Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake Slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2022 (Kamerstuk 36360-XV)
36 360 XV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2022
Nr. 8
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 7 juni 2023
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 24 mei 2023 voorgelegd aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Bij brief van 6 juni 2023 zijn
ze door de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Armoedebeleid, Participatie
en Pensioenen beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Kuzu
De adjunct-griffier van de commissie, Meester-Schaap
Vraag 1
Waarom is er voor het onderdeel armoede en schulden minder verplicht (0,8 miljoen
euro) en uitgegeven dan gedacht (0,4 miljoen euro)?
Antwoord 1
Er zijn in dit opdrachtenbudget betalingen van eind 2022 doorgeschoven naar 2023.
Ook is er vervolgonderzoek niet doorgegaan rond bewindvoering, zie ook het antwoord
op vraag 3, en zijn er verschillende bijeenkomsten en expertmeetings in het najaar
van 2022 niet doorgegaan.
Vraag 2
De uitkeringslasten voor de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
(Wajong) zijn met 21,7 miljoen euro lager uitgevallen dan in de Najaarsnota geraamd;
hoe verhoudt dit zich tot de niet behaalde doelstelling van het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV) om 8.000 Wajongers aan het werk te krijgen?
Antwoord 2
Het lager uitvallen van de uitkeringslasten voor de Wajong kan niet direct gerelateerd
worden aan het niet behalen van de doelstelling om 8.000 personen met een Wajong-uitkering
aan het werk te krijgen. De lagere uitkeringslasten zijn het gevolg van een ramingsbijstelling
in de bevoorschotting aan UWV. Ontwikkelingen in de uitkeringslasten worden bepaald
door een combinatie van veel verschillende factoren, zoals in- en uitstroom, het aantal
uur dat een persoon met een Wajong-uitkering werkt en het aandeel uitkeringsgerechtigden
dat werkzaam is. Het aantal personen met een Wajonguitkering dat specifiek in 2022
aan het werk komt, wordt niet expliciet in de raming meegenomen.
Vraag 3
Waarom is er een vervolgonderzoek niet doorgegaan rond bewindvoering (0,1 miljoen
euro)?
Antwoord 3
In 2022 heeft het onderzoek plaatsgevonden naar de beloning- en financieringssystematiek
van bewindvoering. Uw Kamer is hierover recent door de Ministers voor APP en voor
Rechtsbescherming geïnformeerd (Kamerstukken II, 24 515, nr. 697). Omdat dit onderzoek van januari 2022 tot en met eind 2022 heeft gelopen, was het
budget voor vervolgonderzoek niet nodig.
Vraag 4
Waarom zijn er verschillende bijeenkomsten en expertmeetings in het najaar van 2022
niet doorgegaan (0,1 miljoen euro)?
Antwoord 4
In de Kamerbrief over de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden (Kamerstukken II 2021/22,
24 515, nr. 643) werd een congres in het najaar van 2022 aangekondigd voor alle betrokken partners
bij de aanpak. De voorbereiding vergde meer tijd dan vooraf ingeschat. Daarom heeft
het congres uiteindelijk op 12 april 2023 plaatsgevonden en zijn de middelen niet
in 2022 besteed.
Vraag 5
Er is voor 1,9 miljoen euro minder verplicht en de uitgaven waren 0,8 miljoen euro
lager aan overige subsidies ten aanzien van inburgering en integratie, dit zou zijn
veroorzaakt doordat enkele subsidietrajecten later zijn gestart dan voorzien. Welke
overige subsidies betreft het hier en welke subsidietrajecten zijn later gestart dan
voorzien?
Antwoord 5
De uitvoering een aantal projecten is vertraagd en om die reden is verlenging verstrekt
voor de indiening van de verantwoording onder andere voor de subsidies van de projecten:
«meer culturele diversiteit op het werk» van AWVN, «Implementatie inburgering» van
de VNG en het «Kijkje in de keuken» van het COA. Ook is een aantal projecten later
gestart waaronder «RefugeeWork statushouders» van Vluchtelingenwerk Nederland en «pilot
toeleiding statushouders naar de arbeidsmarkt» van het COA.
Vraag 6
De verplichtingen ten aanzien van inburgering en integratie zijn hoger uitgevallen
dan verwacht door opdrachten aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), welke
opdrachten aan het CBS betreft het hier?
Antwoord 6
Het gaat om het CBS onderzoek «Actualisatie Verkenning Bevolking 2050» voor € 2.074.000
met een looptijd tot en met 2033.
Vraag 7
De gerealiseerde verplichtingen en uitgaven ten aanzien van voorinburgering zijn lager
uitgevallen dan verwacht en minder trajecten voor voorinburgering zijn gerealiseerd
dan voorzien; welke oorzaken liggen hieraan ten grondslag? Hoe verhouden deze lagere
uitgaven zich tot het inzetten van meedoenbalies in asielzoekerscentra (AZC's)? Hoe
staat het daarmee?
Vraag 8
Voorinburgering van statushouders vindt grotendeels plaats tijdens het verblijf van
statushouders in AZC's, hoe kan de beperkte uitstroom van statushouders uit de AZC's
een lager aanbod aan voorinburgering hebben veroorzaakt?
Antwoord 7 en 8
De reden dat er minder trajecten zijn gerealiseerd heeft te maken met de complexiteit
van de huidige asielopvang crisis. Er zijn verschillende noodopvanglocaties bijgekomen.
Niet alle noodopvanglocaties beschikken over een werkende Wifi-verbinding en/of studieruimtes.
Op sommige locaties speelt een tekort aan docenten Hierdoor kan de Voorinburgering
soms niet uitgevoerd worden. De activiteiten van de Meedoenbalies in AZC’s zijn ondergebracht
in het programma Vroege Integratie en Participatie (VRIP) en zijn voor alle bewoners
op het AZC: asielzoekers en statushouders. Voor de VRIP/Meedoenbalies is het jaarlijkse
budget opgehoogd met 4 mln. Dit programma staat los van de Voorinburgering die alleen
voor inburgeringsplichtige statushouders is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier