
is. Als dat niet zo is treft de Belastingdienst geen (verdere) invorderingsmaatregelen.
De Belastingdienst (en de Dienst/Toeslagen) zijn ook aangesloten bij het Vorderingen
Overzicht Rijk, waarmee mensen overzicht krijgen over hun openstaande schulden bij
de overheid. Daarnaast wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn om aan te sluiten
bij de Betalingsregeling Rijk in het kader van de Clustering Rijks Incasso (CRI),
waarvoor het CJIB van het kabinet de opdracht heeft gekregen. CJIB, de Belastingdienst
en Dienst Toeslagen maken deel uit van een gezamenlijke werkgroep waarin de mogelijkheden
worden onderzocht om tot een gemeenschappelijke betalingsregeling te komen.
Vraag 5
Hoe kan het dat burgers bij grotere financiële problemen, die dus meer tijd nodig
hebben om hun schuld af te lossen, hun bestaansminimum niet is gegarandeerd bij maatwerkregelingen?
Antwoord 5
Voor uitvoeringsorganisaties kan het ingewikkeld zijn om bij het afsluiten van een
maatwerkregeling in voldoende mate rekening te houden met het bestaansminimum van
betrokkene. Uitvoeringsorganisaties hebben immers geen inzicht in de totale schuldenlast
van die persoon. Iemand kan ook nog schulden hebben bij andere uitvoeringsorganisaties
of bij private schuldeisers. Vanwege privacyaspecten is het nu niet mogelijk om daar
onderling gegevens over uit te wisselen. Uitvoeringsorganisaties zullen bij het afsluiten
van een maatwerkregeling gericht aan de persoon die het betreft vragen of er nog meer
betalingsregelingen lopen of dat er andere omstandigheden zijn die het nakomen van
de betalingsregeling moeilijk maken. Op grond van die informatie kan een persoonsgerichte
aanpak worden ingezet. Ook kan aan iemand worden gevraagd – eventueel met hulp – om
uwbeslagvrijevoet.nl te raadplegen, zodat het bestaansminimum wordt geborgd.
Vraag 6
Welke concrete verbeteracties gaat u in gang zetten zodat burgers die maatwerk nodig
hebben, weten dat het kan en geen enkele drempel ervaren om gebruik te kunnen maken
van maatwerk, gezien de constatering dat de uitvoeringsorganisaties van het Rijk onvoldoende
transparant zijn over de mogelijkheid die ze bieden aan burgers om van maatwerk gebruik
te maken?
Antwoord 6
De aanpak Geldzorgen, armoede en schulden richt zich op vaker en sneller afsluiten
van betalingsregelingen om problematische schulden te voorkomen. Uit de communicatie
van uitvoeringsorganisaties moet dan ook duidelijk blijken dat het mogelijk is om
in geval van betalingsproblemen een maatwerkregeling2 te vragen. Alle uitvoeringsorganisaties dienen aan hun communicatie op een goede
manier invulling te geven. Op de website van de uitvoeringsorganisaties moet duidelijke
informatie over het aanvragen van een maatwerkregeling beschikbaar zijn. Daarnaast
vind ik het van belang dat de voorwaarden waaronder een maatwerkregeling kan worden
toegekend voldoende transparant zijn en in werkinstructies staan opgenomen. Zo wordt
een helder toekenningskader gecreëerd dat rechtsgelijkheid bevordert. Of een betalingsregeling
wordt aangeboden mag niet afhankelijk zijn van welke medewerker iemand spreekt of
van het al dan niet aangaan van een bezwaarprocedure.
Ik heb de rijksuitvoeringsorganisaties (CJIB, CAK, DUO, Belastingdienst, de Dienst
Toeslagen, UWV, SVB en RVO) gevraagd om de communicatie en werkinstructies die zien
op betalingsregelingen op korte termijn aan te passen. Zo moet uit de communicatie
duidelijk blijken dat het mogelijk is om een betalingsregeling aan te vragen en hoe
een dergelijke aanvraag kan worden gedaan.
Vraag 7
Hoe gaat u ervoor zorgen dat er niet teveel wordt gevraagd van kwetsbare mensen en
dat zij wel de juiste hulp krijgen, als het gaat om maatschappelijk verantwoord en
zorgvuldig innen van schulden?
Antwoord 7
Uitvoeringsorganisaties passen continu hun werkwijze aan om zoveel mogelijk aan te
sluiten bij het doenvermogen van de mensen. De werkprocessen zijn zo ingericht dat
zo goed mogelijk rekening wordt gehouden met de mogelijkheden die mensen hebben om
een betalingsregeling aan te vragen. Er moet ook rekening worden gehouden met de vraag
of mensen voldoende in staat zijn om een passende betalingsregeling aan te vragen.
Ik wil met alle uitvoeringsorganisaties afspraken maken over een aanpassing van de
werkwijze dat zij bij het aangaan van een betalingsregeling expliciet vragen of dit
wel passend is binnen de overige lopende financiële verplichtingen.
De grote rijkspartijen willen voorkomen dat mensen in de problemen komen door vorderingen
van de overheid. Zij werken daarom mee aan het tot stand komen van schuldregelingen.
De halvering van de aflostermijn van een minnelijke schuldregeling (in lijn met de
duur van de wettelijke trajecten) kan ervoor zorgen dat meer kwetsbare mensen de weg
naar schuldhulpverlening vinden. Ook beoogt deze maatregel uitval uit schuldhulpverleningstrajecten
te voorkomen en terugval tegen te gaan.
Vraag 8
Hoe gaat u ervoor zorgen dat mensen geen standaardregeling afsluiten met een hoger
maandelijks bedrag dat ze eigenlijk niet kunnen betalen? Welke verbeterafspraken worden
gemaakt met de uitvoeringsorganisaties van het Rijk?
Antwoord 8
Uit het onderzoek van de AR blijkt dat standaardregelingen over het algemeen transparant
zijn en makkelijk af te sluiten. Tevens constateert de AR dat de standaardregelingen
bij CJIB en Belastingdienst effectief zijn. Bij deze organisaties wordt het merendeel
van de schulden via standaardregelingen afbetaald. Het afsluiten van een standaardbetalingsregeling
impliceert dat er geen uitgebreide beoordeling van een medewerker aan te pas komt.
Het proces verloopt grotendeels geautomatiseerd. De termijn waarin iemand het bedrag
moet betalen en in de meeste gevallen ook het aantal termijnen waarin dat moet plaatsvinden,
ligt per uitvoeringsorganisatie vast. Een standaardregeling3 is daarmee in beginsel dus niet bedoeld om de persoonlijke omstandigheden van mensen
in mee te nemen.
Indien mensen het af te lossen bedrag in standaardregelingen niet kunnen betalen,
dan ligt een maatwerkbetalingsregeling – of in geval van de Belastingdienst een betalingsregeling
langer dan 12 maanden – in de rede. Uitvoeringsorganisaties wijzen mensen in brieven,
op de website en in telefonisch contact ook op de mogelijkheid van een maatwerkbetalingsregeling.
Vraag 9
Welke afspraken gaat u maken met de uitvoeringsorganisaties van het Rijk zodat bij
het bepalen van het maandbedrag van de maatwerkregeling voldoende rekening wordt gehouden
met het bestaansminimum? Welke heldere afspraken en werkinstructies gaan er dan komen?
Antwoord 9
Ik ben in gesprek met de uitvoeringsorganisaties over de wijze waarop zij bij het
treffen van een maatwerkregeling altijd het bestaansminimum kunnen borgen. Ik wil
onderzoeken of het mogelijk is om het bestaansminimum te borgen op basis van de beslagvrije
voet of het vrij te laten bedrag. Om tot een goede betalingsregeling op maat te komen,
is het van belang dat de uitvoeringsorganisatie weet welke publieke en private schulden
en/of betalingsregelingen de betrokkene nog meer heeft. Om hier inzicht in te krijgen
is de uitvoeringsorganisatie afhankelijk van de informatie die de betrokkene daarover
zelf op vrijwillige basis wil verstrekken. In de gesprekken met de uitvoeringsorganisaties
ga ik na of het raadplegen van uwbeslagvrijevoet.nl door de betrokkene zelf – eventueel
met hulp – bij het afsluiten van betalingsmaatregelen behulpzaam kan zijn.
Het is voor mensen niet altijd eenvoudig om een goed en kloppend beeld te hebben welke
betalingsverplichtingen zij nog bij verschillende overheidsinstanties hebben openstaan.
Om dit te verbeteren werken diverse grote uitvoeringsorganisaties4 samen aan de doorontwikkeling van de Clustering Rijksincasso (CRI) om te komen tot
een eenduidig proces aan de voorkant van de invordering (minnelijke incasso) en zo
onder andere bij te dragen aan het voorkomen van problematische schulden. Onderdeel
van deze doorontwikkeling van CRI is het Vorderingenoverzicht Rijk (één overzicht
van alle vorderingen bij de aangesloten overheidspartijen).5 Met het Vorderingenoverzicht Rijk krijgt een persoon een actueel overzicht van zijn
openstaande betalingsverplichtingen bij de rijksoverheid. Zo kan iemand zich een beter
beeld vormen of en hoeveel financiële ruimte hij heeft om een betalingsregeling af
te spreken.
Daarnaast is begin december jl. gestart met de eerste fase van de Betalingsregeling
Rijk («één gezamenlijke betalingsregeling»). De Betalingsregeling Rijk biedt de mogelijkheid
om in geval van meerdere openstaande vorderingen bij verschillende overheidsschuldeisers
te komen tot één gezamenlijke betalingsregeling. Bij het afsluiten van die gezamenlijke
betalingsregeling kan beter rekening worden gehouden met de totale afloscapaciteit
van een persoon. Zo wordt ook het bestaansminimum van een persoon beter in acht genomen.
Aan deze eerste fase nemen CJIB, CAK en DUO deel. Naar verwachting zullen RVO en UWV
in de loop van 2023 deelnemen en daarnaast is ook met de Belastingdienst en Dienst
Toeslagen inmiddels een verkenning gestart naar de mogelijkheden om aan te sluiten
bij de gezamenlijke Betalingsregeling Rijk.
Hier wil ik bij opmerken dat het treffen van een maatwerkregeling in geval van problematische
schulden vaak geen soelaas (meer) biedt. Steeds meer uitvoeringsorganisaties begeleiden
deze personen actief naar de Schuldhulproute (Geldfit), die verder verwijst naar de
juiste hulp. Of de uitvoeringsorganisaties verwijzen door naar de schuldhulp van de
gemeente. Ook dit kan voorkomen dat mensen onder het bestaansminimum terecht komen.
Vraag 10
Hoe gaat de Belastingdienst ervoor zorgen dat er wel rekening wordt gehouden dat mensen
meerdere schuldeisers hebben?
Antwoord 10
De Belastingdienst is net als de AR van mening dat het bestaansminimum van mensen
met schulden zo veel mogelijk moet worden gewaarborgd. Dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van alle schuldeisers, waaronder verschillende overheidsschuldeisers. Complicerend
daarbij is dat de Belastingdienst, net als andere schuldeisers, geen integraal zicht
heeft op schulden. Zeker niet waar het gaat om private schuldeisers. Samen met alle
uitvoeringsorganisaties en het Ministerie van SZW wordt volop ingezet op een verbetering
van het zicht op de totale schuldpositie van mensen.
Zoals ook in het antwoord op vraag 4 als in aangegeven, duurt een betalingsregeling
voor een belastingschuld in beginsel maximaal 12 maanden. Als er sprake is van «bijzondere
omstandigheden», zoals bijvoorbeeld een dreigende uithuisplaatsing bij een huurachterstand,
dan bestaat de mogelijkheid om een betalingsregeling langer dan 12 maanden te krijgen.
Als een persoon bij de Belastingdienst (of een andere overheidsschuldeiser) aangeeft
dat er sprake is van verschillende andere schuldeisers, bijvoorbeeld omdat dit is
opgenomen in het verzoek om een betalingsregeling, dan geldt de doorverwijzingsplicht
uit het NVVK-convenant (artikel 4 Preventieve maatregelen). Die persoon wordt dan
gewezen op de mogelijkheid van schuldhulpverlening bij de gemeente. Naast deze doorverwijzingsplicht
is het overigens zo dat een verzoek om een betalingsregeling bij de Belastingdienst,
bij geen of onvoldoende betalingscapaciteit om de belastingschuld binnen 12 maanden
af te lossen, ook ambtshalve wordt beoordeeld op de mogelijkheid van kwijtschelding.
Een betalingsregeling biedt namelijk geen soelaas in situaties waarin er verschillende
andere (private) schuldeisers zijn en er mogelijk sprake is van een problematische
schuldsituatie: situaties waarin het bestaansminimum expliciet in het geding is. Bij
belastingschuldigen die niet in aanmerking komen voor kwijtschelding, maar waarbij
wordt beoordeeld dat voortzetting van de invordering niet gewenst is, heeft de Belastingdienst
nog de mogelijkheid om geen (verdere) invorderingsmaatregelen te treffen.
Bij een verzoek om een betalingsregeling voor belastingschulden wordt naar andere
schulden gevraagd, maar dat leidt in veel gevallen niet tot een compleet overzicht
van de schulden van de betreffende persoon. Daarnaast moet uiteraard rekening gehouden
worden met wet- en regelgeving ten aanzien van privacy. De Belastingdienst kan alleen
kennisnemen van schulden bij derden als iemand met schulden die zelf bekend maakt.
Bij het berekenen van de betalingscapaciteit wordt rekening gehouden met de «kosten
van bestaan», zoals gas, elektra en woonlasten. In het algemeen blijven aflossingsverplichtingen
aan derden buiten beschouwing als de schuld aan de Belastingdienst een hogere preferentie
heeft. De Belastingdienst kan een uitzondering maken voor aflossingen op schulden
waarvan het niet-betalen tot ongewenste effecten kan leiden. Zo zal in het geval van
een huurschuld en een dreigende uithuisplaatsing als die schuld niet wordt betaald,
de Belastingdienst rekening houden met die huurschuld. Als een persoon naast de aflossing
van zijn belastingschuld blijft aflossen op concurrente of lager bevoorrechte schuldeisers,
omdat hij bijvoorbeeld een schuld heeft bij een webwinkel, kan hij dus onder het bestaansminimum
komen. Dit voorbeeld illustreert waarom het belangrijk is dat alle – ook private –
schuldeisers een verantwoordelijkheid hebben bij het borgen van het bestaansminimum
van mensen met schulden. Om deze reden onderzoek ik welke aanpassing in wetgeving
hiervoor nodig is, zodat ook private schuldeisers zich aan het bestaansminimum moeten
houden.
Ook is in het antwoord op vraag 4 al opgenomen dat de Belastingdienst op dit moment
werkt aan een herijking van de invorderingsstrategie. Op 23 december jl. is de Invorderingsstrategie
Belastingdienst met uw Kamer gedeeld, waarin is aangegeven welke uitgangspunten de
Belastingdienst wil hanteren om rekening te houden met de omstandigheden van mensen
met financiële problemen en recht doen aan signalen en knelpunten die door de Belastingdienst
en belangenorganisaties zijn aangedragen. De ambities van deze invorderingsstrategie
worden momenteel uitgewerkt in concrete maatregelen. Daarbij wordt onder meer onderzoek
gedaan naar de mogelijkheden om het bestaansminimum van mensen bij betalingsregelingen
zo goed mogelijk te waarborgen. Daarbij komt ook de meervoudige schuldenproblematiek
aan de orde. Uw Kamer wordt periodiek (en in ieder geval vóór de zomer) over de voortgang
van de herijking geïnformeerd.
De Belastingdienst biedt verder hulp aan mensen met problematische schulden bijvoorbeeld
met het Stella-team. Dit team is opgesteld om mensen in complexe en urgente schuldsituaties
(bijvoorbeeld mensen met meerdere schuldeisers) te helpen.
Vraag 11
Vind u het, net als de Algemene Rekenkamer, zorgelijk dat maatwerkregelingen niet
transparant zijn, niet goed toegankelijk zijn en het bestaansminimum van aanvragers
onvoldoende wordt beschermd door de uitvoeringsorganisaties van het Rijk? En dat daarmee
de maatwerkregelingen onvoldoende effectief zijn?
Antwoord 11
Ja, ik vind het zorgelijk dat overheidsorganisaties nog onvoldoende meedenken met
mensen met geldzorgen over betalingsregelingen op maat en daarbij het bestaansminimum
onvoldoende in acht nemen. Zoals bovenstaand al verwoord heb ik al gevraagd aan uitvoeringsorganisaties
om hun communicatie hierop aan te passen (zie ook antwoord op vraag 12). Daarnaast
wil ik met uitvoeringsorganisaties afspraken maken – vooruitlopend op eventuele wetgeving
– over het borgen van het bestaansminimum bij het aangaan van betalingsregelingen.
Uitvoeringsorganisaties zijn daarvoor op dit moment wel afhankelijk van de vrijwillige
medewerking van mensen om inzicht te geven in hun financiële situatie. Dit volgt uit
wet- en regelgeving die ziet op privacy. SZW wil daarom onderzoeken of het mogelijk
is om de wet- en regelgeving op dit punt aan te passen, bijvoorbeeld door in de Algemene
wet bestuursrecht op te nemen dat een bestuursorgaan bij de invordering van geldschulden
en bij betalingsregelingen tenminste rekening houdt met de beslagvrije voet of een
andere vorm waarbij het bestaansminimum is verzekerd en uniform wordt toegepast. In
de update van Rijksincassovisie die ik voor Prinsjesdag aan uw Kamer heb toegezegd,
zal ik nader ingaan op de mogelijkheden hiertoe.
Vraag 12
Wat gaat u doen om onvolledige informatie en niet heldere communicatie op websites,
in documenten en andere vormen te verbeteren? Wanneer kan men deze verbeteringen verwachten?
Antwoord 12
Ik beantwoord deze vraag per uitvoeringsorganisatie. Ook wil ik verwijzen naar het
antwoord op vraag 6.
CJIB
Het CJIB is reeds gestart met de aanpassing van de informatie op de website en in
telefonisch contact wordt inmiddels, zo nodig, uitgebreid stilgestaan bij de mogelijkheden
om een betalingsregeling op maat te treffen, rekening houdend met iemands financiële
situatie.
CAK
Het CAK heeft de informatie op zijn website inmiddels aangepast. Op de website staat
nu dat een betalingsregeling voor de Wmo2020 voor 36 termijnen kan worden afgesproken
in plaats van 12 termijnen. Verder onderzoekt het CAK voortdurend hoe informatie en
communicatie over betalingsregelingen in brieven, op de website en in telefonisch
contact completer en duidelijker kan.
Belastingdienst
De AR maakt in zijn rapport onderscheid tussen een standaard betalingsregeling en
maatwerkregelingen; een onderscheid dat de Belastingdienst niet kent. Ook binnen de
12 maanden «standaard» betalingsregeling van de Belastingdienst is maatwerk mogelijk.
In het rapport wordt gesteld dat de standaard betalingsregelingen (tot maximaal 12
maanden) goed toegankelijk zijn voor mensen en dat zij effectief zijn. Dat geldt volgens
de AR niet voor de maatwerkregelingen (langer dan 12 maanden). Voor een betalingsregeling
langer dan 12 maanden is het uitgangspunt in het beleid dat er sprake moet zijn van
«bijzondere omstandigheden». De AR stelt terecht dat nergens werd aangegeven wanneer
sprake is van bijzondere omstandigheden. Naar aanleiding van deze constatering is
onlangs de website van de Belastingdienst («Ik kan mijn belastingen niet op tijd betalen»)
aangepast. Daar werd al gewezen op de mogelijkheid van een betalingsregeling langer
dan 12 maanden in geval van bijzondere omstandigheden. Nu worden er ook voorbeelden
gegeven wanneer daarvan daadwerkelijk sprake kan zijn. Of een verzoek om een betalingsregeling
van langer dan 12 maanden wordt goedgekeurd, hangt af van de persoonlijke omstandigheden
van mensen.
Vraag 13
Welke afspraken worden er met het CJIB en het CAK gemaakt om willekeur in het al dan
niet toekennen van een regeling op maat te stoppen?
Antwoord 13
Er is bij het CJIB geen sprake van willekeur als het gaat om het kunnen krijgen van
een regeling op maat. Een maatwerkregeling kan met iedereen worden getroffen indien
sprake is van bijzondere omstandigheden en de standaardregeling niet mogelijk is of
geen uitkomst biedt. De informatie op de website van het CJIB is inmiddels verduidelijkt
en in telefonisch contact wordt uitgebreid stilgestaan bij de mogelijkheden om een
betalingsregeling op maat te treffen, rekening houdend met iemands financiële situatie.
Ook binnen de dienstverlening van het CAK is geen ruimte voor willekeur, maar is het
uitgangspunt dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld en ongelijke gevallen ongelijk
naar de mate van ongelijkheid. Dit is een permanent aandachtspunt, ook in de interne
processen en richtlijnen voor de medewerkers die betalingsregelingen afspreken. De
richtlijnen en werkinstructies zullen worden verbeterd om een betere beoordeling te
doen of de burger in aanmerking komt voor een maatwerkregeling.
Vraag 14
Bent u bereid om te komen tot een uniforme bestaansminimumnorm voor de drie verschillende
onderzochte organisaties?
Antwoord 14
Ja, ik ben bereid om te komen tot een uniforme bestaansminimumnorm. Deze uniforme
norm zou moeten gelden voor alle schuldeisers, dus niet alleen voor de drie onderzochte
organisaties maar ook voor andere overheidsorganisaties. Daarnaast zou deze uniforme
norm ook voor private schuldeisers moeten gelden die afspraken maken over betalingsregelingen.
Vraag 15
Bent u van mening dat de standaardregelingen van uitvoeringsorganisaties van het Rijk
naast een ruime vast aantal termijnen afgestemd zouden moeten worden op iemands financiële
situatie, zodat iemand meer tijd heeft om de rekening te betalen?
Antwoord 15
Nee, ik ben niet van mening dat standaardregelingen moeten worden afgestemd op iemands
financiële situatie. Zoals ik ook in het antwoord op vraag 8 heb toegelicht zijn standaardregelingen
in beginsel niet bedoeld voor maatwerk en zijn de standaardregelingen bij CJIB en
Belastingdienst door de AR als voldoende effectief beoordeeld. Juist een maatwerkregeling
biedt mogelijkheden voor afwijking van de standaard.
Vraag 16
Welke mogelijkheden ziet u om de maatwerkregeling bij de uitvoeringsorganisaties van
het Rijk te verbeteren? En welke acties worden vervolgens met welk tijdpad in gang
gezet?
Antwoord 16
Zoals ik in de antwoorden op vraag 9 en 11 heb toegelicht, ben ik in gesprek met de
uitvoeringsorganisaties om te bezien hoe bij het treffen van een maatwerkregeling
het bestaansminimum wordt geborgd. Ook verken ik of het mogelijk is om de hoogte van
de beslagvrije voet te gebruiken als basis voor het bestaansminimum, bijvoorbeeld
door het actief wijzen van betrokkenen op de mogelijkheid om uwbeslagvrijevoet.nl
te raadplegen. Om hier invulling aan te geven onderzoek ik de mogelijkheid van een
addendum op de «Intentieverklaring vervroegde herberekening beslagvrije voet». In
deze Intentieverklaring hebben partijen februari jl. afgesproken om mensen met beslag
actief te benaderen en ondersteunen bij het aanvragen van een herberekening na de
verhoging van het minimumloon, om zo het bestaansminimum voor mensen zo goed mogelijk
te beschermen. Ik bekijk of in een addendum bij deze Intentieverklaring ook kan worden
afgesproken dat overheidsorganisaties zich zullen inspannen om bij het aangaan van
een betalingsregeling een werkwijze toe te passen waarbij voldoende rekening wordt
gehouden met het bestaansminimum van mensen.
Om het bestaansminimum van mensen te kunnen borgen is voor uitvoeringsorganisaties
niet alleen inzicht nodig in de schulden bij andere publieke schuldeisers, maar ook
bij private schuldeisers. De Intentieverklaring is medeondertekend door Nederlandse
Vereniging van gecertificeerde Incasso-ondernemingen, Koninklijke Beroepsorganisaties
van Gerechtsdeurwaarders en Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders. Via het addendum
wil ik ook commitment verkrijgen van incasso- en deurwaardersorganisaties dat zij
eveneens bij minnelijke incasso rekening houden met het bestaansminimum. Dit past
ook bij de twee keurmerken (Social Responsible Credit Management en Sociaal Verantwoord
Incasseren) waar 40 vooral grote gerechtsdeurwaarderskantoren (de vijf grootste kantoren
zijn samen verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de markt) bij zijn aangesloten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen -
Mede namens
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.